Artikelen bij COM(2023)376 - Strategisch prognoseverslag 2023 Duurzaamheid en welzijn als hoekstenen van de open strategische autonomie van Europa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


I. Inleiding

De Europese Unie werkt hard verder aan ongekende maatregelen om klimaatneutraliteit en duurzaamheid te bereiken. Een succesvolle transformatie zal de existentiële risico’s van klimaatverandering en de milieucrisis beperken en tegelijkertijd de open strategische autonomie en economische veiligheid van de EU versterken. De transformatie zal van cruciaal belang zijn om het concurrentievermogen en het sociale model van Europa op de lange termijn te versterken, en daarmee zijn wereldleiderschap in de nieuwe klimaatneutrale economie, ook door andere regio’s te helpen aan een duurzame toekomst te bouwen. Uiteindelijk zal dit ons welzijn en dat van toekomstige generaties vergroten.

Een succesvolle en eerlijke sociaaleconomische transformatie is echter geen vanzelfsprekendheid. Samen met de gelijktijdige transitie — de digitale transitie — vereist de groene transitie cruciale veranderingen en afwegingen die onder andere onze economieën en samenlevingen in een ongeëvenaard tempo en op een ongeëvenaarde schaal zullen beïnvloeden. Om deze transformatie te laten slagen, is het essentieel om de verbanden tussen de ecologische, sociale en economische dimensies van duurzaamheid te erkennen. Dit zal Europa in staat stellen een toekomstgerichte geopolitieke strategie na te streven waarbij met succes gebruik wordt gemaakt van zijn meest waardevolle kwaliteiten, namelijk zijn unieke sociale markteconomie en zijn positie als grootste handelsblok ter wereld.

Tegen deze achtergrond worden in het strategisch prognoseverslag 2023 de belangrijkste raakvlakken onderzocht tussen de structurele trends en dynamiek die van invloed zijn op de sociale en economische aspecten van duurzaamheid. Het doel hiervan is de mogelijke keuzes en afwegingen die de EU in de toekomst waarschijnlijk zal moeten maken, te verduidelijken. Op basis van een inclusieve prognoseoefening1 en voortbouwend op de drie voorgaande edities2, worden in het verslag de belangrijkste uitdagingen onderzocht die bepalend zullen zijn voor de transformatie van onze samenleving en economie naar een model dat de grenzen van de planeet respecteert en het wereldwijde concurrentievermogen, sterke sociale fundamenten en veerkracht waarborgt. Ook wordt erin onderzocht hoe het nastreven van inclusief welzijn op de lange termijn, het volgen van een traject naar duurzaamheid en het consolideren van de democratie voor Europa het recept kan zijn om zijn rol op het wereldtoneel te versterken.

Op basis hiervan worden in het verslag tien actiegebieden voorgesteld om de doelstellingen van een sociaal en economisch duurzaam Europa, dat een grotere rol in de wereld wil spelen, in de komende jaren te verwezenlijken.

II. Belangrijke raakvlakken tussen uitdagingen op het gebied van sociale en economische duurzaamheid

We beleven een tijdperk van permacrisis en polycrisis, met de toenemende gevolgen van de klimaatverandering en milieuproblemen, de COVID-19-pandemie en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Nieuwe conflicten en escalatie van de bestaande conflicten, massale ontheemding, financiële crises of pandemieën zijn andere voorbeelden van mogelijke crises waarmee we in de toekomst te maken kunnen krijgen. Ten slotte zorgt de ongekende omvang van de transities voor verschillende uitdagingen die van invloed zijn op sociale en economische aspecten van duurzaamheid (afbeelding 1). Met hun raakvlakken en gecombineerde gevolgen moet rekening worden gehouden om levensvatbare trajecten naar Europa’s duurzaamheid mogelijk te maken.

Afbeelding 1: Belangrijkste uitdagingen voor de transitie naar duurzaamheid in de EU


1. De opkomst van de geopolitiek en de herstructurering van de globalisering

Er doen zich tal van nieuwe ontwikkelingen voor op het internationale toneel, met verschillende internationale actoren die nieuwe, vaak meer confronterende, rollen aannemen. De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft de fundamenten van het multilateralisme en de op regels gebaseerde internationale orde op de proef gesteld. China betreedt een nieuw tijdperk waarin economische invloed en diplomatieke assertiviteit centraal staan, gericht op een systemische verandering van de internationale orde. Het land blijft een systeemrivaal en economische concurrent, terwijl het ook een multilaterale partner is. De VS werkt aan diepgaande integratie van binnenlands en buitenlands beleid. Dit omvat de versterking van de industriële basis, de bescherming van technologieën van de volgende generatie, samenwerking met internationale partners om economische partnerschappen te ontwikkelen die op wereldwijde uitdagingen gericht zijn, en het mobiliseren van investeringen in opkomende economieën3. De VS blijft ook de strategische partner van de EU. Tegelijkertijd wakkert de strategische koers van China en de VS geopolitieke, economische en technologische mondiale rivaliteit aan. We zien ook dat de opkomende landen steeds meer op zoek zijn naar invloed en vertegenwoordiging in internationale fora. Dit betreft onder meer machten met verschillende bestuursmodellen en waarden, landen met een afdekkingsstrategie (met een mix van coöperatieve en confronterende strategieën), evenals kleinere en fragiele staten die klimaatrechtvaardigheid eisen. Dit stelt doeltreffende internationale samenwerking op het gebied van transnationale vraagstukken, zoals klimaatverandering of de energietransitie, op de proef, ook al wordt de urgentie daarvan alleen maar groter.

De spanningen in de wereldorde gaan gepaard met een “strijd om het narratief”, die steeds meer een “aanbodstrijd” wordt, die zowel de wereldwijde publieke opinie als het overheidsoptreden bepaalt. De EU heeft de Global Gateway voorgesteld om slimme investeringen in hoogwaardige infrastructuur te ondersteunen, met inachtneming van de hoogste sociale en milieunormen en in overeenstemming met de Europese waarden en normen. Het narratief van de EU en, meer in het algemeen gesproken, het westerse narratief komen echter steeds meer onder druk te staan. Ondanks de flagrante schending door Rusland van de basisbeginselen van het internationaal recht woont bijvoorbeeld twee derde van de wereldbevolking in staten die een neutrale of Ruslandgezinde houding hebben aangenomen4. Dit is deels te wijten aan propaganda, onjuiste informatie en desinformatie waarmee getracht wordt de nationale en mondiale opvattingen te beïnvloeden, wat in toenemende mate wordt versterkt door sociale media en misleidend gebruik van generatieve artificiële intelligentie.

Aangezien de EU slechts 6,9 % van de broeikasgasemissies veroorzaakt en ongeveer 5 % van de wereldbevolking vertegenwoordigt, zijn een mondiaal draagvlak en een wereldwijde samenwerking cruciaal om deze uitdagingen aan te gaan5. Hoewel ze in toenemende mate aan door het klimaat veroorzaakte gevaren worden blootgesteld, worden verschillende opkomende en ontwikkelingslanden in deze periode van wereldwijde economische onrust tegelijkertijd geconfronteerd met meer uitdagingen om de koolstofemissies te verminderen. Ze uiten ook hun bezorgdheid over enkele van de recente groene initiatieven van de EU, aangezien deze een belemmering kunnen vormen voor hun ontwikkeling. Dit geldt met name voor veel landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië, waar de economische invloed van China belangrijk is, en de EU-aanpak op basis van een partnerschap van gelijken moet worden versterkt. Internationale betrekkingen zijn steeds meer gebaseerd op transacties, aangezien steeds meer landen op zoek zijn naar de meest gunstige partnerschappen. Dit zorgt voor een toenemende “aanbodstrijd” (bijvoorbeeld over financiering, infrastructuurontwikkeling of steun voor de energietransitie) en initiatieven, zoals de Chinese “Nieuwe Zijderoute” of het G7-partnerschap voor wereldwijde infrastructuur en investeringen6. Dit is ook een ideologische strijd tussen democratische en autoritaire regimes.

De globalisering zoals wij die kennen wordt fundamenteel op de proef gesteld. Multilaterale regels, normen en instellingen hebben gezorgd voor een kader voor wereldwijde economische integratie en vrijhandel dat miljoenen mensen een uitweg uit de armoede heeft geboden. Opeenvolgende uitdagingen en opkomende bedreigingen tonen echter aan dat dit model van globalisering onder druk is komen te staan. De pandemie heeft de kwetsbaarheid van de wereldwijde toeleveringsketens aan het licht gebracht en de strategische afhankelijkheden van de EU blootgelegd. De toenemende geo-economische confrontaties zorgen voor een verdere herschikking van de wereldwijde handels- en investeringsstromen. Deze herschikking vergroot het risico op handelsbeperkingen en verstoringen van de toeleveringsketen en belemmert de stroom van groene goederen, diensten en technologieën. Ook kan dit de afhankelijkheid van de EU versterken, inclusief de toegang tot kritieke grondstoffen die nodig zijn voor de dubbele transitie, en vormt het een uitdaging voor de strategische sectoren van de EU (van batterijen tot microchips). Bovendien kan de zoektocht naar veerkrachtige toeleveringsketens ook gevolgen hebben voor het milieu (bv. door industriële activiteiten terug te halen (reshoring), toenemende belangstelling voor mijnbouw in betwiste gebieden) en de economie (bv. door druk uit te oefenen op overheidsbegrotingen en lokale banen in exportgerichte sectoren). Deze dynamiek beïnvloedt geleidelijk het EU-beleid, waaronder veel beleidsmaatregelen die voorheen als hoofdzakelijk binnenlands beleid werden beschouwd, en vormt een uitdaging voor sectorale benaderingen van beleidsvorming. In dit verband wordt een versterkte inspanning om het multilateralisme in stand te houden en de WTO te hervormen steeds dringender.

2. Zoektocht naar een duurzame economie en welzijn

De EU bevindt zich in een beslissende fase waarin beleidsmakers en bedrijven gezamenlijk de aanzet moeten geven om een ​​leidende positie te verwerven in de wereldwijde wedloop naar een nettonulindustrie. Duurzaamheid zal een belangrijke bron vormen van het concurrentievoordeel van de EU op lange termijn7 Haar marktaandeel voor aanverwante producten, diensten en technologieën zal erdoor worden vergroot en ze zal wereldwijde investeringen en talent aantrekken. De EU heeft al aanzienlijke inspanningen geleverd om verschillende groene technologieën en oplossingen te ondersteunen: van waterstof, geavanceerde materialen tot waterkringloop of duurzaamheid door ontwerp. Maar naarmate de wereldwijde concurrentie heviger wordt, zullen meer steun voor onderzoek en ontwikkeling en productie van strategische nettonultechnologieën89, de uitvoering van een ambitieuze strategie voor economische veiligheid en het stimuleren10 van investeringen op cruciale gebieden waar de EU een grote afhankelijkheid vertoont, van doorslaggevend belang zijn om haar open strategische autonomie11 te versterken.

