Toelichting bij COM(2000)392 - Universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en -diensten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

I. Inleiding

De voorgestelde richtlijn bundelt bestaande teksten met regelgeving op het gebied van telecommunicatie in een geconsolideerde versie die in het licht van de technologische en marktontwikkelingen is bijgewerkt.

In het eerste hoofdstuk worden de werkingssfeer en de doelstellingen van de richtlijn uiteengezet. Het tweede hoofdstuk is toegespitst op traditionele universele-dienstverplichtingen en bevat bepalingen voor het aanwijzen door de lidstaten van exploitanten voor het leveren van de universele dienst alsmede bepalingen inzake kostenberekening en dekking van de kosten door aangewezen exploitanten. Dit hoofdstuk bevat eveneens een voorstel voor een procedure en criteria voor verdere herziening van de omvang van de universele-dienstverplichtingen.

Het derde hoofdstuk heeft betrekking op gebruikers- en consumentenrechten en bevat een belangrijk artikel over regelgeving inzake prijzen voor de eindgebruiker. Het hoofdstuk behandelt consumentencontracten, de kwaliteit van de diensten, de transparantie van algemeen beschikbare informatie en waarborgt toegang voor alle gebruikers tot alarmdiensten en inlichtingendiensten. Het bevestigt voorts de internationale toegangscode 00 en behandelt de totstandbrenging van gesprekken die met de nieuwe Europese regionale code 3883 beginnen. In dit hoofdstuk zijn ook nieuwe bepalingen inzake interoperabiliteit voor digitale televisieapparatuur opgenomen, terwijl een andere nieuwe bepaling evenredige vergoeding waarborgt voor netwerkexploitanten die programma's van de openbare omroep moeten doorgeven ('must carry'-verplichtingen).

Het vierde hoofdstuk neemt de bestaande bepalingen voor de verlening van huurlijndiensten over, maar voorziet in geleidelijke opheffing van deze bepalingen, in samenwerking met de Commissie, naarmate de markt voor deze diensten in elke lidstaat wordt opengesteld voor concurrentie. Voorts is een bepaling inzake andere verplichte diensten opgenomen.

Het vijfde hoofdstuk betreffende procedures bepaalt dat nationale regelgevende instanties met gebruikers- en consumentengroepen overleg moeten plegen alvorens maatregelen vast te stellen.

II. Doelstellingen van de voorgestelde richtlijn:

- bestaande maatregelen inzake de universele dienst aan te passen en te moderniseren, met het oog op omschrijving van de omvang van deze dienst, van de rechten van de gebruikers en van de maatregelen voor het vergoeden van aanbieders van de dienst zonder concurrentievervalsing;

- een proces op gang te brengen voor herziening van de omvang van universele-dienstverplichtingen;

- waar nodig specifieke gebruikers- en consumentenrechten vast te leggen;

- de huidige maatregelen inzake huurlijnen te verlengen en de beschikbaarheid van huurlijnen in de EU te waarborgen totdat de concurrentie in deze diensten tot ontwikkeling komt;

- NRI's in staat te stellen namens gebruikers en consumenten maatregelen te nemen;

- het streven van de industrie naar interoperabiliteit van digitale televisieapparatuur voor consumenten te ondersteunen.

1.

III. Samenvatting van de inhoud


Hoofdstuk I, dat de artikelen 1 en 2 omvat, geeft de werkingssfeer en de algemene doelstellingen van de richtlijn aan en bevat tevens definities van de gebruikte termen.

2.

