Toelichting bij COM(2003)221 - Ondertekening van het Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991 van de VN/ECE

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991 van de VN/ECE (het Verdrag van Espoo) heeft, voortbouwend op bestaande MER-wetgeving, procedures ingesteld voor het raadplegen van partijen die getroffen kunnen worden door grensoverschrijdende milieueffecten van voorgestelde projecten. Het verdrag is in werking getreden in 1997. De Europese Gemeenschap heeft het ondertekend op 26 februari 1991 en geratificeerd op 24 juni 1997. De voornaamste bepalingen ervan worden ten uitvoer gelegd bij Richtlijn 97/11/EG, die in nationale wetgeving moest zijn omgezet tegen maart 1999.

Het vermogen om negatieve milieueffecten te vermijden op projectniveau kan worden ingeperkt door reeds in plannen of beleid genomen beslissingen. Om deze reden wordt algemeen aanvaard dat een soortgelijk proces van rapportage op deze niveaus moet worden uitgevoerd. Dit staat algemeen bekend als strategische milieueffectrapportage (SMER). Met het oog hierop moesten de partijen krachtens het Espoo-Verdrag reeds trachten voor zover nodig de beginselen van milieueffectrapportage toe te passen op beleid, plannen en programma's.

De EU-wetgeving betreffende SMER is opgenomen in Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (de SMER-Richtlijn). De SMER-Richtlijn is van toepassing op een brede categorie plannen en programma's, en voorziet in gedetailleerde eisen voor het beoordelen van en rapporteren over de milieueffecten ervan. De richtlijn omvat een bepaling over grensoverschrijdende effecten die op het Verdrag van Espoo is geïnspireerd.

De tweede vergadering van de partijen bij het Espoo-Verdrag (26-27 februari 2001) heeft besloten onderhandelingen te starten voor de voorbereiding van een wettelijk bindend instrument in de vorm van een Protocol inzake strategische milieueffectrapportage bij het verdrag. Het doel was dit af te ronden zodat het mogelijk kon worden aangenomen tijdens de vijfde ministeriële conferentie Environment for Europe die gehouden wordt in Kiev, Oekraïne in mei 2003. De Raad heeft op 27 september 2001 een besluit aangenomen houdende machtiging van de Commissie om namens de Gemeenschap te onderhandelen over het protocol en de consistentie te verzekeren met de relevante EG-wetgeving.

De tekst van het protocol is overeengekomen op de 8ste onderhandelingsvergadering, die plaatshad op 30 januari 2003.

De doelstellingen van het protocol zijn opgenomen in artikel 1. De doelstellingen zijn te voorzien in een hoog niveau van bescherming van het milieu, inclusief gezondheid, en te verzekeren dat deze preoccupaties worden geïntegreerd in maatregelen en instrumenten die bedoeld zijn om duurzame ontwikkeling te bevorderen.

De materiële verplichtingen van het protocol vallen uiteen in drie groepen.

In de eerste plaats zijn er de algemene bepalingen betreffende bijstand en begeleiding van het publiek, erkenning van en steun aan relevante verenigingen, bevordering van de doelstellingen van het protocol internationaal, en de rechten van personen die hun rechten uitoefenen krachtens het protocol om niet te worden bestraft of gediscrimineerd op grond van staatsburgerschap, enz.

In de tweede plaats zijn er de bepalingen die betrekking hebben op de milieueffectrapportage inzake sommige plannen en programma's. Deze zijn verdeeld in twee groepen; een groep (artikel 4, lid 2) waarvoor rapportage verplicht is behalve in bepaalde beperkte gevallen, en een groep (artikel 4, lid 3) die rapportage vereist wanneer de partijen van oordeel zijn dat zij significante effecten kunnen hebben. Er zijn gedetailleerde bepalingen betreffende de verschillende fasen van de milieueffectrapportage.

In de derde plaats bouwt het protocol voort op de bepaling betreffende beleid in het Verdrag van Espoo door eisen in te stellen inzake beleid en wetgeving. De partijen moeten trachten te verzekeren dat milieu-, inclusief gezondheidspreoccupaties voor zover nodig in overweging worden genomen en geïntegreerd bij de voorbereiding van beleid en wetgeving die significante effecten kunnen hebben op milieu, inclusief de gezondheid. Hierbij moeten zij de passende beginselen en elementen van het protocol in overweging nemen. Zij moeten in voorkomende gevallen de praktische regelingen in dat verband bepalen en aan de vergadering van de partijen verslag uitbrengen over hun toepassing van deze eisen.

De Europese Commissie is, in overeenstemming met haar strategie inzake duurzame ontwikkeling en betere regulering, voornemens artikel 13 van het Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het Verdrag van Espoo uit te voeren via de effectbeoordelingsprocedures opgenomen in de Mededeling over effectbeoordeling (COM (2002) 276 def.), die op uitgebalanceerde wijze de economische, sociale en milieucomponenten van duurzame ontwikkeling benaderen.

Verwijzingen in het protocol naar het milieu of milieu- worden altijd gekwalificeerd met de zin inclusief de gezondheid. De menselijke gezondheid is reeds opgenomen in de elementen van het milieu waarover informatie moet worden verstrekt in het krachtens de SMER-richtlijn vereist milieurapport. Het versterken van de verwijzingen in het protocol is bedoeld om extra gewicht te geven aan een aspect van het milieu dat vaak wordt veronachtzaamd in de huidige MER's. Gewild is niet de implicatie dat een medische beoordeling moet worden uitgevoerd. Dit is duidelijk uit de definitie van milieu-, inclusief gezondheidseffect, dat in essentie dezelfde milieufactoren behelst als de milieurapporten krachtens de richtlijn moeten behelzen.

In de meeste materiële bepalingen van het protocol wordt voorzien door de eisen van de SMER-richtlijn. De voornaamste uitzondering is artikel 13 betreffende beleid en wetgeving, dat geen equivalent heeft in de richtlijn.

Meerdere aspecten van de EU-dimensie verdienen aandacht. Onder meer de EG en de lidstaten hebben een voortrekkersrol gespeeld bij de ontwikkeling van het concept en de praktijk van de SMER en zij dienen hun steun te bevestigen door de ondertekening van het protocol. Aangezien milieuproblemen geen nationale grenzen respecteren is het wenselijk dat milieueffectrapportages worden uitgevoerd overeenkomstig consistente regels. Vandaar dat de EU-wetgeving en de wetgeving van de VN/ECE zoveel mogelijk in harmonie moeten zijn.

Ondertekening is de laatste stap vóór ratificatie en als partij bij het protocol zal de Gemeenschap zelf gebonden zijn aan de eisen ervan voor zover haar activiteiten binnen de werkingssfeer van het protocol vallen. Dit is in lijn met het Witboek betreffende Europese governance en de mededeling van de Commissie betreffende effectrapportage. Ratificatie door de EG en de lidstaten zou een voldoende aantal ratificaties moeten verzekeren om het protocol in werking te laten treden (er zijn er 16 nodig).

Gelet op de bovenstaande overwegingen dient de Gemeenschap, behoudens erop volgende sluiting, het protocol te ondertekenen betreffende strategische milieueffectrapportage bij het Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband.