Toelichting bij COM(2006)479 - Tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke Lissabonprogramma - Voorstel voor een Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


In een vergrijzend maar technologisch en economisch snel veranderend Europa is een leven lang leren een noodzaak geworden. Voor het concurrentievermogen en de sociale cohesie van de EU is het van essentieel belang dat de kennis, vaardigheden en competenties van de burgers permanent worden vernieuwd. Door het gebrek aan communicatie en samenwerking tussen onderwijs- en opleidingsverstrekkers/-autoriteiten op de verschillende niveaus en in de verschillende landen, is een leven lang leren evenwel gecompliceerd. De hieruit voortvloeiende hinderpalen verhinderen vaak dat individuele burgers toegang krijgen tot onderwijs en opleiding, of kwalificaties van verschillende instellingen kunnen combineren. Zij maken het burgers moeilijk mobiel te zijn op de Europese arbeidsmarkt en werkelijk een leven lang en in alle levenssituaties (d.w.z. via alle onderwijs- en opleidingsniveaus en door formeel, niet-formeel en informeel leren) te leren. De Europese Raad van Lissabon van 2000 concludeerde dan ook dat meer transparantie op het gebied van kwalificaties en een leven lang leren twee van de belangrijke pijlers moeten zijn van de inspanningen om de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels aan de behoeften van de kennismaatschappij en de noodzaak van méér en betere werkgelegenheid aan te passen. Dit werd ook onderstreept door de Europese Raad van Barcelona in 2002 die – als een element in de strategie om onderwijs en opleiding voor 2010 tot een kwaliteitsreferentie op wereldniveau te maken – aandrong op de invoering van instrumenten met het oog op de transparantie van kwalificaties. De resolutie van de Raad van 2002 inzake levenslang leren verzocht de lidstaten de samenwerking te bevorderen en bruggen te slaan tussen formele, niet-formele en informele leervormen. Dit werd gezien als een voorwaarde voor de verwezenlijking van een Europese ruimte voor levenslang leren op basis van de resultaten van het Bolognaproces voor het hoger onderwijs, en voor de ontwikkeling van soortgelijke maatregelen op het gebied van de beroepsopleiding. Op de ontwikkeling van een Europees kwalificatiekader werd verder aangedrongen in het gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie van 2004 over de uitvoering van het werkprogramma 'Onderwijs en opleiding 2010' en, in het kader van het Kopenhagenproces, in de conclusies van de Raad van 15 november 2004 over de toekomstige prioriteiten voor een intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en –opleiding. In de context van het Bolognaproces onderstreepte de conferentie van ministers bevoegd voor hoger onderwijs in Bergen in mei 2005 het belang van de complementariteit van het kader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs en het voorgestelde Europees kwalificatiekader. In de context van de herziene Lissabonstrategie werd tot slot ook in de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2005-2008 benadrukt dat het noodzakelijk is flexibele leertrajecten aan te bieden en de mobiliteit van studenten en personen in opleiding te vergroten, door de omschrijving en transparantie van kwalificaties te verbeteren, kwalificaties daadwerkelijk te erkennen en niet-formeel en informeel leren te valideren. Het Europees kwalificatiekader is van essentieel belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU in de Lissabonagenda voor groei en werkgelegenheid. Met dit voorstel wordt gevolg gegeven aan het hierboven beschreven politieke mandaat en de nadruk die het legt op een leven lang leren. Het Europees kwalificatiekader heeft als belangrijkste doel een convector te zijn en een neutraal referentiepunt om kwalificaties in verschillende onderwijs- en opleidingsstelsels te vergelijken, alsook de samenwerking en het wederzijds vertrouwen tussen de belanghebbenden te versterken. Dit zal de transparantie vergroten en de overdracht en het gebruik van kwalificaties tussen en in verschillende onderwijs- en opleidingssystemen en -niveaus vergemakkelijken.

Algemene context


In Europa is er een grote verscheidenheid aan onderwijs- en opleidingsinstellingen en -systemen. Dit getuigt van een brede en sterke consensus dat onderwijs en opleiding een weerspiegeling moeten zijn van en moeten beantwoorden aan leerbehoeften op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Deze rijkdom en verscheidenheid van onderwijs en opleiding in Europa kunnen worden beschouwd als een belangrijke troef en als iets waardoor snel en doeltreffend op technologische en economische veranderingen kan worden gereageerd. De Europese Raden van Lissabon en Barcelona erkenden dat een grotere transparantie van kwalificaties een noodzakelijke voorwaarde is om van deze diversiteit te kunnen profiteren. Een situatie waarin onderwijs- en opleidingssystemen en -instellingen geïsoleerd van elkaar werken, kan tot fragmentering leiden, waardoor burgers worden gehinderd en niet geholpen om hun kennis, vaardigheden en competenties te ontwikkelen. Transparantie van kwalificaties wordt gedefinieerd als de mate waarin de waarde van kwalificaties op de arbeidsmarkt, in onderwijs en opleiding en in een bredere maatschappelijke context kan worden vastgesteld en vergeleken. Transparantie kan bijgevolg worden beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde voor de erkenning van leerresultaten, die tot kwalificaties leiden. Een grotere transparantie is om de volgende redenen belangrijk: - zij stelt de individuele burger in staat de relatieve waarde van kwalificaties te beoordelen; - zij is een voorwaarde en een vereiste voor overdracht en accumulatie van kwalificaties. Om een leven lang en in alle levenssituaties te kunnen leren, moeten individuen kwalificaties die in verschillende contexten, systemen en landen zijn verworven, kunnen combineren en erop kunnen voortbouwen. Dankzij transparante systemen kan worden beoordeeld hoe kwalificaties aan elkaar kunnen worden gekoppeld en/of met elkaar kunnen worden gecombineerd; - zij zorgt ervoor dat de werkgever het profiel, de inhoud en de relevantie van kwalificaties die op de arbeidsmarkt worden aangeboden, beter kan beoordelen; - zij maakt het verstrekkers van onderwijs en opleiding mogelijk het profiel en de inhoud van hun eigen aanbod te vergelijken met die van andere aanbieders en is dus ook een belangrijke voorwaarde voor kwaliteitsborging in onderwijs en opleiding.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Op EU-niveau zijn diverse initiatieven genomen om de transparantie te vergroten, de overdracht te ondersteunen en de waardering van leerprestaties te vergemakkelijken. Besluit 85/368/EEG van de Raad van 16 juli 1985 voerde een systeem in voor de vergelijkbaarheid van de kwalificaties uit het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen. Op basis van dat besluit werden in totaal 219 kwalificaties in 19 sectoren vergeleken; de resultaten zijn in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Deze werkwijze bleek veel middelen te vergen en was niet vol te houden, onder meer door de gecentraliseerde aanpak en de constante en snelle ontwikkeling van de kwalificaties. Daardoor had het werk dat op Europees vlak werd verricht weinig impact op het niveau van nationale en sectorale belanghebbenden en werd de tenuitvoerlegging van het besluit stopgezet. Met het Europees kwalificatiekader worden de beperkingen van het besluit van 1985 echter uit de weg geruimd: de aandacht wordt namelijk toegespitst op een grotere transparantie van de kwalificaties en er wordt een gedecentraliseerde aanpak voor samenwerking ingevoerd die de toenemende complexiteit van de kwalificaties in Europa weerspiegelt. In het hoger onderwijs zijn belangrijke stappen gezet in de richting van een overkoepelend kwalificatiekader. De ministers voor hoger onderwijs van 45 Europese landen hebben op de vroegere akkoorden van Bologna (1999) en Berlijn (2003) voortgebouwd en in mei 2005 in Bergen overeenstemming bereikt over de goedkeuring van een overkoepelend kwalificatiekader. Het kader bevat op leerresultaten gebaseerde descriptoren voor de drie cycli van het hoger onderwijs en voert voor de eerste twee cycli minimum- en maxiumaantallen studiepunten in. Voorts hebben de ministers zich ertoe verplicht tegen 2010 nationale kwalificatiekaders voor het hoger onderwijs op te stellen; zij hebben ook onderstreept dat het belangrijk is dat het kader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs en het Europees kwalificatiekader complementair zijn. Beschikking nr. 2241/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende een enkel communautair kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass) heeft een reeks Europese instrumenten ingevoerd die individuen kunnen gebruiken om hun kwalificaties en competenties te beschrijven. Bij de verdere ontwikkeling van Europass moet rekening worden gehouden met de vaststelling van het Europees kwalificatiekader. Alle relevante Europass-documenten, in het bijzonder het Europass-diplomasupplement en het Europass-certificaatsupplement, moeten een duidelijke verwijzing naar het passende niveau van het Europees kwalificatiekader bevatten. Het bestaande Europese puntenoverdrachtsysteem (European Credit transfer system - ECTS) voor het hoger onderwijs en het nieuwe Europese puntenoverdrachtsysteem voor het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (European Credit Transfer System for Vocational Education and Training - ECVET) zullen het voor individuele personen gemakkelijker maken het aanbod aan onderwijs en opleidingen in verschillende landen te combineren. Terwijl het ECTS al ruim tien jaar geleden werd ontwikkeld en in het hoger onderwijs reeds alom wordt gebruikt, wordt het ECVET momenteel pas getest en binnenkort aan een openbare raadpleging onderworpen. Beide instrumenten zijn belangrijke initiatieven die directe ondersteuning bieden voor individuele burgers die kwalificaties of kwalificatie-eenheden over institutionele en nationale grenzen heen willen overdragen. Het Europees kwalificatiekader voert gemeenschappelijke referentieniveaus in en bevordert het wederzijdse vertrouwen, en zal zo een basis vormen om deze systemen te versterken en verder uit te bouwen. In 2004 bereikte de Raad overeenstemming over een reeks Europese beginselen voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren. Deze beginselen vormen een basis voor een versterkte samenwerking op het gebied van de validatie en moedigen de Commissie, de lidstaten en de sociale partners ertoe aan meer systematisch validatiemethoden en -systemen in te voeren. Bij de tenuitvoerlegging van het Europees kwalificatiekader moet met deze beginselen rekening worden gehouden, in het bijzonder omdat de op leerresultaten gebaseerde aanpak van het Europees kwalificatiekader de validatie van niet-formeel en informeel leren zal vergemakkelijken. Het Ploteus-portaal over leermogelijkheden (ec.europa.eu/ploteus) draagt bij tot een grotere transparantie van kwalificaties doordat het informatie verstrekt over onderwijs, opleiding en leermogelijkheden in Europese landen. Bij de verdere ontwikkeling van Ploteus zal rekening worden gehouden met de referentieniveaus die door het Europees kwalificatiekader zijn ingevoerd.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


De wederzijdse erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen is geregeld bij Richtlijn 2005/36/EG van 7 september 2005. Deze richtlijn consolideert, moderniseert en vereenvoudigt 15 bestaande richtlijnen die tussen 1975 en 1999 werden vastgesteld, voorziet in een systeem voor automatische erkenning van kwalificaties voor beroepen met geharmoniseerde opleidingseisen (artsen, ziekenverplegers, verloskundigen, tandartsen, dierenartsen, apothekers) en voor architecten. Voor de andere gereglementeerde beroepen (momenteel zijn ongeveer 800 beroepen in één of meer EU-lidstaten gereglementeerd) zijn de systemen op wederzijdse erkenning gebaseerd: een persoon die gekwalificeerd is om een beroep uit te oefenen in een lidstaat, moet ook toestemming krijgen om dat beroep in een andere lidstaat uit te oefenen. De werkingssfeer van Richtlijn 2005/36/EG verschilt in zoverre van die van het Europees kwalificatiekader dat dit laatste geen instrument is dat migranten rechten verleent voor de erkenning van hun in een lidstaat verworven kwalificaties met het oog op de uitoefening van een gereglementeerd beroep in een andere lidstaat. In een dergelijk geval legt alleen Richtlijn 2005/36/EG de autoriteiten van de lidstaten juridisch bindende verplichtingen op. Wederzijdse erkenning is eveneens het doel van Richtlijn 1996/26/EG inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg. Een voorstel voor de herziening van deze richtlijn wordt in 2007 door de Commissie besproken. Daarbij zal rekening worden houden met de vaststelling van het Europees kwalificatiekader. Tot slot verklaarde de Europese Raad van 15 en 16 oktober 1999 dat derdelanders die in het bezit zijn van een vergunning tot langdurig verblijf een aantal uniforme rechten moeten verkrijgen die zo dicht mogelijk bij de rechten van EU-burgers liggen. Richtlijn 2003/109/EG van de Raad i bepaalt dan ook: "Langdurig ingezetenen genieten op de volgende gebieden dezelfde behandeling als de eigen onderdanen: c) erkenning van beroepsdiploma's, -certificaten en andere titels, overeenkomstig de van toepassing zijnde nationale procedures", ook wanneer zij gebruik maken van het hun door deze richtlijn verleende recht op mobiliteit binnen de EU. Het Europees kwalificatiekader zal dan ook bijdragen tot een doeltreffende toepassing van dat recht in situaties waar Richtlijn 2005/36/EG niet van toepassing is.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


In juli 2005 lanceerde de Europese Commissie op basis van het werkdocument van de Commissie SEC (2005) 957 in heel Europa een raadplegingsproces over het Europees kwalificatiekader. Een ontwerp van het Europees kwalificatiekader werd voorgelegd aan de 32 landen die aan het werkprogramma 'Onderwijs en opleiding 2010' deelnemen, aan de Europese sociale partners, sectorale en bedrijfstakorganisaties, onderwijsinstellingen en -verenigingen en NGO's. Als onderdeel van het raadplegingsproces werd het ontwerp van het Europees kwalificatiekader ook voorgelegd aan en besproken tijdens een hele reeks vergaderingen die de nationale autoriteiten, sociale partners, sectorale organen en andere organisaties tijdens het najaar van 2005 organiseerden. De resultaten van het raadplegingsproces werden besproken tijdens een conferentie in Budapest in februari 2006.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden


Het raadplegingsproces resulteerde in uitgebreide feedback van een grote verscheidenheid aan belanghebbenden in 31 Europese landen, waaronder de kandidaat-lidstaten, en bevestigde brede steun voor het Europees kwalificatiekader. De meeste respondenten waren het erover eens dat er behoefte bestaat aan een gemeenschappelijk Europees referentiekader. De steun werd evenwel afhankelijk gesteld van een reeks eisen en aanbevelingen, waarmee in dit voorstel rekening is gehouden. Bijzondere nadruk is gelegd op de verfijning en vereenvoudiging van de descriptoren voor de referentieniveaus.

Van 5 juli 2005 tot 31 december 2005 heeft op internet een openbare raadpleging plaatsgevonden. De Commissie heeft 125 reacties ontvangen, waaronder de resultaten van nationale raadplegingen. De resultaten zijn beschikbaar op de website ec.europa.eu/education/policies/educ/eqf/index_en.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden


Het voorstel voor het Europees kwalificatiekader is er gekomen dankzij intensieve medewerking van een aantal internationale deskundigen met ervaring op het gebied van kwalificaties en kwalificatiekaders.

Gebruikte methode


Een reeks studies die door het Cedefop en de follow-upgroep van het Bolognaproces werden gelanceerd, hebben rechtstreeks bijgedragen tot het voorstel voor een Europees kwalificatiekader. Het Cedefop-verslag van 2004 over 'European reference levels for education and training' (Europese refenentieniveaus voor onderwijs en opleiding) bouwt in sterke mate voort op relevant, internationaal onderzoek op dat gebied en presenteert het eerste ontwerp van een kader dat alle mogelijke kwalificaties omvat. Het verslag van de follow-upgroep van het Bolognaproces over een kwalificatiekader in de Europese ruimte voor hoger onderwijs heeft de functies van het Europees kwalificatiekader helpen definiëren en verduidelijken, in het bijzonder wat de verhouding tussen het nationale en het Europese niveau betreft. Het in juli 2005 gepresenteerde ontwerp van het Europees kwalificatiekader was gebaseerd op het werk van een groep deskundigen die tussen het najaar van 2004 en het voorjaar van 2005 zeven keer vergaderde. De groep deskundigen concentreerde zich op de algemene doelstellingen en functies van het Europees kwalificatiekader, maar besteedde bijzondere aandacht aan het uitwerken van op referentieniveaus gebaseerde leerresultaten. In de groep hadden vertegenwoordigers van alle belangrijke geledingen van het onderwijs- en opleidingsstelsel (algemeen vormend onderwijs, volwasseneneducatie, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en alle andere opleidingen buiten het onderwijs) alsook vertegenwoordigers van de sectoren en sociale partners zitting. Daardoor was de groep goed geplaatst om een kader uit te werken voor alle mogelijke kwalificaties, beginnend bij het eind van de leerplicht tot aan het hoogste niveau van het academisch onderwijs, het beroepsonderwijs en de opleidingen buiten het onderwijs. Na de raadplegingsprocedure is een afzonderlijke werkgroep ingesteld om een vereenvoudigde en herziene set descriptoren voor de referentieniveaus uit te werken. Deze groep bereikte overeenstemming over een nieuwe set descriptoren voor de referentieniveaus, die in bijlage I van dit voorstel worden gebruikt, en over een set belangrijke definities waarop deze verordening steunt.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen


De leden van de groep deskundigen voor het Europees kwalificatiekader worden genoemd in het werkdocument van de Commissie SEC(2005) 957. Lidstaten, kandidaat-lidstaten en EER-landen alsook sociale partners werd verzocht voor de tweede groep, die aan een herziene set van descriptoren voor de referentieniveaus werkte, bekwame deskundigen aan te wijzen. Om het voorstel voor een Europees referentiekader te helpen opstellen en de Commissie bij de analyse van de antwoorden die tijdens het raadplegingsproces werden verzameld bij te staan, werden twee contracten uitbesteed. Het Cedefop en de Europese Stichting voor opleiding hebben een actieve bijdrage geleverd en hebben nauw samengewerkt met de Commissie, de externe deskundigen en de groepen deskundigen.

Ontvangen en gebruikte adviezen


Er zijn geen potentieel ernstige risico’s met onomkeerbare gevolgen gesignaleerd.

Vooral voor de uitwerking van de descriptoren voor de referentieniveaus in bijlage I bij dit voorstel is een beroep gedaan op deskundigenadvies.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek


De descriptoren voor de referentieniveaus waarover de groep deskundigen overeenstemming bereikte, waren opgenomen in een document dat aan het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding werd overgelegd. Tijdens de vergadering van 21 juni 2006 gaf dat comité een positief advies over de belangrijkste elementen van dat voorstel.

