Artikelen bij COM(2023)280 - Bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen en de samenwerking op het gebied van de bescherming van volwassenen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Hoofdstuk I
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden er regels vastgesteld die:

a) de lidstaat aanwijzen waarvan de autoriteiten bevoegd zijn maatregelen te nemen ter bescherming van de persoon of de goederen van de volwassene;

b) het recht aanwijzen dat door die autoriteiten bij de uitoefening van hun bevoegdheid moet worden toegepast;

c) het recht aanwijzen dat van toepassing is op de vertegenwoordiging van de volwassene;

d) voorzien in de erkenning en de tenuitvoerlegging van deze maatregelen in alle lidstaten;

e) voorzien in de aanvaarding van authentieke akten in alle lidstaten;

f) samenwerking tot stand brengen tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken;

g) de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten digitaliseren en voorzien in digitale communicatiemiddelen tussen natuurlijke en rechtspersonen en de bevoegde autoriteiten;

h) een Europese verklaring van vertegenwoordiging invoeren; 

i) een systeem van koppeling van de beschermingsregisters van de lidstaten opzetten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1. Deze verordening is in burgerlijke zaken van toepassing op de bescherming in grensoverschrijdende situaties van volwassenen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen.

2. Deze verordening is ook van toepassing op maatregelen met betrekking tot een volwassene die op het tijdstip waarop de maatregelen werden genomen, de leeftijd van 18 jaar niet had bereikt.

3. De in lid 1 bedoelde aangelegenheden kunnen met name het volgende omvatten:

a) de vaststelling van de handelingsonbekwaamheid van een volwassene en de instelling van een beschermingsregeling;

b) de plaatsing van de volwassene onder de bescherming van een gerechtelijke of administratieve autoriteit;

c) voogdij, curatele en overeenkomstige rechtsinstituten;

d) de aanwijzing en de taken van enige persoon of instantie die belast is met de zorg voor de persoon of de goederen van de volwassene, of die de volwassene vertegenwoordigt of bijstaat;

e) beslissingen over de plaatsing van de volwassene in een inrichting of op een andere plaats waar bescherming kan worden geboden;

f) het beheer over, de instandhouding of de vervreemding van de goederen van de volwassene;

g) de machtiging tot een bijzondere interventie ter bescherming van de persoon of de goederen van de volwassene.

4. Deze verordening is niet van toepassing op:

a) onderhoudsverplichtingen;

b) de sluiting, de nietigverklaring en de ontbinding van een huwelijk of van een daarmee gelijk te stellen relatie, alsook de scheiding van tafel en bed;

c) huwelijksvermogensregimes of soortgelijke regimes die van toepassing zijn op met het huwelijk gelijk te stellen relaties;

d) trusts of erfopvolging;

e) sociale zekerheid;

f) overheidsmaatregelen van algemene aard op het gebied van gezondheidszorg;

g) maatregelen met betrekking tot een persoon genomen op grond van door die persoon begane strafbare feiten;

h) beslissingen inzake het recht op asiel en inzake toelating;

i) maatregelen uitsluitend gericht op de openbare veiligheid.

5. Lid 4 laat met betrekking tot de daarin bedoelde aangelegenheden onverlet de bevoegdheid van een persoon om als vertegenwoordiger van de volwassene op te treden. 

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) “volwassene”: een persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt;

2) “maatregel”: elke door een autoriteit van een lidstaat genomen maatregel, ongeacht de benaming ervan, ter bescherming van een volwassene;

3) “vertegenwoordigingsbevoegdheid”: door een volwassene op grond van een overeenkomst of een eenzijdige handeling toegekende bevoegdheden die moeten worden uitgeoefend wanneer die volwassene niet in staat is zijn of haar belangen te behartigen;

4) “lidstaat van oorsprong”: de lidstaat waar de maatregel is genomen of de authentieke akte formeel is verleden;

5) “authentieke akte”: een document inzake de bescherming van een volwassene dat in een lidstaat formeel als authentieke akte is verleden of geregistreerd en waarvan de authenticiteit:

a) betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de authentieke akte, en

b) is vastgesteld door een overheidsinstantie of door een andere daartoe door de lidstaat van oorsprong bevoegd verklaarde instantie;

6) “autoriteit”: elke gerechtelijke of administratieve autoriteit van een lidstaat die bevoegd is maatregelen te nemen ter bescherming van de persoon of de goederen van een volwassene;

7) “autoriteit van oorsprong”: de autoriteit die de maatregel heeft genomen of de authentieke akte heeft verleden;

8) “bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden”: vertegenwoordigingsbevoegdheden ten aanzien waarvan een bevoegde autoriteit heeft bevestigd dat de vertegenwoordiger aan wie deze bevoegdheden zijn toegekend, deze bevoegdheden mag uitoefenen;

9) “bevoegde autoriteit”: een overheidsinstantie van een lidstaat met verantwoordelijkheden op het gebied van de bescherming van volwassenen;

10) “systeem van gekoppelde registers”: een systeem voor de koppeling van beschermingsregisters en registers van andere vertegenwoordigingsbevoegdheden;

11) “gedecentraliseerd IT-systeem”: een netwerk van IT-systemen en interoperabele toegangspunten onder de individuele verantwoordelijkheid en het individuele beheer van elke lidstaat en het Europees elektronisch toegangspunt, dat de veilige en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie mogelijk maakt;

12) “beschermingsregister”: een register waarin maatregelen ter bescherming van een volwassene of bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn geregistreerd;

13) “Europees elektronisch toegangspunt”: een interoperabel toegangspunt als gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Verordening [...] [de digitaliseringsverordening].

Artikel 4

Verwijzingen naar het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000

Wanneer in deze verordening wordt verwezen naar het HCCH-Verdrag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen (“HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000”), is dat verdrag, dat aan deze verordening is gehecht, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk II
BEVOEGDHEID

Artikel 5

Algemene bevoegdheid

Onverminderd artikel 6 van deze verordening, wordt de bevoegdheid bepaald overeenkomstig hoofdstuk II van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000.

Artikel 6

Bevoegdheidskeuze

1. Niettegenstaande artikel 5, zijn de autoriteiten van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de volwassene zijn of haar gewone verblijfplaats heeft, bevoegd indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) de volwassene heeft gekozen voor de autoriteiten van die lidstaat toen hij of zij nog in staat was zijn of haar belangen te behartigen; 

b) de bevoegdheidsuitoefening is in het belang van de volwassene; 

c) de autoriteiten van een lidstaat die krachtens de artikelen 5 tot en met 8 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 bevoegd zijn, hebben hun bevoegdheid niet uitgeoefend.

2. Wanneer de autoriteiten van een lidstaat hun bevoegdheid overeenkomstig lid 1 uitoefenen, stellen zij de overeenkomstig artikel 18 aangewezen centrale autoriteit van de lidstaat van de gewone verblijfplaats van de volwassene daarvan in kennis door middel van het formulier in bijlage IV.

3. De in lid 1 bedoelde bevoegdheidskeuze wordt schriftelijk vastgelegd, en gedateerd en ondertekend door de volwassene. Als “schriftelijk” wordt tevens elke elektronische mededeling aangemerkt, waardoor de keuze duurzaam wordt geregistreerd. 

4. De verwijzingen naar artikel 5 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 in artikel 7, leden 1, 2 en 3, de artikelen 9 en 10, en artikel 11, leden 1 en 2, van dat verdrag worden geacht ook naar dit artikel te verwijzen. De in artikel 10, lid 4, van dat verdrag bedoelde informatie wordt, in voorkomend geval, ook verstrekt aan de autoriteit die overeenkomstig lid 1 haar bevoegdheid heeft uitgeoefend.

