Toelichting bij COM(2005)285 - Machtiging van Nederland tot afwijking van artikel 11 van de Zesde richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van nationale wetgeving inzake omzetbelasting

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen. Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 4 oktober 2004, heeft het Koninkrijk der Nederlanden verzocht om machtiging tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 11 van de Zesde Richtlijn. De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de Zesde Richtlijn, de overige lidstaten bij brief van 1 december 2004 van het verzoek van het Koninkrijk der Nederlanden in kennis gesteld en het Koninkrijk der Nederlanden bij brief van 2 december 2004 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

Algemene context


Artikel 11, A, lid 1, onder a), van de Zesde Richtlijn bepaalt dat in de regel de maatstaf van heffing alles is wat de leverancier/dienstverrichter als tegenprestatie van de koper verkrijgt of moet verkrijgen. Het Koninkrijk der Nederlanden wordt steeds vaker in verschillende bedrijfstakken geconfronteerd met ontwijkingsconstructies die worden opgezet met betrekking tot de levering van investeringsgoederen en daarmee samenhangende diensten. Dit kan gebeuren in de vorm van een overeenkomst of de overdracht van rechten waarbij deze goederen ter beschikking worden gesteld van de ontvanger. Deze ontwijkingsconstructies zijn gebaseerd op transacties tussen verbonden partijen, waarbij een niet-marktconforme vergoeding wordt betaald als de ontvanger de BTW niet of slechts ten dele kan aftrekken. Zo wordt bijvoorbeeld vaak een belastingplichtig vehikel opgericht, dat de voorbelasting volledig mag aftrekken, met als enige doel dure investeringsgoederen aan te kopen om deze vervolgens via een lease- of huurregeling aan de (verbonden) ontvanger door te leveren. Het leasebedrag kan op een laag niveau worden vastgesteld, wat aantoont dat de partijen verbonden zijn, en de investeringsgoederen worden nadien vaak aan de ontvanger verkocht tegen een prijs die ook weinig verband houdt met de waarde van de goederen. De ontvanger verkrijgt de goederen soms via een fusie of de vorming van een fiscale eenheid. Soortgelijke ontwijkingsconstructies worden gebruikt voor diensten die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen en waarop normaal wordt afgeschreven voor de inkomsten- of de vennootschapsbelasting. Deze ontwijkingsconstructies hebben tot een omvangrijke inkomstenderving geleid. Het Koninkrijk der Nederlanden heeft daarom verzocht te mogen bepalen dat in deze gevallen de maatstaf van heffing voor de BTW op de normale waarde en niet op de vergoeding wordt gebaseerd. De Commissie is het ermee eens dat deze derogatie misbruik van het BTW-systeem zal tegengaan. Op 16 maart 2005 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn tot wijziging van de Zesde Richtlijn wat betreft bepaalde maatregelen ter vereenvoudiging van de BTW-heffing en ter bestrijding van belastingfraude en –ontwijking, en tot intrekking van bepaalde derogatiebeschikkingen (rationalisering van de derogaties uit hoofde van artikel 27). Dit voorstel behandelt onder meer de problematiek van de waardering van transacties tussen verbonden personen. Dit verzoek moet derhalve worden toegestaan totdat bovengenoemde richtlijn tot rationalisering van de derogaties uit hoofde van artikel 27 in werking treedt, maar uiterlijk tot 31 december 2009.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Aan andere lidstaten zijn soortgelijke derogaties met betrekking tot artikel 11 van de Zesde Richtlijn verleend.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Niet relevant.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Het voorstel voor een beschikking strekt ertoe de ontwijking van BTW in Nederland te bestrijden en kan bijgevolg een positief economisch effect sorteren. Het effect zal in ieder geval beperkt zijn gelet op de beperkte werkingssfeer van de derogatie.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Het voorstel strekt ertoe het Koninkrijk der Nederlanden te machtigen tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 11 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad wat betreft de maatstaf van heffing ter zake van investeringsgoederen en daarmee samenhangende diensten.

Rechtsgrondslag


Artikel 27, lid 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag.

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Deze beschikking betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel.