Effectbeoordeling


De eerste optie bestaat erin geen maatregelen te nemen (althans niet op EU-niveau), zodat de huidige regelingen voor vergelijkbaarheid, transparantie en overdracht van kwalificaties blijven gelden. Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties blijft in dat geval de mobiliteit van beoefenaren van een gereglementeerd beroep bevorderen, terwijl er verder niets wordt ondernomen voor beroepen waarop de richtlijn niet van toepassing is. De lidstaten blijven in beperkte mate samenwerken, indien nuttig via bilaterale overeenkomsten, maar deze samenwerking is complex en ongecoördineerd. Belanghebbenden kunnen de instrumenten voor transparantie en mobiliteit zoals 'Europass' en het Europese puntenoverdrachtsysteem (European Credit Transfer and Accumulation System - ECTS) voor het hoger onderwijs verder blijven gebruiken, maar geen van deze instrumenten biedt een algemeen kader voor samenwerking. Deze optie beantwoordt bijgevolg niet aan de vraag van de lidstaten naar een gemeenschappelijk Europees referentiepunt of -instrument. Een tweede optie is een mededeling van de Commissie. Een mededeling van de Commissie is echter geen rechtsinstrument; de lidstaten en het Europees Parlement worden evenmin bij de goedkeuring ervan betrokken. Deze optie leidt dan ook niet tot het nodige politieke engagement van de lidstaten, die bij de uitwerking van het Europees kwalificatiekader nauw met de Commissie hebben samengewerkt. Het heeft dan ook geen echt effect of toegevoegde waarde wat de tenuitvoerlegging op nationaal vlak betreft. Een derde optie is een aanbeveling van de Commissie overeenkomstig artikel 150 van het Verdrag (beroepsopleiding). Een dergelijke aanbeveling is echter niet gebaseerd op artikel 149 van het Verdrag (onderwijs) en geeft daardoor niet weer dat de onderdelen en doelstellingen van het Europees kwalificatiekader vanuit het oogpunt van een leven lang leren zowel onderwijs als opleiding betreffen. Bij deze optie wordt weliswaar een rechtsinstrument gecreëerd, maar net als bij optie 2 worden de lidstaten en het Europees Parlement niet bij de formele goedkeuring van het voorstel betrokken. Daardoor zou het aan engagement ontbreken voor de tenuitvoerlegging op nationaal vlak, die echter essentieel is voor succes en duurzame impulsen voor het Europees kwalificatiekader. De vierde bestudeerde optie is een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig de artikelen 149 en 150 van het Verdrag als rechtsinstrument voor de vaststelling van het Europees kwalificatiekader; in dat instrument wordt aanbevolen dat de lidstaten het Europees kwalificatiekader vrijwillig gebruiken als convector om kwalificaties met elkaar te vergelijken en de transparantie en overdracht van kwalificaties in heel Europa te vergemakkelijken. De vijfde optie is een beschikking van het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 150 van het Verdrag als rechtsinstrument voor de tenuitvoerlegging van het Europees kwalificatiekader. Zonder de rechtsgrondslag van artikel 149 heeft deze optie hetzelfde nadeel als optie 3 (onderwijs wordt uitgesloten); een dergelijke beschikking stelt voor de lidstaten die hun nationale kwalificatiesystemen aan het Europees kwalificatiekader relateren ook beginselen en verplichtingen vast. Er bestaat bij de belanghebbenden (lidstaten, sociale partners, sectoren en anderen) evenwel grote eensgezindheid over dat toepassing van een Europees kwalificatiekader volledig vrijwillig moet blijven.

De Commissie heeft een effectbeoordeling uitgevoerd, waarvan het verslag op de website van de Commissie toegankelijk zal zijn.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)


In de voorgestelde aanbeveling wordt een Europees kwalificatiekader vastgesteld als referentie-instrument voor de onderlinge vergelijking van kwalificatieniveaus in nationale kwalificatiesystemen en kwalificatiesystemen die door internationale sectorale organisaties zijn uitgewerkt. De belangrijkste bestanddelen van het Europees kwalificatiekader zijn een set Europese referentieniveaus die in termen van leerresultaten worden beschreven, en mechanismen en beginselen voor vrijwillige samenwerking. De lidstaten wordt aanbevolen het Europees referentiekader als een referentie-instrument te gebruiken om de kwalificatieniveaus in de verschillende kwalificatiesystemen met elkaar te vergelijken, hun kwalificatiesystemen aan het Europees kwalificatiekader te relateren door kwalificatieniveaus aan de overeenkomstige niveaus van het Europees kwalificatiekader te relateren, en zo nodig een nationaal kwalificatiekader vast te stellen. Nieuwe kwalificaties en 'Europass'-documenten moeten bovendien een duidelijke verwijzing naar het passende niveau van het Europees kwalificatiekader bevatten. In de situaties die tot de werkingssfeer van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties behoren, mogen deze referenties geen invloed hebben op de rechten van de migrant. De lidstaten wordt eveneens aanbevolen zich bij het definiëren en uitwerken van kwalificaties op leerresultaten te baseren, de validatie van niet-formeel en informeel leren te bevorderen, en ter ondersteuning en coördinatie van de verbanden tussen het nationale kwalificatiesysteem en het Europees kwalificatiekader een nationaal centrum voor het Europees kwalificatiekader aan te wijzen, en er daarbij in het bijzonder voor te zorgen dat gebruik wordt gemaakt van mechanismen voor kwaliteitsborging en transparante procedures. In het voorstel wordt de Commissie verzocht de lidstaten en de internationale sectorale organisaties bij de toepassing van het Europees kwalificatiekader te helpen, een adviesgroep voor het Europees kwalificatiekader in te stellen die toeziet op de algemene samenhang van het samenwerkingsproces, en de tenuitvoerlegging van het Europees kwalificatiekader monitort met het oog op een mogelijke herziening van de aanbeveling vijf naar na goedkeuring. In deze groep zullen vertegenwoordigers van de nationale centra voor het Europees kwalificatiekader, de Europese sociale partners, en in voorkomend geval ook andere belanghebbenden zitting hebben.

Rechtsgrondslag


Voorgesteld wordt het Europees kwalificatiekader vast te stellen overeenkomstig de artikelen 149 én 150 omdat het kwalificatiekader tweeledig is: het bevat onderdelen en streeft doelstellingen na voor zowel onderwijs als beroepsopleiding, die in het Europees kwalificatiekader vanuit het oogpunt van een leven lang leren even belangrijk zijn. Het kwalificatiekader steunt het onderwijs en de beroepsopleiding doordat het de mobiliteit van burgers door de overdracht van hun kwalificaties tussen nationale structuren en tussen het algemeen vormend onderwijs, het hoger onderwijs en de beroepsopleiding aanmoedigt. Het kwalificatiekader bevordert de samenwerking tussen de lidstaten, ondersteunt hun activiteiten en vult die aan.

Subsidiariteitsbeginsel


Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

Het Europees kwalificatiekader heeft als belangrijkste functie de conversie en vergelijking van kwalificaties die door nationale autoriteiten worden toegekend, te vergemakkelijken. Aangezien dit een transnationaal probleem is, kan het niet door de lidstaten worden opgelost, vooral doordat het gebrek aan wederzijds vertrouwen tussen nationale en sectorale belanghebbenden als één van de belangrijkste problemen is aangemerkt, waardoor het aan transparantie ontbreekt en de overdracht van kwalificaties wordt verhinderd.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

Alle lidstaten worden geconfronteerd met de uitdagingen inzake transparantie en overdracht van kwalificaties, die niet uitsluitend op nationaal en sectoraal niveau kunnen worden aangepakt.