De toenemende druk op de sociale en economische aspecten van duurzaamheid voedt het debat over de noodzaak van een nieuw economisch model, gericht op het welzijn van mens en natuur. Een overheersende focus op economische factoren, zonder voldoende aandacht voor de kwaliteit van groei en banen, heeft geleid tot niet-duurzame productie- en consumptiepraktijken. Tegelijkertijd vormen de niet onbeperkte milieurijkdommen de basis van de economische activiteit: zo is 72 % van de 4,2 miljoen bedrijven in het eurogebied sterk afhankelijk van ten minste één natuurgerelateerde dienst zoals bestuiving, schoon water, gezonde bodem of hout12. Het vermijden van de verstoring van kritieke natuurlijke systemen, zoals de waterkringloop, het eerbiedigen van de grenzen van wat de planeet aankan en het tot staan brengen van het verlies aan biodiversiteit, zijn dus cruciale voorwaarden voor veerkrachtige samenlevingen en duurzame economieën. Naarmate deze onderlinge afhankelijkheid tussen economie en milieu steeds duidelijker wordt, wordt het ook een kwestie van intergenerationele rechtvaardigheid: aanpassing van het economisch model zal de basis vormen voor het welzijn en de materiële rijkdom van toekomstige generaties, inclusief de manier waarop economisch gewin wordt verdeeld. Het Europees Semester is opgebouwd rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid: ecologische stabiliteit, sociale rechtvaardigheid, productiviteit en macro-economische stabiliteit. In het kader van bovengenoemde kwesties zijn echter aanvullende manieren nodig om vooruitgang en welvaart te meten die verder gaan dan het bruto binnenlands product (bbp).


Correctie van het bbp voor verschillende factoren

Het bbp is de afgelopen negentig jaar een van de meest gebruikte economische indicatoren geweest en blijft de belangrijkste indicator voor de economische prestaties van een land. Tegelijkertijd is men zich reeds in de jaren zeventig gaan bezinnen over de beperkingen ervan. Met recente ontwikkelingen zoals klimaatverandering en de pandemie is steeds duidelijker geworden dat het bbp onvolledig is als maatstaf voor vooruitgang, omdat het de belangrijke hedendaagse uitdagingen op milieu- en maatschappelijk gebied niet volledig weerspiegelt. Dit vraagt ​​om de ontwikkeling van aanvullende maatstaven — en de geleidelijke integratie ervan in de beleidsvorming — die het mogelijk maken om de duurzaamheidstransitie van de EU en haar prestaties in vergelijking met de rest van de wereld beter te volgen.

Als vervolg op de eerdere strategische prognoseverslagen is de Commissie begonnen met interne werkzaamheden om maatstaven voor duurzaam en inclusief welzijn voor de EU als aanvulling op het bbp te ontwikkelen. Dit brengt voor het eerst verschillende werkterreinen samen, om als uitgangspunt te dienen voor toekomstige beleidsvorming van de EU.

Een optie om maatstaven te ontwikkelen die verder gaan dan het bbp, is het toekennen van monetaire waarden aan relevante welzijnsfactoren en deze waarden gebruiken om het bbp “aan te passen”. Het kan daarbij gaan om verschillende aspecten van de kwaliteit van leven zijn (bv. gezondheid, onderwijs en recreatie), onbetaalde zorg en huishoudelijk werk, ongelijkheid, kosten van milieuschade (bv. vervuiling en broeikasgasemissies) of uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Hieronder worden de resultaten van een proefproject beschreven13, waarbij de levensverwachting wordt gebruikt als een maatstaf voor de gezondheidsdimensie van welzijn. Weergegeven wordt het voor gezondheid gecorrigeerde bbp (per hoofd van de bevolking) voor de EU, de VS, China en India in 2000, 2020 en 2040. Er zal verder worden gewerkt aan de ontwikkeling van andere aanvullende indicatoren die verder gaan dan het bbp om geselecteerde factoren zoals ongelijkheid of milieuschade te weerspiegelen. De correctie voor ongelijkheid kan worden verkregen door het gemiddelde inkomen (bbp per hoofd van de bevolking) te “verdisconteren” op basis van de mate van inkomensongelijkheid. Milieuschade kan worden opgenomen door de geraamde schadelijke economische gevolgen ervan in mindering te brengen. Dit is in overeenstemming met de in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling verankerde wereldwijde verbintenis om vooruitgang op het gebied van duurzame ontwikkeling te meten ter aanvulling van het bbp. Verder kijken dan het bbp wordt ook onderzocht bij de hervorming van het internationale financiële stelsel.

Afbeelding 2: Correctie van het bbp per hoofd van de bevolking voor de levensverwachting leidt tot grotere opwaartse veranderingen (in %) voor de EU in vergelijking met de VS, China en India


De grijze kolommen tonen de waarde van het bbp per hoofd van de bevolking in koopkrachtpariteit van een vast jaar, en de paarse kolommen de aangepaste versie van hetzelfde bbp-cijfer. Om de correctie te verkrijgen, wordt een referentieniveau voor de sterfte vastgesteld en wordt berekend in hoeverre de bevolking bereid is om te betalen om dit niveau te verkrijgen. De cijfers hebben betrekking op de voor 2050 als referentieniveau geprojecteerde overlevingscurve van de wereld. De EU-gegevens omvatten 24 landen (prognoses zijn niet beschikbaar voor Kroatië, Cyprus en Malta).

De opwaartse bijstelling voor het bbp van de EU zou in 2040 15,5 % bedragen, meer dan die van de VS (12,0 %), China (11,7 %) en India (1,3 %). Het samengestelde gemiddelde jaarlijkse groeipercentage van het niet-gecorrigeerde bbp in de periode 2000-2040 is 1,33 % voor de EU, terwijl dat van het gecorrigeerde bbp 1,57 % is. Bovendien leidt de correctie van het bbp voor de levensverwachting tot een groter aandeel van het aangepaste bbp van de EU ten opzichte van het totale bbp van de vier economieën samen in 2040 (wat overeenkomt met 19,8 %, vergeleken met 18,9 % voor het bbp).

Het loskoppelen van economische groei van het gebruik van hulpbronnen zal de cruciale uitdaging zijn voor een nieuw economisch model. Europa is erin geslaagd om ondanks aanhoudende groei een substantiële vermindering van de CO2-uitstoot te realiseren. Baanbrekend onderzoek en innovatie en een snellere toepassing van technologieën zullen essentieel blijven voor het bereiken van duurzaamheid. Toch is technologie alleen niet voldoende. De binnenlandse voetafdruk van de EU14 is de afgelopen tien jaar al met 13 % afgenomen, en deze trend zal dankzij verdere innovaties waarschijnlijk doorzetten. De consumptievoetafdruk van de EU, waarbij rekening wordt gehouden met de ingebedde milieueffecten van handel, is echter met 4 % toegenomen15. Ondertussen hebben de huidige wereldwijde consumptiepatronen er al toe geleid dat de meeste door onze planeet gestelde grenzen zijn overschreden, en op basis van de huidige trends wordt verwacht dat deze negatieve effecten tot 2030 zullen blijven toenemen16. Zo wordt 40 % van het voedsel verspild in landen met een hoog inkomen17. In de loop van de tijd kunnen de emissies worden beperkt door de verontreiniging en het afval te verminderen door middel van circulariteit, hulpbronnen- en energie-efficiëntie en sufficiëntiemaatregelen18. Evenzo kan door een efficiëntere productie en consumptie in de agro- en zeevoedselsector de impact op natuurlijke ecosystemen worden verminderd.

Veranderingen in gedrag en consumptie kunnen een groot verschil maken. Sommige ramingen laten bijvoorbeeld zien dat maatregelen ter beperking van de vraag, waaronder gedrags- of levensstijlveranderingen (stimulering van duurzamere en gezondere voeding of reizen, vermindering van voedsel- of textielverspilling, vermindering van energie- en waterverbruik enz.) of het gebruik van infrastructuur (gebouwen renoveren, zorgen voor duurzaam vervoer enz.) de uitstoot tegen 2050 wereldwijd met maar liefst 40-70 % kunnen verminderen. 19 Tegelijkertijd kunnen ze ook het welzijn verbeteren. Maar niet alleen het ontwerp van de voorgestelde maatregelen is van belang, ook de perceptie en de gedragseffecten ervan zijn dat. Overschakelen naar duurzamer gedrag en een duurzamere consumptie kan als positief worden ervaren en beter geaccepteerd worden, als het om eerlijkheid en tevredenheid over het leven20 gaat. Als deze factoren niet in aanmerking worden genomen, zullen de voorgestelde maatregelen tot maatschappelijk verzet leiden en zullen de plannen voor de invoering ervan vervolgens vertraagd of zelfs verhinderd21 worden.

3. Toenemende druk om voor voldoende financiering te zorgen

Voor de groene transitie zijn ongekende investeringen nodig. In totaal zal jaarlijks een bedrag van ongeveer 620 miljard EUR aan aanvullende investeringen nodig zijn om de doelstellingen van de Green Deal en RepowerEU te behalen. Veruit het grootste deel van deze investeringen zal afkomstig moeten zijn van particuliere financiering22. Ook de begrotingen van de lidstaten zullen een belangrijke rol spelen. De EU zal voor de periode 2021-2027 reeds 578 miljard EUR — minstens 30 % van haar begroting — uitgeven aan klimaatrelevante maatregelen. Toch zijn de volledige kosten en gevolgen van de klimaat- en biodiversiteitscrisis onbekend. De toenemende gevolgen van extreme weersomstandigheden leiden nu al tot ernstige economische verliezen. Voor droogten bedragen de verliezen bijvoorbeeld jaarlijks ongeveer 9 miljard EUR23 en voor overstromingen van rivieren 7,6 miljard EUR24. Het vergroten van de weerbaarheid tegen klimaatverandering op belangrijke gebieden, zoals vervoersinfrastructuur, digitaal, energie, opslag van hulpbronnen, gezondheid, voedsel, gebouwen of fabrieken, zal ook aanzienlijke kosten met zich meebrengen. Bovendien kan de toenemende frequentie van klimaatrampen ervoor zorgen dat verzekeringen voor huishoudens25 en veel bedrijven onbetaalbaar worden en de druk op de overheidsbegrotingen verder verhogen. Het komende Europese klimaatrisicobeoordelingsverslag zal meer bewijs leveren over klimaatgerelateerde risico’s. Dit alles vormt ook een sterk pleidooi voor preventie: elke geïnvesteerde euro in systemen voor vroegtijdige waarschuwing levert gemiddeld 131 EUR op aan vermeden verliezen, reactiekosten en bijkomende maatschappelijke baten26.

Ook andere strategische investeringen nemen toe. Het overbruggen van de investeringskloof van de EU voor de digitale transitie kost jaarlijks minstens 125 miljard EUR27. Het prijskaartje van de nieuwe geopolitiek zal ook hoog zijn: zo zijn de defensie-uitgaven van de lidstaten in 2021 aanzienlijk gestegen tot 214 miljard EUR, met naar verwachting tot 2025 extra uitgaven van 75 miljard EUR om een adequate defensiecapaciteit op te bouwen28. Ten slotte zal de wederopbouw van Oekraïne de komende tien jaar 384 miljard EUR van alle partners vergen29.

Tegelijkertijd zullen de demografische veranderingen en de economische transformatie de overheidsbegrotingen op alle niveaus onder druk zetten. Zo zou de afhankelijkheidsratio van ouderen bijvoorbeeld kunnen toenemen van 34,4 % in 2019 tot 59,2 % in 2070, wat kan leiden tot een toename van de leeftijdsgerelateerde uitgaven met twee procentpunten tot 26 % van het bbp30. Het huidige belastingstelsel van de EU, dat hoofdzakelijk is gebaseerd op belastingen op arbeid, met inbegrip van sociale premies, weerspiegelt niet de voortdurende veranderingen die worden aangebracht31. Het aandeel mensen in de werkende leeftijd zal de komende decennia drastisch dalen en de productiviteitsgroei zal deze ontwikkeling waarschijnlijk niet compenseren., Daarom wordt de kans veel kleiner dat via belastingheffing op arbeid hetzelfde bedrag aan inkomsten zal worden gegenereerd als op dit moment het geval is. Verder zorgen economische transformatie en globalisering voor een toenemende rol van immateriële activa en een grotere internationale mobiliteit van economische activiteiten. Bovendien zal de groene transitie zelf een impact hebben. Zij zou kunnen bijdragen aan de verlaging van de traditionele belastinggrondslag als gevolg van de geleidelijke afschaffing van fossiele brandstoffen, van veranderingen in consumptiepatronen en van schommelingen in de groei. Tegelijkertijd kan dit enigszins worden gecompenseerd door nieuwe duurzame activiteiten, producten en diensten. Nieuwe vormen van belastingheffing (bv. op koolstofemissies, afval, niet-duurzame of ongezonde producten en diensten) kunnen ook steeds belangrijker worden als aanvulling op de belasting op arbeid en als stimulans voor de duurzaamheid van de overheidsfinanciën en de welvaartsstaat.

Of de duurzaamheidstransitie wordt verwezenlijkt, zal afhangen van de garantie van voldoende en snelle financiering door de particuliere sector. Daarom is het voor de publieke sector van cruciaal belang om de nadruk te leggen op het aantrekken van particuliere investeringen, zonder dat dit de particuliere financiering verdringt of een subsidiewedloop tussen economieën veroorzaakt. De EU heeft een uitgebreid kader voor duurzame financiering ontwikkeld om bedrijven en de financiële sector te helpen bij het opschalen van hun investeringen die nodig zijn voor de transitie naar duurzaamheid, waaronder een taxonomie, informatieverschaffing over duurzaamheid, klimaatbenchmarks en groene obligaties. Toch blijven er nog verschillende uitdagingen bestaan. De kloof in productieve investeringen tussen de EU en de VS is groter geworden sinds de financiële crisis van 2008 en bedroeg in 2022 2 % van het bbp32. Bovendien worden particuliere investeringen belemmerd door het ontbreken van een echte eengemaakte kapitaalmarkt en een volwaardige bankenunie. Dit maakt het moeilijker de hoge besparingen in de EU — het overschot van binnenlandse besparingen ten opzichte van binnenlandse investeringen in de EU bedroeg gemiddeld bijna 300 miljard EUR in de afgelopen tien jaar33 — voor de financiering van toekomstige groei te gebruiken. Hoewel banken een sleutelrol zullen blijven spelen bij de financiering van de economie van de EU, moet er meer worden gedaan om de financieringsbronnen te diversifiëren. Zo maakt de EU wat betreft het niveau van durfkapitaalinvesteringen weliswaar een inhaalslag ten opzichte van de VS, maar die is nog altijd ontoereikend, met name als het gaat om de financiering in latere fasen, en succesvolle startende en doorgroeiende Europese ondernemingen hebben moeite om in de EU het kapitaal te verkrijgen dat ze nodig hebben om te groeien. Dit resulteert in een lager innovatietempo en in het gegeven dat het potentieel van kapitaalmarkten voor de financiering van de transities onderontwikkeld blijft. Bijkomende obstakels zijn onder meer de verwachte productiviteitsvertraging en de opgebouwde schulden van bedrijven na de pandemie34. Dit wordt nog verergerd door de stijgende kosten van leningen35, waardoor ook de twijfel toeneemt over de vraag of de particuliere sector momenteel wel de nodige investeringen kan doen, met name in hernieuwbare energie36. Ten slotte worden bij publieke instrumenten om particuliere investeringen aan te trekken soms te veel risico's gemeden om investeringen in projecten met een hoog risico, een laag rendement of toekomstgerichte projecten te stimuleren.

4. Groeiende vraag naar vaardigheden en competenties voor een duurzame toekomst

Voor de transities zullen sterke Europese onderwijs- en opleidingsstelsels nodig zijn, waarbij aanpassingsvermogen vooropstaat. De beschikbaarheid van werknemers met de juiste technische en zachte vaardigheden zal van cruciaal belang zijn voor de levensvatbaarheid van de transities en het concurrentievermogen van de EU. Zo kan het dichten van de genderkloof in wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM), essentieel voor groene en digitale technologieën, in 2050 mogelijk leiden tot een verbetering van het bbp van de EU met maximaal 820 miljard EUR37. Nu al is het gebrek aan beschikbaar personeel met de juiste vaardigheden een extra investeringsbelemmerende factor voor 85 % van de EU-bedrijven38, zowel in gevestigde als in nieuwe bedrijfstakken. Tekorten aan arbeidskrachten zijn een groeiend probleem in verschillende arbeidsintensieve sectoren, zoals de gezondheidszorg, de langdurige zorg, de bouw of de landbouw, niet in de laatste plaats in het licht van een vergrijzende Europese bevolking. Deze tekorten zijn ook een punt van zorg in sectoren die cruciaal zijn voor de transities. Zo heeft de EU tegen 2030 180 000 opgeleide werknemers nodig in de brandstofcel- en waterstofindustrie en tot 66 000 in de fotovoltaïsche sector39. Tegelijkertijd zijn de basiscompetenties van Europese jongeren achteruitgegaan40, terwijl door de pandemie de leerresultaten in veel lidstaten zijn verslechterd41. Ook al heeft de EU momenteel de beste opgeleide beroepsbevolking in haar geschiedenis, toch zijn er daarnaast nog steeds 60 miljoen laaggeschoolde en laaggekwalificeerde volwassenen. Bovendien is de mismatch tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden niet de enige oorzaak van personeelstekorten. Er is ook een probleem met de beschikbaarheid van kwalitatief goede banen, die verband houdt met slechte arbeidsomstandigheden, lonen en contracten, het evenwicht tussen werk en privéleven, en het gebrek aan ontwikkelings- of carrièremogelijkheden. De demografische trends en de afname van de bevolking in de werkende leeftijd hebben een duidelijke territoriale impact, met 82 EU-regio’s die 30 % van de Europese bevolking vertegenwoordigen en die met lacunes bij de ontwikkeling van talent te maken hebben of dreigen te krijgen42. Als dit niet wordt aangepakt, zal het de Europese cohesie in de weg staan.

Onze onderwijs- en opleidingsstelsels zijn nog niet afgestemd op de omvang en snelheid van de transformaties. Naast formele kwalificaties winnen vaardigheden aan betekenis. Dit gaat gepaard met verschuivingen in de waarden en aspiraties van de nieuwe generaties naar een evenwicht tussen werk en privéleven en zinvolle banen. Digitale technologieën, waaronder generatieve artificiële intelligentie, creëren nieuwe onderwijs- en leermogelijkheden, zowel voor regulier onderwijs als voor levenslang leren en leren op de werkplek. Zij brengen echter ook uitdagingen voor de bestaande onderwijs- en opleidingsstelsels met zich mee, bijvoorbeeld op het gebied van de digitale geletterdheid van leerkrachten, pedagogische benaderingen, het waarborgen van de kwaliteit en de betrouwbaarheid van systemen en hun inhoud, het waarborgen van gelijke kansen (bijvoorbeeld met betrekking tot de toegang tot fundamentele technologische infrastructuur en apparatuur), of ethische kwesties.

De uitdaging op het gebied van vaardigheden gaat verder dan louter economische overwegingen. Digitale geletterdheid en digitale vaardigheden zullen niet alleen cruciaal zijn voor het vinden van kwalitatief goede banen, maar ook voor actieve deelname aan het maatschappelijk leven of om onderscheid te kunnen maken tussen feiten en onjuiste informatie en desinformatie, ook met betrekking tot duurzaamheid. Momenteel beschikt slechts 54 % van de EU-burgers ten minste over digitale basisvaardigheden43. Daarnaast zullen ecologische duurzaamheidscompetenties44, samen met burgerschaps- en ondernemersvaardigheden en veerkracht even belangrijk zijn voor sociale innovatie, zeggenschap en participatie op gemeenschapsniveau. Ten slotte zijn vaardigheden ook van belang voor de publieke sector, aangezien een competentiekloof het vermogen om effectief te handelen kan beperken. Zo gaf 69 % van de EU-gemeenten aan dat het gebrek aan vaardigheden op het gebied van milieu- en klimaatbeoordeling een factor is die hun klimaatgerelateerde investeringen afremt45.

De aanhoudende overdracht van onderwijsachterstand tussen generaties zal deze problemen verder verergeren. Zo hebben leerlingen met een lage sociaaleconomische status in de EU 5,6 keer meer kans om ondermaats te presteren op school dan leerlingen met een hoge status46. Dit brengt de beperkingen van de bestaande sociale mobiliteit aan het licht en belemmert de mogelijkheden om te profiteren van de kansen die de transities bieden. Het is ook een van de factoren die van invloed zijn op de sociale cohesie van de EU.

