Artikelen bij COM(2024)102 - EN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S Gezamenlijk verslag over de ontwikkelingen op de EU-markt voor het verrichten van wettelijke controles van organisaties van openbaar belang van 2019 tot 2021

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK EN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S

Gezamenlijk verslag over de ontwikkelingen op de EU-markt voor het verrichten van wettelijke controles van organisaties van openbaar belang van 2019 tot 2021

1. Inleiding

In dit gezamenlijk verslag worden de ontwikkelingen op de EU-markt voor het verrichten van wettelijke controles van organisaties van openbaar belang (“OOB’s”) van 2019 tot 2021 beoordeeld. Daarbij gaat het met name om:

- de marktconcentratie;

- de risico’s van tekortkomingen in de auditkwaliteit; en

- de prestaties van de auditcomités.

Dit is het derde verslag dat conform artikel 27 van Verordening (EU) nr. 537/20141 (“de verordening”) is opgesteld. Het eerste marktmonitoringverslag2 had betrekking op de ontwikkelingen van 2014-2015 en het tweede verslag3 op die van 2016 tot en met 2018.

Dit verslag is door het Comité van Europese auditorstoezichthouders (“CEAOB”) opgesteld. Tenzij anders vermeld, vormen de verslagen van de nationale bevoegde audittoezichthouders (“NBA’s”) de belangrijkste gegevensbronnen. De gegevens hebben voornamelijk betrekking op 2020 en 2021 en zijn in 2022 verzameld.

Het verslag bevat voor het eerst ook gegevens van Noorwegen. Die worden in punt 2.1 over het “overzicht van de markt” en punt 2.2 over de “marktconcentratie” gebruikt. Voor het Verenigd Koninkrijk (“VK”) zijn geen gegevens verzameld. Op de plaatsen waar in dit verslag vergelijkingen met 2018 zijn opgenomen, en tenzij anders vermeld, zijn de gegevens van het VK wel in de cijfers van 2018 opgenomen.

2. Ontwikkelingen op de EU-markt voor wettelijke controles van OOB’s

1. Overzicht van de markt

In 2021 waren er in de EU en Noorwegen 200 484 wettelijke auditors en 22 427 auditkantoren geregistreerd. In tabel 1 zijn de cijfers voor zowel 2021 als 2018 (zonder het VK) weergegeven. Ten opzichte van 2018 is het aantal zelfstandige auditors (dat OOB’s of niet-OOB’s controleert) met 6 % gedaald en het aantal geregistreerde auditkantoren met 11 %. De auditkantoren die OOB’s controleren, vertegenwoordigen bijna 4 % van de geregistreerde auditkantoren, wat met het aandeel van 2018 overeenkomt.

Het aantal wettelijke auditors dat in dienst is van of verbonden is aan auditkantoren (als vennoot of anderszins), is met 7 % gestegen.

Tabel 1: In de EU geregistreerde wettelijke auditors en auditkantoren (2018-2021)4
20182021Verschil
Wettelijke auditors213 299200 484-6 %
Wettelijke auditors in dienst bij of als vennoot of anderszins verbonden aan auditkantoren47 94451 3887 %
Auditkantoren25 11022 427-11 %
Waarvan auditkantoren die OOB’s controleren1 0901 008-8 %


Tussen 2018 en 2021 is het aantal wettelijke controles van OOB’s met 11 % gestegen (figuur 1). In 2021 waren beursgenoteerde ondernemingen de grootste categorie OOB’s in de lidstaten, goed voor 37 % van het totale aantal OOB’s (tegenover 44 % in 2018).

De gezamenlijke audits van OOB’s zijn goed voor 16 % van de wettelijke controles van OOB’s. Van de dertien lidstaten die gezamenlijke audits rapporteerden5, telde Frankrijk er opnieuw de meeste (87 % van het totaal in de EU-27 en Noorwegen). België, Finland, Ierland, Kroatië en Polen rapporteerden in 2021 ook gezamenlijke audits, terwijl die vijf landen er in 2018 geen hadden gerapporteerd.

Figuur 1: OOB’s en wettelijke controles van OOB’s (2018-2021)6


De omzet van de auditkantoren in de EU-257 en Noorwegen die OOB’s controleren, bedroeg in 2021 ongeveer 30 miljard EUR8. Op basis van de gegevens voor de tien belangrijkste auditkantoren (“10KAP”)9 worden de inkomsten in de EU-25 en Noorwegen op ongeveer 28 miljard EUR geraamd.

De omzetcijfers per lidstaat lopen sterk uiteen, maar Duitsland en Frankrijk zijn de twee grootste markten (goed voor 47 % van de omzet van de auditkantoren in de EU)10.

11 % van de omzet van de auditkantoren die OOB’s controleren, die door het kantoor of op netwerkniveau is gerapporteerd, is door inkomsten uit toegestane niet-auditdiensten voor gecontroleerde entiteiten gegenereerd, en 56 % door inkomsten uit niet-auditdiensten voor andere entiteiten.

10 % van de totale omzet van de auditkantoren die OOB’s in de EU controleren, is gegenereerd door inkomsten uit wettelijke controles van OOB’s en entiteiten die tot een groep ondernemingen behoren waarvan de moederonderneming een OOB’s is (tegenover 9 % in 2018). 23 % is gegenereerd door inkomsten uit wettelijke controles van andere entiteiten (figuur 2) (tegenover 26 % in 2018). Dat aandeel varieert echter sterk per lidstaat: in zeven landen is meer dan 50 % van de inkomsten door wettelijke controles gegenereerd, maar in zes landen is dat minder dan een derde11.

Figuur 2: Uitsplitsing van de inkomsten voor de EU-omzet van auditkantoren die OOB’s controleren (2021)


21 van de 24 NBA’s van het Europees Mededingingsnetwerk meldden dat zij in de periode 2019-2021 geen sectoraal onderzoek op de auditmarkt hebben uitgevoerd en evenmin antitrust- of handhavingsactiviteiten in die sector hebben verricht. Twee NBA’s meldden dat zij het concentratieniveau op de auditmarkt hadden geanalyseerd. Eén NBA maakte melding van een antitrustonderzoek dat in die periode had plaatsgevonden12.

 



2. Marktconcentratie

In dit verslag worden marktgegevens13 gepresenteerd over de wettelijke controles van OOB’s door de “Grote Vier” (Deloitte, EY, KPMG en PwC), de vier grootste auditkantoren per land (“CR4”) en de 10KAP.

De Grote Vier zijn goed voor meer dan 80 % van het marktaandeel in 11 landen14 (tegenover 13 in 2018) en een gemiddeld EU-marktaandeel van 59 % (tegenover 70 % in 2018) van alle wettelijke controles van OOB’s.

In 13 lidstaten (tegenover zeven in 2018) zijn de Grote Vier niet de vier grootste auditkantoren15 wat het totale aantal wettelijke auditoordelen van OOB’s betreft. Het gemiddelde marktaandeel voor de CR4 bedraagt 70 %, en voor de 10KAP 81 %.

Figuur 3: Marktaandeel van auditkantoren voor wettelijke controles van OOB’s (2021)


De Grote Vier blijven dominant wat de inkomsten uit wettelijke controles van OOB’s betreft. Op EU-niveau vertegenwoordigen de Grote Vier 86 % van de inkomsten uit wettelijke controles van OOB’s en 71 % van de inkomsten uit wettelijke controles van andere entiteiten (figuur 4).


Figuur 4: % van wettelijke controles van OOB’s, % van inkomsten uit wettelijke controles van OOB’s en % van inkomsten uit wettelijke controles van andere entiteiten, volgens lidstaat [Grote 4] (2021)


Wat de totale omzet van de auditkantoren betreft, zijn de Grote Vier goed voor ongeveer 80 % van het EU-totaal, wat met de cijfers van 2018 overeenkomt. Zoals uit figuur 5 blijkt, zijn de Grote Vier afzonderlijk de grootste ondernemingen op het gebied van het marktaandeel van het aantal wettelijke controles van OOB’s en samen goed voor 59 % van de markt voor die controles. Mazars is de op vier na grootste onderneming met een marktaandeel van 7 %, gevolgd door BDO met een marktaandeel van 5 %.


Figuur 5: Marktaandeel van de 10KAP voor wettelijke controles van OOB’s (2021)


Het overwicht van de Grote Vier qua aantal audits van OOB’s neemt af, maar zij blijven de markt voor wettelijke controles van OOB’s domineren, met 86 % van de inkomsten voor wettelijke controles van OOB’s (figuur 6). Dat is lager dan de 92 % van de inkomsten in 2018 en is deels te verklaren doordat de Britse auditkantoren na de terugtrekking van het VK uit de EU niet langer in het EU-totaal zijn opgenomen.

Op de markt voor wettelijke controles van andere entiteiten bedraagt het aandeel van de Grote Vier 71 %, een lichte stijging tegenover 2018 (68 %).

De Grote Vier genereren een aanzienlijk deel (ongeveer 82-84 %) van de inkomsten uit niet-auditdiensten16 voor audit- en niet-auditcliënten. Dat varieert echter sterk per lidstaat.


Uit de geraamde inkomstenstructuur van de EU blijkt dat de Grote Vier de markt domineren, zowel voor wettelijke controles als voor niet-auditdiensten die door wettelijke auditors worden geleverd. Het grootste deel van de inkomsten van andere auditkantoren dan de Grote Vier komt uit wettelijke controles van andere entiteiten (15 % voor de resterende 10KAP en 14 % voor de andere kantoren) en uit niet-auditdiensten voor andere entiteiten (13 % voor de resterende 10KAP en 5 % voor de andere kantoren). De resterende 10KAP hebben hun aandeel in de inkomsten uit wettelijke controles van OOB’s verhoogd (van 5 % in 2018 naar 9 % in 2021).

Figuur 6: EU-marktaandeel van auditkantoren die OOB’s controleren, volgens inkomsten (2021)


Uit de geraamde inkomstenstructuur in de EU per kantoor in figuur 7 blijkt dat de Grote Vier een hoger percentage van hun totale inkomsten uit wettelijke controles van OOB’s genereren dan de resterende 10KAP (5 %) en de andere kantoren (7 %). De Grote Vier genereren echter een lager aandeel van de inkomsten uit wettelijke controles van andere entiteiten in de totale inkomsten dan de resterende 10KAP (45 %) en de andere kantoren (26 %).


Figuur 7: Inkomstenstructuur per kantoor (2021)



3. Risico’s van tekortkomingen in de auditkwaliteit

In totaal hebben de NBA’s 737 OOB-auditdossiers geëvalueerd, die meestal op jaarlijkse inspectiecycli betrekking hadden. Deze evaluaties zijn in 2021 uitgevoerd17. Gemiddeld hebben de evaluaties tot een gemiddelde van 2,6 inspectiebevindingen18 per OOB-auditdossier geleid. Kantoorbrede procedures die zijn uitgevoerd bij 361 auditkantoren en zelfstandige auditors die OOB’s controleerden, hebben tot gemiddeld 3,5 bevindingen per auditkantoor geleid.

De onderstaande kwalitatieve beoordeling heeft betrekking op risicobeperking en de analyse van systeemrisico’s.

In de voorafgaande jaren hadden de bevindingen voornamelijk betrekking op tekortkomingen in de interne kwaliteitscontrolesystemen van de auditkantoren, maar bij de recente bevindingen19 zijn de meeste tekortkomingen in de dossiers van de auditopdrachten van de OOB’s aangetroffen. Twee derde van de NBA’s gaf aan dat hun aanbevelingen om risicobeperkende en corrigerende maatregelen te nemen om die tekortkomingen aan te pakken, op bevredigende wijze waren uitgevoerd.

Hieronder volgen de vaakst gerapporteerde gebieden voor mitigatie- en risicoanalyse (indien er herhaalde bevindingen zijn waargenomen, d.w.z. dat dezelfde bevindingen tijdens eerdere inspectiecycli in hetzelfde auditkantoor of bij dezelfde zelfstandige auditor zijn vastgesteld).

- Methode:

- onvoldoende auditprocedures uitgevoerd en/of auditbewijs verkregen;

- niet-naleving van de ISA 500 Audit Evidence, ISA 530 Audit Sampling, ISA 540 Auditing Accounting Estimates and Related Disclosures of ISA 230 Audit Documentation;

- noodzaak om de auditmethode of de documentatiemodellen te verbeteren om naleving van de wetgeving of de ISA’s te bereiken.

- Opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling (“EQCR”);

- geen tijdige uitvoering van de EQCR en/of ontoereikende documentatie;

- ondoeltreffend intern toezicht op door de auditvennoten verrichte EQCR’s;

- gebrek aan aandacht bij de evaluatie en de beloning van de vennoten voor de vastgestelde tekortkomingen ten aanzien van hun EQCR-prestaties.


- Ethiek en onafhankelijkheid:

- de verlening van niet-auditdiensten aan auditcliënten is op de volgende gebieden onvoldoende beoordeeld:

- bepalen of er bij bedreigingen van de onafhankelijkheid of belangenconflicten overleg met de risicobeheerpartner nodig is;

- de goedkeuring van het auditcomité verkrijgen en documenteren alvorens niet-auditdiensten te verlenen;

- het acceptatieproces kritisch uitvoeren en voldoende documenteren, vooral indien er risico’s op zelfcontrole of belangenconflicten kunnen ontstaan.

- Auditdocumentatie en gegevensbeveiliging:

- verbeteringen nodig bij de archivering van auditdossiers;

- behoefte aan verbetering van de auditdocumentatie.

- Risicobeoordeling en internecontroletesten:

- ontoereikende risicobeoordeling door de auditor;

- onjuiste identificatie van interne algemene controles binnen de gecontroleerde entiteit;
- gebrek aan toetsing van de interne controles.

De NBA’s hebben in vijf gevallen met regelgevingscolleges en binnen de CEAOB-subgroep inspecties overlegd of bepaalde tekortkomingen, voornamelijk in verband met de algemene kwaliteit van de internecontrolesystemen van de auditkantoren, als systeemrisico’s moeten worden aangemerkt. Hoewel het resultaat telkens negatief was, waren de besprekingen van belang om de auditkwaliteit in de auditkantoren te verbeteren.


4. Prestaties van auditcomités

Artikel 39 van de auditrichtlijn20 bevat de belangrijkste eisen voor auditcomités, hun samenstelling, taken en interactie met het bestuurs- of toezichthoudende orgaan. In dit verslag worden de prestaties van de auditcomités beoordeeld. Het is grotendeels op informatie van de auditcomités zelf gebaseerd. De NBA’s hebben 1 506 auditcomités in de lidstaten verzocht om een vragenlijst van het CEAOB21 te beantwoorden en ongeveer 60 % daarvan (in 23 lidstaten) heeft dat gedaan.

Interactie met het bestuurs- of toezichthoudende orgaan

Uit de antwoorden blijkt dat de interactie van de auditcomités met het bestuurs- of toezichthoudende orgaan toereikend is en dat er voldoende inzicht in de eisen op dit gebied is. Meer dan de helft van de auditcomités had ten minste drie keer met het bestuurs- of toezichthoudende orgaan vergaderd om hun activiteiten, problemen en bijbehorende aanbevelingen naar aanleiding van de wettelijke controle te bespreken. Soms was het management van de gecontroleerde entiteit daarbij aanwezig.

Bij de vergaderingen met het bestuurs- of toezichthoudende orgaan besteedde ongeveer 77 % van de auditcomités tussen de 10 % en 50 % van de vergadertijd aan kwesties in verband met de resultaten van en het toezicht op de audit (figuur 8).

Figuur 8: Door auditcomités bestede tijd aan kwesties in verband met de resultaten van en het toezicht op de audit


Onafhankelijkheid, met inbegrip van toegestane niet-auditdiensten en maximale honoraria

De auditcomités zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van de onafhankelijkheid van de wettelijke auditors en de auditkantoren, met inbegrip van de goedkeuring van toegestane niet-auditdiensten22. In 66 % van de gevallen hadden de auditcomités een schriftelijke verklaring van de auditors ontvangen. In 32 % van de gevallen hadden de auditcomités verdere vragen gesteld. In 24 % van de gevallen hadden de auditcomités formele besprekingen met de wettelijke auditors of de auditkantoren gehouden over de risico’s voor de onafhankelijkheid van de auditor en de toegepaste maatregelen om dat risico te beperken. 2 % van de auditcomités had geen maatregelen genomen om toezicht op de onafhankelijkheid van de auditors te houden.


Figuur 9: Toezicht op de onafhankelijkheid van de auditors


24 % van de auditcomités had verdere criteria vastgesteld ter beperking van niet-auditdiensten die krachtens de verordening of de nationale wetgeving wel zouden zijn toegestaan.

65 % van de auditcomités (tegenover ongeveer 50 % in 2018) heeft bevestigd dat de wettelijke auditor (of een lid van zijn netwerk) tijdens de referentieperiode voorstellen had ingediend om niet-auditdiensten te verlenen23.

37 % van de auditcomités heeft aangegeven dat zij verzoeken voor het verlenen van niet-auditdiensten conform artikel 5, lid 4, van de verordening niet hadden onderzocht, een aanzienlijke daling tegenover de 80 % in 2018. De helft heeft verklaard dat zij die verzoeken niet had onderzocht omdat de niet-auditdiensten op een vooraf goedgekeurde lijst stonden (36 %) of door de entiteit niet waren toegestaan (14 %).

Indien de auditcomités bij de goedkeuring van niet-auditdiensten betrokken waren, hebben zij 2 % van de gevallen niet goedgekeurd. De aangehaalde redenen om niet-auditdiensten niet goed te keuren, waren een risico voor de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor, een verbod op niet-auditdiensten krachtens de verordening of het nationale recht, of de doelstelling van het auditcomité om de concurrentie tussen de auditkantoren te bevorderen. Geen van de auditcomités heeft het maximale honorarium als reden voor dat besluit aangemerkt.

12 % van de auditcomités heeft de verleende niet-auditdiensten niet onderzocht, wat betekent dat zij niet hebben gecontroleerd of het management van de entiteit had gewaarborgd dat de verleende niet-auditdiensten met de goedgekeurde niet-auditdiensten overeenkwamen (karakter en honoraria).

De overgrote meerderheid van de auditcomités (87 %) heeft voor toezicht geen maximaal honorarium voor niet-auditdiensten van minder dan 70 %24 vastgesteld. Slechts ongeveer een derde heeft de berekening van de entiteit met betrekking tot het toegestane maximale honorarium voor niet-auditdiensten van 70 % beoordeeld. De berekeningsmethoden bij de auditcomités verschillen, waarbij de berekening voor de OOB’s die zich op groepsniveau bevinden voor bijna 50 % op groepsniveau wordt uitgevoerd. Andere entiteiten berekenen het maximale honorarium op het niveau van de dochteronderneming (20 %), voor alle OOB’s binnen de groep op groepsniveau (16 %) of, indien er geen groepsstructuur is, op ondernemingsniveau (16 %). Volgens 1 % van de auditcomités is het maximale honorarium voor niet-auditdiensten van 70 % overschreden.

Het proces voor de selectie van auditors

De auditcomités zijn verantwoordelijk voor de selectieprocedure van de wettelijke auditor. Meer dan 95 % (tegenover 87 % in 2018) verklaart voor de aanbestedingsprocedure verantwoordelijk te zijn, hoewel dat voor sommige auditcomités een uitdaging blijft.

19 % van de auditcomités heeft de benoeming van een nieuwe wettelijke auditor (of een nieuw auditkantoor) gemeld. Bij twee derde had de auditor tot 10 jaar zijn werk uitgeoefend voordat er een nieuwe wettelijke auditor werd benoemd. 18 % van de auditcomités had gedurende meer dan 20 jaar dezelfde auditor gehad.

Krachtens artikel 16, lid 2, van de verordening heeft 90 % van de OOB’s die tot een aanbesteding overgingen ten minste twee wettelijke auditors of auditkantoren uitgenodigd (6 % meer dan in 2018).

Figuur 10: Wettelijke auditors/auditkantoren uitgenodigd voor deelname aan de aanbesteding


35 % van de auditcomités heeft geen specifieke aandacht besteed aan de eis dat de aanbestedingsprocedure niet mag verhinderen dat kantoren die in het voorafgaande kalenderjaar minder dan 15 % van de totale honoraria van OOB’s in de lidstaat hebben ontvangen, aan de selectieprocedure deelnemen25.

Wat de aankondiging of de openbaarmaking van de aanbestedingsprocedure betreft, heeft 76 % niet de CEAOB-richtsnoeren “Benoeming van wettelijke auditors of auditkantoren door organisaties van openbaar belang” gevolgd waarbij OOB’s worden aangemoedigd de aanbesteding openbaar te maken, zodat niet-uitgenodigde wettelijke auditors (of auditkantoren) ook deel kunnen nemen.

De aanbestedingsdocumentatie is openbaar gemaakt (13 %) of naar uitgekozen auditkantoren gestuurd (87 %, waarvan 25 % alleen naar de Grote Vier auditkantoren ging).

Het aantal wettelijke auditors (of auditkantoren) dat zich heeft ingeschreven, is in het onderstaande schema weergegeven.


Figuur 11: Aantal wettelijke auditors/auditkantoren dat zich heeft ingeschreven


73 % van de auditcomités is nagegaan of de gecontroleerde entiteit op verzoek aan de bevoegde autoriteit kon aantonen dat de selectieprocedure eerlijk was verlopen.


51 % van de auditcomités die andere auditors heeft benoemd, heeft aangegeven dat het te vroeg was om het effect van de roulatie van de auditors te beoordelen, of dat er ten tijde van de vragenlijst nog geen beoordeling was uitgevoerd. 22 % van de auditcomités beoordeelt het effect van de roulatie van de auditors als neutraal en 12 % beoordeelt het effect als positief.

Toezicht op de wettelijke controle

De auditcomités zijn ook verantwoordelijk voor het toezicht op de wettelijke controles. 77 % van de auditcomités heeft meermaals vergaderd met de wettelijke auditors (of het auditkantoor) en met het management erbij (36 % deed dit zonder de aanwezigheid van het management). 36 % van de auditcomités heeft de kwaliteit van de audits beoordeeld aan de hand van criteria of maatstaven zoals de kwaliteit van de communicatie, het bij de auditopdracht betrokken team (met inbegrip van de aangetoonde technische deskundigheid), de mate van uitdaging voor de auditor en de door de vennoot of het senior auditmanagement aan de wettelijke controle bestede tijd.

De auditcomités hebben weinig gebruik gemaakt (17 %) van de inspectieverslagen en ‑bevindingen van de NBA’s van de laatste inspectie van de wettelijke auditor bij het toezicht op de uitvoering van de wettelijke controle. Meer dan de helft van de auditcomités heeft verklaard dat er geen verslagen met bevindingen beschikbaar waren of dat zij daar geen toegang toe hadden, en 30 % van de auditcomités vroeg niet of er bevindingen beschikbaar waren.

3. Belangrijkste bevindingen

Hieronder volgen de belangrijkste bevindingen van de CEAOB-enquête.

1. De in het vorige verslag waargenomen daling van het aantal zelfstandige auditors en auditkantoren heeft zich voortgezet.

Elementen zoals de leeftijdsverdeling van de beroepsgroep, het vermogen ervan om nieuwe beroepsbeoefenaren aan te trekken en het feit dat steeds meer beroepsbeoefenaren tot grotere structuren behoren, kunnen zowel positieve als negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de verrichte audits hebben en moeten in de volgende periode worden gemonitord.

