Toelichting bij COM(2002)582 - Standpunt van de EG in de ACS-EG-Raad van Ministers met betrekking tot een besluit over de herverdeling van niet-toegewezen middelen en niet-vastgelegde rentesubsidies van het 8e Europees Ontwikkelingsfonds

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Besluit nr. 1/2000 van de ACS-EG-Raad van 27 juli 2000  i betreffende overgangsmaatregelen die geldig zijn van 2 augustus 2000 tot de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Cotonou, voorziet in vervroegde toepassing van de Overeenkomst en verdere toepassing van enkele bepalingen van de herziene Vierde Overeenkomst van Lomé.

Overeenkomstig het besluit betreffende overgangsmaatregelen, nam de ACS-EG-Raad van Ministers Besluit nr. 3/2000 van 15 december 2000  i en Besluit nr. 10/2001 van 20 december 2001  i (door delegatie van bevoegdheden aan het Comité van Ambassadeurs). Deze besluiten hebben betrekking op het gebruik van niet-toegewezen middelen van het 8e EOF, en beogen de continuïteit te verzekeren van een aantal activiteiten in de periode vóór de inwerkingtreding van het 9e EOF. Aangezien het 9e EOF niet, zoals de bedoeling was, in juni 2002 in werking is getreden, zijn er een aantal activiteiten die niet onder deze besluiten vallen waarover de ACS-EG-Raad van Ministers een besluit moet nemen.

Het aangehechte ontwerpbesluit voorziet in de toewijzing van niet-toegewezen middelen voor een bedrag van 54,2 miljoen euro en niet-vastgelegde rentesubsidies voor een bedrag van 200 miljoen euro uit het 8e EOF voor de volgende doeleinden:

1. Middelen voor internationaal overeengekomen initiatieven voor schuldvermindering

Bij Besluit nr. 1/1999 van 8 december 1999  i en Besluit nr. 2/2001 van 20 december 2001  i, heeft de ACS-EG-Raad van Ministers voor een totaalbedrag van 1 060 miljoen euro middelen toegewezen voor schuldverlichtingsmechanismen ten behoeve van ACS-staten met een zware schuldenlast  i. Deze middelen waren bestemd (i) om de algemene financiering te dekken van het initiatief ten gunste van arme landen met een zware schuldenlast (HIPC), ter hoogte van 680 miljoen euro, en (ii) om schulden en schuldaflossingsverplichtingen aan de Gemeenschap te dekken van ACS-staten die in aanmerking komen voor het HIPC-initiatief, ter hoogte van in totaal 380 miljoen euro. Om de voortzetting te garanderen van de steun van de Gemeenschap voor het in 1999 genomen en in 2001 aangevulde initiatief, wordt voorgesteld dat tenminste 125 miljoen euro wordt overgedragen van niet-vastgelegde rentesubsidies naar bijstand aan ACS-staten die in aanmerking komen voor het HIPC-initiatief  i. Deze middelen worden met prioriteit gebruikt om schulden en schuldaflossingsverplichtingen aan de Gemeenschap te betalen.

2. VREDESOPBOUW, CONFLICTPREVENTIE EN CONFLICTOPLOSSING

De Gemeenschap en de ACS-staten hebben zich ertoe verbonden een actief, veelomvattend en geïntegreerd beleid te voeren inzake vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing. Binnen dit kader dient steun te worden verleend aan landen die in het recente verleden bij grensoverschrijdende conflicten betrokken zijn geweest, teneinde hen te helpen hun vredesinspanningen te consolideren. Bij Besluit nr. 10/2001 heeft het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs daarvoor 50 miljoen euro toegewezen. Gezien de aanzienlijke behoeften aan bijstand op dit gebied, wordt voorgesteld een aanvullend bedrag van 25 miljoen euro over te dragen van niet-vastgelegde rentesubsidies naar steun voor conflictpreventie en conflictoplossing, overeenkomstig artikel 11, leden 2 en 3, van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst, die bij Besluit nr. 1/2000 van de ACS-EG-Raad van Ministers vervroegd werd toegepast.