5. Steeds meer scheuren in de sociale cohesie

De Europese Green Deal gaat uit van het principe dat mensen de mogelijkheid krijgen om succesvol aan de transitie deel te nemen en daarvan te profiteren. In dit opzicht is er duidelijk vooruitgang geboekt. Als we kijken naar de algemene levensstandaard of de gezondheid, hebben Europeanen een langer en beter leven dan vorige generaties. Die levensduur zal nog steeds toenemen. Sinds 2004 is hun gezonde levensverwachting met vier jaar gestegen47, waarbij zich verschillende nieuwe levens- en carrièremogelijkheden voordoen. Veel Europese landen behoren tot de gelukkigste plekken om te wonen48. Niettemin moeten de fundamenten van het bestaande sociale contract worden verstevigd om verschillende uitdagingen het hoofd te bieden.

De klimaatverandering zal gebieden in ongelijke mate treffen en onevenredige gevolgen hebben voor de armsten en meest kwetsbaren. Huishoudens met een laag inkomen zullen het meest worden blootgesteld aan hogere voedsel-49 of energieprijzen50, aangezien zij over het algemeen minder ruimte hebben om sterke stijgingen van de kosten van levensonderhoud op te vangen door te sparen. In vergelijking met andere groepen besteden zij ook verhoudingsgewijs meer aan essentiële goederen zoals voedsel, elektriciteit, gas, verwarming en vervoer. De armsten wonen ook vaak in de meer verontreinigde wijken en zijn daardoor kwetsbaarder voor de gevolgen van verontreiniging, met name voor hun gezondheid. 13,7 % van de EU-burgers geeft aan te zijn blootgesteld aan verontreiniging of milieugevaren51. De meest kwetsbare delen van de samenleving worden ook onevenredig door klimaatrampen getroffen. Tegelijkertijd is het aanpassingsvermogen van onze samenlevingen en instellingen ongelijk verdeeld over Europa52. Bovendien hangen inkomens- en welvaartsverschillen nauw samen met ecologische ongelijkheden en met bijdragen aan de klimaatverandering. Zo stoot de rijkste 10 % van de Europeanen per hoofd van de bevolking meer dan drie keer zoveel uit dan de rest53. Andere factoren, zoals leeftijd, woningtype of agglomeratiegrootte, zijn echter ook bepalend voor de uitstoot van huishoudens, wat de mogelijke fiscale en herverdelingsmaatregelen in verband met koolstofemissies ingewikkelder maakt54.

De ongelijkheid tussen de lidstaten is afgenomen, maar de ongelijkheden binnen de afzonderlijke lidstaten nemen toe55. Binnen de samenleving heerst de sterke overtuiging dat deze ongelijkheden buitensporige niveaus hebben bereikt56. In 2021 was 38,2 % van het totale equivalente inkomen in de EU toe te rekenen aan de 20 % van de bevolking met het hoogste inkomen, terwijl de 20 % met het laagste inkomen slechts een aandeel van 7,9 % ontving, zij het met grote verschillen tussen de lidstaten57. Deze cijfers komen tot uiting in de houding van de Europeanen: 81 % vindt de inkomensongelijkheid te groot58. Veel Europeanen in regio’s en steden die met economische stagnatie en achteruitgang te maken hebben, zijn in toenemende mate ontevreden over verschillen in opleiding of werkgelegenheid, sociale mobiliteit, gelijkheid, levensverwachting of connectiviteit. Tegelijkertijd is de concentratie van rijkdom aanzienlijk hoger dan de inkomensongelijkheid en neemt deze geleidelijk toe, wat gelijke kansen en opwaartse sociale mobiliteit59 rechtstreeks belemmert, maar ook de politieke polarisatie voedt60. Statistieken tonen aan dat sociale overdrachten de inkomensongelijkheid verminderen: in 2021 bedroeg de Gini-coëfficiënt voor inkomen 52,2 % vóór sociale overdrachten, maar daalde tot 30,1 % nadat deze in aanmerking waren genomen61. Bovendien kunnen de gevolgen van klimaatverandering ook een directe invloed hebben op de inflatiedynamiek. De daaruit voortvloeiende inflatiedruk, bijvoorbeeld op de voedsel- of energieprijzen, in combinatie met een afname van de koopkracht, zou de ongelijkheid verder kunnen vergroten, aangezien de gevolgen ervan voor huishoudens met lage en hoge inkomens aanzienlijk verschillen. Zonder passende maatregelen zou dit armoede, waaronder energiearmoede, sociale uitsluiting en territoriale asymmetrieën in de hele EU62 kunnen verergeren.

Billijkheid tussen de generaties springt steeds meer in het oog. Jonge Europeanen profiteren van grote generatieverbeteringen, waarbij 67 % het eens is met de stelling dat de EU hun betere vooruitzichten voor de toekomst biedt63. Zij worden echter ook geconfronteerd met nieuwe uitdagingen. Zij zijn beter opgeleid maar hebben minder besteedbaar inkomen dan voorgaande generaties jongeren, en ze werken vaker in onstabiele dienstverbanden64. Als gevolg hiervan vormen jongeren, en niet langer ouderen, de groep die het meest risico loopt op armoede65. Kinderen die in 2020 geboren zijn, zullen twee tot zeven keer meer last hebben van extreme weersomstandigheden en de bijbehorende gezondheidsrisico’s dan mensen die in 1960 zijn geboren66. Bovendien worden vooral jonge mensen getroffen door geestelijkegezondheidsproblemen, waaronder eco-angst of solastalgie67. Dit kan worden versterkt door een ongezond gebruik van digitale media68 en de gevolgen van de pandemie. Meer dan 45 % van de jongeren geeft toe dergelijke angsten te ervaren69. Dit is ook de reden waarom ze meer daadkracht verwachten: negen op de tien jonge Europeanen zijn het erover eens dat door klimaatverandering aan te pakken hun gezondheid en welzijn zou verbeteren70. Zij maken zich ook zorgen over de staatsschuld, aangezien jongere generaties waarschijnlijk meer zullen bijdragen aan de verzorgingsstaat, terwijl ze er minder voor terugkrijgen dan de voorgaande generaties. Nu het relatieve aandeel van jonge kiezers afneemt, heeft de kwestie van billijkheid tussen de generaties ook politieke aandacht gekregen. Het gebrek aan solidariteit tussen de generaties op het gebied van klimaat, economische en maatschappelijke kwesties kan bijdragen tot de politieke vervreemding van deze jonge kiezers. Ook kan het ertoe bijdragen dat zij nog meer teleurgesteld raken in het vermogen van de huidige politieke klasse en het huidige systeem om intergenerationele uitdagingen aan te pakken.

6. Bedreigingen voor de democratie en het bestaande sociaal contract

Ongelijkheid hangt nauw samen met minder vertrouwen in nationale en EU-instellingen71, evenals in de liberale democratie in het algemeen. Een gevoel van politieke uitsluiting, groeiende onvrede en het ontbreken van een positieve agenda zorgen samen voor de uitholling van het vertrouwen in openbare instellingen, polarisatie en een grotere aantrekkingskracht van extremistische, autocratische of populistische bewegingen. Wereldwijd is de mate van democratie die de gemiddelde burger geniet, teruggevallen tot het niveau dat voor het laatst werd opgetekend in 198972. Democratie wordt steeds meer ter discussie gesteld als het bestuursmodel dat het meest geschikt is om de groeiende sociaaleconomische problemen aan te pakken73. In de EU zijn enkele van de kernvereisten voor de goede werking van een democratie in het gedrang gekomen. Dit is zichtbaar in uitdagingen voor de rechtsstaat en een steeds vaker voorkomend “stil” burgerschap, bijvoorbeeld een consequente daling van de verkiezingsopkomst in veel lidstaten bij zowel nationale als Europese verkiezingen74, of het groeiende gebrek aan belangstelling voor het democratische leven in het algemeen. Zo vindt 47 % van de burgers dat zijn stem meetelt in de EU, terwijl 49 % denkt dat dit niet het geval is75. Ook de personalisering van de politiek, waarbij politieke leiders belangrijker worden gevonden dan politieke partijen, neemt toe. Polarisatie van het politieke debat en het gevoel van isolement worden versterkt door onjuiste informatie en desinformatie, groepsdynamiek in sociale media of algoritmische vertekening76. Bovendien nemen desinteresse en ontevredenheid toe in gebieden die het gevoel hebben aan hun lot te worden overgelaten. Als de ontwikkelingsvallen van stagnerende regio’s niet worden aangepakt, zullen burgers minder geneigd zijn de Europese integratie en waarden te steunen. Deze evolutie is bekend komen te staan als de geografie van de ontevredenheid77. De positieve kant is dat er ook nieuwe vormen van politiek activisme en sociale mobilisatie tot stand komen. Wanneer de Europese democratieën hun vitaliteit niet herwinnen, zal dit echter zowel de invoering van duurzaam beleid als de transitie zelf in gevaar brengen.

Het bestaande sociaal contract is niet volledig aangepast aan de nieuwe sociaaleconomische realiteit. Het huidige sociaal contract vindt zijn oorsprong in het midden van de 20e eeuw, onder verschillende sociaaleconomische omstandigheden. De realiteit van de Europeanen is sindsdien drastisch veranderd, met nieuwe manieren van leren, werken en leven, verankerd in demografische veranderingen en migratie. Een langer leven zal ingrijpende gevolgen hebben voor individuen, bedrijven, gemeenschappen en overheden. Daardoor blijven er lacunes bestaan ​​en kunnen er in de toekomst nieuwe spanningen ontstaan. Terwijl “atypische” arbeidsvormen (waaronder zelfstandig ondernemerschap) momenteel bijvoorbeeld 40 % van de beroepsbevolking uitmaken78, worden socialebeschermingsstelsels nog steeds voornamelijk ontworpen voor traditionele vormen van werkgelegenheid (bv. voltijds werkende, afhankelijke werknemers met een vast contract). Er zijn veranderingen nodig om ervoor te zorgen dat deze stelsels ook voldoende zijn afgestemd op delen van de beroepsbevolking waarvoor dat eerst niet het geval was, met name jongeren, degenen die buiten de EU zijn geboren en vrouwen. Anders kunnen deze lacunes een bedreiging vormen voor het welzijn van mensen en hun gezinnen, met name huishoudens met een laag inkomen, en een nadelige invloed hebben op pensioenrechten en welvaart op latere leeftijd. Ze kunnen ook de financiële stabiliteit van bestaande welzijnsvoorzieningen ondermijnen en het algehele concurrentievermogen aantasten door minder efficiënte arbeidsmarkten. waarbij mensen die minder geneigd zijn risico’s te nemen, van baan te veranderen, de arbeidsmarkt te betreden of te verlaten, of een onderneming op te starten of stop te zetten. Ten slotte levert ook voor veel Europeanen hun werk niet meer genoeg inkomsten op. De meest veelzeggende indicator is de betaalbaarheid van woningen: deze bevindt zich nu zowel voor degenen die een huis willen kopen als voor degenen die huren79 op een zeer laag niveau.