2. Gemiddeld halen auditkantoren van OOB’s 67 % van hun inkomsten uit niet-auditdiensten. Dat is een daling van ongeveer 2 % ten opzichte van de vorige periode. Daaruit blijkt dat de auditkantoren zich niet alleen op de wettelijke controles richten.

Het is een potentieel punt van zorg voor regelgevers dat de verlening van niet-auditdiensten van invloed kan zijn op de onafhankelijkheid en de kwaliteit van de audit. Daarom is het belangrijk om de marktontwikkelingen nauwlettend te blijven volgen, met name indien auditkantoren om nieuwe taken concurreren als gevolg van recente EU-wetgeving zoals de richtlijn duurzaamheidsrapportage door bedrijven26, die de assurance van duurzaamheidsrapporten vereist, en de digitaledienstenverordening27, die een beoordeling van de naleving van de verplichtingen voor aangewezen zeer grote onlineplatformen en ‑zoekmachines vereist.

3. Op de Europese auditmarkt is een kleine verschuiving vastgesteld, omdat de Grote Vier een deel van hun marktaandeel aan de resterende 10KAP hebben verloren, hoewel zij een hoge mate van marktconcentratie behouden.

De verdeling van de audits van OOB’s onder de spelers is veranderd; nu wordt een groter deel van het werk door andere spelers dan de Grote Vier verricht. De veranderingen in de marktstructuur qua inkomsten zijn echter kleiner dan qua aantal opdrachten.

In verscheidene EU-lidstaten is er een lichte toename in het aantal gezamenlijke audits zichtbaar. Die worden echter nog steeds hoofdzakelijk in Frankrijk uitgevoerd.

4. Hoewel er geen systeemrisico is vastgesteld, hebben de NBA’s bij hun inspecties nog steeds veel tekortkomingen vastgesteld. Vaak, maar niet altijd, beoordeelden zij het reactievermogen van de auditkantoren om met inspectieresultaten om te gaan als voldoende.

Enerzijds sluit dat aan bij de oproep tot meer transparantie van de inspectieresultaten door het grote publiek, of in ieder geval door de auditcomités, om voor een grotere verantwoordingsplicht en een beter begrip van de auditkwaliteit op het niveau van de kantoren te zorgen. Anderzijds is het belangrijk dat de NBA’s druk op de auditkantoren blijven uitoefenen om via het CEAOB en de Europese colleges van toezichthouders verbeteringen aan te brengen, zodat de kantoren meer preventieve interne maatregelen nemen om tekortkomingen in de audits te voorkomen.

5. In het algemeen hebben de auditcomités de uitvoering van hun toezichttaken sinds de laatste verslagperiode verbeterd.

De meeste auditcomités houden actief toezicht op de onafhankelijkheid van de auditors en nemen deel aan de selectie van nieuwe auditors of auditkantoren, alsook aan de goedkeuring van niet-auditdiensten. Er is meer toezicht en controle op niet-auditdiensten. Bij de meeste aanbestedingen worden verscheidene wettelijke auditors of auditkantoren uitgenodigd, wat tot een toename van het aantal inschrijvingen per aanbesteding leidt.

Vanwege de belangrijke rol van de auditcomités bij de waarborging van de auditkwaliteit, zijn er verdere besprekingen nodig tussen de auditcomités en de NBA’s. Ook moet worden overwogen om het toezicht op de auditcomités door de NBA’s te harmoniseren en te verbeteren.

6. De gevolgen van de inflatiedruk, de stijgende rentetarieven, de geopolitieke instabiliteit en het toenemende gebruik van instrumenten voor gegevensanalyse en artificiële intelligentie op het gebied van audits kunnen de auditsector de komende jaren voor uitdagingen stellen. De gevolgen van die veranderingen moeten worden gemonitord.

