Artikelen bij COM(2023)528 - Belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
Onderwerp

In deze richtlijn worden regels vastgesteld voor de berekening van het belastbare resultaat van vaste inrichtingen van kmo’s die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 1 (hierna “belastingheffing volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor” of “HOT-regels” genoemd).

Artikel 2
Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op kmo’s die aan de volgende criteria voldoen:

a) zij zijn opgericht krachtens het recht van een lidstaat en nemen een van de in de bijlagen I en II genoemde vormen aan;

b) zij hebben hun fiscale woonplaats in een lidstaat overeenkomstig de belastingwetgeving van die lidstaat, met inbegrip van de bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting;

c) zij zijn rechtstreeks of op het niveau van hun eigenaren onderworpen aan een in de bijlagen III en IV vermelde winstbelasting of aan enige andere belasting met soortgelijke kenmerken;

d) zij zijn een micro-, kleine of middelgrote onderneming (kmo) zoals gedefinieerd in Richtlijn 2013/34/EU16;

e) zij zijn in andere lidstaten uitsluitend via een of meer vaste inrichtingen actief;

f) zij behoren niet tot een voor de financiële boekhouding geconsolideerde groep overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU en vormen een zelfstandige onderneming die aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

- zij is geen geassocieerde onderneming in de zin van artikel 2, punt 13, van Richtlijn 2013/34/EU;

- zij is geen verbonden onderneming in de zin van artikel 3, lid 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I tot en met IV te wijzigen naar aanleiding van wetswijzigingen in de lidstaten met betrekking tot:

a) rechtsvormen van entiteiten die zijn opgericht krachtens het recht van een lidstaat (bijlagen I en II);

b) belastingen op de winst of enige andere belasting met soortgelijke kenmerken waaraan dergelijke entiteiten rechtstreeks of op het niveau van hun eigenaren zijn onderworpen (bijlagen III en IV).

3. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaat waar een vaste inrichting is gelegen om het toepasselijke belastingtarief vast te stellen, noch aan de toepasselijkheid van bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting, noch aan de regels inzake de sociale bescherming van werknemers in de lidstaat van de vaste inrichting.

Artikel 3
Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1) “vaste inrichting”: een in een andere lidstaat gelegen vaste bedrijfsvestiging, zoals gedefinieerd in het desbetreffende bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of, bij gebreke daarvan, in het interne recht;

2) “hoofdkantoor”: een kmo, als bedoeld in artikel 2, lid 1, die in (een) andere lidsta(a)t(en) uitsluitend via een of meer vaste inrichtingen actief is;

3) “lidstaat van het hoofdkantoor”: de lidstaat waarin de in artikel 2, lid 1, bedoelde kmo haar fiscale woonplaats heeft;

4) “HOT-regels”: de belastingregels van de lidstaat van het hoofdkantoor die worden gebruikt om het belastbare resultaat van het hoofdkantoor en zijn vaste inrichtingen te berekenen;

5) “gastlidstaat”: de lidstaat waar de vaste inrichting van een in artikel 2, lid 1, bedoelde kmo is gelegen;

6) “belastbaar resultaat van de vaste inrichting”: het belastbare inkomen of verlies berekend overeenkomstig de HOT-regels;

7) “autoriteit van aangifte”: de bevoegde belastingautoriteit in de lidstaat van het hoofdkantoor;

8) “HOT-belastingaangifte”: de belastingaangifte die door een in artikel 2, lid 1, bedoelde kmo wordt ingediend over de belastbare resultaten van het hoofdkantoor en van de vaste inrichting(en), zoals berekend overeenkomstig de HOT-regels.

HOOFDSTUK II
Belastingheffing volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor (HOT)

Artikel 4
Deelnamevereisten

1. Het hoofdkantoor kan ervoor kiezen om de HOT-regels toe te passen op zijn vaste inrichting(en) in andere lidstaten als het aan de volgende vereisten voldoet:

a) de gezamenlijke omzet van zijn vaste inrichtingen is in de laatste twee boekjaren niet hoger geweest dan een bedrag gelijk aan het dubbele van de door het hoofdkantoor gegenereerde omzet;

b) het hoofdkantoor heeft in de laatste twee boekjaren zijn fiscale woonplaats in de lidstaat van het hoofdkantoor gehad;

c) het hoofdkantoor heeft in de afgelopen twee boekjaren voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, punt d).

2. Indien het hoofdkantoor ervoor kiest de HOT-regels overeenkomstig lid 1 toe te passen, past het die regels toe op al zijn vaste inrichtingen in andere lidstaten. Indien het hoofdkantoor een nieuwe vaste inrichting in een andere lidstaat opricht, past het vanaf het moment van oprichting de HOT-regels toe op deze vaste inrichting.

Artikel 5
Uitsluiting van de HOT-regels

Wanneer het hoofdkantoor inkomsten uit scheepvaartactiviteiten verwerft en deze inkomsten in de lidstaat van het hoofdkantoor onderworpen zijn aan een tonnagebelastingregeling, mag dit hoofdkantoor de HOT-regels niet toepassen ten aanzien van zijn vaste inrichtingen in andere lidstaten, voor zover deze vaste inrichtingen inkomsten uit scheepvaartactiviteiten verwerven.

Artikel 6
Gebruikmaking van de mogelijkheid om de HOT-regels toe te passen

1. Het hoofdkantoor dat ervoor kiest de HOT-regels op zijn vaste inrichting(en) toe te passen, stelt de autoriteit van aangifte hiervan in kennis, samen met de naam van de gastlidsta(a)t(en). De kennisgeving geschiedt ten minste drie maanden vóór het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de kmo de HOT-regels wil gaan toepassen.

2. De autoriteit van aangifte gaat na of aan de in artikel 4 gestelde deelnamevereisten is voldaan en brengt het hoofdkantoor binnen twee maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving op de hoogte van haar bevindingen.

3. Indien aan de deelnamevereisten is voldaan, deelt de autoriteit van aangifte de belastingautoriteit(en) van de gastlidsta(a)t(en) binnen twee maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving mee dat het belastbare resultaat van de desbetreffende vaste inrichtingen vanaf het volgende boekjaar zal worden berekend overeenkomstig de HOT-regels, zoals toegepast in de lidstaat van het hoofdkantoor. De belastingautoriteit van de gastlidsta(a)t(en) deelt de autoriteit van aangifte het toepasselijke belastingtarief mee.

De in de eerste alinea bedoelde informatie wordt verstrekt door middel van automatische inlichtingenuitwisseling als bedoeld in artikel [8 bis sexies] van Richtlijn 2011/16/EU.

De gastlidstaat kan het besluit van de autoriteit van aangifte betreffende de naleving van de deelnamevereisten betwisten overeenkomstig de bepalingen van artikel 13. Niettegenstaande deze procedure kunnen de kmo’s de HOT-regels gaan toepassen.

Indien de autoriteit van aangifte tot de conclusie komt dat niet aan de deelnamevereisten is voldaan, brengt zij het hoofdkantoor hiervan binnen twee maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving op de hoogte en kan het hoofdkantoor hiertegen beroep instellen overeenkomstig de nationale wetgeving.

4. Indien een gastlidstaat tot de conclusie komt dat de aanwezigheid van een kmo op zijn grondgebied als een vaste inrichting kan worden aangemerkt, stelt hij de autoriteit van aangifte daarvan in kennis. Na ontvangst van deze informatie deelt de autoriteit van aangifte de bevoegde belastingautoriteit van de gastlidstaat mee of het hoofdkantoor de HOT-regels ten aanzien van zijn vaste inrichtingen toepast.

Artikel 7
Duur van de mogelijkheid om de HOT-regels toe te passen

1. Het hoofdkantoor dat ervoor heeft gekozen de HOT-regels toe te passen op zijn vaste inrichtingen in een of meer gastlidstaten, past die regels gedurende een periode van vijf boekjaren toe.

2. Aan het einde van de in lid 1 bedoelde periode houden de HOT-regels op van toepassing te zijn op de vaste inrichtingen die zich in de gastlidstaten bevinden, tenzij het hoofdkantoor de autoriteit van aangifte volgens de procedure van artikel 9 in kennis stelt van zijn keuze om de toepassing van de HOT-regels te verlengen.

Artikel 8
Beëindiging van de mogelijkheid om de HOT-regels toe te passen

1. De mogelijkheid om de HOT-regels toe te passen wordt vóór het einde van de in artikel 7, lid 1, bedoelde periode van vijf jaar beëindigd om een van de volgende redenen:

a) de in artikel 2, lid 1, bedoelde kmo verplaatst haar fiscale woonplaats naar buiten de lidstaat van het hoofdkantoor;

b) de gezamenlijke omzet van de vaste inrichtingen in de laatste twee boekjaren bedroeg meer dan drie keer de omzet van het hoofdkantoor.

2. In elk van de in lid 1 bedoelde gevallen houden de HOT-regels op van toepassing te zijn met ingang van het boekjaar dat volgt op dat waarin de in lid 1 genoemde redenen zich hebben voorgedaan.

3. De autoriteit van aangifte stelt de gastlidstaten in kennis van de beëindiging als bedoeld in lid 1 vóór het einde van het boekjaar waarin de redenen voor die beëindiging zich hebben voorgedaan.

4. Indien de in artikel 2, lid 1, bedoelde kmo haar fiscale woonplaats naar een andere lidstaat verplaatst, kan zij ervoor kiezen de HOT-regels van de nieuwe lidstaat van haar fiscale woonplaats toe te passen overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 7. Dit wordt als een nieuwe keuze beschouwd.

Artikel 9
Verlenging van de mogelijkheid om de HOT-regels toe te passen

1. Indien het hoofdkantoor zijn keuze wenst te verlengen, stelt het de autoriteit van aangifte hiervan ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de in artikel 7, lid 1, bedoelde periode in kennis en vermeldt het de naam van de gastlidstaten. De autoriteit van aangifte gaat na of de kmo nog steeds voldoet aan de deelnamevereisten van artikel 4.

2. De autoriteit van aangifte bevestigt de verlenging van de keuze binnen twee maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving, nadat zij heeft gecontroleerd of aan de in artikel 4 vastgestelde deelnamevereisten is voldaan. Zij doet haar besluit toekomen aan het hoofdkantoor, samen met de mededeling dat de uitsluitingsgronden van artikel 10 niet van toepassing zijn. De autoriteit van aangifte brengt ook de belastingautoriteiten van de gastlidstaten binnen vier maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving op de hoogte van de verlenging.

Artikel 10
Uitsluiting van de mogelijkheid tot verlenging van de toepassing van de HOT-regels

Het hoofdkantoor mag de keuze voor de toepassing van de HOT-regels niet verlengen indien zich gedurende de vijfjarige periode waarin de HOT-regels aanvankelijk werden toegepast, een van de volgende situaties heeft voorgedaan:

a) de gezamenlijke omzet van de vaste inrichtingen in twee willekeurige, afzonderlijke boekjaren bedroeg meer dan twee keer de omzet van het hoofdkantoor;

b) de kmo heeft binnen of buiten de Unie een of meer dochterondernemingen opgericht;

c) het in artikel 2, lid 1, punt d), vastgestelde criterium is gedurende twee opeenvolgende boekjaren niet vervuld.

Artikel 11
Indiening van de HOT-belastingaangifte, vaststelling van de belasting en coördinatie tussen de autoriteiten

1. Het hoofdkantoor dient de HOT-belastingaangifte in bij de autoriteit van aangifte.

2. In de HOT-belastingaangifte wordt de volgende informatie opgenomen:

a) de belastingschuld van de kmo met betrekking tot haar belastbare winst in de lidstaat van het hoofdkantoor;

b) de belastingschuld van de kmo met betrekking tot het belastbare resultaat van elke vaste inrichting in andere lidstaten. De belastingschuld wordt berekend door het nationale belastingtarief van de respectieve gastlidstaat toe te passen op het belastbare resultaat, zoals dat is berekend overeenkomstig de HOT-regels.

3. Indien een of meer vaste inrichtingen van de kmo krachtens het recht van de gastlidstaat niet verplicht zijn een afzonderlijke financiële jaarrekening op te stellen, bevat de HOT-aangifte de volgende gegevens:

a) activa en passiva die zijn toegerekend aan de vaste inrichting(en);

b) de winst die kan worden toegerekend aan de vaste inrichting(en) in andere lidstaten. 

4. De autoriteit van aangifte doet de volgende kennisgevingen uitgaan:

a) een belastingaanslag voor het hoofdkantoor;

b) een voorlopige belastingaanslag voor elke vaste inrichting.