Tegelijkertijd verandert de geo-economische rol van publieke en particuliere actoren. We zien een toenemende convergentie van het economische en het veiligheidsdomein, aangezien economische keuzes steeds meer worden ingegeven door veiligheidsoverwegingen. De verwachtingen ten aanzien van de staat veranderen en voor het nastreven van de transities, open strategische autonomie en economische veerkracht zullen passende instrumenten en competenties nodig zijn. Daarentegen stelt de voortdurende machtsverspreiding, met een toenemende wereldwijde relevantie van grote multinationale ondernemingen, de bestaande rol van de staat in de economie, de democratie en het sociale leven op de proef.

III. Belangrijkste actiegebieden

De hierboven gepresenteerde kwesties zullen directe gevolgen hebben voor de sociale en economische aspecten van duurzaamheid, waardoor de haalbaarheid en levensvatbaarheid van de transities op de proef worden gesteld. Daarom is voor het bereiken van een duurzaam Europa tegen 2050 nu al een gecoördineerde interventie in alle beleidsdomeinen noodzakelijk. Voortbouwend op het resultaat van de prognoses worden in de hieronder geschetste actiegebieden ideeën gepresenteerd voor het aanpakken van de uitdagingen die in de voorgaande delen zijn vastgesteld.

1. Zorgen voor een nieuw Europees sociaal contract dat afgestemd is op een duurzame toekomst. De EU moet de lidstaten blijven aanmoedigen om inclusieve, hoogwaardige sociale diensten te ontwikkelen die ervoor zorgen dat mensen meer aan de economie en de samenleving kunnen bijdragen , terwijl zij tegelijkertijd hun potentieel en ambities kunnen verwezenlijken. Het houdt ook in dat het welzijnsbeleid wordt geactualiseerd via een benadering van sociale investeringen gedurende de hele levensloop. Dit omvat ondersteuning van de participatie en de inclusie op de arbeidsmarkt, de verdere aanpassing van de sociale bescherming aan atypische vormen van werkgelegenheid en aan nieuwe klimaatrisico's, het waarborgen van een passend niveau van sociale bescherming en een aanpak voor actieve inclusie op de arbeidsmarkt. Er moet rekening worden gehouden met de nieuwe demografische realiteit, met de bijbehorende uitdagingen (vergrijzing) en kansen (lange levensduur). Het betekent ook dat de effectieve integratie van migranten en EU-burgers met een migrantenachtergrond wordt gewaarborgd, om aanzienlijke fiscale voordelen voor de lidstaten te genereren en een belangrijke bijdrage te leveren om de welvaartsuitdagingen als gevolg van demografische veranderingen het hoofd te bieden. De voortdurende monitoring van sociale indicatoren, met name voor de meest kwetsbare huishoudens, is essentieel om armoede, sociale uitsluiting en sociale en territoriale ongelijkheden te bestrijden. In een nieuw sociaal contract moet meer nadruk worden gelegd op een rechtvaardige en inclusieve transitie en moet regionale cohesie worden ondersteund. Tevens moeten daarin billijkheid tussen de generaties en opwaartse sociale convergentie als leidende beginselen worden gehanteerd. Het moet zich ook verder richten op het leven in een gezonde omgeving als een belangrijk openbaar goed, en op het aanpakken van de onderliggende oorzaken van geestelijkegezondheidsproblemen, zoals sociale uitsluiting, discriminatie en de gevolgen van klimaatverandering.

2. De eengemaakte markt benutten om te pleiten voor een veerkrachtige klimaatneutrale economie. De EU moet haar gecoördineerde kader blijven versterken om een open strategische autonomie te bereiken, met inbegrip van economische veiligheid. Met name moeten de EU en haar lidstaten, voortbouwend op het bestaande mechanisme voor het screenen van huidige strategische afhankelijkheden, instrumenten verder ontwikkelen om toekomstige afhankelijkheden in strategische sectoren te beoordelen (bv. gezondheidszorg, levensmiddelen, digitale technologieën, energie, ruimte, water). De EU zou ook beter en strategischer gebruik moeten maken van handelsbeschermingsinstrumenten, de regelgeving over buitenlandse subsidies en aanbestedingsinstrumenten. Uitbreiding van de eengemaakte markt zal van cruciaal belang zijn om de toekomstige economische macht van de EU veilig te stellen. Een toereikend niveau van strategische inlichtingen en anticiperende governance moet als leidraad dienen voor het toekomstbestendig maken van een groeibevorderend regelgevingskader, met name voor de eengemaakte markt80. Er moet opnieuw aandacht worden besteed81 aan de aanpak van belemmeringen en aan de handhaving van bestaande regels in ecosystemen met het grootste potentieel voor de transitie. Dit moet gepaard gaan met krachtige en doelmatige mededingingsregels. Het zal ook belangrijk zijn duurzame bedrijfsmodellen te stimuleren en voldoende steun te bieden aan de snelle ontwikkeling en inzet van nettonultechnologieën. De EU moet ook doorgaan met het waarborgen van een gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers, door te zorgen voor sterke koppelingen tussen markttoegang en hoge duurzaamheidsnormen. Ten slotte is er ook steun nodig voor de snelle productie van essentiële componenten voor de energietransitie, zoals grondstoffen of nettonultechnologieapparatuur.

3. Versterken van de onderlinge verbanden tussen het interne en externe beleid van de EU, ook om het aanbod en het narratief van de EU op het wereldtoneel te versterken. De geo-economie vraagt ​​steeds meer om een combinatie van flexibelere benaderingen en strategische partnerschappen. In dit verband moet de Global Gateway gebruikt blijven worden om partnerschappen te ontwikkelen voor strategische projecten, bijvoorbeeld met landen die kampen met uitdagingen op het gebied van de energietransitie of waterzekerheid. Dergelijke partnerschappen moeten nieuwe lokale waardeketens stimuleren om investeringen aan te trekken en banen en kansen voor jongere generaties te creëren. Op basis van het bestaande model van vrijhandelsovereenkomsten kunnen nieuwe, flexibelere en gerichte partnerschapsovereenkomsten met de Europese buurlanden, Afrika, Azië of Latijns-Amerika worden onderzocht. Er moeten meer synergieën en verbanden tussen deze overeenkomsten en de Global Gateway tot stand worden gebracht. Door een groene trans-Atlantische marktplaats te creëren die de toegang tot stimuleringsregelingen vergemakkelijkt en discriminatie voorkomt, worden groene investeringen en duurzame productie ondersteund. Bovendien moet de EU via de Team Europe-benadering meer invloed krijgen op multilaterale fora die essentieel zijn voor wereldwijde inspanningen op het gebied van duurzaamheid, waaronder fora die de toekomst van duurzame financiering vormgeven (bv. het Bridgetown-initiatief, hervormingen van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds). Zij moet ook het voortouw blijven nemen bij de inspanningen om de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling82 te verwezenlijken en bijdragen aan de discussie over hun toekomst na 2030. Daarnaast moet de EU het voortouw nemen bij het behoud van de gemeenschappelijke natuurlijke rijkdommen (biodiversiteit, bodem, zoet water, oceanen enz.), onder meer door financiering of samenwerking op het gebied van technologie en innovatie (zowel laag- als hoogtechnologische toepassingen). Er moet worden gekeken naar nieuwe financieringsregelingen voor aanpassing en weerbaarheid, gericht op de meest kwetsbare landen. De EU moet er ook voor zorgen dat haar klimaat-, milieu- en energiebeleid in overeenstemming met haar internationale ambities en toezeggingen wordt ontworpen en uitgevoerd. Dit houdt in dat rekening wordt gehouden met de perspectieven van haar handelspartners, evenals met de impact die de EU-wetgeving op hen heeft. Dit kan worden bereikt door een intensievere dialoog, communicatie, diplomatie (groen, digitaal of cultureel) en samenwerking bij het ontwerp en de uitvoering ervan83. Zij moet zich eveneens proactief blijven inzetten voor haar Europese Green Deal-beleid in de Wereldhandelsorganisatie. Naast het ontwikkelen van haar eigen wetgevingskader moet de EU brede internationale allianties en overeenkomsten sluiten over opkomende duurzaamheidsbevorderende technologieën met een grote impact, zoals artificiële intelligentie, met haar waarden en strategische doelstellingen en risicobeheersing als uitgangspunt. Zij moet ook haar krachten bundelen met gelijkgestemde partners om bedreigingen en aanvallen, zoals desinformatie, te bestrijden. Ten slotte zou het versterken van het jongerenactieplan in het externe optreden van de EU kunnen helpen bij het opbouwen van steun van jonge generaties buiten de EU.

4. Ondersteuning van de verschuiving van productie en consumptie naar duurzaamheid. Aan de productiezijde moeten in alle lidstaten hervormingen en investeringen worden doorgevoerd om de economie koolstofvrij te maken en deze te zuiveren van verontreinigende stoffen, met name industriële processen en energie-intensieve sectoren, om de impact op de biodiversiteit te verminderen en de ecologische voetafdruk van consumptie te minimaliseren. Ook het terugdringen van administratieve rompslomp, het versnellen van administratieve en vergunningsprocedures en het vergroten van de toegankelijkheid en kwaliteit van de lokale ondersteuning zijn van groot belang. Grootschalige maatregelen zijn nodig om de waterbestendigheid van de EU te versterken door verontreiniging aan te pakken en tegemoet te komen aan de toenemende eisen van de landbouw, de energieproductie, de industrie of huishoudens. Maatregelen om het beheer van water te verbeteren (met inbegrip van passende prijsstellings- en toewijzingsmechanismen), het efficiënte gebruik ervan, de ontwikkeling van duurzame alternatieve bronnen, de uitbanning van waterverontreiniging en het waarborgen van gelijke toegang zijn essentieel. Het streven naar duurzaamheid vereist ook gedragsveranderingen van mensen, met name van mensen met de hoogste koolstofvoetafdruk, om de ecologische voetafdruk van consumptie tot een minimum te beperken. Het zal ook van cruciaal belang zijn om de juiste prijssignalen te garanderen (bv. door middel van koolstofbeprijzing, groene belastingen, de afschaffing of hervorming van milieuonvriendelijke subsidies, de versterking van milieuvriendelijke prikkels) en de betaalbaarheid en beschikbaarheid van duurzame producten en diensten te waarborgen. Om de strategieën en bedrijfsmodellen van ondernemingen te veranderen, moet de EU doorgaan met het ontwerpen van beleid en regelgeving om geplande veroudering verder aan te pakken, en om reparatie na verkoop en ontwerp voor circulariteit te bevorderen. Op basis van passende analyses kunnen maatregelen ook het verbieden van reclame voor de meest milieubelastende praktijken of diensten omvatten. Samen kunnen deze elementen bestanddelen vormen voor een toekomstig breder wettelijk kader, waarbij rekening wordt gehouden met het wereldwijde concurrentievermogen van de economie van de EU op de lange termijn. Een verdere analyse van de verdelings- en territoriale effecten bij de beleidsvorming en een duidelijkere communicatie over de resultaten kunnen helpen bij het ontwerpen van nieuwe maatregelen en wel zodanig dat mogelijke negatieve effecten op armoede en ongelijkheid tot een minimum worden beperkt en waarbij wordt voorzien in begeleidende beleidsmaatregelen die dergelijke negatieve effecten opvangen. Ten slotte moeten voorlichting en bewustmaking over duurzame en gezonde keuzes en levensstijlen in alle leeftijdsgroepen worden versterkt.