Artikel 7

Niet-exclusieve bevoegdheid 

De bevoegdheid die krachtens artikel 6 van deze verordening aan de door de volwassene gekozen autoriteiten wordt toegekend, is niet exclusief en belet met name niet dat de autoriteiten die krachtens de artikelen 5 en 6 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 bevoegd zijn, hun bevoegdheid uitoefenen wanneer de door de volwassene gekozen autoriteiten hun bevoegdheid niet hebben uitgeoefend of daarvan afstand hebben gedaan. 

Hoofdstuk III
TOEPASSELIJK RECHT

Artikel 8

Bepaling van het toepasselijke recht

Het recht dat van toepassing is op de grensoverschrijdende bescherming van volwassenen wordt bepaald overeenkomstig hoofdstuk III van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000.

Hoofdstuk IV
ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN MAATREGELEN

Afdeling 1
Erkenning van maatregelen

Artikel 9

Erkenning van een maatregel

1. Een door de autoriteiten van een lidstaat genomen maatregel wordt in de andere lidstaten erkend zonder dat er daartoe een speciale procedure vereist is.

2. Iedere belanghebbende, met inbegrip van de volwassene op wie de maatregel betrekking heeft, kan de autoriteiten van een lidstaat verzoeken een beslissing te nemen over de erkenning of niet-erkenning van een in een andere lidstaat genomen maatregel.

3. Indien de uitkomst van een procedure voor de autoriteit van een lidstaat afhangt van de beslissing over een incidentele vordering met betrekking tot de weigering of niet-weigering van erkenning, is die autoriteit bevoegd om van die vordering kennis te nemen.

Artikel 10

Gronden voor weigering van de erkenning

De erkenning van een in een andere lidstaat genomen maatregel kan in de volgende gevallen worden geweigerd:

a) indien de maatregel, behalve in spoedeisende gevallen, is genomen in het kader van een gerechtelijke of administratieve procedure zonder dat de volwassene in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord; 

b) indien de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat; 

c) indien de maatregel onverenigbaar is met een maatregel die naderhand is genomen in een derde land dat ingevolge artikel 5 of artikel 6 bevoegd zou zijn geweest, en deze latere maatregel voldoet aan de vereisten voor erkenning in de aangezochte lidstaat; 

d) indien de in artikel 14 bedoelde procedure niet in acht is genomen.

Afdeling 2
Uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van maatregelen

Artikel 11

Uitvoerbaarheid (afschaffing van het exequatur)

Een door de autoriteiten van een lidstaat genomen maatregel die in die lidstaat uitvoerbaar is, is in een andere lidstaat uitvoerbaar zonder dat er een verklaring van uitvoerbaarheid nodig is.

Artikel 12

Tenuitvoerlegging

1. Onverminderd afdeling 3 wordt de procedure voor de tenuitvoerlegging van in een andere lidstaat genomen maatregelen beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging. Een in een lidstaat genomen maatregel die in de aangezochte lidstaat uitvoerbaar is, wordt in de aangezochte lidstaat onder dezelfde voorwaarden ten uitvoer gelegd als een in die lidstaat genomen maatregel. 

2. Niettegenstaande lid 1, zijn de in de aangezochte lidstaat wettelijk vastgestelde gronden voor weigering of voor schorsing van de tenuitvoerlegging van toepassing voor zover zij niet onverenigbaar zijn met de in artikel 10 genoemde gronden.

Afdeling 3
Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 13

Geen inhoudelijke toetsing

Een door de autoriteiten van een lidstaat genomen maatregel mag in geen geval inhoudelijk worden getoetst.

Artikel 14

Procedure 

1. Een persoon die de erkenning van een in een lidstaat genomen maatregel vraagt of betwist, of de tenuitvoerlegging van een dergelijke maatregel vraagt of zich op een dergelijke maatregel beroept voor de autoriteiten van een andere lidstaat, legt de volgende documenten over:

a) een afschrift van de maatregel dat voldoet aan de voorwaarden tot vaststelling van de echtheid ervan; 

b) een krachtens artikel 15 afgegeven attest.

2. De autoriteit waarbij een in een andere lidstaat genomen maatregel wordt aangevoerd of waarbij de erkenning of tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat genomen maatregel wordt gevraagd of betwist, kan, indien nodig, van de aanvrager een vertaling of transliteratie van de inhoud van het in lid 1, punt b), bedoelde attest verlangen.

Artikel 15

Attest

De autoriteit van oorsprong geeft op verzoek van een belanghebbende een attest af door middel van het formulier in bijlage I, waarin de inhoud van de maatregel wordt weergegeven. 

Hoofdstuk V
AUTHENTIEKE AKTEN

Artikel 16

Aanvaarding van authentieke akten

1. Een in een lidstaat verleden authentieke akte heeft in een andere lidstaat dezelfde bewijskracht als in de lidstaat van oorsprong, of althans de daarmee meest vergelijkbare bewijskracht, mits dit niet kennelijk strijdig is met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

2. De overgelegde authentieke akte voldoet aan de voorwaarden voor de vaststelling van de authenticiteit ervan in de lidstaat van oorsprong. 

Artikel 17

Attest

Een persoon die van een authentieke akte gebruik wenst te maken in een andere lidstaat, kan de bevoegde autoriteit die de authentieke akte in de lidstaat van oorsprong formeel heeft verleden of geregistreerd, verzoeken het formulier in bijlage II in te vullen, waarin wordt vermeld welke bewijskracht de authentieke akte in de lidstaat van oorsprong heeft.

Hoofdstuk VI
SAMENWERKING

Afdeling 1
Centrale autoriteiten

Artikel 18

Aanwijzing van een centrale autoriteit

1. Elke lidstaat wijst een of meer centrale autoriteiten aan om bijstand te verlenen bij de toepassing van deze verordening en preciseert de bevoegdheid ratione loci en ratione materiae van elke autoriteit.

2. Wanneer een lidstaat meer dan één centrale autoriteit heeft aangewezen, moeten mededelingen direct aan de bevoegde centrale autoriteit worden toegezonden. Wordt een mededeling toegezonden aan een centrale autoriteit die niet bevoegd is, dan zendt deze autoriteit die mededeling door aan de bevoegde centrale autoriteit en stelt zij de afzender daarvan in kennis. 

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de centrale autoriteiten over toereikende en passende middelen op het gebied van personeel, hulpbronnen en moderne communicatiemiddelen beschikken teneinde hen in staat te stellen hun taken uit hoofde van deze verordening naar behoren uit te voeren.

Artikel 19

Taken van de centrale autoriteiten

1. De centrale autoriteiten werken met elkaar samen en bevorderen de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in hun lidstaten bij de toepassing van deze verordening.

2. De centrale autoriteiten verstrekken informatie over de nationale wetgeving, procedures en diensten op het gebied van de bescherming van volwassenen en nemen de maatregelen die zij passend achten om de toepassing van deze verordening te verbeteren. 

3. De centrale autoriteiten vergemakkelijken met alle mogelijke middelen de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten.

Artikel 20

Plaats waar een volwassene of een persoon die ondersteuning kan bieden zich bevindt

De centrale autoriteit van een lidstaat verleent, rechtstreeks of via de bevoegde autoriteiten, op verzoek van een autoriteit van een andere lidstaat bijstand bij het achterhalen van de verblijfplaats van:

a) een volwassene wanneer blijkt dat deze zich mogelijk op het grondgebied van de aangezochte lidstaat bevindt en bescherming behoeft;

b) een persoon die volgens de door de volwassene of een andere bevoegde autoriteit verstrekte informatie de volwassene waarschijnlijk ondersteuning kan bieden, wanneer blijkt dat die persoon zich mogelijk op het grondgebied van de aangezochte lidstaat bevindt.