Vanwege het transnationale karakter van die veranderingen zorgen een betere Europese samenwerking en de samenhang tussen regelgeving en samenwerkingsinstrumenten voor de vereenvoudiging van dat toezichtproces. Gezamenlijke inspecties tussen NBA’s en via het CEAOB moeten worden overwogen om het toezicht op de auditkantoren en -netwerken die in de hele EU actief zijn, te verbeteren.

1 Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 77).

2https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52017DC0464.

3https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52021DC0029.

4 Noorwegen is in de cijfers van 2021 opgenomen, maar niet in die van 2018. Het VK is in geen van beide opgenomen.

5 België, Bulgarije, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Kroatië, Malta, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Spanje en Zweden hebben in 2021 gezamenlijke audits gerapporteerd.

6 Noorwegen is in de cijfers van 2021 opgenomen, maar niet in die van 2018. Het VK is in geen van beide opgenomen.

7 Geen gegevens voor België en Zweden.

8 Gegevens die zijn verzameld in nationale valuta zijn met de wisselkoersen van 31.12.2021 in euro omgezet. Bron: Bloomberg.

9 Baker Tilly, BDO, Deloitte, EY, Grant Thornton, KPMG, Mazars, Nexia, RSM en PwC. De grootste auditkantoren in de EU volgens het CEAOB op basis van de enquête van 2021.

10 Gegevens voor 25 lidstaten en Noorwegen (geen gegevens voor België en Zweden).

11 Geen gegevens voor België en Zweden.

12 2 NBA’s: Denemarken en Spanje, en 1 NBA: Nederland.

13 De meeste NBA’s baseerden de omzet op auditkantoren (in de zin van artikel 2, punt 3, van Richtlijn 2006/43/EG) en niet op het auditnetwerk (in de zin van artikel 2, punt 7, van die richtlijn). Vanwege de verschillende referentieperioden hebben de gegevens een benaderend karakter.

14 België, Cyprus, Denemarken, Estland, Finland, Italië, Luxemburg, Noorwegen, Nederland, Oostenrijk en Zweden.

15 Bulgarije, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Kroatië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije.

16 Sommige NBA’s rapporteerden problemen bij het meten van de niet-auditdiensten aan andere entiteiten, aangezien die diensten buiten de werking van het auditkantoor vallen.

17Acht NBA’s hebben gegevens voor driejarige inspectiecycli gerapporteerd.

18Inspectiebevindingen zijn tekortkomingen in auditprocedures die erop duiden dat het auditkantoor niet voldoende en geen geschikt auditbewijs heeft verkregen om zijn oordeel te onderbouwen, maar die niet noodzakelijkerwijze inhouden dat de financiële overzichten in kwestie ook afwijkingen van materieel belang bevatten.

19 Deze analyse is gebaseerd op auditinspectiebevindingen, zoals gerapporteerd door de lidstaten in 2020/2021, in de database die door de CEAOB-subgroep inspectie wordt bijgehouden. Het CEAOB heeft de database geanalyseerd om de onderwerpen in kaart te brengen die de dialoog tussen de auditkantoren of de opstellers van standaarden en het CEAOB stimuleren en om inspecteurs op hoogrisicogebieden te wijzen. De nadruk lag daarbij op de incidentie van bevindingen betreffende internationale auditnormen (“ISA’s”), kwaliteitscontrole en ethiek.

20 Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen en tot wijziging van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).

21 De vragenlijst was bedoeld om de naleving van de eisen van de auditwetgeving te beoordelen en de relatie tussen de NBA’s en de auditcomités te bevorderen. In 2018 is de vragenlijst aan 2 770 auditcomités in 26 lidstaten toegezonden, met een vergelijkbaar responspercentage van ongeveer 60 %.

22 Artikel 4, lid 2, en artikel 6, lid 2, punt b), van de verordening en artikel 39, lid 6, punt e), van Richtlijn 2006/43/EG.

23 Artikel 5, lid 4, van de verordening.

24Artikel 4, lid 2, van de verordening.

25Artikel 16, lid 3, punt a), van de verordening.

26Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen.

27Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG.

NL NL