Artikelen bij COM(2023)324 - Snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
Onderwerp

In deze richtlijn worden regels vastgesteld voor de afgifte van een digitale verklaring van fiscale woonplaats door de lidstaten en de procedure voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting die door een lidstaat kan worden ingehouden op dividenden van openbaar verhandelde aandelen en, indien van toepassing, rente van openbaar verhandelde obligaties die worden uitgekeerd aan geregistreerde eigenaars met fiscale woonplaats buiten die lidstaat.

Artikel 2
Toepassingsgebied

De hoofdstukken I en IV zijn van toepassing op alle lidstaten. Hoofdstuk II is van toepassing op alle lidstaten met betrekking tot alle personen met hun fiscale woonplaats in hun rechtsgebied.

De procedures van hoofdstuk III zijn van toepassing op alle lidstaten die vermindering van te veel ingehouden bronbelasting verlenen op dividenden die worden uitgekeerd voor openbaar verhandelde aandelen. Lidstaten die vermindering van te veel ingehouden bronbelasting verlenen op rente betaald voor openbaar verhandelde obligaties mogen hoofdstuk III toepassen.

Artikel 3
Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1) “te veel ingehouden bronbelasting”: het verschil tussen het bedrag van de bronbelasting die door een lidstaat wordt geheven op dividenduitkeringen of rentebetalingen op effecten aan niet-ingezeten eigenaars door toepassing van het algemene binnenlandse tarief en het lagere bedrag van de bronbelasting die door die lidstaat op dezelfde dividenden of rente wordt geheven overeenkomstig een dubbelbelastingverdrag of specifieke nationale wetgeving, naargelang het geval;

(2) “openbaar verhandeld aandeel”: aandeel dat tot de handel op een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit is toegelaten, zoals gedefinieerd in artikel 4, punten 21 en 22, van Richtlijn 2014/65/EU van 15 mei 201433;

(3) “openbaar verhandelde obligatie”: een obligatie die tot de handel op een gereglementeerde markt, een multilaterale handelsfaciliteit of een georganiseerde handelsfaciliteit is toegelaten, zoals gedefinieerd in respectievelijk punt 21, 22 en 23 van artikel 4 van Richtlijn 2014/65/EU van 15 mei 2014;

(4) “financieel intermediair”: een centrale effectenbewaarinstelling als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van 23 juli 201434, een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/201335 of een beleggingsonderneming, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU of een rechtspersoon uit een derde land die krachtens vergelijkbare wetgeving van een derde woonland toestemming heeft gekregen om diensten te verlenen die vergelijkbaar zijn met die van een centrale effectenbewaarinstelling, een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, en die deel uitmaakt van de betalingsketen voor effecten tussen de entiteit die effecten uitgeeft en de geregistreerde eigenaar die betalingen op die effecten ontvangt;

(5) “EUID”: de Europese unieke identificatiecode voor vennootschappen als bedoeld in artikel 16 van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad36;

(6) “fiscaal identificatienummer of FIN”: de unieke identificatiecode voor belastingdoeleinden van een geregistreerde eigenaar als zodanig in een lidstaat;

(7) “procedure voor bronbelastingvermindering”: een procedure waarbij een geregistreerde eigenaar die dividenduitkeringen of rentebetalingen ontvangt uit effecten die onderworpen kunnen zijn aan te veel ingehouden bronbelasting, wordt ontheven van of terugbetaald voor een dergelijke te veel ingehouden belasting;

(8) “bevoegde autoriteit”: de autoriteit die overeenkomstig artikel 5 door een lidstaat is aangewezen, met inbegrip van elke persoon die overeenkomstig de nationale voorschriften door een dergelijke autoriteit is gemachtigd om namens haar voor de toepassing van deze richtlijn op te treden;

(9) “effect”: een openbaar verhandeld aandeel of een openbaar verhandelde obligatie;

(10) “grote instelling”: een grote instelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 146, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

(11) “inhoudingsplichtige instantie”: een entiteit die door de bronlidstaat is gemachtigd om de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de inhouding van bronbelasting op dividenduitkeringen of rentebetalingen op effecten en de afdracht van deze bronbelasting aan de belastingautoriteit van de bronlidstaat;