Artikel 21

Plaatsing

1. Indien een autoriteit van een lidstaat overweegt de volwassene te plaatsen in een in een andere lidstaat gevestigde inrichting of andere instelling waar bescherming kan worden geboden, vraagt zij daarvoor eerst de toestemming aan een centrale autoriteit van die andere lidstaat. Daartoe zendt zij, met behulp van het formulier in bijlage VI, de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat een verslag over de volwassene toe, met vermelding van de redenen voor de voorgestelde maatregel.

2. Lid 1 is niet van toepassing wanneer er wordt overwogen de volwassene bij een particulier te plaatsen.

3. Tenzij dit als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk blijkt, wordt de beslissing tot verlening of weigering van toestemming uiterlijk zes weken na de ontvangst van het verzoek toegezonden aan de verzoekende autoriteit.

4. De leden 1, 2 en 3 beletten de centrale autoriteiten of de bevoegde autoriteiten niet om met de centrale autoriteiten of de bevoegde autoriteiten van een of meer andere lidstaten overeenkomsten of regelingen aan te gaan of te handhaven ter vereenvoudiging van de raadplegingsprocedure voor het verkrijgen van toestemming in het kader van hun wederzijdse betrekkingen.

Artikel 22

Aanwijzing van een vertegenwoordiger in het buitenland

1. Wanneer de autoriteit van een lidstaat overweegt een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat aan te wijzen als vertegenwoordiger van een volwassene met het oog op de verlening van ondersteuning bij de tenuitvoerlegging van een maatregel, zendt zij haar verzoek toe aan de centrale autoriteit van de aangezochte staat door middel van het formulier in bijlage VII

2. Indien de aangezochte centrale autoriteit zulks verlangt, zorgt de verzoekende autoriteit voor de onverwijlde terugbetaling van het volgende:

a) de aan de vertegenwoordiger betaalde vergoedingen, en 

b) de kosten van de tenuitvoerlegging van de maatregel in die andere lidstaat. 

3. De aangezochte centrale autoriteit kan, alvorens het verzoek uit te voeren, de verzoekende autoriteit verzoeken om een passend deposito of voorschot te storten ter dekking van de verschuldigde kosten. 

4. De verplichting voor de partijen om de in lid 2 bedoelde vergoedingen en kosten te betalen of het in lid 3 bedoelde deposito of voorschot te storten, wordt beheerst door het recht van de lidstaat van de verzoekende autoriteit.

Artikel 23

Vergaderingen van de centrale autoriteiten

1. Op gezette tijden worden er vergaderingen van de centrale autoriteiten gehouden teneinde de toepassing van deze verordening te vergemakkelijken.

2. De vergaderingen van de centrale autoriteiten worden met name door de Commissie bijeengeroepen in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken overeenkomstig Beschikking 2001/470/EG van de Raad25.

Afdeling 2
Bevoegde autoriteiten

Artikel 24

Tenuitvoerlegging van maatregelen

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat om bijstand verzoeken bij de tenuitvoerlegging van maatregelen.

Artikel 25

Informatie-uitwisseling tussen autoriteiten

1. Wanneer een maatregel wordt overwogen, kunnen de autoriteiten van een lidstaat, indien de omstandigheden van de volwassene dit vereisen, elke autoriteit van een andere lidstaat die informatie heeft die relevant is voor de bescherming van de volwassene, verzoeken deze informatie te verstrekken.

2. Het in lid 1 bedoelde verzoek wordt rechtstreeks of via de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat toegezonden.

Artikel 26

Ernstig gevaar

1. Wanneer de volwassene is blootgesteld aan een ernstig gevaar, doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar maatregelen voor de bescherming van de volwassene zijn genomen of worden overwogen, indien hun wordt medegedeeld dat de verblijfplaats van de volwassene is overgebracht naar of dat de volwassene zich bevindt in een andere lidstaat, aan de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaat mededeling van dit gevaar en van de genomen of overwogen maatregelen.

2. De in lid 1 bedoelde informatie wordt rechtstreeks of via de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat toegezonden.

Artikel 27

Rechtstreekse communicatie en samenwerking tussen autoriteiten

1. Voor de toepassing van deze verordening kunnen de autoriteiten van de lidstaten onderling samenwerken en rechtstreeks met elkaar communiceren of informatie aan elkaar vragen, mits bij deze communicatie de procedurele rechten van partijen bij de procedure en de vertrouwelijkheid van de informatie in acht worden genomen.

2. De in lid 1 bedoelde samenwerking kan plaatsvinden met alle middelen die de autoriteit passend acht, en kan met name betrekking hebben op mededelingen in het kader van:

a) artikel 5

b) dit hoofdstuk.

3. Voor mededelingen uit hoofde van artikel 8 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 kunnen de autoriteiten van de lidstaten gebruikmaken van het formulier in bijlage VIII bij deze verordening.

4. Voor informatieverstrekking aan de autoriteiten van een andere lidstaat uit hoofde van de artikelen 7, 10 en 11 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, kunnen de autoriteiten van de lidstaten gebruikmaken van het formulier in bijlage IX bij deze verordening. 

Afdeling 3
Algemene bepalingen

Artikel 28

Bemiddeling en alternatieve geschillenbeslechting

De centrale autoriteiten en bevoegde autoriteiten van de lidstaten moedigen, rechtstreeks of via andere instanties, het gebruik van bemiddeling of andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting aan om tot minnelijke schikkingen te komen voor de bescherming van de persoon of de goederen van een volwassene in situaties waarop deze verordening van toepassing is.

Artikel 29

Niet-openbaarmaking van informatie

De centrale autoriteiten en bevoegde autoriteiten van de lidstaten maken de voor de toepassing van deze verordening verzamelde of toegezonden informatie niet openbaar noch bevestigen zij deze, indien zij vaststellen dat zulks:

a) de gezondheid, veiligheid of vrijheid van de volwassene of een andere persoon in gevaar brengt;

b) een bedreiging vormt voor de goederen van de volwassene. 

Artikel 30

Kosten van de centrale autoriteiten en de bevoegde autoriteiten

1. De door de centrale autoriteiten en de bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening verleende bijstand is kosteloos.

2. Onverminderd artikel 37, lid 2, draagt elke centrale autoriteit en elke bevoegde autoriteit de eigen kosten voor de toepassing van deze verordening.

Artikel 31

Talen

1. De uit hoofde van dit hoofdstuk ingediende verzoeken of aanvragen worden gesteld in de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er verscheidene officiële talen in die lidstaat zijn, in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats van vestiging van de betrokken centrale autoriteit of de betrokken bevoegde autoriteit of in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie die de aangezochte lidstaat heeft verklaard te kunnen aanvaarden, tenzij de centrale autoriteit of bevoegde autoriteit van deze lidstaat vrijstelling van vertaling heeft verleend.

2. De documenten die bij het verzoek of de aanvraag zijn gevoegd, worden niet vertaald in de overeenkomstig lid 1 bepaalde taal, tenzij een vertaling noodzakelijk is om de gevraagde bijstand te verlenen.

Artikel 32

Formulieren

De bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten kunnen de in de bijlagen V en X bij deze verordening opgenomen formulieren gebruiken voor de verzending en de ontvangstbevestiging van een verzoek uit hoofde van dit hoofdstuk.

Artikel 33

Rechtsbijstand

De aanvrager die in de lidstaat van oorsprong in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in aanmerking voor de meest gunstige rechtsbijstand of voor de meest ruime vrijstelling die in het recht van de aangezochte lidstaat is vastgesteld:

a) voor procedures tot erkenning of tenuitvoerlegging van een maatregel;

b) voor de betekening of kennisgeving van een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk in een andere lidstaat; 

c) voor de uit hoofde van dit hoofdstuk vastgestelde procedures.