5. De autoriteit van aangifte doet de belastingautoriteiten van de gastlidstaten de volgende documenten en informatie toekomen, overeenkomstig de regels van artikel 14:

a) de HOT-belastingaangifte, vergezeld van kopieën van de financiële jaarrekening en andere relevante documenten, zoals vereist en opgesteld krachtens de wetgeving van de lidstaat van het hoofdkantoor;

b) een voorlopige belastingaanslag voor de relevante vaste inrichting(en);

c) indien nodig, alle andere informatie om de vaststelling van aanvullende nationale of regionale al dan niet op winst gebaseerde belastingen of heffingen of andere onderling verbonden componenten van de inkomstenbelasting overeenkomstig de belastingregels van de gastlidstaat mogelijk te maken.

De in dit lid bedoelde informatie wordt verstrekt door middel van automatische inlichtingenuitwisseling als bedoeld in artikel [8 bis sexies] van Richtlijn 2011/16/EU.

6. De belastingautoriteit van de gastlidstaat aanvaardt of verwerpt de in lid 5, punt b), bedoelde voorlopige belastingaanslag binnen twee maanden na ontvangst ervan en stelt de autoriteit van aangifte daarvan in kennis.

7. Indien de belastingautoriteit van de gastlidstaat de voorlopige belastingaanslag aanvaardt of niet binnen de in lid 6 bedoelde termijn reageert, wordt de voorlopige belastingaanslag definitief en kan het hoofdkantoor hiertegen beroep instellen bij de autoriteit van aangifte en overeenkomstig de nationale regels van de lidstaat van het hoofdkantoor.

8. Indien de belastingautoriteit van de gastlidstaat de voorlopige belastingaanslag verwerpt, herziet zij deze voorlopige belastingaanslag in verband met de toerekening van winsten aan de vaste inrichting overeenkomstig de bepalingen van het toepasselijke bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen de gastlidstaat en de lidstaat van het hoofdkantoor. Nadat de toerekening van winsten aan de vaste inrichting is herzien en overeenkomstig artikel 8 bis sexies van Richtlijn 2011/16/EU aan de autoriteit van aangifte is meegedeeld, herberekent de autoriteit van aangifte het belastbare resultaat overeenkomstig de belastingregels van de lidstaat van het hoofdkantoor en geeft deze lidstaat een herziene belastingaangifte af. De belastingplichtige is gerechtigd tegen deze herziene belastingaanslag beroep in te stellen bij de rechterlijke instanties van de lidstaat van het hoofdkantoor. Elk geschil over het bedrag van de winst dat aan een vaste inrichting kan worden toegerekend, wordt beslecht overeenkomstig het toepasselijke bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of de in Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 vastgestelde bepalingen17.

9. Wanneer op grond van de belastingregels van de gastlidstaat bepaalde kosten die verband houden met de werknemers van de vaste inrichting fiscaal aftrekbaar zijn, voor zover de desbetreffende bedragen op het niveau van de werknemer worden belast of onderworpen zijn aan sociale lasten, en er in de lidstaat van het hoofdkantoor geen vergelijkbare fiscale behandeling bestaat die een dergelijke aftrek mogelijk maakt, nemen de lidstaat van het hoofdkantoor en de gastlidstaat passende maatregelen om mogelijke discrepanties te voorkomen.

Artikel 12
Inning van de door de vaste inrichting(en) in de gastlidsta(a)t(en) verschuldigde belasting

1. Het hoofdkantoor voldoet, via de autoriteit van aangifte, de inkomstenbelastingschuld ter zake van zowel zijn eigen belastbare resultaat als het belastbare resultaat van zijn vaste inrichting(en) in de gastlidsta(a)t(en).

2. De autoriteit van aangifte int de belasting die overeenkomt met de belastingschuld van elke vaste inrichting van het hoofdkantoor in de Unie, past het belastingtarief van de respectieve gastlidstaat toe en maakt het relevante bedrag over aan de bevoegde autoriteit van de respectieve gastlidstaat.

3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de praktische regelingen vast die nodig zijn om te garanderen dat de belasting die overeenkomt met de belastingschuld van de vaste inrichting(en), door de lidstaat van het hoofdkantoor wordt geïnd en aan de gastlidstaat wordt overgemaakt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 13
Controles, rechtsmiddelen en geschillenbeslechting

1. Tenzij anders is bepaald, doen de bepalingen van deze richtlijn geen afbreuk aan de nationale voorschriften van de lidstaten inzake lokale belastingcontroles, rechtsmiddelen en -procedures, noch aan de op het niveau van de Unie beschikbare of in de toepasselijke bilaterale belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belasting vastgestelde mechanismen voor geschillenbeslechting.