(12) “registratiedatum”: door de uitgevende instelling van een effect vastgestelde datum, waarop de identiteit van de houder van een dergelijk effect en de daaruit voortvloeiende rechten, waaronder het recht om deel te nemen aan en te stemmen op een algemene vergadering, indien van toepassing, worden vastgesteld op basis van de afgewikkelde posities zoals die zijn vastgelegd in de administratie van de financieel intermediair, door book-entry aan het eind van de werkdag, zoals bepaald in artikel 1, lid 7, van Verordening 2018/121237;

(13) “afwikkeling”: de voltooiing van een effectentransactie waar deze is gesloten met het doel verplichtingen van de partijen bij die transactie te vervullen middels de overboeking van geld of effecten dan wel van beide, zoals bepaald in artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van 23 juli 2014;

(14) “geregistreerde eigenaar”: een natuurlijke of rechtspersoon die gerechtigd is dividend- of rente-inkomsten uit effecten te ontvangen waarop in een lidstaat bronbelasting wordt ingehouden;

(15) “beleggingsrekening”: de door financieel intermediairs aan geregistreerde eigenaars verstrekte rekening of rekeningen via welke hun effecten worden aangehouden of geregistreerd en waarop de betalingen in verband met deze effecten worden verricht;

(16) “ex-dividenddatum”: de datum vanaf wanneer de aandelen worden verhandeld zonder de uit de aandelen voortvloeiende rechten, waaronder het recht om deel te nemen aan en te stemmen op een algemene vergadering, indien van toepassing;

(17) “financiële regeling”: een regeling of contractuele verplichting waarbij een deel van de eigendom van het openbaar verhandelde aandeel, waarop dividend wordt uitgekeerd, permanent of tijdelijk aan een andere partij wordt of kan worden overgedragen;

(18) “betalingsketen voor effecten”: de opeenvolging van financieel intermediairs die de dividendenuitkeringen of rentebetalingen op effecten afhandelen tussen de uitgevende instelling van de effecten en een geregistreerde eigenaar aan wie dividenden of rente op deze effecten worden betaald;

(19) “dubbelbelastingverdrag”: een overeenkomst of verdrag dat voorziet in de opheffing van dubbele belasting van inkomsten en, in voorkomend geval, van kapitaal, van kracht tussen twee (of meer) landen;

(20) “bronlidstaat”: de lidstaat waar de uitgevende instelling van het effect dat dividend of rente uitkeert, gevestigd is;

(21) “systeem van snelle teruggave”: een systeem waarbij een dividenduitkering of rentebetaling wordt verricht met inachtneming van het algemene binnenlandse bronbelastingtarief, gevolgd door een verzoek om teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting binnen de in artikel 13 bepaalde termijn;

(22) “systeem voor vermindering aan de bron”: een stelsel waarbij het toepasselijke bronbelastingtarief, in overeenstemming met de toepasselijke binnenlandse regels en/of internationale overeenkomsten, zoals het relevante dubbelbelastingverdrag, wordt toegepast op het moment van dividenduitkering of rentebetaling;

(23) “standaard teruggavesysteem”: een systeem waarbij een dividenduitkering of rentebetaling wordt verricht met inachtneming van het algemene binnenlandse bronbelastingtarief, gevolgd door een verzoek om teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting buiten de procedure van artikel 13 om;

(24) “kortetermijnrente voor de euro”: de kortetermijnrente voor de euro zoals gedefinieerd in Richtsnoer (EU) 2019/1265 van de Europese Centrale Bank van 10 juli 201938.


HOOFDSTUK II

DIGITALE VERKLARING VAN FISCALE WOONPLAATS

Artikel 4
Digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC)

1. De lidstaten voorzien in een geautomatiseerd proces voor de afgifte van een digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC) aan een persoon die wordt geacht zijn fiscale woonplaats in hun rechtsgebied te hebben.