Hoofdstuk VII
EUROPESE VERKLARING VAN VERTEGENWOORDIGING

Artikel 34

Instelling van een Europese verklaring van vertegenwoordiging

1. Bij deze verordening wordt er een Europese verklaring van vertegenwoordiging (“de verklaring”) ingesteld, die wordt afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt en die de in artikel 40 omschreven rechtsgevolgen heeft.

2. Het gebruik van de verklaring is niet verplicht.

3. De verklaring komt niet in de plaats van de interne documenten die in de lidstaten voor soortgelijke doeleinden worden gebruikt. Zodra de verklaring is afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt, heeft zij echter ook in de lidstaat waarvan de bevoegde autoriteiten haar overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk hebben afgegeven, de in artikel 40 omschreven rechtsgevolgen.

Artikel 35

Doel van de verklaring

1. De verklaring wordt afgegeven ten behoeve van vertegenwoordigers die zich in een andere lidstaat moeten beroepen op hun bevoegdheid om volwassenen te vertegenwoordigen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen. 

2. De verklaring kan worden gebruikt om aan te tonen dat de vertegenwoordiger op grond van een maatregel of een bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheid bevoegd is de volwassene te vertegenwoordigen, met name met betrekking tot een of meer van de volgende aangelegenheden: 

a) de controle, het beheer en de vervreemding van de onroerende goederen of andere activa van de volwassene;

b) de verwerving van onroerende goederen of andere activa namens of voor rekening van de volwassene;

c) de uitvoering van een door de volwassene gesloten overeenkomst;

d) de uitoefening, voor rekening van de volwassene, van een handels‑ of andere activiteit;

e) de vervulling van de verantwoordelijkheden en wettelijke verplichtingen van de volwassene;

f) de afhandeling van gerechtelijke procedures namens of voor rekening van de volwassene;

g) medische beslissingen, waaronder het verlenen en weigeren van toestemming voor de uitvoering van een medische behandeling; 

h) beslissingen betreffende het persoonlijke welzijn en de verblijfplaats van de volwassene. 

Artikel 36

Bevoegdheid tot afgifte van de verklaring

1. De verklaring wordt afgegeven in de lidstaat waar een maatregel is genomen of waar de vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn bevestigd met betrekking tot een volwassene.

2. De autoriteit van afgifte van de in lid 1 bedoelde lidstaat is:

a) de bevoegde autoriteit die een maatregel heeft genomen of de vertegenwoordigingsbevoegdheden heeft bevestigd met betrekking tot de volwassene; 

b) een andere door de lidstaat aangewezen bevoegde autoriteit die toegang heeft tot de informatie over de genomen maatregel of de bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden.

Artikel 37

Aanvraag voor een verklaring 

1. De verklaring wordt afgegeven op aanvraag van een vertegenwoordiger die krachtens een in een lidstaat genomen maatregel of in een lidstaat bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden bevoegd is de volwassene te vertegenwoordigen (“de aanvrager”). 

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de eventuele vergoeding voor het verkrijgen van de verklaring niet hoger is dan de kosten voor het opstellen ervan.

Artikel 38

Afgifte van de verklaring

1. Na ontvangst van de aanvraag voor de verklaring verifieert de autoriteit van afgifte of:

a) de aanvrager het recht heeft de verklaring aan te vragen conform de bevoegdheden die aan hem of haar zijn toegekend uit hoofde van de maatregel die is genomen of de vertegenwoordigingsbevoegdheden die zijn bevestigd in de lidstaat van de autoriteit van afgifte (“de bronmaatregel” of “de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden”);

b) de te staven gegevens in overeenstemming zijn met die bronmaatregel of die door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden; 

c) die bronmaatregel of die door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden geldig blijft of blijven en niet is of zijn vervangen door een latere maatregel of latere bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden.

2. De autoriteit van afgifte verifieert alle in lid 1 vermelde elementen, met name aan de hand van de informatie en documenten waarover zij beschikt. Zij kan ook verder onderzoek verrichten dat nodig is om deze elementen te verifiëren. In dit verband kan zij de aanvrager en/of de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat verzoeken om de informatie of documenten die zij nodig acht om de te staven gegevens te verifiëren.

3. Met het oog op de verificatie van de in lid 1 vermelde elementen raadpleegt de autoriteit van afgifte, indien mogelijk, ook het in hoofdstuk VIII vastgestelde systeem van gekoppelde registers. 

4. De aanvrager verstrekt de autoriteit van afgifte, op verzoek, de in lid 1 bedoelde documenten of informatie. Evenzo verstrekken de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten de autoriteit van afgifte, op verzoek, de documenten of informatie waarover zij beschikken, indien die bevoegde autoriteiten krachtens het nationale recht gemachtigd zouden zijn dergelijke informatie aan een andere nationale autoriteit te verstrekken.

5. De autoriteit van afgifte geeft de verklaring onverwijld af zodra alle in lid 1 vermelde elementen met goed gevolg zijn geverifieerd. De verklaring wordt ook afgegeven indien de gewone verblijfplaats van de volwassene naar een andere lidstaat of een derde land is overgebracht. De verklaring wordt niet afgegeven indien de bronmaatregel of de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden of de te staven elementen worden betwist, tenzij deze maatregel of bevoegdheden voorlopig van toepassing is of zijn.

6. De verklaring wordt afgegeven door middel van het formulier in bijlage III.

7. De verklaring wordt opgesteld en afgegeven in de taal van de lidstaat van de autoriteit van afgifte. De verklaring mag op verzoek van de aanvrager ook worden afgegeven in een andere officiële taal van de instellingen van de Unie. Dit schept geen verplichting voor de autoriteit die de verklaring afgeeft om voor een vertaling of transliteratie van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden te zorgen.

8. De autoriteit van afgifte doet al het nodige om de volwassene en eenieder met een gerechtvaardigd belang in kennis te stellen van de afgifte van een verklaring. 

9. De verklaring is geldig voor een periode van een jaar. In gerechtvaardigde gevallen kan de autoriteit van afgifte beslissen dat de geldigheidsduur langer of korter moet zijn, met name wanneer de geldigheidsduur van de bronmaatregel langer of korter is dan een jaar.

Artikel 39

Inhoud van de verklaring

1. In de verklaring wordt vermeld welke bevoegdheden de vertegenwoordiger van een volwassene heeft of, in voorkomend geval, in negatieve zin, welke bevoegdheden hij of zij niet heeft. In voorkomend geval worden in de verklaring ook de beperkingen van deze bevoegdheden of de aan die bevoegdheden verbonden voorwaarden vermeld. 

Artikel 40

Rechtsgevolgen van de verklaring

1. De verklaring heeft rechtsgevolgen in alle lidstaten, zonder dat er daartoe een speciale procedure vereist is.

2. De verklaring wordt geacht nauwkeurig de elementen weer te geven die zijn vastgesteld krachtens het recht dat van toepassing is op de bronmaatregel of de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden of krachtens enig ander recht dat op specifieke elementen ervan van toepassing is. De persoon die in de verklaring is vermeld als vertegenwoordiger van een volwassene, wordt geacht over de in de verklaring genoemde bevoegdheden te beschikken, zonder dat aan die bevoegdheden andere voorwaarden of beperkingen worden verbonden dan die welke in de verklaring zijn vermeld. Dit vermoeden geldt echter niet voor elementen die niet onder deze verordening vallen.

3. Eenieder die op basis van de in een geldige verklaring geattesteerde informatie in contact treedt met een persoon die volgens de verklaring de vertegenwoordiger van de volwassene is met betrekking tot een bepaalde aangelegenheid, wordt geacht in contact te zijn getreden met een persoon die bevoegd is de volwassene met betrekking tot die aangelegenheid te vertegenwoordigen, tenzij de betrokkene weet dat de inhoud van de verklaring onjuist of ongeldig is of als gevolg van grove nalatigheid geen weet heeft van deze onjuistheid of ongeldigheid.