Indien alle 25 lidstaten met alle andere lidstaten afzonderlijk en op een ongecoördineerde manier bilaterale overeenkomsten over het thema van deze verordening zouden sluiten, zou dat een bijzonder complexe en niet-transparante algemene structuur op Europees niveau tot gevolg hebben.

Het voorstel voorziet in een gemeenschappelijk referentiepunt en een gemeenschappelijk kader voor samenwerking tussen de lidstaten. Maatregelen op nationaal niveau kunnen niet in die functies voorzien.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Deze aanbeveling is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat zij geen nationale kwalificatiesystemen en/of kwalificaties vervangt of definieert en de tenuitvoerlegging van de aanbeveling aan de lidstaten overlaat.

Er zal gebruik worden gemaakt van bestaande rapporteringssystemen, zodat de administratieve lasten tot een minimum worden beperkt.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad.

Andere instrumenten zouden niet zo geschikt zijn. De Commissie overwoog naast een aanbeveling in het bijzonder ook een mededeling van de Commissie en een beschikking van het Europees Parlement en de Raad. Zie daarvoor het bovenstaande punt effectbeoordeling.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling



Het voorstel bevat een evaluatiebepaling.

Europese Economische Ruimte


De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel


De kern van het Europees kwalificatiekader is een set van 8 referentieniveaus die voor de nationale en sectorale onderwijs- en opleidingsautoriteiten een gemeenschappelijk en neutraal referentiepunt zullen zijn. De acht niveaus bestrijken alle mogelijke kwalificaties, beginnend bij die welke aan het eind van de leerplicht worden verworven tot aan de kwalificaties die worden toegekend op het hoogste niveau van het academisch onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen. Het Europees kwalificatiekader is een instrument voor de bevordering van een leven lang leren en omvat zowel algemeen vormend onderwijs, volwasseneducatie, beroepsonderwijs en -opleiding als hoger onderwijs. De niveaus 5 tot en met 8 bevatten een duidelijke verwijzing naar de niveaus die in de context van het Bolognaproces in het kader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs zijn vastgesteld. De beschrijving van de 8 niveaus van het Europees kwalificatiekader is gebaseerd op leerresultaten, die bepalen wat een lerende kent, begrijpt en kan doen na voltooiing van een leerproces. Dat is een belangrijke verschuiving in de wijze waarop onderwijs, opleiding en leren worden geconceptualiseerd en beschreven. Deze invoering van leerresultaten gaat gepaard met een gemeenschappelijke terminologie die het mogelijk maakt kwalificaties te vergelijken naar inhoud en profiel en niet naar methoden en onderwijs- en opleidingsprocessen. In het Europees kwalificatiekader worden leerresultaten gedefinieerd door een combinatie van kennis, vaardigheden en competentie. Het evenwicht tussen deze elementen verschilt naar gelang van de kwalificatie, aangezien het Europees kwalificatiekader alle kwalificaties op alle niveaus, en zowel academische als beroepskwalificaties omvat. Dat de kwalificatieniveaus aan de hand van leerresultaten worden beschreven, zal de validatie van leren buiten de formele onderwijs- en opleidingsinstellingen vergemakkelijken, wat over het algemeen als sleutelelement voor een leven lang leren wordt beschouwd. Het Europees kwalificatiekader is ook een kader voor samenwerking en een instrument om het wederzijdse vertrouwen tussen nationale belanghebbenden en internationale sectorale organisaties op het gebied van onderwijs en opleiding te versterken. Wil de invoering van het Europees kwalificatiekader een succes worden, dan moeten nationale onderwijs- en opleidingsautoriteiten en sectorale belanghebbenden het op vrijwillige basis onderschrijven. De organen die voor de nationale en/of sectorale kwalificatiesystemen en -kaders verantwoordelijk zijn, zullen de belangrijkste gebruikers van het Europees kwalificatiekader zijn. Het Europees kwalificatiekader zal voor de individuele burgers, werkgevers en verstrekkers van onderwijs en opleiding pas relevant zijn nadat de kwalificaties op nationaal en/of sectoraal niveau daaraan gerelateerd zijn. De sectoren worden bij het Europees kwalificatiekader betrokken doordat het kwalificatiekader internationale sectorale organisaties de mogelijkheid zal bieden hun kwalificatiesystemen aan het Europees kwalificatiekader te relateren. Ten aanzien van de sectoren bestaat de belangrijkste doelstelling erin sterkere verbanden te ontwikkelen tussen nationale kwalificatiesystemen en zich ontwikkelende internationale sectorale kwalificaties. De versterking van het wederzijdse vertrouwen in de samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden op het gebied van onderwijs en opleiding moet op gezamenlijke procedures en criteria zijn gebaseerd. Daarom moeten beslissingen over een nationale of sectorale kwalificatie die aan het Europees kwalificatiekader wordt gerelateerd, openbaar worden gemaakt. Voorts is de oprichting van een Europees adviesorgaan met vertegenwoordigers uit alle landen die het Europees kwalificatiekader gebruiken een ander belangrijk element dat gemeenschappelijke benaderingen bevordert. Op nationaal en sectoraal niveau moet de beslissing om het Europees kwalificatiekader te gebruiken, gebaseerd zijn op een verplichting tot kwaliteitsborging. De invoering van kwaliteitsborgingssystemen op alle relevante niveaus van onderwijs en opleiding – en in verband met het samenwerkingsproces zelf – is van essentieel belang om het wederzijdse vertrouwen te versterken. Bij de tenuitvoerlegging van het Europees kwalificatiekader moet dan ook rekening worden gehouden met de conclusies van de Raad van 28 mei 2004 inzake kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en beroepsopleiding en met Aanbeveling 2006/143/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 over verdere Europese samenwerking op het gebied van de kwaliteitsborging in het hoger onderwijs. De tenuitvoerlegging van het Europees kwalificatiekader moet op nationaal vlak worden gecoördineerd. Vanuit het oogpunt van het Europees kwalificatiekader zou de vaststelling van nationale kwalificatiekaders de kansen op succes doen stijgen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de ontwikkeling – door tests en proeven en door directe samenwerking – van ondersteunings- en begeleidingsmateriaal dat op sectoraal, nationaal en Europees niveau moet worden gebruikt en bijdraagt tot samenhang bij de tenuitvoerlegging, in het bijzonder wat de aan de niveaus van het Europees kwalificatiekader te relateren nationale en sectorale kwalificatieniveaus betreft. In het voorstel wordt aanbevolen dat nationale kwalificatiesystemen tegen 2009 aan het Europees kwalificatiekader worden gerelateerd en dat nieuwe kwalificaties en Europass-documenten tegen 2011 een verwijzing naar het overeenkomstige niveau van het Europees kwalificatiekader bevatten. Er moet ook bijzondere aandacht worden besteed aan de effecten van de leerresultaten-aanpak, zoals die in het Europees kwalificatiekader wordt toegepast, op de classificaties van kennis, vaardigheden en competenties. Bij de verdere ontwikkeling van bestaande statistische classificaties en nomenclaturen (zoals ISCED 97) waarmee onderwijs- en opleidingsresultaten gemeten kunnen worden, dient daar bijgevolg rekening mee te worden gehouden. Deze processen moeten op Europees niveau door de Commissie worden bevorderd en ondersteund en door agentschappen als het Cedefop en de Europese Stichting voor opleiding worden geschraagd.