2. De lidstaten dienen de eTRC af te geven binnen één werkdag na de indiening van een verzoek, met inachtneming van lid 4. De eTRC voldoet aan de technische vereisten van bijlage I en bevat de volgende informatie:

(a) de voor- en achternaam van de belastingplichtige en de geboortedatum en ‑plaats als de belastingplichtige een natuurlijke persoon is, of zijn naam en zijn Europese unieke identificatiecode (EUID) als de belastingplichtige een entiteit is;

(b) fiscaal identificatienummer;

(c) adres van de belastingplichtige;

(d) datum van afgifte;

(e) de geldigheidsduur;

(f) identificatie van de belastingdienst die de verklaring afgeeft;

(g) alle aanvullende informatie die relevant kan zijn wanneer de verklaring wordt afgegeven voor andere doeleinden dan de vermindering van bronbelasting uit hoofde van deze richtlijn of informatie die moet worden opgenomen in een verklaring van fiscale woonplaats uit hoofde van EU-recht.

3. Een eTRC heeft ten minste betrekking op het gehele kalenderjaar waarin het verzoek om een dergelijke verklaring wordt gedaan en is geldig voor de gehele periode waarop ze betrekking heeft, tenzij en totdat de lidstaat die de eTRC afgeeft over het bewijs beschikt dat de persoon op wie de eTRC betrekking heeft, geen ingezetene is van zijn rechtsgebied.

4. Indien er meer dan één werkdag nodig is om de fiscale woonplaats van een specifieke belastingplichtige te verifiëren, stelt de lidstaat de persoon die de verklaring aanvraagt in kennis van de extra tijd die nodig is en van de redenen voor de vertraging.

5. De lidstaten erkennen een door een andere lidstaat afgegeven eTRC als toereikend bewijs van woonplaats van een belastingplichtige in die andere lidstaat in overeenstemming met lid 3.

6. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren, waaronder de talenregeling, en technische protocollen, waaronder van beveiligingsstandaarden, voor de afgifte van een eTRC. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 18 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.


HOOFDSTUK III

PROCEDURE VOOR BRONBELASTINGVERMINDERING


AFDELING 1

GECERTIFICEERDE FINANCIEEL INTERMEDIAIRS

Artikel 5
Nationaal register van gecertificeerde financieel intermediairs

1. Lidstaten die bronbelasting heffen op dividenden van openbaar verhandelde aandelen die worden uitgekeerd aan geregistreerde eigenaars met hun fiscale woonplaats buiten die lidstaat, en die voorzien in een vermindering van de te veel ingehouden bronbelasting, moeten een nationaal register van gecertificeerde financieel intermediairs instellen. De lidstaten kunnen ervoor kiezen om dit nationale register ook te gebruiken in verband met de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op rente uit openbaar verhandelde obligaties, indien van toepassing.

2. Lidstaten die een bronbelasting heffen op rente van openbaar verhandelde obligaties en geen bronbelasting heffen op dividenden van openbaar verhandelde aandelen, kunnen ervoor kiezen om een nationaal register in te stellen.

3. De lidstaten die overeenkomstig leden 1 en 2 een nationaal register instellen, wijzen een bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het bijhouden en bijwerken van dat register.

4. Het nationale register bevat de volgende informatie over de gecertificeerde financieel intermediairs:

(a) naam van de gecertificeerde financieel intermediair;

(b) de datum van registratie;

(c) contactgegevens en eventueel een bestaande website van de gecertificeerde financieel intermediair;

(d) de EUID of, wanneer de gecertificeerde financieel intermediair niet over een dergelijk nummer beschikt, de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) of een registratienummer voor rechtspersonen uitgegeven door het woonland.

5. Het nationale register wordt voor het publiek toegankelijk gemaakt op een speciale website van de lidstaat en ten minste eenmaal per maand worden bijgewerkt.

Artikel 6
Vereiste om te registreren als gecertificeerde financieel intermediair

1. De lidstaten die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register bijhouden, moeten vereisen dat alle grote instellingen als bedoeld in artikel 3, punt 10, die dividenduitkeringen en, voor zover van toepassing, rentebetalingen op effecten uit hun rechtsgebied verwerken, en centrale effectenbewaarinstellingen als bedoeld in artikel 3, punt 4, die voor dezelfde betalingen diensten als inhoudingsplichtige instantie verrichten, zich in hun nationale register laten opnemen.