3. ACTIES MET RISICODRAGEND KAPITAAL

Bij Besluit nr. 2/2000 van 15 december 2000  i besloot de ACS-EG-Raad van Ministers uit niet-toegewezen middelen en niet-vastgelegde rentesubsidies 300 miljoen euro toe te wijzen voor acties met risicodragend kapitaal, naast de initiële toewijzing in het kader van het Financieel Protocol van de herziene Vierde Overeenkomst van Lomé. Dit besluit werd genomen om te garanderen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn voor acties van dit type, in afwachting van de inwerkingtreding van het 9e EOF. Volgens prognoses van de Europese Investeringsbank, die de acties met risicodragend kapitaal beheert, zijn de op dit moment voor deze acties beschikbare middelen niet toereikend om alle behoeften te vervullen in de periode tot de inwerkingtreding van het 9e EOF, die naar verwachting niet vóór begin 2003 plaatsvindt. Derhalve wordt voorgesteld om een aanvullend bedrag van 50 miljoen euro over te dragen van niet-vastgelegde rentesubsidies naar acties met risicodragend kapitaal.

Het aangehechte ontwerpbesluit bepaalt dat alle niet-vastgelegde saldi van de toewijzing van het 8e EOF voor acties met risicodragend kapitaal, bij de inwerkingtreding van het 9e EOF, worden gebruikt voor schuldvermindering.

4. Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven (COB)/ Technisch Centrum voor Landbouwsamenwerking en Plattelandsontwikkeling (TCLP)

Bovengenoemd besluit betreffende overgangsmaatregelen (nr. 1/2000) voorziet in vervroegde toepassing van de bepalingen betreffende het COB en het TCLP in bijlage III van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst. In overeenstemming met dit besluit omvatten Besluit nr. 3/2000 en Besluit nr. 10/2001 voor de begrotingsjaren 2001 en 2002 toewijzingen aan het COB en het TCLP uit de niet-toegewezen middelen van het 8e EOF, als voorschot op het 9e EOF (in het Financieel Protocol van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst wordt van het 9e EOF 90 miljoen euro voor het COB en 70 miljoen euro voor het TCLP gereserveerd).

Aangezien het 9e EOF waarschijnlijk niet vóór begin 2003 in werking treedt, moet voor het begrotingsjaar 2003 een nieuwe voorziening worden getroffen voor het COB en het TCLP. Het benodigde totaalbedrag voor de financiering van de COB-begroting in 2003 wordt geschat op maximaal 22 miljoen euro. Aangezien 6,8 miljoen euro beschikbaar blijft onder het 8e EOF, overeenkomstig de herverdelingsbesluiten van december 2000 en december 2001, is voor het COB voor het begrotingsjaar 2003 een extra bedrag nodig van 15,2 miljoen euro. De behoeften van het TCLP voor dat begrotingsjaar bedragen 14 miljoen euro. Om deze financiële middelen vrij te maken, moet de ACS-EG-Raad van Ministers toestemming verlenen voor het gebruik van niet-toegewezen middelen van het 8e EOF, als voorschot op het 9e EOF.

Het aangehechte ontwerpbesluit bepaalt dat alle niet-vastgelegde saldi van de speciale toewijzingen van het 8e EOF voor het COB en het TCLP, bij de inwerkingtreding van het 9e EOF, worden gebruikt voor schuldvermindering.

5. REGIONALE SAMENWERKING

In het aan de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst gehechte Financieel Protocol wordt een bedrag van 1 300 miljoen euro gereserveerd voor regionale samenwerking. Overeenkomstig bovengenoemd besluit betreffende overgangsmaatregelen (nr. 1/2000) wordt de financiële samenwerking, in afwachting van de inwerkingtreding van het 9e EOF, gefinancierd met middelen van voorgaande EOF's. Bepaalde regio's hebben onvoldoende middelen om nieuwe projecten uit te voeren. Derhalve wordt voorgesteld dat de ACS-EG-Raad van Ministers toestemming verleent voor het gebruik van niet-toegewezen middelen van het 8e EOF met een maximum van 25 miljoen euro, als voorschot op het 9e EOF.

Wat punt 3 en 4 betreft, bepaalt het aangehechte ontwerpbesluit dat alle niet-vastgelegde saldi van de speciale toewijzing van het 8e EOF voor regionale samenwerking, bij inwerkingtreding van het 9e EOF, worden gebruikt voor schuldvermindering.

Om bovengenoemde redenen stelt de Commissie voor dat de Raad zijn goedkeuring hecht aan aangehecht ontwerpbesluit inzake het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers met betrekking tot een besluit over de herverdeling van niet-toegewezen middelen en niet-vastgelegde rentesubsidies van het 8e EOF.