Keuze van instrumenten



Voorgestelde instrumenten: ander

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn: Overeenkomstig artikel 27 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting is alleen een beschikking van de Raad mogelijk.

3.

Gevolgen voor de begroting



De derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschappen uit de BTW.

4.

Aanvullende informatie



Evaluatie-/herzienings-/uitdovingsclausule

Het voorstel bevat een uitdovingsclausule.

1. Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

waarbij het Koninkrijk der Nederlanden wordt gemachtigd tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 11 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag i, en met name op artikel 27,

Gezien het voorstel van de Commissie i,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 4 oktober 2004, heeft het Koninkrijk der Nederlanden verzocht om machtiging tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 11, A, lid 1, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG.

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 1 december 2004 van het verzoek van het Koninkrijk der Nederlanden in kennis gesteld. Bij brief van 2 december 2004 heeft de Commissie het Koninkrijk der Nederlanden meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

De derogatie moet voorkomen dat BTW wordt ontweken door de onderwaardering van transacties tussen verbonden partijen waarbij de ontvanger de BTW niet of slechts ten dele kan aftrekken. Zij moet misbruiken tegengaan bij de levering van investeringsgoederen of daarmee samenhangende diensten, zoals huur of lease of enige andere regeling waarbij de goederen ter beschikking worden gesteld van de ontvanger. Ingevolge de relatie tussen de partijen wordt de vergoeding vaak niet op de normale waarde vastgesteld, wat tot fors lagere BTW-inkomsten leidt.

De bijzondere maatregel dient uitsluitend te gelden voor de gevallen waarin de overheid kan vaststellen dat de maatstaf van heffing zoals bepaald overeenkomstig artikel 11, A, lid 1, onder a), werd beïnvloed door de relatie tussen de betrokken partijen. Deze bevinding mag niet berusten op vermoedens, maar moet telkens worden gestaafd door harde feiten.

Het is derhalve passend en niet onevenredig het Koninkrijk der Nederlanden toe te staan de normale waarde van deze transacties als de maatstaf van heffing aan te merken.

De derogaties uit hoofde van artikel 27 van Richtlijn 77/388/EEG ter bestrijding van BTW-ontwijking die verband houdt met de maatstaf van heffing van transacties tussen verbonden partijen, zijn opgenomen in een voorstel voor een richtlijn waarbij een aantal derogaties uit hoofde van genoemd artikel wordt gerationaliseerd. Daarom dient de geldigheidsduur van deze derogatie te worden beperkt tot de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

De derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschappen uit de BTW,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 11, A, lid 1, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG wordt het Koninkrijk der Nederlanden gemachtigd om de normale waarde, als omschreven in artikel 11, A, lid 1, onder d), van Richtlijn 77/388/EEG aan te merken als de maatstaf van heffing ter zake van de levering van investeringsgoederen of enige andere levering van diensten waarbij het investeringsgoed ter beschikking wordt gesteld van de ontvanger, voorzover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

2. de ontvanger is een niet-belastingplichtige rechtspersoon of een belastingplichtige die gedeeltelijk of volledig vrijgestelde prestaties verricht waarvoor geen recht op aftrek bestaat;

3. de leverancier/dienstverrichter en de ontvanger zijn direct of indirect verbonden personen overeenkomstig de nationale wetgeving;

4. op grond van een aantal feiten kan uit de omstandigheden worden geconcludeerd dat de relatie tussen deze verbonden personen van invloed is geweest op de maatstaf van heffing, zoals bepaald overeenkomstig artikel 11, A, lid 1, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “investeringsgoederen” verstaan investeringsgoederen zoals omschreven door het Koninkrijk der Nederlanden overeenkomstig artikel 20, lid 4, van Richtlijn 77/388/EEG alsook, voorzover zij niet onder deze definitie vallen, diensten van aanzienlijke waarde waarop kan worden afgeschreven.

Artikel 2

De in artikel 1 verleende machtiging vervalt op de datum van inwerkingtreding van de richtlijn tot rationalisering van de derogaties uit hoofde van artikel 27 van Richtlijn 77/388/EEG ter bestrijding van BTW-ontwijking met betrekking tot de maatstaf van heffing, maar uiterlijk op 31 december 2009.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De voorzitter
[…] van […], blz. […].