2. De lidstaten die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register bijhouden, moeten het mogelijk maken dat elke financieel intermediair die aan de vereisten van artikel 7 voldoet, op verzoek in dat register wordt opgenomen.

Artikel 7
Registratieprocedure

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een financieel intermediair wordt opgenomen in hun nationale register van gecertificeerde financieel intermediairs binnen drie maanden na indiening van een verzoek van de financieel intermediair waaruit blijkt dat hij aan alle volgende eisen voldoet:

(a) een fiscale woonplaats in een lidstaat of in het rechtsgebied van een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties voor belastingdoeleinden39 noch in tabel I van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/167540;

(b) als de verzoekende financieel intermediair een kredietinstelling is, een vergunning om in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats bewaarnemingsactiviteiten uit te oefenen op grond van punten 12 of 14 van bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU of vergelijkbare wetgeving van een derde land; indien de verzoekende financieel intermediair een beleggingsonderneming is, een vergunning in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats om bewaarnemingsactiviteiten uit te voeren krachtens afdeling B, lid 1 van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU of vergelijkbare wetgeving van een derde land of; indien de verzoekende financieel intermediair een centrale effectenbewaarinstelling is, een vergunning in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats op grond van Verordening EU 909/2014 of vergelijkbare wetgeving van een derde woonland;

(c) een verklaring van naleving van de bepalingen van Richtlijn 2014/107/EU van de Raad41 of de bepalingen van Richtlijn 2018/843/EU van het Europees Parlement en de Raad42 voor zover van toepassing of van een vergelijkbare wetgeving van een rechtsgebied van een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties voor belastingdoeleinden of in tabel I van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675.

2. Financieel intermediairs stellen de bevoegde autoriteit van de lidstaat onverwijld in kennis van elke wijziging in de overeenkomstig de punten a) tot en met c) verstrekte informatie.

Artikel 8
Schrapping uit het nationale register

1. De lidstaten schrappen elke gecertificeerde financieel intermediair uit hun nationale register wanneer die intermediair:

(a) om een dergelijke schrapping verzoekt; of

(b) niet langer voldoet aan de vereisten van artikel 7.

2. De lidstaten kunnen elke gecertificeerde financieel intermediair van wie is vastgesteld dat hij herhaaldelijk en opzettelijk zijn verplichtingen uit hoofde van een van de volgende instrumenten niet is nagekomen, uit hun nationale register schrappen:

(a) deze richtlijn;

(b) Richtlijn 2014/107/EU van de Raad; of

(c) Richtlijn (EU) 2018/843; of

(d) vergelijkbare wetgeving van een derde woonland voor belastingdoeleinden.

3. Een lidstaat die een gecertificeerde financieel intermediair uit zijn nationale register schrapt, moet alle andere lidstaten die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register bijhouden, daarvan onverwijld in kennis stellen.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de financieel intermediair die krachtens lid 1 uit het nationale register is geschrapt, opnieuw wordt geregistreerd wanneer niet-naleving van de bepalingen van deze richtlijn is gecorrigeerd, met inbegrip van betaling of vereffening van bedragen die wegens niet-naleving daarvan nog uitstaan.


AFDELING 2

VERSLAGLEGGING

Artikel 9
Rapportageverplichting

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om gecertificeerde financieel intermediairs in hun nationale register te verplichten de in bijlage II bedoelde informatie zo spoedig mogelijk na de registratiedatum aan de bevoegde autoriteit te melden, tenzij een afwikkelingsopdracht met betrekking tot een deel van een transactie op de registratiedatum nog in behandeling is, in welk geval de rapportage voor die transactie zo spoedig mogelijk na de afwikkeling moet plaatsvinden. Als twintig dagen na de registratiedatum de afwikkeling nog steeds in behandeling is voor een deel van de transactie, moeten gecertificeerde financieel intermediairs binnen de volgende vijf kalenderdagen melden voor welk deel de afwikkeling nog in behandeling is.

2. De lidstaten moeten bepalen dat gecertificeerde financieel intermediairs de in rubriek E van bijlage II bedoelde informatie niet hoeven te verstrekken als het totale dividend dat aan de geregistreerde eigenaar op zijn aandeel in een onderneming wordt uitgekeerd niet meer dan 1 000 EUR bedraagt.