Artikel 41

Gewaarmerkte afschriften van de verklaring

1. De autoriteit van afgifte bewaart het origineel van de verklaring en verstrekt een of meer gewaarmerkte afschriften aan de aanvrager.

2. Voor de toepassing van artikel 42, lid 3, en artikel 44, lid 2, houdt de autoriteit van afgifte een lijst bij van de overeenkomstig lid 1 van dit artikel afgegeven gewaarmerkte afschriften.

3. Het einde van de geldigheidsduur van een gewaarmerkt afschrift komt overeen met het einde van de geldigheidsduur van de verklaring overeenkomstig artikel 38, lid 9, en wordt op het gewaarmerkte afschrift vermeld als vervaldatum. Na het verstrijken van deze geldigheidsduur, moet iedere houder van een gewaarmerkt afschrift die de verklaring voor de in artikel 35 genoemde doeleinden wil kunnen gebruiken, een nieuwe verklaring aanvragen bij de autoriteit van afgifte.

Artikel 42

Correctie, wijziging of intrekking van de verklaring

1. Schrijffouten in de verklaring worden door de autoriteit van afgifte op verzoek van eenieder met een gerechtvaardigd belang dan wel ambtshalve, gecorrigeerd.

2. Op verzoek van eenieder met een gerechtvaardigd belang of, indien mogelijk krachtens het nationale recht, ambtshalve, wijzigt de autoriteit van afgifte de verklaring of trekt zij deze in, indien is aangetoond dat de verklaring of onderdelen daarvan onjuist of ongeldig zijn.

3. De autoriteit van afgifte stelt eenieder die overeenkomstig artikel 41, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de verklaring heeft ontvangen, onverwijld in kennis van elke correctie, wijziging of intrekking van de verklaring.

Artikel 43

Beroepsprocedures

1. Tegen de door de autoriteit van afgifte overeenkomstig artikel 38 genomen beslissingen betreffende de afgifte van een verklaring of de weigering tot afgifte van een verklaring, kan door eenieder met een gerechtvaardigd belang beroep worden ingesteld. 

Tegen de door de autoriteit van afgifte overeenkomstig artikel 42 en artikel 44, lid 1, punt a), genomen beslissingen kan door eenieder met een gerechtvaardigd belang beroep worden ingesteld.

Het beroep moet bij een gerechtelijke autoriteit van de lidstaat van de autoriteit van afgifte worden ingesteld, overeenkomstig het recht van die lidstaat. 

2. De lidstaten delen de Commissie mee welke gerechtelijke autoriteiten bevoegd zijn voor de behandeling van de in lid 1 bedoelde beroepsprocedures. 

3. Indien uit de beslissing over het in lid 1 bedoelde beroep blijkt dat de verklaring onjuist of ongeldig is, corrigeert of wijzigt de bevoegde gerechtelijke autoriteit de verklaring of trekt zij deze in of zorgt zij ervoor dat de autoriteit van afgifte de verklaring corrigeert, wijzigt of intrekt.

Indien uit de beslissing over het in lid 1 bedoelde beroep blijkt dat de weigering tot afgifte van de verklaring ongegrond was, geeft de bevoegde gerechtelijke autoriteit de verklaring af of zorgt zij ervoor dat de autoriteit van afgifte de zaak opnieuw behandelt en een nieuwe beslissing neemt.

Artikel 44

Opschorting van de rechtsgevolgen van de verklaring

1. De rechtsgevolgen van de verklaring kunnen worden opgeschort door een van de volgende bevoegde autoriteiten:

a) de autoriteit van afgifte, op verzoek van eenieder met een gerechtvaardigd belang, in afwachting van een wijziging of intrekking van de verklaring overeenkomstig artikel 42

b) de in artikel 43 bedoelde gerechtelijke autoriteit, op verzoek van eenieder die gerechtigd is beroep in te stellen tegen een beslissing van de autoriteit van afgifte, in afwachting van een beslissing over het beroep. 

2. De autoriteit van afgifte of, in voorkomend geval, de gerechtelijke autoriteit stelt eenieder die overeenkomstig artikel 41, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de verklaring heeft ontvangen, onverwijld in kennis van de opschorting van de rechtsgevolgen van de verklaring.

Zolang de rechtsgevolgen van de verklaring zijn opgeschort, mogen er geen gewaarmerkte afschriften van de verklaring worden afgegeven.

Hoofdstuk VIII
INSTELLING EN KOPPELING VAN BESCHERMINGSREGISTERS

Artikel 45

Instelling van beschermingsregisters

1. Uiterlijk [twee jaar na de begindatum van toepassing van deze verordening] worden er door de lidstaten op hun grondgebied een of meer registers ingesteld en bijgehouden waarin er informatie wordt geregistreerd over beschermingsmaatregelen en, indien hun nationale recht voorziet in de bevestiging van vertegenwoordigingsbevoegdheden door een bevoegde autoriteit, over die vertegenwoordigingsbevoegdheden (“beschermingsregisters”).

2. De informatie die in de in lid 1 bedoelde registers wordt geregistreerd, omvat het volgende (“verplichte informatie”):

a) de vermelding dat er een maatregel is genomen of, in voorkomend geval, dat er vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn toegekend of bevestigd;

b) de datum van de eerste maatregel en de datum van latere maatregelen of, in voorkomend geval, de datum waarop de vertegenwoordigingsbevoegdheden door een volwassene zijn toegekend of door een bevoegde autoriteit zijn bevestigd;

c) in het geval van voorlopige toepassing van een maatregel of een beslissing inzake vertegenwoordigingsbevoegdheden, de datum waarop de termijn voor het aanvechten van de maatregel of de beslissing inzake vertegenwoordigingsbevoegdheden verstrijkt;

d) in voorkomend geval, de datum waarop de maatregelen of de vertegenwoordigingsbevoegdheden verstrijken of zullen worden herzien;

e) de bevoegde autoriteit die de maatregel heeft genomen, gewijzigd of beëindigd, dan wel de vertegenwoordigingsbevoegdheden heeft geregistreerd, bevestigd, gewijzigd of beëindigd;

f) naam, geboorteplaats en -datum van de volwassene en, in voorkomend geval, zijn of haar nationaal identificatienummer.

3. De in lid 1 bedoelde informatie wordt zo spoedig mogelijk in de beschermingsregisters bekendgemaakt nadat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de autoriteiten van de lidstaat hebben:

i) een maatregel genomen, gewijzigd of beëindigd, of

ii) de door een volwassene toegekende vertegenwoordigingsbevoegdheden bevestigd, gewijzigd of beëindigd; 

b) de termijn voor het instellen van beroep tegen de maatregel of tegen de beslissing over de vertegenwoordigingsbevoegdheden is verstreken, tenzij de maatregel of de vertegenwoordigingsbevoegdheden voorlopig van toepassing is of zijn.

4. Lid 1 belet de lidstaten niet om in hun beschermingsregisters aanvullende documenten of gegevens op te nemen, zoals de naam van de vertegenwoordiger of de aard en de omvang van de vertegenwoordiging.

Artikel 46

Interoperabiliteit van registers van andere vertegenwoordigingsbevoegdheden

Uiterlijk [twee jaar na de begindatum van toepassing van deze verordening] zorgen de lidstaten waar het nationale recht voorziet in elektronische registers met informatie over andere vertegenwoordigingsbevoegdheden die door een bevoegde autoriteit zijn geregistreerd, en waar het nationale recht niet voorziet in de bevestiging van dergelijke vertegenwoordigingsbevoegdheden, ervoor dat die registers de in artikel 45, lid 2, bedoelde verplichte informatie bevatten.