Universele-dienstverplichtingen


In hoofdstuk II van de richtlijn worden de universele-dienstverplichtingen behandeld. Volgens de huidige regelgeving moeten de nationale regelgevende instanties aangewezen netwerk exploitanten verplichtingen opleggen om te waarborgen dat een bepaald minimumpakket van diensten van een gegeven kwaliteit tegen een redelijke prijs voor iedereen beschikbaar is, ongeacht de geografische locatie. Teneinde te zorgen dat deze diensten aan iedereen worden geleverd, in sommige gevallen tegen prijzen die niet de nettokosten van de betrokken organisatie dekken (en die een zware last vormen), zal de voorgestelde richtlijn compensatieregelingen blijven toestaan. Nieuwe bepalingen verduidelijken dat de werkingssfeer de toegang tot datacommunicatie, zoals Internet via het openbare telefoonnet vanuit een vast punt, omvat terwijl ook aandacht wordt besteed aan de betaalbaarheid en de controle op de uitgaven. Maatregelen voor gebruikers met een handicap of met bijzondere behoeften worden versterkt, terwijl wordt verduidelijkt dat maatregelen, met inbegrip van specifieke tariefschema's, kunnen worden genomen voor gebruikers met lage inkomens of bijzondere behoeften. Toezicht op de kwaliteit van de dienst door aangewezen exploitanten wordt eveneens versterkt. Hieronder valt ook een specifiek proces voor herziening van de omvang van universele-dienstverplichtingen met het oog op wijziging of herdefiniëring ervan.

De richtlijn voorziet tevens in een doelmatigere methode voor het aanwijzen van exploitanten met universele-dienstverplichtingen, voor het berekenen van nettokosten en voor eventuele vergoeding van ondernemingen. De lidstaten dienen de meest efficiënte manier te vinden voor het garanderen van universele-dienstverplichtingen, waarbij alle ondernemingen de mogelijkheid wordt geboden de verplichtingen te vervullen en, waar mogelijk, gebruik wordt gemaakt van toewijzingsmechanismen voor alle universele-dienstverplichtingen of een gedeelte daarvan zoals aanbestedingen of veilingen.

Wat de vergoeding betreft, blijft de gezamenlijke financiering via een fonds alsook de mogelijkheid van kostendekking uit algemene overheidsmiddelen, terwijl kostendekking via supplementen op interconnectiegeld niet langer is toegestaan. Ter bevordering van de efficiency en teneinde de distorsies van de markt tot een minimum te beperken, moet de kostendekking via een fonds zo breed mogelijk worden georganiseerd, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. Er dient te worden nagegan hoe BTW-mechanismen kunnen worden ingeschakeld om bijdragen aan het fonds te genereren. Transparantiemaatregelen worden eveneens versterkt.

De artikelen 3 tot en met 8 behandelen de gewaarborgde omvang van de universele-dienstverplichtingen. Artikel 3 garandeert de diensten die onder de universele-dienstverplichtingen vallen en vereist van de lidstaten dat zij die verplichtingen vervullen overeenkomstig het openbare belang, terwijl zo weinig mogelijk wordt afgeweken van normale commerciële voorwaarden en concurrentievervalsing wordt vermeden. Artikel 4 garandeert de toegang tot het openbare telefoonnet op een vaste locatie en het gebruik van openbare telefoondiensten, inclusief het gebruik van het openbare telefoonnet voor toegang tot faxdiensten en internetdiensten. Artikel 5 garandeert de verstrekking van openbare telefoongidsen en inlichtingendiensten. Artikel 6 garandeert de beschikbaarheid van openbare betaaltelefoons. Artikel 7 bevat specifieke maatregelen voor gehandicapte gebruikers en gebruikers met bijzondere sociale behoeften. Artikel 8 zorgt ervoor dat de lidstaten de bevoegdheid hebben om een of meer exploitanten aan te wijzen die alle universele-dienstverplichtingen of een gedeelte daarvan garanderen op het gehele grondgebied van de lidstaat of een gedeelte daarvan.

De artikelen 9 en 10 bevatten specifieke bepalingen inzake betaalbaarheid. Krachtens artikel 9 moeten de lidstaten toezien op de voorwaarden waarop de openbare telefoondienst wordt geleverd en kunnen de lidstaten verlangen dat aangewezen exploitanten speciale voorwaarden aanbieden ten behoeve van gebruikers met lage inkomens of met bijzondere behoeften. Het stelt voorts de lidstaten in staat aan bepaalde consumenten rechtstreeks bepaalde rechten toe te kennen. Artikel 10 voorziet in maatregelen die de consumenten in staat moeten stellen hun uitgaven te controleren en te beheersen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat aangewezen exploitanten in een bepaald niveau van detaillering van de rekeningen aan de consument voorzien (buiten de algemene bepaling dat voor de gebruiker gespecificeerde rekeningen beschikbaar moeten zijn), evenals in faciliteiten voor selectieve nummerblokkering, vooruitbetaalsystemen, spreiding van aansluitkosten en maatregelen in verband met wanbetaling. De vereiste bepalingen zijn in bijlage I opgesomd, waarin in detail de betrokken faciliteiten worden beschreven, die door middel van de regelgevende procedure kunnen worden gewijzigd.

Artikel 11 heeft betrekking op de publicatie van informatie over de kwaliteit van de dienst en de vaststelling van prestatiedoelen voor de universele diensten die door aangewezen exploitanten worden aangeboden. Naast deze eisen staat de bevoegdheid van de nationale regelgevende instanties om informatie over de kwaliteit van de dienstverlening voor alle ondernemingen die openbare communicatiediensten aanbieden, te verzamelen en te publiceren.

De artikelen 12, 13 en 14 behandelen de uitvoering van alle universele-dienstverplichtingen, in voorkomend geval met inbegrip van de raming van de nettokosten van de verplichtingen en de dekking daarvan, teneinde concurrentievervalsing tussen ondernemingen met opgelegde verplichtingen en die zonder verplichtingen te voorkomen. Artikel 12 (in samenhang met de artikelen 3 en 8) stelt het kader vast waarin nationale regelgevende instanties universele-dienstverplichtingen opleggen en in voorkomend geval de nettokosten van die last bepalen. Bijlage IV bevat nadere bijzonderheden inzake de verplichtingen voor nationale regelgevende instanties met betrekking tot de kostenberekening. Deze bijlage verstrekt basisrichtsnoeren voor het berekenen van de nettokosten van universele-dienstverplichtingen met het oog op de vaststelling van een kostendekkingsregeling. Artikel 13 stelt het kader vast waarin nationale regelgevende instanties de nettokosten voor een onderneming bij het vervullen van de universele-dienstverplichtingen vergoeden. De vergoeding is beperkt tot bijdragen uit algemene overheidsmiddelen of via een op een fonds gebaseerde gezamenlijke financieringsregeling, waarbij in het laatste geval is vereist dat de bijdragen zo breed en zo doelmatig mogelijk worden gespreid teneinde distorsies tot een minimum te beperken. Artikel 14 vereist transparante regelingen en bekendmaking van informatie met betrekking tot de kostenberekening van universele-dienstverplichtingen en bijdragen van ondernemingen. Krachtens artikel 15 moet de Commissie op gezette tijdstippen de omvang van universele-dienstverplichtingen herzien met het oog op het wijzigen of opnieuw definiëren daarvan overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag. Bijlage V bevat bijzonderheden over de wijze waarop een dergelijke herziening plaatsvindt.

3.

Belangen van gebruikers en consumenten


Hoofdstuk III van de richtlijn heeft betrekking op de belangen en rechten van gebruikers en consumenten. Gezien de uiteenlopende niveaus van concurrentie die zich in de communicatiediensten in de EU hebben ontwikkeld, beschouwen de marktpartijen elk nationaal grondgebied gewoonlijk als een verschillende omgeving waarin zij hun bedrijfsactiviteiten ontplooien. Het is niettemin duidelijk dat de concurrentie in de gehele EU zal blijven toenemen zodat de toekomstige situatie in de huidige EU-lidstaten waarschijnlijk veel homogener zal worden dan thans het geval is, maar de uitbreiding van de EU zal dan weer leiden tot een hele reeks uiteenlopende situaties.

Daarom moet naar een passend evenwicht worden gestreefd tussen het zoveel mogelijk steunen op marktmechanismen en concurrentie om tot een hoog niveau van keuze en kwaliteit te komen en het zorgen voor regelgeving voor het in stand houden van een minimumpakket van gebruikers- en consumentenrechten in de gehele Gemeenschap.

Krachtens artikel 16 dienen de nationale regelgevende instanties voor organisaties met aanmerkelijke marktmacht te voorzien in een regelgeving inzake eindgebruikerstarieven, teneinde te voorkomen dat dergelijke organisaties tarieven of voorwaarden opleggen die nadelig zijn voor sommige of alle consumenten of die effectieve concurrentie van andere exploitanten of aanbieders van diensten onmogelijk maken. Nationale regelgevende instanties dienen af te zien van een dergelijk optreden, indien zij ervan overtuigd zijn dat er echte concurrentie is.

Voor de consumentenbescherming in verband met de kwaliteit van communicatiediensten wordt een model gehanteerd dat uitgaat van een aanpak met ingebouwde waarborgen, die op de reservebevoegdheid van de NRI zijn gebaseerd, indien de marktpartijen hun commerciële vrijheid niet op een doelmatige manier gebruiken om in de behoeften van gebruikers en consumenten te voorzien. Artikel 17 van de richtlijn stelt voor dat de ex ante eisen voor het sluiten van contracten gelden voor de exploitant of exploitanten via welke de gebruiker een directe aansluiting op het openbare telefoonnet heeft. Geen ex ante eisen gelden voor het sluiten van contracten tussen andere aanbieders van diensten en consumenten, maar dergelijke contracten moeten informatie bevatten die gelijkwaardig is met die welke ex ante is vastgesteld. Exploitanten moeten zich verplichten tot een bepaalde kwaliteit van dienstverlening en de gebruikers moeten een beroep kunnen doen op corrigerende mechanismen, zoals klachtenprocedures, door NRI opgelegde rapportageplichten en andere transparantie maatregelen.

Artikel 18 implementeert de toezegging een hoog niveau van transparantie en informatie in communicatiediensten te waarborgen. Zonder dat informatie over de tarief per gesprek is vereist, dienen de lidstaten krachtens dit artikel te zorgen dat alle relevante informatie over standaardtarieven en voorwaarden van alle aanbieders van communicatiediensten algemeen beschikbaar is. De NRI's hebben de bevoegdheid specifieke maatregelen op te leggen, waaronder tariefinformatie per gesprek, overeenkomstig de beleidsdoelstellingen van het totale wetgevingspakket, met inbegrip van de consumentenbelangen. De faciliteit 'mededeling van duur en kosten', waarbij een gebruiker onmiddellijk na een gesprek de prijs ervan kan vernemen, is een nuttige faciliteit voor de consument, met name bij mobiele netwerken, maar de markt speelt al in op de vraag van de klant op dit gebied, zodat regelgeving in dit stadium niet raadzaam wordt geacht. Artikel 19 stelt voor dat de nationale regelgevende instantie bevoegdheid wordt verleend om, in voorkomend geval en na breed overleg, publicatie van vergelijkbare, toereikende en actuele informatie over de kwaliteit van de diensten te verlangen. Indien er klachten zijn of indien de nationale regelgevende instantie vaststelt dat de algemeen beschikbare informatie niet aan de eisen van vergelijkbaarheid en actualiteit voldoet, kan zij een onderneming verplichten de tekortkomingen te verhelpen.

Artikel 20 is een consumentenbeschermingsmaatregel die moet zorgen dat alle in de EU verkochte apparatuur voor de ontvangst van digitale televisie technisch compatibel is met de desbetreffende Europese norm. Bijlage VI bevat de technische kenmerken van de apparatuur waarop deze eis van toepassing is. Artikel 21 waarborgt dat alle gebruikers het recht hebben op de diensten van een telefonist en op vermelding in telefoongidsen. Alle ondernemingen die telefoonnummers toekennen zijn bovendien verplicht op een eerlijke en niet-discriminerende wijze in een enkele gids relevante informatie te verstrekken. Artikel 22 handhaaft de bestaande eisen inzake één Europees alarmnummer ('112') dat gratis beschikbaar moet zijn, met toevoeging van de bepaling dat bij dergelijke oproepen informatie over de locatie van de oproeper beschikbaar moet zijn voor de hulpdiensten. Artikel 23 handhaaft de bestaande eis inzake één internationale toegangscode ('00') en voert voor exploitanten de verplichting in oproepen te behandelen die de nieuwe Europese regionale code 3883 gebruiken.

Artikel 24 breidt de verplichting aanvullende faciliteiten (toonkiezen, identificatie van het oproepnummer en gedetailleerde rekeningen) aan te bieden uit tot alle exploitanten die openbare toegang verlenen (en niet alleen SMP of aangewezen exploitanten voor de universele dienst). Teneinde de regelgeving tot een minimum te beperken, hebben NRI's reservebevoegdheden om dergelijke bepalingen niet toe te passen ingeval dat noodzakelijk wordt geacht. Artikel 25 breidt de verplichting van nummerportabiliteit uit tot mobiele exploitanten en neemt de bestaande verplichtingen over dat SMP-exploitanten carrierselectie en preselectie voor de gebruikers beschikbaar moeten maken. Nummerportabiliteit is niet verplicht tussen vaste en mobiele exploitanten, maar dat kan worden veranderd in het kader van een herzieningsprocedure.

Artikel 26 heeft betrekking op de situatie waarin lidstaten netwerken die voor de distributie van radio- of televisie-uitzendingen naar het publiek zijn opgericht, bepaalde doorgifteverplichtingen ('must-carry') opleggen. In het artikel wordt erkend dat het voor de lidstaten mogelijk moet zijn, in het belang van gewettigde overwegingen van het overheidsbeleid, onder hen ressorterende ondernemingen evenredige verplichtingen op te leggen, met dien verstande dat dergelijke verplichtingen alleen worden opgelegd indien zij noodzakelijk zijn om duidelijk omschreven doelstellingen van algemeen belang te bereiken en evenredig, transparant en in de tijd beperkt moeten zijn.

4.

Huurlijnen en verplichte diensten


Hoofdstuk IV heeft betrekking op huurlijnen en andere verplichte diensten. Er is een algemene consensus over de wenselijkheid van het behoud van de bestaande voorschriften in Richtlijn 92/44/EG, gewijzigd bij Richtlijn 97/51/EEG, dat huurlijndiensten in alle lidstaten beschikbaar moeten zijn, met de mogelijkheid voor nationale regelgevende instanties al deze bepalingen of een gedeelte daarvan in te trekken, zodra wordt geoordeeld dat er op de nationale markt voor deze diensten echte concurrentie is. Artikel 27 voorziet in verlenging van de huidige bepalingen inzake huurlijnen en bevat een uitstervingsclausule waarbij deze bepalingen worden opgeheven zodra de nationale regelgevende instanties vaststellen dat er daadwerkelijke concurrentie is.

Krachtens artikel 28 kunnen lidstaten op hun grondgebied het aanbieden van bepaalde diensten die buiten de universele-dienstverplichtingen vallen, verplicht stellen, zolang geen vergoedingsregeling waarbij specifieke ondernemingen zijn betrokken, wordt opgelegd.

5.

Comité


In de voorgestelde kaderrichtlijn stelt de Commissie voor een groep op hoog niveau voor communicatie (HLCG - High Level Communications Group) op te richten die onder andere zou worden belast met intensieve samenwerking met consumentenorganisaties en problemen zou onderzoeken die lidstaten, NRI's, marktpartijen en gebruikers onder haar aandacht brengen. De HLCG zou dan desgewenst oplossingen voorstellen. De bepalingen van hoofdstuk V maken gebruik van de procedures van de kaderrichtlijn voor het betrekken van de HLCG bij de samenwerking tussen consumenten en NRI's.

Hoofdstuk V, dat de artikelen 29 tot en met 37 omvat, behelst de procedurebepalingen met betrekking tot onder andere het vereiste overleg tussen de nationale regelgevende instanties en gebruikers, consumenten, aanbieders van diensten en netwerkexploitanten over kwesties in verband met de omvang, betaalbaarheid en kwaliteit van diensten alsmede procedures voor beslechting van geschillen. De bepalingen van de richtlijn versterken de huidige bepalingen inzake het gebruikscomfort en de toegankelijkheid in een nationaal forum, met name wat de facturering en de voorwaarden van de dienstverlening betreft.

Maatregelen voor de technische aanpassing van de bijlagen zijn in artikel 31 opgenomen, terwijl artikel 32 voorziet in toezicht op de werking van de richtlijn en een verslag aan het Europees Parlement en de Raad. Artikel 33 behelst de regelgevingsprocedure in verband met het bepaalde in de artikelen 11, 17 en 19. De artikelen 34 en 35 hebben betrekking op de omzetting en de inwerkingtreding.