2. De belastingautoriteit van de gastlidstaat kan verzoeken dat samen met de autoriteit van aangifte een audit wordt uitgevoerd met betrekking tot de berekening van het belastbare resultaat van de vaste inrichting overeenkomstig de HOT-regels, de toerekening van winsten aan de vaste inrichting en/of het toepasselijke belastingtarief. Gezamenlijke audits worden uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 2011/16/EU van de Raad18. Niettegenstaande de bepalingen van de voornoemde richtlijn aanvaardt de aangezochte bevoegde autoriteit een dergelijk verzoek van de autoriteiten van de gastlidstaat.

Artikel 14
Wijzigingen in Richtlijn 2011/16/EU

1. Richtlijn 2011/16/EU van 15 februari 201119 wordt als volgt gewijzigd: 

1) In artikel 3 wordt punt 9 als volgt gewijzigd:

a) punt a) wordt vervangen door: “a) voor de toepassing van artikel 8, lid 1, en de artikelen 8 bis tot en met 8 bis sexies, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen. Voor de toepassing van artikel 8, lid 1, betekent “beschikbare inlichtingen” inlichtingen die zich in de belastingdossiers van de inlichtingen verstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat;”; 

b) punt c) wordt vervangen door: “c) voor de toepassing van andere bepalingen van deze richtlijn dan artikel 8, leden 1 en 3 bis, en de artikelen 8 bis tot en met 8 bis sexies, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen overeenkomstig de punten a) en b).”.

2) Het volgende artikel 8 bis sexies wordt toegevoegd:

“Artikel 8 bis sexies 

Omvang en voorwaarden van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot de keuze voor de toepassing van de HOT-regels, HOT-belastingaangiften en voorlopige belastingaanslagen 

1.1. Indien een hoofdkantoor zoals omschreven in artikel 3, punt 2, van de richtlijn tot vaststelling van een belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor20, dat ervoor kiest om overeenkomstig artikel 6 van die richtlijn de HOT-regels op zijn vaste inrichting(en) toe te passen, voldoet aan de vereisten voor de toepassing van die regels, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor via automatische inlichtingenuitwisseling aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de vaste inrichting mee dat het belastbare resultaat van de betrokken vaste inrichting moet worden berekend overeenkomstig de HOT-regels. Deze mededeling geschiedt binnen twee maanden na de kennisgeving door het hoofdkantoor van zijn keuze om de HOT-regels toe te passen.

1.2. Binnen drie maanden nadat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor kennisgeving heeft gedaan van het besluit over de toepassing van de HOT-regels, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de vaste inrichting aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor het belastingtarief mee dat van toepassing is op de vaststelling van de belastingschuld van de op haar grondgebied gelegen vaste inrichting(en).

1.3. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor deelt via automatische inlichtingenuitwisseling de in lid 2 van dit artikel genoemde inlichtingen mee aan de bevoegde autoriteit(en) van de lidsta(a)t(en) van de vaste inrichting(en) overeenkomstig de praktische regelingen die zijn vastgesteld krachtens artikel 21.

1.4. De door de bevoegde autoriteit van een lidstaat uit hoofde van lid 1 mee te delen inlichtingen omvatten het volgende:

i) de HOT-belastingaangifte;

ii) kopieën van de financiële jaarrekening en andere relevante documenten, zoals vereist en opgesteld krachtens de wetgeving van de lidstaat van het hoofdkantoor; 

iii) een voorlopige belastingaanslag voor de relevante vaste inrichting(en);

iv) indien nodig, alle andere informatie om de vaststelling van aanvullende nationale of regionale al dan niet op winst gebaseerde belastingen of heffingen of andere onderling verbonden componenten van de inkomstenbelasting overeenkomstig de belastingregels van de gastlidstaat mogelijk te maken. 

1.5. De uitwisseling van inlichtingen vindt plaats onmiddellijk nadat de voorlopige belastingaanslag is opgesteld, en uiterlijk één maand nadat deze is opgesteld.

1.6. Indien de belastingautoriteit van de lidstaat van de vaste inrichting(en) de voorlopige belastingaangifte herziet in verband met de toerekening van winsten aan de vaste inrichting overeenkomstig de bepalingen van het toepasselijke bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen de gastlidstaat en de lidstaat van het hoofdkantoor, nadat zij de door de lidstaat van het hoofdkantoor opgestelde voorlopige belastingaanslag heeft verworpen, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de vaste inrichting(en) deze herziene belastingaanslag binnen een maand na de opstelling ervan mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor, met het oog op de herberekening van het belastbare resultaat van de vaste inrichting, de opstelling van een herziene belastingaanslag en de inning van de belasting.