Artikel 47

Koppeling van registers

1. Door middel van uitvoeringshandelingen zet de Commissie een gedecentraliseerd systeem van gekoppelde registers (“systeem van gekoppelde registers”) op dat bestaat uit: 

a) de in artikel 45 bedoelde beschermingsregisters van de lidstaten waarin er beschermingsmaatregelen zijn opgenomen en, in voorkomend geval, de in artikel 45 bedoelde beschermingsregisters van de lidstaten waarin er bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn opgenomen en de in artikel 46 bedoelde registers van de lidstaten waarin er andere vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn opgenomen; 

b) een centraal elektronisch toegangspunt tot de informatie in het systeem. 

2. Het systeem van gekoppelde registers voorziet in een zoekfunctie in alle officiële talen van de Unie teneinde het volgende beschikbaar te stellen:

a) de in artikel 45, lid 2, bedoelde verplichte informatie; 

b) alle andere documenten of gegevens in de beschermingsregisters of andere registers van vertegenwoordigingsbevoegdheden die de lidstaten via het systeem van gekoppelde registers beschikbaar wensen te stellen.

Artikel 48

Voorwaarden voor toegang tot gegevens via het systeem van gekoppelde registers

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 47, lid 2, bedoelde informatie kosteloos beschikbaar is via het systeem van gekoppelde registers.

2. De via het systeem van gekoppelde registers beschikbare informatie is alleen beschikbaar voor de bevoegde autoriteiten of de centrale autoriteiten van een lidstaat die:

a) krachtens hun nationale recht toegang hebben tot de verplichte informatie; 

b) een gerechtvaardigd belang hebben bij toegang tot deze informatie.

3. Voor de toepassing van lid 2, punt a), voorzien de lidstaten in de middelen om die bevoegde autoriteiten of centrale autoriteiten toegang te verlenen tot het systeem van gekoppelde registers.

4. Op verzoek van die bevoegde autoriteiten of centrale autoriteiten verleent het systeem van gekoppelde registers hun automatisch toegang tot de in artikel 47, lid 2, bedoelde informatie.

Hoofdstuk IX
DIGITALE COMMUNICATIE

Artikel 49

Middelen voor communicatie tussen bevoegde autoriteiten of centrale autoriteiten

1. Schriftelijke communicatie tussen bevoegde autoriteiten of centrale autoriteiten, met inbegrip van de uitwisseling van de in de bijlagen I tot en met X opgenomen formulieren, geschiedt via een beveiligd en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem.

2. Het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem kan ongeschikt zijn voor rechtstreekse communicatie tussen autoriteiten uit hoofde van artikel 27, lid 1, en in plaats daarvan mogen er andere communicatiemiddelen worden gebruikt.

3. Indien elektronische communicatie overeenkomstig lid 1 niet mogelijk is wegens de verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem, wegens de aard van het verzonden materiaal of wegens uitzonderlijke omstandigheden, vindt de verzending plaats met behulp van de snelste, meest geschikte alternatieve middelen, rekening houdend met de noodzaak om een veilige en betrouwbare uitwisseling van informatie te waarborgen.

Artikel 50

Communicatie via het Europees elektronisch toegangspunt

1. Het Europees elektronisch toegangspunt dat overeenkomstig artikel 4 van Verordening EU [...] [de digitaliseringsverordening] op het Europees e-justitieportaal is ingesteld, kan worden gebruikt voor elektronische communicatie tussen natuurlijke personen en rechtspersonen en de bevoegde autoriteiten en de autoriteiten van afgifte van de lidstaten in verband met:

a) procedures voor een beslissing over de erkenning of niet-erkenning van een in een lidstaat genomen maatregel overeenkomstig artikel 10;

b) een aanvraag voor de afgifte van het attest overeenkomstig de artikelen 15 en 17;

c) een aanvraag voor de afgifte, correctie, wijziging, intrekking, opschorting of betwisting van de Europese verklaring van vertegenwoordiging overeenkomstig hoofdstuk VII.

2. Artikel 4, lid 3, artikel 5, leden 2 en 3, en artikel 6 van Verordening EU [...] [de digitaliseringsverordening] zijn van toepassing op elektronische communicatie overeenkomstig lid 1.

Artikel 51

Elektronische handtekeningen en elektronische zegels

1. Het in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad26 vastgestelde algemene kader voor het gebruik van vertrouwensdiensten is van toepassing op de elektronische communicatie uit hoofde van deze verordening.

2. Indien een document dat wordt verzonden in het kader van de elektronische communicatie als bedoeld in artikel 49, lid 1, een zegel of handgeschreven handtekening vereist of daarvan is voorzien, mogen in de plaats daarvan gekwalificeerde elektronische zegels of gekwalificeerde elektronische handtekeningen zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014 worden gebruikt.

3. Indien een document dat wordt verzonden in het kader van de elektronische communicatie als bedoeld in artikel 50, een zegel of handgeschreven handtekening vereist of daarvan is voorzien, mogen in de plaats daarvan geavanceerde elektronische zegels, geavanceerde elektronische handtekeningen, gekwalificeerde elektronische zegels of gekwalificeerde elektronische handtekeningen zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014 worden gebruikt.

Artikel 52

Rechtsgevolgen van elektronische documenten

Documenten die worden verzonden in het kader van elektronische communicatie worden hun rechtsgevolgen niet ontzegd en worden niet beschouwd als ontoelaatbaar bij grensoverschrijdende gerechtelijke procedures uit hoofde van deze verordening louter op grond van het feit dat het document elektronisch is.

Hoofdstuk X
GEGEVENSBESCHERMING 

Artikel 53

Algemene bepalingen betreffende gegevensbescherming

1. De voor de toepassing van deze verordening vereiste persoonsgegevens worden door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten verwerkt met het oog op de stroomlijning van grensoverschrijdende procedures en de samenwerking tussen de lidstaten op de onder deze verordening vallende gebieden, en dus ter verbetering van de bescherming van volwassenen in internationale situaties. In het bijzonder worden persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening verwerkt met het oog op:

a) het bepalen van de lidstaten waarvan de autoriteiten bevoegd zijn uit hoofde van hoofdstuk II;

b) het bepalen van het recht dat van toepassing is op maatregelen en vertegenwoordigingsbevoegdheden uit hoofde van hoofdstuk III;

c) het vergemakkelijken van grensoverschrijdende procedures voor de erkenning en tenuitvoerlegging van maatregelen uit hoofde van hoofdstuk IV, met inbegrip van het verkrijgen van een beslissing tot erkenning of niet-erkenning van een maatregel overeenkomstig artikel 10 en het overleggen van documenten ten behoeve van het aanvoeren of tenuitvoerleggen van de maatregel overeenkomstig artikel 14

d) het vergemakkelijken van de aanvaarding van authentieke akten in alle lidstaten uit hoofde van hoofdstuk V;

e) de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten uit hoofde van hoofdstuk VI en in het kader van hun digitale communicatie overeenkomstig artikel 49;

f) de elektronische communicatie met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waarvan natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen gebruikmaken in verband met specifieke procedures en aanvragen uit hoofde van deze verordening;

g) de afgifte van de attesten uit hoofde van de artikelen 15 en 17, van de in de bijlagen opgenomen formulieren ter vereenvoudiging van de grensoverschrijdende samenwerking en van een Europese verklaring van vertegenwoordiging uit hoofde van hoofdstuk VII.

2. De krachtens deze verordening te verwerken persoonsgegevens zijn die welke zijn opgenomen in de documenten die voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden behandeld door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening wordt beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de in lid 1 genoemde doeleinden, onverminderd verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), en artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679.