1. 2006/0163 (COD)

Voorstel voor een

AANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 149, lid 4, en artikel 150, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie i,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[3],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's i,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag i,

Overwegende hetgeen volgt:

Voor het concurrentievermogen en de sociale cohesie van de Gemeenschap is het van essentieel belang dat burgers meer kennis, vaardigheden en competenties verwerven. Een leven lang leren en het gebruik van kwalificaties moeten daarom op nationaal en Gemeenschapsniveau worden bevorderd.

De Europese Raad van Lissabon van 2000 concludeerde dat meer transparantie op het gebied van kwalificaties één van de belangrijke pijlers is om de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels aan de behoeften van de kennismaatschappij aan te passen. De Europese Raad van Barcelona van 2002 drong voorts zowel aan op nauwere samenwerking in de universiteitssector als op grotere transparantie en betere erkenningsmethodes in beroepsonderwijs en beroepsopleiding.

In de resolutie van de Raad van 27 juni 2002 inzake levenslang leren i werd de Commissie verzocht in nauwe samenwerking met de Raad en de lidstaten op basis van de resultaten van het Bolognaproces een kader te ontwikkelen voor de erkenning van kwalificaties voor onderwijs en opleiding, en op het gebied van de beroepsopleiding soortgelijke maatregelen te ontwikkelen.

In de gezamenlijke verslagen van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het werkprogramma 'Onderwijs en opleiding 2010' van 2004 en 2006 wordt benadrukt dat er een Europees kwalificatiekader moet komen.

In het kader van het Kopenhagenproces waren de Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten in het kader van de Raad van 15 november 2004 bijeen; in hun conclusies over de toekomstige prioriteiten voor een intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding wordt voorrang gegeven aan de ontwikkeling van een open en flexibel Europees kader voor kwalificaties, gebaseerd op transparantie en wederzijds vertrouwen, dat zal dienen als gemeenschappelijk referentiepunt voor zowel onderwijs als opleiding.

De Europese Raden van Brussel van maart 2005 en maart 2006 onderstreepten dat het belangrijk is dat een Europees kwalificatiekader wordt goedgekeurd.

In deze aanbeveling is rekening gehouden met Beschikking nr. 2241/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende een enkel communautair kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass) i en met de aanbeveling aan het Europees Parlement en de Raad van [...] inzake kerncompetenties voor levenslang leren i.

Deze aanbeveling is compatibel met het kader van de Europese Ruimte voor hoger onderwijs en de cyclusdescriptoren die de ministers voor hoger onderwijs in mei 2005 in Bergen hebben goedgekeurd.

Deze aanbeveling is niet van toepassing op situaties onder Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties i, die zowel de bevoegde nationale autoriteit als de migrant rechten toekent en plichten oplegt. Waar beroepskwalificaties overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG zijn erkend, mag verwijzing naar de kwalificatieniveaus van het Europees kwalificatiekader geen invloed hebben op de toegang tot de arbeidsmarkt.

Deze aanbeveling heeft tot doel een gemeenschappelijk referentiekader te scheppen dat als convertor werkt voor de verschillende kwalificatiesystemen en kwalificatieniveaus, zowel voor het algemeen vormend en hoger onderwijs als voor het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding. Dit zal de transparantie, vergelijkbaarheid en overdraagbaarheid van de kwalificaties van de burgers in de verschillende lidstaten ten goede komen. Dankzij het Europees kwalificatiekader moet het voor internationale sectorale organisaties mogelijk worden hun kwalificatiesysteem aan een gemeenschappelijk referentiepunt te relateren, waardoor het gemakkelijker wordt die kwalificaties in nationale kwalificatiesystemen in te passen. Deze aanbeveling draagt dan ook bij tot het meer algemene doel om een leven lang leren te bevorderen en de mobiliteit van werkenden en lerenden te vergroten.

Deze aanbeveling is in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag bedoelde subsidiariteitsbeginsel in zoverre zij de activiteiten van de lidstaten ter verbetering van de transparantie en ter stimulering van de mobiliteit en een leven lang leren door bevordering van onderlinge samenwerking beoogt te ondersteunen en aan te vullen. Deze aanbeveling is in overeenstemming met het in datzelfde artikel bedoelde evenredigheidsbeginsel omdat zij geen nationale kwalificatiesystemen en/of kwalificaties vervangt of definieert. Het Europees kwalificatiekader beschrijft geen specifieke kwalificaties, noch de competenties van een individu; een specifieke kwalificatie moet via het relevante nationale kwalificatiesysteem op het passende niveau van het Europees kwalificatiekader worden ingepast.

BEVELEN DE LIDSTATEN AAN:

1. Het Europees kwalificatiekader als een referentiehulpmiddel te gebruiken om de kwalificatieniveaus van de verschillende kwalificatiesystemen vanuit het oogpunt van een leven lang leren met elkaar te vergelijken;

2. Hun nationale kwalificatiesystemen tegen 2009 aan het Europees kwalificatiekader te koppelen, in het bijzonder door hun kwalificatieniveaus op een transparante manier te relateren aan de niveaus in bijlage I, en door een nationaal kwalificatiekader te ontwikkelen dat indien nodig aan de nationale wetgeving en praktijk is aangepast;

3. Ervoor te zorgen dat alle nieuwe kwalificaties en 'Europass'-documenten die door de bevoegde autoriteiten worden afgegeven tegen 2011 een duidelijke verwijzing naar het passende niveau van het Europees kwalificatiekader bevatten;

4. Zich bij het definiëren en beschrijven van kwalificaties op leerresultaten te baseren, en de validatie van niet-formeel en informeel leren te bevorderen overeenkomstig de gemeenschappelijke Europese beginselen die in de conclusies van de Raad van 28 mei 2004 zijn vastgesteld;

5. Ter ondersteuning en coördinatie van de verbanden tussen het nationale kwalificatiesysteem en het Europees kwalificatiekader een nationaal centrum aan te wijzen.