1.7. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de praktische regelingen vast die nodig zijn om de vorm, de inhoud en de taalvoorschriften van de in dit artikel 8 bedoelde mededeling vast te stellen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 26, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

2. In artikel 20 wordt lid 4 vervangen door:

“4. Bij de automatische inlichtingenuitwisseling op grond van de artikelen 8, 8 bis quater en 8 bis sexies wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, vastgestelde geautomatiseerde standaardformaat, dat dergelijke automatische uitwisseling moet vergemakkelijken.”.

HOOFDSTUK III
SLOTBEPALINGEN

Artikel 15
Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/201121.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 16
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 2, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

3. De in artikel 2, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij de Raad daarvan in kennis.

6. Een overeenkomstig artikel 2, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling geen bezwaar heeft gemaakt, of indien de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat hij daartegen geen bezwaar zal maken. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 17
Kennisgeving aan het Europees Parlement

Het Europees Parlement wordt door de Commissie in kennis gesteld van de vastgestelde gedelegeerde handelingen, van de bezwaren daartegen en van de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad.

Artikel 18
Gegevensbescherming

1. De lidstaten mogen op grond van deze richtlijn persoonsgegevens verwerken met het oog op het verifiëren van de deelnamevereisten of het vaststellen van de belastingschuld zoals bedoeld in de artikelen 4, 9 en 11 van deze richtlijn. Bij de verwerking van persoonsgegevens met het oog op het verifiëren van de deelnamevereisten of het vaststellen van de belastingschuld overeenkomstig deze richtlijn worden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679, binnen het toepassingsgebied van hun respectieve activiteiten uit hoofde van deze richtlijn.

2. Gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, die overeenkomstig deze richtlijn zijn verwerkt, worden niet langer bewaard dan nodig is om de doeleinden van deze richtlijn — in het bijzonder de verificatie van de deelnamevereisten en de vaststelling van de belastingschuld van de belastingbetalers — te verwezenlijken overeenkomstig de nationale verjaringsregels van elke verwerkingsverantwoordelijke, maar in geen geval langer dan tien jaar.

Artikel 19
Evaluatie van de werking van deze richtlijn door de Commissie

1. Vijf jaar nadat deze richtlijn van toepassing is geworden, onderzoekt en evalueert de Commissie de werking ervan en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze richtlijn.

2. De lidstaten verstrekken de Commissie overeenkomstig lid 3 relevante informatie voor de evaluatie van de richtlijn, met inbegrip van geaggregeerde gegevens over het aantal in aanmerking komende kmo’s ten opzichte van het aantal kmo’s dat zich heeft aangemeld, hun omzet en de nalevingskosten in verhouding tot de omzet; gegevens over het aantal kmo’s dat hun activiteiten tot over de grenzen heeft uitgebreid door een vaste inrichting op te zetten, en het aantal kmo’s dat niet langer in aanmerking komt doordat zij een dochteronderneming hebben opgericht, of de nalevingskosten voor kmo’s die van de optie gebruikmaken.

3. De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de informatie die de lidstaten met het oog op de in lid 2 bedoelde evaluatie moeten verstrekken, alsmede het formaat en de voorwaarden voor de verstrekking van die informatie.

4. De krachtens lid 2 aan de Commissie verstrekte gegevens worden door de Commissie, overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de instellingen van de Unie en artikel 18 van deze richtlijn, vertrouwelijk gehouden.

5. De krachtens lid 2 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of documenten waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht, zoals die voor vergelijkbare inlichtingen is vastgesteld in het nationale recht van de lidsta(a)t(en) die deze inlichtingen heeft/hebben ontvangen.

Artikel 20
Omzetting

1. De lidstaten dienen vóór 31 december 2025 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 januari 2026.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. Na de inwerkingtreding van deze richtlijn dragen de lidstaten er zorg voor dat ieder ontwerp van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij overwegen in te voeren op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, tijdig ter kennis van de Commissie wordt gebracht, teneinde de Commissie de gelegenheid te bieden opmerkingen te maken.

Artikel 21
Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 22
Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.