Toelichting bij COM(2009)583 - Machtiging van Oostenrijk een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 168 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen. Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 2 juni 2009, heeft de Republiek Oostenrijk verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van artikel 168 van de btw-richtlijn. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 10 september 2009 van het verzoek van Oostenrijk in kennis gesteld. Bij brief van 21 september 2009 heeft de Commissie Oostenrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

Algemene context


Overeenkomstig artikel 168 van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen. De derogatiemaatregel waarvoor Oostenrijk een verlenging vraagt, bepaalt evenwel dat de btw op de goederen en diensten die een belastingplichtige voor meer dan 90 % voor privédoeleinden of andere dan bedrijfsdoeleinden gebruikt, volledig van de aftrek wordt uitgesloten. De machtiging voor deze derogatie werd oorspronkelijk verleend bij Beschikking 2004/866/EG van de Raad van 13 december 2004 (PB L 371 van 18.12.2004, blz. 47). De Commissie heeft zich eerder al op het standpunt geplaatst dat de derogatie wordt gerechtvaardigd door de noodzaak om de btw-heffing te vereenvoudigen, en dat de in het stadium van het eindverbruik verschuldigde belasting er niet noemenswaardig door wordt beïnvloed. Aangezien de juridische en feitelijke omstandigheden van de oorspronkelijke derogatie nog steeds relevant zijn, moet voorliggend derogatieverzoek worden ingewilligd. De verlenging moet evenwel in de tijd worden beperkt zodat kan worden geëvalueerd - vóórdat een eventueel nieuw verzoek van Oostenrijk tot verlenging, op basis van de daarvoor vereiste informatie die het land moet verstrekken, in overweging wordt genomen - of deze omstandigheden, die de rechtvaardiging voor de derogatie vormen, niet zijn gewijzigd. Daarom moet de derogatie worden beperkt tot 31 december 2012.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Beschikking van de Raad van 13 december 2004 waarbij Oostenrijk wordt gemachtigd af te wijken van artikel 17 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (PB L 371 van 18.12.2004, blz. 47).

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Niet relevant.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Dit voorstel voor een beschikking strekt ertoe de heffing van de btw te vereenvoudigen ter zake van goederen en diensten die in zeer grote mate voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, en kan bijgevolg een positief effect sorteren. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingduur van de derogatie, zal het effect evenwel in ieder geval beperkt zijn.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Machtiging van Oostenrijk tot handhaving van een maatregel die afwijkt van de btw-richtlijn en voorziet in een totale uitsluiting van het recht op aftrek ter zake van goederen en diensten die door een belastingplichtige voor meer dan 90 % voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.

Rechtsgrondslag


Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteitsbeginsel


Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn moet een lidstaat die van die richtlijn afwijkende maatregelen wil treffen, daarvoor machtiging krijgen van de Raad in de vorm van een beschikking van de Raad. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Deze beschikking betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel.

Keuze van instrumenten



Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een beschikking van de Raad is het meest geschikte instrument, aangezien een beschikking tot individuele lidstaten kan worden gericht.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling



Het voorstel bevat een vervalbepaling.