Dit centrum heeft onder meer de volgende taken:

2. kwalificatieniveaus in het nationale kwalificatiesysteem relateren aan de in bijlage I beschreven niveaus van het Europees kwalificatiekader;

3. de in bijlage II vastgestelde beginselen voor kwaliteitsborging in onderwijs en opleiding bevorderen en toepassen bij het relateren van het nationale kwalificatiesysteem aan het Europees kwalificatiekader;

4. ervoor zorgen dat de methode die wordt gebruikt om de nationale kwalificatieniveaus aan het Europees kwalificatiekader te relateren, transparant is en de daaruit resulterende beslissingen worden bekendgemaakt;

5. belanghebbenden aan te geven hoe nationale kwalificaties via de nationale kwalificatiesystemen verband houden met het Europees kwalificatiekader;

6. zorgen voor medewerking van alle relevante nationale belanghebbenden en, afhankelijk van de nationale wetgeving en praktijk, ook van instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding, sociale partners, sectoren en deskundigen inzake de vergelijking en het gebruik van kwalificaties op Europees niveau.

6. Voor de doeleinden van deze aanbeveling gelden de volgende definities:

7. een 'kwalificatie' is een formeel resultaat van een beoordelings- en validatieproces, dat wordt verworven wanneer een bevoegde instantie bepaalt dat de leerresultaten die een individu heeft bereikt, aan bepaalde eisen beantwoorden;

8. een 'nationaal kwalificatiesysteem' omvat alle aspecten van de activiteiten van een lidstaat die verband houden met de erkenning van leren, alsook andere mechanismen die onderwijs en opleiding aan de arbeidsmarkt en de samenleving relateren. Het gaat daarbij onder meer om de ontwikkeling en toepassing van institutionele regelingen en processen voor kwaliteitsborging, beoordeling en de toekenning van kwalificaties. Een nationaal kwalificatiesysteem kan uit verschillende substructuren bestaan en kan een nationaal kwalificatiekader omvatten;

9. een 'nationaal kwalificatiekader' is een instrument voor de classificatie van kwalificaties volgens een set van criteria voor bepaalde bereikte leerniveaus. Het heeft tot doel nationale kwalificatiesubstructuren te integreren en te coördineren en de transparantie, toegang, voortgang en kwaliteit van de kwalificaties in verband met de arbeidsmarkt en de samenleving te verbeteren;

10. een 'sector' is een groep professionele activiteiten, ingedeeld naar belangrijkste economische functie, product, dienst of technologie;

11. een 'internationale sectorale organisatie' is een vereniging van nationale organisaties, zoals bijvoorbeeld een werkgevers- of beroepsorganisatie, die de belangen van nationale sectoren vertegenwoordigt;

12. 'leerresultaten' bepalen wat een lerende kent, begrijpt en kan doen na de voltooiing van een leerproces; zij worden gedefinieerd in termen van kennis, vaardigheden en competentie;

13. 'kennis' is het resultaat van de assimilatie van informatie door leren. Kennis is het geheel van feiten, beginselen, theorieën en manieren van werken dat verband houdt met een studie- of werkgebied. In het Europees kwalificatiekader wordt kennis als theoretische kennis en/of feitenkennis beschreven;

14. 'vaardigheden' zijn vermogens om kennis toe te passen en knowhow te gebruiken om taken uit te voeren en problemen op te lossen. In het Europees kwalificatiekader worden vaardigheden als cognitief (logisch, intuïtief en creatief denken) en praktisch (handigheid en de toepassing van methodes, materialen, hulpmiddelen en instrumenten) beschreven;

15. 'competentie' is het bewezen vermogen om kennis, vaardigheden en persoonlijke, sociale en/of methodologische capaciteiten te gebruiken bij werk of studie en voor professionele en/of persoonlijke ontwikkeling. In het Europees kwalificatiekader wordt competentie in termen van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid beschreven.

ONDERSCHRIJVEN HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM:

1. De lidstaten te helpen bij de uitvoering van bovenstaande taken, en de internationale sectorale organisaties bij het gebruik van de referentieniveaus en beginselen van het Europees kwalificatiekader zoals vastgesteld in deze aanbeveling, in het bijzonder door samenwerking en uitvoering van tests te bevorderen, en door ondersteunend en begeleidingsmateriaal te ontwikkelen;

2. Een adviesgroep voor het Europees kwalificatiekader in te stellen (waarin vertegenwoordigers van de nationale centra, de Europese sociale partners en in voorkomend geval ook andere belanghebbenden zitting hebben), die de kwaliteit en samenhang van het proces waarbij kwalificatiesystemen aan het Europees kwalificatiekader worden gerelateerd, monitort, coördineert en waarborgt;

3. Toezicht uit te oefenen op de maatregelen die ingevolge deze aanbeveling zijn genomen en vijf jaar na de goedkeuring ervan verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de opgedane ervaring en de gevolgen voor de toekomst, en indien nodig een herziening van deze aanbeveling voor te stellen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

16. BIJLAGE I

Descriptoren van de niveaus in het Europees kwalificatiekader (EKK)

Elk van de 8 niveaus wordt gedefinieerd door een set descriptoren die de leerresultaten aangeven die in alle kwalificatiesystemen relevant zijn voor kwalificaties op dat niveau.

Kennis Vaardigheden Competentie

In het EKK wordt kennis als theoretische kennis en/of feitenkennis beschreven. In het EKK worden vaardigheden als cognitief (logisch, intuïtief en creatief denken) en praktisch (handigheid en toepassing van methodes, materialen, hulpmiddelen en instrumenten) beschreven. In het EKK wordt competentie in termen van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid beschreven.