3. Lidstaten die ervoor kiezen om met betrekking tot rentebetalingen gebruik te maken van een overeenkomstig artikel 5 ingesteld nationaal register, moeten van gecertificeerde financieel intermediairs verlangen dat zij de in bijlage II opgenomen informatie verstrekken, maar niet dat zij informatie uit rubriek E verstrekken.

4. De Commissie voert uitvoeringshandelingen in tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren, waaronder de talenregeling, en voorschriften voor de communicatiekanalen, voor de mededeling van de in bijlage II bedoelde gegevens. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18 bedoelde onderzoeksprocedure.

5. De lidstaten moeten van de in hun nationale register opgenomen gecertificeerde financieel intermediairs verlangen dat zij de documentatie ter staving van de verstrekte informatie gedurende vijf jaar bewaren en toegang verlenen tot alle overige informatie, alsmede tot hun bedrijfsruimten met het oog op audits, en moeten van de gecertificeerde financieel intermediairs verlangen dat zij de in dergelijke documentatie opgenomen persoonsgegevens onmiddellijk na afronding van de controle en uiterlijk vijf jaar na de rapportage verwijderen of anonimiseren.


AFDELING 3

STELSELS VAN BELASTINGVERMINDERING

Artikel 10
Verzoek om vermindering aan de bron of snelle teruggave

1. De lidstaten vereisen dat een gecertificeerde financieel intermediair die de beleggingsrekening bijhoudt van een geregistreerde eigenaar die dividenden of rente ontvangt, namens die geregistreerde eigenaar een verzoek om belastingvermindering uit hoofde van artikel 12 en/of artikel 13 indient indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) de geregistreerde eigenaar heeft de gecertificeerde financieel intermediair gemachtigd om namens hem belastingvermindering aan te vragen; en

(b) de gecertificeerde financieel intermediair heeft geverifieerd of en vastgesteld dat de geregistreerde eigenaar in aanmerking komt overeenkomstig artikel 11. Een dergelijke verificatie kan ook een risicobeoordeling omvatten die rekening houdt met het kredietrisico en het frauderisico.

2. Onverminderd lid 1 mogen de lidstaten geen belastingvermindering verlenen uit hoofde van de in de artikelen 12 en 13 bedoelde regelingen voor een verzoek, indien:

(a) het dividend is uitgekeerd op een openbaar verhandeld aandeel dat de geregistreerde eigenaar binnen een periode van twee dagen vóór de ex-dividenddatum heeft verworven;

(b) de dividenduitkering op het onderliggende effect waarvoor vermindering wordt gevraagd, is gekoppeld aan een financiële regeling die niet op de ex-dividenddatum is afgewikkeld, vervallen of anderszins beëindigd.

3. Onverminderd lid 1 kunnen de lidstaten verzoeken om belastingvermindering uit hoofde van de artikelen 12 en 13 uitsluiten, indien:

(a) ten minste één van de financieel intermediairs in de betalingsketen voor effecten geen gecertificeerde financieel intermediair is en een volgende gecertificeerde financieel intermediair in de keten de bevoegde autoriteit niet de informatie heeft verstrekt die de financieel intermediair krachtens deze richtlijn zou moeten verstrekken als hij een gecertificeerde financieel intermediair zou zijn; of

(b) aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de bronbelasting.

Artikel 11
Due diligence-onderzoek om na te gaan of de geregistreerde eigenaar in aanmerking komt

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de gecertificeerde financieel intermediair die namens een geregistreerde eigenaar om een belastingvermindering uit hoofde van artikel 12 en/of artikel 13 verzoekt, van die geregistreerde eigenaar een verklaring verkrijgt dat de geregistreerde eigenaar:

(a) de uiteindelijke begunstigde is van het dividend of de rente zoals gedefinieerd in de nationale wetgeving van de bronlidstaat; en

(b) geen financiële regeling is aangegaan die gekoppeld is aan het onderliggende openbaar verhandelde aandeel en die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat gecertificeerde financieel intermediairs die namens een geregistreerde eigenaar om een belastingvermindering uit hoofde van artikel 12 en/of artikel 13 verzoeken, de volgende gegevens verifiëren:

(a) de eTRC van de geregistreerde eigenaar en/of passend bewijs van fiscale woonplaats in een derde land;

(b) de verklaring van de geregistreerde eigenaar en de fiscale woonplaats aan de hand van informatie uit de interne controlemechanismen die de gecertificeerde financieel intermediair gebruikt om te voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot het witwassen van geld en terrorismefinanciering krachtens Richtlijn (EU) 2015/84943 of vergelijkbare informatie die in derde landen vereist is;

(c) het recht van de geregistreerde eigenaar op een specifiek verlaagd bronbelastingtarief in overeenstemming met een dubbelbelastingverdrag tussen de bronlidstaat en de rechtsgebieden waar de geregistreerde eigenaar zijn fiscale woonplaats heeft of specifieke nationale wetgeving van de bronlidstaat;

(d) in geval van een dividenduitkering en op basis van de informatie waarover de gecertificeerde financieel intermediair beschikt, het mogelijke bestaan van een financiële regeling die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd, tenzij het dividend dat wordt uitgekeerd aan de geregistreerde eigenaar voor elke groep identieke aandelen die wordt aangehouden niet meer bedraagt dan 1 000 EUR.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat gecertificeerde financieel intermediairs over adequate procedures beschikken om verificaties overeenkomstig lid 2 uit te voeren.

Artikel 12
Systeem voor vermindering aan de bron

De lidstaten kunnen gecertificeerde financieel intermediairs die een beleggingsrekening van een geregistreerde eigenaar bijhouden, toestaan om namens een geregistreerde eigenaar een vermindering aan de bron aan te vragen overeenkomstig artikel 10, door de inhoudingsplichtige instantie de volgende informatie te verstrekken:

(a) de fiscale woonplaats van de geregistreerde eigenaar; en

(b) het toepasselijke bronbelastingtarief op de betaling in overeenstemming met een dubbelbelastingverdrag of specifieke nationale wetgeving.

Artikel 13
Systeem van snelle teruggave

1. De lidstaten kunnen gecertificeerde financieel intermediairs die de beleggingsrekening van een geregistreerde eigenaar bijhouden, toestaan om namens die geregistreerde eigenaar een verzoek om een snelle teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting in te dienen overeenkomstig artikel 10, indien de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie zo spoedig mogelijk na de betalingsdatum en uiterlijk binnen 25 kalenderdagen na de datum van de dividenduitkering of de rentebetaling wordt verstrekt.

2. De lidstaten moeten een verzoek om teruggave dat overeenkomstig lid 1 is gedaan, binnen 25 kalenderdagen na de datum van dat verzoek of, indien dat later is, vanaf de datum waarop alle relevante gecertificeerde financieel intermediairs aan de rapportageverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn hebben voldaan, in behandeling nemen. De lidstaten passen op het bedrag van deze teruggave rente toe overeenkomstig artikel 14 voor elke dag vertraging na de 25e dag.

3. Een gecertificeerde financieel intermediair die een verzoek om snelle teruggave indient, moet aan de betrokken lidstaat de volgende gegevens verstrekken:

(a) identificatie van de dividenduitkering of rentebetaling als bedoeld in rubriek B van bijlage II;

(b) de rechtsgrondslag van het toepasselijke bronbelastingtarief en het totale bedrag van de terug te betalen te veel ingehouden belasting;

(c) de fiscale woonplaats van de geregistreerde eigenaar;

(d) de verklaring van de geregistreerde eigenaar overeenkomstig artikel 11.

4. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren, waaronder de talenregeling, en vereisten voor de communicatiekanalen voor de indiening van verzoeken uit hoofde van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 18 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 14
Rente bij uitstel van betaling

De lidstaten passen overeenkomstig artikel 13, lid 2, rente toe tegen een percentage dat gelijk is aan de rente of soortgelijke heffing die door de lidstaat wordt toegepast op achterstallige betalingen van inkomstenbelasting door geregistreerde eigenaars, of, indien de nationale wetgeving van de lidstaten niet in een dergelijke bepaling voorziet, tegen de kortetermijnrente voor de euro, vermeerderd met 50 basispunten, of de door hun centrale bank gehanteerde equivalente rentevoet, vermeerderd met 50 basispunten, indien zij niet deelnemen aan het Europese wisselkoersmechanisme.