3. Voor de toepassing van deze verordening worden de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten die door de lidstaten zijn gemachtigd om deze verordening toe te passen, beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679. Verwerkingsverantwoordelijken zorgen voor de beveiliging, integriteit, authenticiteit en vertrouwelijkheid van de gegevens die voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden verwerkt.

4. Niettegenstaande lid 3, wordt de Commissie beschouwd als een verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens door het Europees elektronisch toegangspunt overeenkomstig artikel 50. Deze verwerking heeft tot doel te voorzien in middelen voor elektronische communicatie met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waarvan natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen gebruikmaken in verband met specifieke procedures en aanvragen uit hoofde van deze verordening. De Commissie neemt de nodige technische maatregelen om de beveiliging van de doorgegeven persoonsgegevens te waarborgen, met name de vertrouwelijkheid en integriteit van elke doorgifte.

Artikel 54

Gegevens waartoe toegang is verkregen via het systeem van gekoppelde registers

1. Niettegenstaande artikel 53, zijn de leden 2 tot en met 5 van dit artikel van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van hoofdstuk VIII betreffende de instelling van beschermingsregisters en de koppeling van registers. 

2. De verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van hoofdstuk VIII wordt beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de grensoverschrijdende verstrekking van informatie over een maatregel of vertegenwoordigingsbevoegdheden met betrekking tot een bepaalde volwassene te vergemakkelijken. Onverminderd artikel 47, lid 2, punt b), wordt de verwerking beperkt tot de persoonsgegevens die voorkomen in de in artikel 45, lid 2, bedoelde verplichte informatie.

3. Persoonsgegevens worden opgeslagen in de in artikel 45, lid 1, bedoelde beschermingsregisters van de lidstaten of in de in artikel 46 bedoelde registers van andere vertegenwoordigingsbevoegdheden. De bewaartermijn van gegevens in het systeem van gekoppelde registers is beperkt tot de tijd die nodig is om die registers te koppelen en om het opvragen van en de toegang tot de gegevens uit die registers mogelijk te maken. 

4. De lidstaten zijn overeenkomstig artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679 verantwoordelijk voor het verzamelen en opslaan van gegevens in de in de artikelen 45 en 46 bedoelde registers en voor het nemen van beslissingen over het beschikbaar stellen van die gegevens in het in artikel 47 bedoelde systeem van gekoppelde registers. 

5. Met betrekking tot het in artikel 47 bedoelde systeem van gekoppelde registers wordt de Commissie beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725. Zij stelt de nodige technische oplossingen vast met het oog op de uitvoering van haar taken in het kader van deze functie. De Commissie neemt met name de nodige technische maatregelen om de beveiliging van persoonsgegevens tijdens de doorgifte ervan, en meer bepaald de vertrouwelijkheid en integriteit ervan, te waarborgen.

Hoofdstuk XI
GEDELEGEERDE HANDELINGEN

Artikel 55

Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 56 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met X teneinde deze bijlagen bij te werken of daarin technische wijzigingen aan te brengen.

Artikel 56

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 

2. De in artikel 55 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 55 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 55 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Hoofdstuk XII
ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 57

Legalisatie of een soortgelijke formaliteit

In het kader van deze verordening is er geen legalisatie of een soortgelijke formaliteit vereist.

Artikel 58

Verhouding tot andere instrumenten

1. Deze verordening laat onverlet de toepassing van internationale verdragen waarbij een of meer lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en die betrekking hebben op aangelegenheden waarop deze verordening van toepassing is. 

2. Niettegenstaande lid 1, heeft deze verordening tussen de lidstaten voorrang op verdragen die uitsluitend tussen twee of meer lidstaten zijn gesloten, voor zover dergelijke verdragen betrekking hebben op aangelegenheden die onder deze verordening vallen.

Artikel 59

Verhouding tot het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000

1. Wat de verhouding tot het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 betreft, is deze verordening van toepassing:

a) met inachtneming van lid 2, wanneer de betrokken volwassene zijn of haar gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat heeft;

b) zelfs indien de betrokken volwassene zijn of haar gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van een staat die partij is bij dat verdrag en waarop deze verordening niet van toepassing is, met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging van een door een bevoegde autoriteit van een lidstaat genomen maatregel of de aanvaarding van een door een bevoegde autoriteit van een lidstaat verleden authentieke akte op het grondgebied van een andere lidstaat.

2. Niettegenstaande lid 1,

a) is op een volwassene die onderdaan is van een partij bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 waarop deze verordening niet van toepassing is, artikel 7 van dat verdrag van toepassing;

b) is, wat betreft de overdracht van bevoegdheid tussen een autoriteit van een lidstaat en een autoriteit van een partij bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 waarop deze verordening niet van toepassing is, artikel 8 van dat verdrag van toepassing;

c) is, wat de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten betreft, hoofdstuk V van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 van toepassing tussen een lidstaat en een partij bij dat verdrag waarop deze verordening niet van toepassing is.

Artikel 60

Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie

1. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast inzake het opzetten van het gedecentraliseerde systeem voor de koppeling van registers als bedoeld in artikel 47 (“systeem van gekoppelde registers”), waarin het volgende wordt geregeld:

a) de technische specificatie ter bepaling van de methoden voor communicatie en informatie-uitwisseling langs elektronische weg op basis van de vastgestelde specificatie van de koppelapparatuur voor het systeem van gekoppelde registers;

b) de technische maatregelen ter waarborging van minimumbeveiligingsnormen inzake informatietechnologie voor het overbrengen en doorgeven van informatie binnen het systeem van gekoppelde registers;

c) de minimumcriteria voor de door het systeem van gekoppelde registers geboden zoekfunctie op basis van de in artikel 45 bedoelde informatie;

d) de minimumcriteria voor de presentatie van de resultaten van de opzoekingen in het systeem van gekoppelde registers op basis van de in artikel 45 bedoelde informatie;

e) de middelen en technische voorwaarden voor de beschikbaarheid van de door het systeem van gekoppelde registers verleende diensten; 

f) een technisch semantisch glossarium, waarin de beschermingsmaatregelen of de vertegenwoordigingsbevoegdheden van de lidstaten beknopt worden toegelicht;

g) de specificatie van de categorieën gegevens waartoe toegang kan worden verkregen, onder meer op grond van artikel 47, lid 2, punt b), en 

h) waarborgen inzake gegevensbescherming.

2. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast inzake het opzetten van het gedecentraliseerde IT-systeem als bedoeld in hoofdstuk IX, waarin het volgende wordt geregeld:

a) de technische specificaties ter bepaling van de methoden voor communicatie langs elektronische weg voor de doeleinden van het gedecentraliseerde IT-systeem;

b) de technische specificaties voor communicatieprotocollen;

c) de doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging en een hoog niveau van cyberbeveiliging voor het verwerken en verzenden van informatie binnen het gedecentraliseerde IT-systeem;

d) de minimumbeschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor de door het gedecentraliseerde IT-systeem verleende diensten, en

e) waarborgen inzake gegevensbescherming. 

3. De in dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 64 bedoelde procedure.

4. De uitvoeringshandelingen inzake het opzetten van het systeem van gekoppelde registers overeenkomstig lid 1 worden uiterlijk [drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] vastgesteld.

5. De uitvoeringshandelingen inzake het opzetten van het gedecentraliseerde IT-systeem overeenkomstig lid 2 worden uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] vastgesteld.