Niveau 1 De voor niveau 1 relevante leerresultaten algemene basiskennis vereiste basisvaardigheden om eenvoudige taken uit te voeren werken of studeren onder rechtstreeks toezicht in een gestructureerde context

Niveau 2 De voor niveau 2 relevante leerresultaten basiskennis van feiten van een werk- of studiegebied vereiste cognitieve en praktische basisvaardigheden om relevante informatie te gebruiken om taken uit te voeren en routineproblemen met behulp van eenvoudige regels en hulpmiddelen op te lossen werken of studeren onder toezicht met enige zelfstandigheid

Niveau 3 De voor niveau 3 relevante leerresultaten kennis van feiten, beginselen, processen en algemene begrippen van een werk- of studiegebied een waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om taken uit te voeren en problemen op te lossen door de keuze en toepassing van basismethodes, hulpmiddelen, materialen en informatie verantwoordelijkheid op zich nemen door de voltooiing van taken op werk- of studiegebied bij de oplossing van problemen het eigen gedrag aanpassen aan de omstandigheden

Niveau 4 De voor niveau 4 relevante leerresultaten feitenkennis en theoretische kennis in brede contexten van een werk- of studiegebied een waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om in een werk- of studiegebied specifieke problemen op te lossen zichzelf managen binnen de richtsnoeren van werk- of studiecontexten die gewoonlijk voorspelbaar zijn, maar kunnen veranderen toezicht uitoefenen op routinewerk van anderen en een zekere mate van verantwoordelijkheid op zich nemen voor de evaluatie en verbetering van werk of studieactiviteiten

Niveau 5* De voor niveau 5 relevante leerresultaten ruime, gespecialiseerde feiten- en theoretische kennis binnen een werk- of studiegebied en bewustzijn van de grenzen van die kennis een brede waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om creatieve oplossingen voor abstracte problemen uit te werken management en toezicht uitoefenen in contexten van werk- of studieactiviteiten waarin zich onvoorspelbare veranderingen voordoen prestaties van zichzelf en anderen kritisch bekijken en verbeteren

Niveau 6** De voor niveau 6 relevante leerresultaten gevorderde kennis van een werk- of studiegebied, die een kritisch inzicht in theorieën en beginselen impliceert gevorderde vaardigheden, waarbij blijk wordt gegeven van absoluut vakmanschap en innovatief vermogen om complexe en onvoorspelbare problemen in een gespecialiseerd werk- of studiegebied op te lossen managen van complexe technische of beroepsactiviteiten of -projecten; de verantwoordelijkheid op zich nemen om in onvoorspelbare werk- of studiecontexten beslissingen te nemen de verantwoordelijkheid op zich nemen om de professionele ontwikkeling van personen en groepen te managen

Niveau 7*** De voor niveau 7 relevante leerresultaten bijzonder gespecialiseerde kennis, die ten dele zeer geavanceerd is op een werk- of studiegebied, als basis voor originele ideeën kritisch bewustzijn van kennisproblemen op een vakgebied en op het raakvlak tussen verschillende vakgebieden voor onderzoek en/of innovatie vereiste gespecialiseerde probleemoplossende vaardigheden om nieuwe kennis en procedures te ontwikkelen en kennis uit verschillende vakgebieden te integreren managen en transformeren van complexe en onvoorspelbare werk- of studiecontexten die nieuwe strategische benaderingen vereisen de verantwoordelijkheid op zich nemen om bij te dragen tot professionele kennis en manieren van werken en/of om strategische prestaties van teams kritisch te bekijken

Niveau 8**** De voor niveau 8 relevante leerresultaten de meest geavanceerde kennis op een werk- of studiegebied en op het raakvlak tussen verschillende vakgebieden de meest geavanceerde en gespecialiseerde vaardigheden en technieken, met inbegrip van synthese- en evaluatievaardigheden/-technieken, vereist om kritische problemen in onderzoek en/of innovatie op te lossen en bestaande kennis of professionele manieren van werken uit te breiden en opnieuw te definiëren blijk geven van een grote mate van autoriteit, innovatie, autonomie, wetenschappelijke en professionele integriteit en aanhoudende betrokkenheid bij de ontwikkeling van baanbrekende ideeën of processen voor werk- of studiecontexten, met inbegrip van onderzoek.

Compatibiliteit met het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs

Het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs voorziet in cyclusdescriptoren. Elke cyclusdescriptor geeft een algemene beschrijving van typische verwachtingen omtrent resultaten en vermogens aan het einde van die cyclus.

* De descriptor voor het hoger onderwijs korte cyclus (binnen of gekoppeld aan de eerste cyclus), door het 'Joint Quality Initiative' ontwikkeld als onderdeel van het Bolognaproces, stemt overeen met de leerresultaten voor EKK niveau 5

** De descriptor voor de eerste cyclus in het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs stemt overeen met de leerresultaten voor EKK niveau 6

*** De descriptor voor de tweede cyclus in het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs stemt overeen met de leerresultaten voor EKK niveau 7

**** De descriptor voor de derde cyclus in het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs stemt overeen met de leerresultaten voor EKK niveau 8

BIJLAGE II

Beginselen voor kwaliteitsborging in onderwijs en opleiding

Kwaliteitsborging is noodzakelijk om de verantwoordelijkheid voor en de verbetering van onderwijs en opleiding te verzekeren en dient volgens onderstaande beginselen ingevuld te worden.

- De beleidsmaatregelen en procedures met betrekking tot kwaliteitsborging moeten zich uitstrekken tot alle niveaus van de onderwijs- en opleidingsystemen.

- Kwaliteitsborging moet een integraal onderdeel van het interne beheer van onderwijs- en opleidingsinstellingen zijn.

- Kwaliteitsborging moet een regelmatige evaluatie van instellingen of programma's door externe controle-instanties of -agentschappen omvatten.

- De externe controle-instanties of -agentschappen voor kwaliteitsborging moeten regelmatig worden gecontroleerd.

- Kwaliteitsborging moet de dimensies context, input, proces en output omvatten en tegelijk de nadruk leggen op output en leerresultaten.

- Kwaliteitsborgingsystemen moeten de volgende elementen omvatten:

- duidelijke en meetbare doelstellingen en standaarden;

- richtlijnen voor de concrete uitvoering, met inbegrip van de betrokkenheid van de belanghebbenden;

- geschikte middelen;

- consequente evaluatiemethoden, die zowel zelfbeoordeling als externe beoordeling omvatten;

- feedbackmechanismen en procedures voor verbeteringen;

- evaluatieresultaten die toegankelijk zijn voor een ruim publiek.

- Kwaliteitsborgingsinitiatieven op internationaal, nationaal en regionaal niveau moeten worden gecoördineerd om tot overzichtelijkheid, coherentie, synergie-effecten en analyse van het hele systeem te komen.

- Kwaliteitsborging moet een niveau- en systeemoverschrijdend samenwerkingsproces zijn, waarbij alle belanghebbenden betrokken worden, zowel binnen lidstaten als in heel de Gemeenschap.

- De richtlijnen voor kwaliteitsborging op Gemeenschapsniveau kunnen als referentie dienen voor evaluaties en 'peer learning'.

[…] van […], blz. […].
[…] van […], blz. […].
[…] van […], blz. […].
[…] van […], blz. […].