5. Op weg naar een “Europa van investeringen” door de particuliere financiële stromen te vergroten ter ondersteuning van strategische investeringen voor de transities. Beslissende vooruitgang boeken op het gebied van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie is van cruciaal belang om particuliere financiering aan te trekken die nodig is voor de dubbele transitie. Met duurzame financieringsinstrumenten zoals Europese groene obligaties zullen duurzame strategische EU-investeringen worden gefinancierd. Opzetten van een flexibel, snel en responsief kader voor het stimuleren van particuliere investeringen en zorgen voor een positief ondernemingsklimaat zijn van cruciaal belang om te waarborgen dat de EU een aantrekkelijke plaats blijft om in de klimaatneutrale en circulaire economie te investeren. In dit verband moet overheidsfinanciering beter benut worden als katalysator voor particuliere investeringen, met name voor risicovollere, baanbrekende duurzaamheidsprojecten, inclusief de opschaling daarvan, en gerelateerde productiecapaciteiten in de EU. Met name de Europese Investeringsbank, de grootste openbare bank ter wereld, zou meer steun moeten geven aan strategische investeringen die voor de dubbele transitie relevant zijn, zoals investeringen in grondstoffen, groene technologie of biotechnologie, vooral voor geavanceerde projecten. Het is ook belangrijk om verder te gaan met de inspanningen om de toegang tot relevante bronnen van EU-financiering voor startende en kleine en middelgrote Europese bedrijven te vergemakkelijken. Andere instrumenten kunnen ook helpen om particuliere financiële stromen te vergroten: fiscale prikkels, groene en duurzame overheidsopdrachten en publiek-private partnerschappen, leveranciers stimuleren om duurzame oplossingen te kiezen, precommerciële inkoop, samenwerkingen met niet-gouvernementele organisaties voor openbare dienstverlening, of met burgers en belanghebbenden voor participatieve budgettering. Nauwere samenwerking tussen de particuliere en de publieke sector kan ook worden bereikt door gemengde financieringsstrategieën op te schalen, bijvoorbeeld door betere bemiddeling van verstrekkers van gunstige financiering en door de rol van de ontwikkelingsinstellingen van de EU en de lidstaten te vergroten. Tot slot zullen verdere inspanningen nodig zijn om klimaatrisico’s in de beoordeling van de financiële stabiliteit op te nemen.

6. Overheidsbegrotingen geschikt maken voor duurzaamheid. Het begrotingsbeleid en de belastingen moeten worden afgestemd op de dubbele transitie, extra investeringen voor projecten ter bevordering van de dubbele transitie vrijmaken en producenten, gebruikers en consumenten de juiste prijssignalen en stimulansen bieden en tegelijkertijd de budgettaire houdbaarheid verbeteren. De hervorming van de internationale belastingheffing door de OESO is de eerste stap in deze richting, waarbij de neerwaartse spiraal in de vennootschapsbelastingtarieven wordt beperkt en wordt gewaarborgd dat multinationale ondernemingen een billijk aandeel van de belasting betalen, ongeacht waar zij zich bevinden. De EU moet wereldwijde strategieën tegen belastingontwijking blijven nastreven die de billijkheid van belastingstelsels verder ondersteunen. Ook moet worden nagegaan hoe de belastingdruk op arbeid kan worden verlaagd en kan worden verschoven naar andere belastinggrondslagen die minder schadelijk zijn voor de groei, ook om ongelijkheid aan te pakken in een context van vergrijzing en nieuwe arbeidsvormen. Verbeterde inspanningen om de overheidsuitgaven te optimaliseren door de kwaliteit en samenstelling van de overheidsfinanciën te verbeteren en de efficiëntie en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven te vergroten, zijn van cruciaal belang voor een optimaal gebruik van de overheidsmiddelen. Dit omvat onder meer het versterken van de publieke capaciteit op het gebied van gegevensverzameling en -analyse, zodat betere fiscale maatregelen kunnen worden opgesteld. Het fiscaal beleid moet zich blijven richten op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, maar tegelijkertijd betaalbaar zijn en de prikkels voor duurzaam gedrag behouden. Ten slotte moeten, gezien de ongelijke gevolgen van de fiscale uitdagingen en de noodzaak om strategische investeringen te stimuleren en een passende financiering voor de gemeenschappelijke goederen van de EU te waarborgen, verdere mogelijkheden voor gemeenschappelijk optreden worden onderzocht.

7. Verdere verschuiving van beleids- en economische indicatoren in de richting van duurzaam en inclusief welzijn. Milieuaspecten en sociale aspecten worden reeds in aanmerking genomen bij de beslissingen van zowel publieke als particuliere actoren, maar moeten verder worden geïntegreerd. In dit verband moeten maatstaven die verder gaan dan het bbp, verder worden ontwikkeld en geleidelijk worden opgenomen in de beleidsvorming van de EU. Dit zal helpen om de vooruitgang op het gebied van welzijn te monitoren, de communicatie over politieke uitdagingen te vergemakkelijken en strategieën te ontwerpen om deze op een mens- en planeetgerichte manier aan te pakken, terwijl ervoor wordt gezorgd dat de economische groei haar eigen fundamenten niet vernietigt. Er moet ook verder worden gewerkt aan het verbeteren van monitoringinstrumenten door robuuste, op modellen gebaseerde indicatoren (bijvoorbeeld over de grenzen van de planeet of het verband tussen sociale omgeving en economie) en beter geïntegreerde beoordelingsmodellen voor prognoses en scenarioanalyse te ontwikkelen. Om het beleid verder te onderbouwen, moeten statistische normen voor nationale rekeningen worden aangevuld met extra indicatoren om de onderlinge afhankelijkheid tussen economische activiteit, het welzijn van mensen en het milieu beter weer te geven. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de verschillende manieren waarop de uitputting van hulpbronnen en de aantasting van het milieu het welzijn en de economische zekerheid van mensen ondermijnen en, omgekeerd, om de verschillende effecten van economische activiteit op het milieu. De EU zal blijven bijdragen aan de discussies binnen de internationale gemeenschap over hoe de onderlinge verbanden tussen economie en milieu op methodologisch verantwoorde wijze in nationale rekeningen en in milieu-economische statistieken kunnen worden verantwoord. Daarnaast zal zij het gebruik van bestaande milieu-economische boekhouding blijven bevorderen om beleidsvorming op verschillende gebieden te onderbouwen, met name door de integratie van bestaande economische en milieustatistieken te stimuleren, en tevens sociale boekhouding om sociale ongelijkheden bij de verdeling van inkomsten beter aan te pakken.

8. Ervoor zorgen dat iedereen succesvol kan bijdragen aan de duurzaamheidstransitie. Er zijn voortdurende inspanningen nodig om de arbeidsmarktparticipatie van alle bevolkingsgroepen te vergroten, met name vrouwen, personen met een handicap, ouderen, jongeren en andere ondervertegenwoordigde groepen die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen. Investeringen in vroegtijdig onderwijs van hoge kwaliteit moeten worden aangemoedigd om ongelijkheden weg te nemen. Naast technische vaardigheden moeten duurzaamheid, digitale, burgerschaps-, weerbaarheids- of ondernemersvaardigheden meer aandacht krijgen. Het stimuleren van levenslang leren, bijvoorbeeld door middel van meer praktijk- en beroepsopleiding, of innovatieve manieren van lesgeven zou de flexibiliteit van leren vergroten. Dit moet gepaard gaan met aanpassing van werkplekken en arbeidsomstandigheden aan nieuwe soorten banen, verwachtingen van generaties en de behoeften van werknemers. De samenwerking tussen publieke, particuliere en maatschappelijke actoren moet worden versterkt door middel van gevestigde mechanismen (bv. pacten voor vaardigheden of academies voor vaardigheden). Er moeten digitale technologieën worden ingezet om onderwijs en opleiding te verrijken en aan te passen, en leermogelijkheden voor iedereen te stimuleren. Om de demografische veranderingen te beheersen, heeft de EU robuuste instrumenten nodig voor nauwkeurige prognoses van de behoeften aan vaardigheden en arbeidskrachten in sleutelsectoren. Lacunes bij de ontwikkeling van talent moeten op regionaal niveau worden aangepakt door vraag en aanbod van talent te stimuleren met gerichte maatregelen en in samenwerking met werkgevers en onderwijsinstellingen. Ten slotte moet de EU, om specifieke tekortkomingen op de arbeidsmarkt en demografische uitdagingen aan te pakken, meer internationaal talent aantrekken en de oprichting van talentenpools en partnerschappen met derde landen ondersteunen. Dit moet gepaard gaan met steun aan de gemeenschappen van herkomst en aanpassing van onderwijs en opleiding om de integratie te bevorderen.