Artikel 15
Standaard teruggaafsysteem

De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat, wanneer de artikelen 12 en 13 niet van toepassing zijn op dividenden omdat niet aan de voorwaarden van deze richtlijn is voldaan, een geregistreerde eigenaar of zijn gemachtigde vertegenwoordiger die het verzoek om teruggave van te veel ingehouden bronbelasting op dergelijke dividenden indient, ten minste de informatie verstrekt die wordt vereist in rubriek E van bijlage II, tenzij het totale dividend dat aan de geregistreerde eigenaar is uitgekeerd op zijn deelneming in een onderneming niet meer dan 1 000 EUR bedraagt en tenzij deze informatie reeds is verstrekt overeenkomstig de verplichtingen van artikel 9.

Artikel 16
Wettelijke aansprakelijkheid

De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat, indien een gecertificeerde financieel intermediair opzettelijk of uit onachtzaamheid zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13 niet nakomt, de gecertificeerde financieel intermediair aansprakelijk kan worden gesteld voor de volledige of gedeeltelijke inkomstenderving uit bronbelasting voor de lidstaat in verband met een verzoek uit hoofde van artikel 12 of 13.

Artikel 17
Sancties

De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.


HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18
Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/201144.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 19
Evaluatie

1. Nadat de nationale voorschriften tot omzetting van deze richtlijn in werking zijn getreden, onderzoekt en evalueert de Commissie de werking van de richtlijn om de vijf jaar. Uiterlijk in december 2031 en daarna om de vijf jaar wordt bij het Europees Parlement en de Raad een verslag ingediend over de evaluatie van de richtlijn, onder meer over de eventuele noodzaak om specifieke bepalingen te wijzigen.

2. De lidstaten verstrekken de Commissie relevante informatie voor de evaluatie van de richtlijn met het oog op de verbetering van de procedures voor bronbelastingvermindering teneinde dubbele belastingheffing te voorkomen en fiscaal misbruik te bestrijden, overeenkomstig lid 3.

3. De Commissie specificeert door middel van uitvoeringshandelingen de informatie die de lidstaten met het oog op de evaluatie moeten verstrekken, alsmede het formaat en de voorwaarden voor de mededeling van die informatie.

4. De krachtens de lid 2 aan de Commissie verstrekte gegevens worden door de Commissie, overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de instellingen van de Unie, vertrouwelijk gehouden.

5. De krachtens lid 2 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet.

Artikel 20
Bescherming van persoonsgegevens

1. De lidstaten mogen de rechten van de betrokkene uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 19 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad45 slechts beperken in de mate en slechts zolang als strikt noodzakelijk is voor hun bevoegde autoriteiten om het risico van belastingfraude, -ontduiking of -ontwijking in de lidstaten te beperken, met name door na te gaan of het juiste bronbelastingtarief wordt toegepast voor de geregistreerde eigenaar of door na te gaan of de geregistreerde eigenaar tijdig de belastingvermindering verkrijgt als hij daar recht op heeft.

2. Bij de verwerking van persoonsgegevens worden gecertificeerde financieel intermediairs en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2016/679, binnen het toepassingsgebied van hun respectieve activiteiten uit hoofde van deze richtlijn.

3. Gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, die overeenkomstig deze richtlijn zijn verwerkt, worden niet langer bewaard dan nodig is om de doeleinden van deze richtlijn te verwezenlijken, in overeenstemming met de nationale regels inzake verjaring van elke verwerkingsverantwoordelijke, maar in geen geval langer dan tien jaar.

Artikel 21
Aanmelding

Een lidstaat die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register invoert en bijhoudt, stelt de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis, alsook van eventuele latere wijzigingen in de regels betreffende dat register. De Commissie maakt deze informatie bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt de informatie zo nodig bij.

Artikel 22
Omzetting

1. De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2026 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2027.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 23
Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 24
Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.