9. Versterking van de democratie, waaronder door meer zeggenschap van de burgers. Om brede publieke steun voor duurzaamheid op te bouwen, moet de deelname van Europese burgers aan democratische beraadslagingen en beleidsvormingsprocessen worden vergroot, als aanvulling op de representatieve democratie84. Eerlijkheid tussen en binnen de generaties, inclusieve participatie en de zeggenschap van alle burgers moeten in de beleidsvorming centraal staan. Zo kan het integreren van strategische vooruitzichten in beleidsvorming regeringen helpen bij het aannemen van overheidsbeleid op basis van toekomstige verdelings- (waaronder intergenerationele) effecten, door strategieën op te zetten om de kans op zeer negatieve sociale uitkomsten te minimaliseren. Een grotere openheid van de besluitvorming en de mogelijkheid om beter met de burgers in contact te komen en te communiceren, zijn daarom van cruciaal belang. De EU moet haar vermogen om de democratie en de rechtsstaat te verdedigen voortdurend versterken85. Om onjuiste informatie en desinformatie en buitenlandse inmenging tegen te gaan, zijn effectievere instrumenten en een goede handhaving daarvan belangrijk. Het is cruciaal dat socialemediaplatforms meer ter verantwoording worden geroepen en dat onafhankelijke media worden ondersteund. De gevolgen van digitalisering voor de democratie moeten ook worden geoptimaliseerd, waarbij mogelijke negatieve aspecten (cyberbeveiliging van verkiezingen, verspreiding van haatzaaien en radicalisering) moeten worden aangepakt. Ten slotte zullen open, efficiënte, interoperabele en verantwoordingsplichtige openbare diensten van essentieel belang zijn. Daarom moet de capaciteit van lokale instellingen en andere actoren, zoals sociale partners en maatschappelijke organisaties, worden versterkt. Hiervoor zijn omvangrijke maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat dergelijke instellingen over de nodige vaardigheden en financiële en technologische middelen beschikken om aan de dubbele transitie bij te dragen en de kansen daarvan te benutten86.

10. Versterking van het instrumentarium voor paraatheid en respons van de EU om civiele bescherming aan te vullen met “civiele preventie”. De EU moet strategisch anticiperen op mogelijke rampzalige gebeurtenissen en zich voorbereiden op de gevolgen ervan, zoals de pandemie en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne onlangs hebben aangetoond. De voortdurende ontwikkeling van strategische prognose- en monitoringcapaciteiten, met inbegrip van systemen voor vroegtijdige waarschuwing, zal het gemakkelijker maken vroegtijdige informatie in vroegtijdige maatregelen om te zetten en zou als kompas moeten dienen voor toekomstige investeringen en financiering van de lidstaten met het oog op grotere paraatheid en preventie. Europese gegevensruimten, digitale tweelingen en nieuwe wijzen van interactie zullen cruciaal zijn om grote hoeveelheden complexe informatie beter te begrijpen en te gebruiken. Het vermogen van de EU om snel en efficiënt op crises te reageren moet ook geleidelijk worden versterkt. Zo zal het noodinstrument voor de eengemaakte markt het vrije verkeer van goederen, diensten en personen waarborgen, met meer transparantie en coördinatie in tijden van crisis. Om de veerkracht van kritieke entiteiten te verbeteren, zal de uitvoering van EU-richtlijnen en aanbevelingen van de Raad met betrekking tot veerkracht van cruciaal belang zijn87. Het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties moet verder worden ontwikkeld tot een ​​centraal knooppunt dat alle relevante EU-actoren op het gebied van crisisbeheersing (bv. HERA) verbindt en de operationele paraatheid voor toekomstige noodsituaties versterkt88. Diverse bestaande middelen en instrumenten die van cruciaal belang zijn voor veerkracht op gebieden als civiele bescherming, migratie, gezondheid, voedsel of water, moeten worden versterkt en de synergieën en onderlinge samenwerking moeten worden verstevigd. De EU moet ook beter voorbereid zijn om rampen en klimaatgerelateerde ontheemding aan te pakken. Naast maatregelen op het gebied van veerkracht zal de EU risico’s moeten beoordelen, voorkomen, zich op risico’s moeten voorbereiden en ze moeten beheren in een systematische “één gezondheid”- en “één planeet”-benadering. Bovendien moet de ontwikkeling van gemeenschappelijke procedures worden ondersteund door het versterken of opzetten van nieuwe sectoroverschrijdende banden met relevante autoriteiten op alle niveaus en met de particuliere sector, met inbegrip van risicomanagers en verzekeraars. Ten slotte moeten manieren worden onderzocht om de beschikbaarheid van financiering van rampenrisicobeheer verder te vergroten.

IV. De belofte van de duurzaamheidstransitie waarmaken

De duurzaamheidstransitie is gebaseerd op een drievoudige belofte: een gezonde planeet en een bloeiend milieu; economische groei die losgekoppeld is van het gebruik van hulpbronnen en aantasting van het milieu; en de verzekering dat geen persoon of gebied aan zijn lot zal worden overgelaten. Terwijl de EU doorgaat met deze historische transformatie, is het essentieel om in moeilijke omstandigheden een positieve visie op te bouwen en het besef van mogelijkheden en optimisme te behouden om voor de noodzakelijke veranderingen en compromissen brede democratische steun te krijgen. Dit verslag geeft een overzicht van de belangrijkste gebieden waar dringend actie nodig is om de duurzame transitie tot stand te brengen en de banden tussen de milieu-, sociale en economische aspecten te versterken.


Het centraal stellen van duurzaamheid in de open strategische autonomie van de EU is van cruciaal belang zodat Europa deze beloften kan waarmaken. Voor de huidige en toekomstige generaties Europeanen betekent dit dat ze gezonder en langer leven, persoonlijke en professionele vervulling vinden en meer zeggenschap hebben over de toekomst die ze willen. Voor het bedrijfsleven in de EU betekent dit gebruikmaken van het voordeel van de voortrekkersrol als het gaat om de klimaatneutrale economie met wereldwijd toonaangevende duurzame producten en diensten. En voor de andere regio’s van de wereld betekent het profiteren van samenwerking en duurzame ontwikkeling.

1 In deze mededeling wordt voortgebouwd op het “Science for policy”-verslag van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek: “Naar een billijk en duurzaam Europa 2050: sociale en economische keuzes bij duurzaamheidstransities”, gebaseerd op een volledig prognoseproces. Het begon met het opstellen van prognosescenario’s waarin alternatieve versies van de duurzame toekomst van de EU tegen 2050 worden beschreven. Voor elk scenario werden de transitietrajecten richting duurzaamheid geformuleerd met behulp van een op cocreatie gebaseerde backcasting-techniek. Hierdoor konden nieuwe, alternatieve praktijken en structuren worden geïdentificeerd, en kunnen bestaande niet-duurzame praktijken en structuren tegen 2050 worden uitgefaseerd, met inbegrip van de analyse van afwegingen, knelpunten en synergieën tijdens de transitietrajecten. Door middel van een transversale analyse van de diverse veranderingspatronen werden kritieke domeinen geïdentificeerd die de ingrijpende veranderingen richting duurzaamheid mogelijk maken. Het prognoseproces omvatte ook raadplegingen van deskundigen en belanghebbenden, besprekingen met de diensten van de Commissie, agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen, de bekendmaking van een verzoek om input, en besprekingen met institutionele partners (Europees systeem voor strategie- en beleidsanalyse) en lidstaten.

2 Het strategisch prognoseverslag 2022 spitste zich toe op de wisselwerking tussen de dubbele transities van Europa in de nieuwe geopolitieke context. De editie van 2021 stond in het teken van belangrijke trends die van invloed zijn op de open strategische autonomie en de vrijheid van handelen van de EU in de komende decennia. In het verslag van 2020 werd de weerbaarheid van de EU geanalyseerd aan de hand van vier dimensies: de sociale en economische, de geopolitieke, de groene en de digitale dimensie.

3 Opmerkingen van de Amerikaanse nationale veiligheidsadviseur Jake Sullivan over het vernieuwen van Amerikaans economisch leiderschap bij het Brookings Institution op 27 april 2023.

4 36 % van de wereldbevolking woont in landen die Rusland actief hebben veroordeeld en dat land sancties hebben opgelegd. Bijna een derde woont in een land dat neutraal is gebleven. Ten slotte bevindt nog eens 32 % zich in staten waar de regering de acties of het narratief van Rusland steunde. Howey, W. (2022), Russia can count on support from many developing countries, https://www.eiu.com/n/russia-can-count-on-support-from-many-developing-countries/

5 EDGAR – Emissiedatabank voor mondiaal atmosferisch onderzoek, Europese Commissie.

6 Het G7-partnerschap voor wereldwijde infrastructuur en investeringen — waar de Global Gateway van de EU deel van uitmaakt — heeft tot doel te voorzien in de vraag naar financiering van infrastructuur van goede kwaliteit in lage- en middeninkomenslanden.

7University of Cambridge Institute for Sustainability Leadership (CISL, universiteit van het Cambridge Instituut voor leiderschap op het gebied van duurzaamheid), (2022) https://www.cisl.cam.ac.uk/competitive-sustainability-index

8 Strategie voor economische veiligheid van de EU, JOIN(2023) 20 final.

9 Verordening voor een nettonulindustrie, COM(2023) 161 final.

10 Beoordeling van de investeringsbehoeften en financieringsmogelijkheden om de capaciteit van de productie van nettonultechnologie in de EU te versterken, SWD(2023) 68 final.

11 Spanje heeft samen met andere lidstaten in het kader van het EU-breed prognosenetwerk een speciaal traject ontwikkeld om de huidige en toekomstige afhankelijkheden in vier kritieke sectoren (energie, digitale technologie, gezondheid en voeding) te analyseren, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van de door de Commissie voorgestelde methode (zie SWD(2021) 352 final, SWD(2022) 41 final, WP2023/14). In dit werk worden aanbevelingen gedaan om de open strategische autonomie van de EU, met inbegrip van haar economische veiligheid, en haar wereldwijde leiderschap tegen 2030 te versterken.

12 Elderson, F., (2023), https://www.ecb.europa.eu/press/blog/date/2023/html/ecb.blog230608~5cffb7c349.en.‌html

13 Nadere informatie over de toegepaste methode, gegevensbronnen, aanvullende resultaten en een gevoeligheidsanalyse worden gepresenteerd in Health-adjusted income: complementing GDP to reflect the valuation of life expectancy (Voor gezondheid gecorrigeerd inkomen: aanvulling op het bbp om de waardering van de levensverwachting te weerspiegelen), Technisch verslag JRC, JRC134152, https://publications.jrc.ec.europa.eu/repository/handle/JRC134152


14 Met de binnenlandse voetafdruk worden de milieueffecten veroorzaakt door binnenlandse productie en consumptie via een reeks op de levenscyclus gebaseerde indicatoren gekwantificeerd.

15Consumption footprint and domestic footprint (Consumptievoetafdruk en binnenlandse voetafdruk), Europese Commissie, (2023), https://doi.org/10.2760/218540

16 Zero pollution – Outlook 2022 (Samenleving zonder verontreiniging – Vooruitzichten 2022), Europese Commissie, (2022), https://doi.org/10.2760/39491

17 Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties, https://www.wfpusa.org/drivers-of-hunger/food-waste/, versie van 12 juni 2023.

18 Zie bijvoorbeeld: Versailles Statement: The crucial decade for energy efficiency (Verklaring van Versailles: het cruciale decennium voor energie-efficiëntie), (8 juni 2023), https://iea.blob.core.windows.net/assets/2de1ef68-c97a-4fdb-b8be-fb12b693893e/IEA8thGlobalConferenceonEnergyEfficiency_JointStatement.pdf

19 Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering, (2023), https://www.ipcc.ch/report/ar6/syr/

20 Binder, M., en Blankenberg, A. K., (2017), https://doi.org/10.1016/j.jebo.2017.03.009

21 France Jagers, S. C., Martinsson, J., & Matti, S., (2019), https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/14693062.2018.1470963

22 SWD (2023) 68 final en COM/2022/438 final. Daarnaast vereist de verordening voor een nettonulindustrie in totaal 92 miljard EUR voor de periode 2023-2030.

23 Gecombineerde cijfers voor de EU en het VK; Naumann, G., et al., (2021), https://doi.org/10.1038/s41558-021-01044-3

24 Gecombineerde cijfers voor de EU en het VK; Dottori, F., et al., (2023), https://doi.org/10.1038/s41558-022-01540-0

25 Slechts ongeveer een kwart van de schade door klimaatrampen is momenteel verzekerd in de EU. Zie Europese Centrale Bank, EIOPA, (2022), https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/other/ecb.policyoptions_EIOPA~‌c0adae58b7.en.pdf

26 Wereldbank, (2021), http://hdl.handle.net/10986/35686

27 Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie (COM(2020) 456 final).

28 Europees Defensieagentschap, (2022), https://doi.org/10.2836/97270

29 Op basis van een gezamenlijke beoordeling door de regering van Oekraïne, de Wereldbankgroep, de Europese Commissie en de Verenigde Naties. Bron: Wereldbank, Ukraine Rapid Damage and Needs Assessment: februari 2022-februari 2023 (Snelle beoordeling van de schade en de behoeften in Oekraïne).

30 Vergrijzingsverslag 2021, Europese Commissie, (2021), https://doi.org/10.2765/84455

31 Belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw, COM(2021) 251 final.

32 Europese Investeringsbank, (2023), https://doi.org/10.2867/307689

33 Bron: Eurostat, betalingsbalans (BPM6), lopende plus kapitaalrekening. Referentieperiode: 2013-2022. Gegevens van 28 juni 2023.

34 Bank voor internationale betalingen, Credit to the non-financial sector (krediet voor de niet-financiële sector) (bis.org), bijgewerkt op 27 februari 2023

35 Zie de samengestelde kosten van de leenindicator van de ECB, die in april 2023 met 1,83 procentpunt op jaarbasis is gestegen.

36 Schnabel, I., (2023), https://www.ecb.europa.eu/press/key/date/2023/html/ecb.sp230110~21c89bef1b.en.html

37 Europees Instituut voor gendergelijkheid, (2017), https://doi.org/10.2839/538402

38 Europese Investeringsbank, (2023), https://doi.org/10.2867/307689

39 Het strategisch plan voor energietechnologie, Europese Commissie, (2018), https://doi.org/10.2777/04888

40 De ondermaatse PISA-scores voor lezen (22,5 %), wiskunde (22,9 %) en wetenschappen (22,3 %) blijven ver boven de EU-doelstelling voor 2030 van minder dan 15 % en zijn gestegen in vergelijking met de ronde van 2015. Zie: Europese Commissie, (2022), https://www.doi.org/10.2766/117416

41 Aan COVID-19 gerelateerde leerachterstanden in Europa, Europese Commissie, (2023), https://doi.org/10.2766/881143

42 Het benutten van talent in Europa’s regio’s, COM(2023) 32 final.

43 Eurostat, (2022), https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-eurostat-news/-/ddn-20220330-1

44 Duurzaamheidscompetenties hebben betrekking op de onderling samenhangende verzameling van kennis, vaardigheden, attitudes en waarden die, afhankelijk van de context, doeltreffende, gestalte gegeven actie in de wereld mogelijk maken met betrekking tot duurzaamheidsproblemen, -uitdagingen en -kansen. Zie: Europese Commissie, (2022), https://doi.org/10.2760/13286

45 Europese Investeringsbank, (2023), https://doi.org/10.2867/307689

46 Onderwijs- en opleidingsmonitor 2022, Europese Commissie, (2022), https://www.doi.org/10.2766/117416

47 Eurostat, https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/HLTH_SILC_17__custom_6521084/default/table?‌lang=en, gegevens van juni 2023.

48 World Happiness Report, Helliwell, J. F. et al. (Eds.), (2023), ISBN 978-1-7348080-5-6.

49 The future of food and agriculture (De toekomst van voedsel en landbouw), FAO, (2022), https://doi.org/10.4060/cc0959en

50 In 2021 had 6,9 % van de totale EU-bevolking last van de energieprijs, gemeten aan de hand van het onvermogen om het huis voldoende warm te houden, en dit tarief zal waarschijnlijk nog stijgen. Zie Eurostat, https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/bookmark/‌8f6604d8-6581-4f7b-adde-7a9e53a28caf?lang=en, gegevens geldig vanaf juni 2023.

51 Eurostat, https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Quality_of_life_indicators_-_‌natural_‌and_living_environment, gegevens van september 2022.

52 ESPON (2022), CLIMATE, Updating and integrating climate data sets and maps (KLIMAAT, Actualisering en integratie van klimaatdatasets en -kaarten).

53 Europese Commissie, kenniscentrum voor biodiversiteit, (2023), https://knowledge4policy.ec.europa.eu/foresight/who-can-afford-digital-green-transition_en

54 France Stratégie, Pisani-Ferry, J. en Mahfouz, S., (2023), https://www.strategie.gouv.fr/publications/‌incidences-economiques-de-laction-climat

55 Naar cohesie in Europa in 2050, SWD(2022) 24 final.

56 Fairness, inequality, and intergenerational mobility (Rechtvaardigheid, ongelijkheid en intergenerationele mobiliteit), Europese Commissie, (2023), 2652/SP529.

57 Eurostat, (2022), https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Living_conditions_in_‌Europe_-_income_distribution_and_income_inequality, gegevens van november 2022.

58 Fairness, inequality, and intergenerational mobility (Rechtvaardigheid, ongelijkheid en intergenerationele mobiliteit), Europese Commissie, (2023), 2652/SP529.

59 Eurofound, Darvas, Z. en Midões, C., (2021), https://doi.org/10.2806/129514

60 Lipps, J. en Schraff, D., (2021), https://doi.org/10.1111/1475-6765.12430

61 Eurostat, (2022), https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Living_conditions_in_‌Europe_-_income_distribution_and_income_inequality&oldid=528159, gegevens van november 2022.

62 France Stratégie, Pisani-Ferry, J. en Mahfouz, S., (2023), https://www.strategie.gouv.fr/publications/‌incidences-economiques-de-laction-climat

63 De toekomst van Europa, Europese Commissie, (2022), 2554/SP517

64 OESO, (2020), https://doi.org/10.1787/c3e5cb8a-en

65 OESO, (2015). https://doi.org/10.1787/9789264235120-en

66 Thiery, W. et al., (2021), https://doi.org/10.1126/science.abi7339

67 Stress bij mensen van wie de directe omgeving negatieve gevolgen van de klimaatverandering ondervindt).

68 Marciano, L. et al., (2022), https://doi.org/10.3389/fpubh.2021.793868

69 Hickman, C. et. al., (2021), https://doi.org/10.1016/S2542-5196(21)00278-3

70 De toekomst van Europa, Europese Commissie, (2022), 2554/SP517.

71 Zie onder meer Lipps, J. en Schraff, D., Regional inequality and institutional trust in Europe (Regionale ongelijkheid en institutioneel vertrouwen in Europa), European Journal of Political Research (Europees tijdschrift voor politiek onderzoek), deel 60, nr. 4, (2021).

72 V-Dem Institute (Universiteit van Göteborg), (2023), https://www.v-dem.net/documents/29/V-dem_‌democracyreport2023_lowres.pdf

73 Sitra, Dufva, M., en Rekola, S., (2023), ISBN 978-952-347-302-7.

74 RECONNECT EUROPE (Europa weer dicht bij de burger brengen), Briatte, F. et. al., (2020), https://reconnect-europe.eu/wp-content/uploads/‌2020/05/D6.1.pdf

75 De toekomst van Europa, Europese Commissie, (2022), 2554/SP517.

76 Algoritmische vertekening verwijst naar de neiging van algoritmen om resultaten te produceren die tot een nadeel voor bepaalde groepen leiden, zoals vrouwen en etnische minderheden. Zie Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, (2022), https://doi.org/10.2811/25847

77 The geography of EU discontent and the regional development trap (De geografisch bepaalde ontevredenheid in de EU en de valkuil van regionale ontwikkeling), Europese Commissie, WP 03/2023.

78 Verslag van de Commissie betreffende de uitvoering van de aanbeveling van de Raad met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen, COM(2023) 43 final.

79 Eurofound, (2023), https://doi.org/10.2806/715002

80 Advies van het Fit for Future-platform over het waarborgen van een toekomstbestendig regelgevingskader voor de eengemaakte markt.

81 Mededeling over 30 jaar eengemaakte markt, COM(2023) 162 final.

82 Vrijwillige evaluatie van de EU over de vooruitgang bij de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, COM(2023) 700 final.

83 Een nieuwe agenda voor de betrekkingen van de EU met Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied, JOIN(2023) 17 final.


84 Europese Groep Ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën, (2023), Opinion on democracy in the digital age (advies over democratie in het digitale tijdperk).

85 Later dit jaar zal de Commissie een pakket ter verdediging van de democratie voorleggen om de maatregelen van het Europees actieplan voor democratie te verdiepen en vrije en eerlijke verkiezingen te bevorderen, de strijd tegen desinformatie te intensiveren en de vrijheid en het pluralisme van de media te ondersteunen.

86 Hierin wordt bijvoorbeeld voorzien door een aankomend initiatief, de ComPAct, om de Europese administratieve ruimte te versterken.

87 Richtlijn (EU) 2022/2557 van 14 december 2022 betreffende de weerbaarheid van kritieke entiteiten en tot intrekking van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2022/2557/oj

88Strategic crisis management in the EU (Strategisch crisisbeheer in de EU), Europese Commissie, (2022), https://doi.org/10.2777/517560

NL NL