Artikel 61

Referentie-implementatiesoftware

1. Met het oog op het opzetten van het in artikel 50 bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem is de Commissie verantwoordelijk voor het creëren, onderhouden en ontwikkelen van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten desgewenst in plaats van een nationaal IT-systeem als back-endsysteem kunnen gebruiken voor de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten als bedoeld in artikel 49 en tussen natuurlijke personen en rechtspersonen en de bevoegde autoriteiten en de autoriteiten van afgifte als bedoeld in artikel 50.

2. Het creëren, onderhouden en ontwikkelen van de referentie-implementatiesoftware wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

3. De Commissie levert, onderhoudt en ondersteunt de referentie-implementatiesoftware kosteloos.

Artikel 62

Kosten voor het opzetten van beschermingsregisters en voor het koppelen van de registers van de lidstaten

1. Het opzetten, onderhouden en ontwikkelen van het in hoofdstuk VIII bedoelde systeem van gekoppelde registers worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie. 

2. Elke lidstaat draagt de kosten voor het opzetten en aanpassen van zijn in de artikelen 45 en 46 bedoelde registers teneinde deze interoperabel te maken met het gedecentraliseerde systeem voor de koppeling van registers, alsmede de kosten voor het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die registers. Dit laat onverlet de mogelijkheid om in het kader van de financiële programma’s van de Unie subsidies aan te vragen ter ondersteuning van dergelijke activiteiten.

Artikel 63

Kosten voor het gedecentraliseerde IT-systeem, het Europees elektronisch toegangspunt en de nationale IT-portalen

1. Wat het overeenkomstig hoofdstuk IX opgezette gedecentraliseerde IT-systeem betreft, draagt elke lidstaat de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de zich op zijn grondgebied bevindende toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem.

2. Elke lidstaat draagt de kosten voor het opzetten en aanpassen van zijn nationale IT-systemen teneinde deze interoperabel te maken met de toegangspunten, alsmede de kosten voor het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

3. De lidstaten wordt niet belet om in het kader van de desbetreffende financiële programma’s van de Unie subsidies aan te vragen ter ondersteuning van de in de leden 1 en 2 bedoelde activiteiten.

4. De Commissie draagt alle kosten in verband met het Europees elektronisch toegangspunt.

Artikel 64

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/201127.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 65

Overgangsbepalingen

1. Deze verordening is slechts van toepassing op maatregelen die zijn genomen, authentieke akten die zijn verleden of geregistreerd en vertegenwoordigingsbevoegdheden die zijn bevestigd na [de datum van toepassing van deze verordening].

2. Niettegenstaande lid 1, is deze verordening met ingang van [de datum van toepassing van deze verordening] van toepassing op vertegenwoordigingsbevoegdheden die eerder door een volwassene zijn toegekend onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die van artikel 15 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000.

3. Hoofdstuk VI inzake samenwerking tussen de centrale autoriteiten is van toepassing op verzoeken en aanvragen die de centrale autoriteiten vanaf [de datum van toepassing van deze verordening] ontvangen.

4. Hoofdstuk VII betreffende de Europese verklaring van vertegenwoordiging is van toepassing op aanvragen voor de verklaring die de autoriteit van afgifte vanaf [de datum van toepassing van deze verordening] ontvangt.

5. De lidstaten nemen het in artikel 49, lid 1, bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem in gebruik op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de in artikel 60, lid 5, bedoelde uitvoeringshandeling.

6. Hoofdstuk VIII betreffende het opzetten en koppelen van beschermingsregisters en registers van andere vertegenwoordigingsbevoegdheden is van toepassing op genomen maatregelen en bevestigde of geregistreerde vertegenwoordigingsbevoegdheden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de in artikel 60, lid 4, bedoelde uitvoeringshandeling.

Artikel 66

Monitoring en evaluatie

1. Uiterlijk [tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en dient zij bij het Europees Parlement, de Raad [en het Europees Economisch en Sociaal Comité] een verslag in over de evaluatie van deze verordening, zulks op basis van de door de lidstaten verstrekte en door de Commissie verzamelde gegevens. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

2. Met ingang van [drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] verstrekken de lidstaten de Commissie jaarlijks in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, de volgende gegevens:

a) het aantal inkomende mededelingen uit hoofde van artikel 7 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 dat is ontvangen door hun autoriteiten van de autoriteiten van een andere lidstaat;

b) het aantal inkomende verzoeken uit hoofde van artikel 8 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 dat is ontvangen door hun autoriteiten van de autoriteiten van een andere lidstaat;

c) het aantal door hun bevoegde autoriteiten afgegeven Europese verklaringen van vertegenwoordiging, alsook het aantal verzoeken om correctie, wijziging of intrekking van eerder afgegeven Europese verklaringen van vertegenwoordiging en, indien mogelijk, de uitsplitsing tussen verklaringen die zijn afgegeven op basis van een bronmaatregel en die welke zijn afgegeven op basis van door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden;

d) het aantal inkomende verzoeken dat de centrale autoriteiten hebben ontvangen van de centrale autoriteiten van andere lidstaten en, indien mogelijk, de aard van die verzoeken;

e) het aantal inkomende verzoeken dat hun autoriteiten of centrale autoriteiten hebben ontvangen van de autoriteiten en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en, indien mogelijk, de aard van die verzoeken; 

f) de gemiddelde doorlooptijd van de door de centrale autoriteiten in het kader van deze verordening behandelde zaken, op basis van het aantal zaken dat in het betrokken jaar is afgesloten. De doorlooptijd van een zaak wordt berekend vanaf de dag waarop zij door de centrale autoriteit wordt geregistreerd tot de dag waarop het dossier definitief is afgesloten.

Artikel 67

Informatie die ter beschikking van het publiek wordt gesteld

1. Met het oog op de beschikbaarstelling van informatie aan het publiek in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken verstrekken de lidstaten informatiebladen met een korte samenvatting van hun nationale wetgeving, waaronder, indien beschikbaar, de volgende informatie:

a) een indicatieve lijst van maatregelen ter bescherming van volwassenen;

b) een indicatieve lijst van vertegenwoordigingsbevoegdheden ter bescherming van volwassenen;

c) het bestaan van en de procedures voor de bevestiging van vertegenwoordigingsbevoegdheden;

d) de autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van de bescherming van volwassenen, hun taken en, indien mogelijk, hun contactgegevens;

e) de nationale procedures voor de vaststelling, registratie, bevestiging, wijziging en beëindiging van maatregelen en/of vertegenwoordigingsbevoegdheden.

2. De informatie wordt door de lidstaten voortdurend geactualiseerd.

Artikel 68

Toegankelijkheid

De aan het publiek verstrekte informatie en de formulieren en aanvragen die uit hoofde van deze verordening beschikbaar worden gesteld, worden voor het publiek toegankelijk gemaakt overeenkomstig de toegankelijkheidsvoorschriften van Richtlijn (EU) 2019/882.

Artikel 69

Aan de Commissie mee te delen informatie 

1. De lidstaten delen aan de Commissie de volgende informatie mee:

a) de autoriteiten die bevoegd zijn om te beslissen over de erkenning of niet‑erkenning van een in een andere lidstaat genomen maatregel als bedoeld in artikel 9, lid 2;

b) de autoriteiten die bevoegd zijn om het in artikel 15 bedoelde attest af te geven;

c) de relevante bepalingen van hun nationale recht inzake de bewijskracht van authentieke akten ter bescherming van volwassenen;

d) de voorwaarden voor de vaststelling van de authenticiteit van een authentieke akte in hun nationale recht, als bedoeld in artikel 16, lid 2;

e) de autoriteiten die bevoegd zijn om het in artikel 17 bedoelde attest af te geven;

f) de namen, adressen en communicatiemiddelen van de overeenkomstig artikel 18 aangewezen centrale autoriteiten;

g) in voorkomend geval, de namen, adressen en contactgegevens van de autoriteiten en andere instanties die bevoegd zijn om bemiddeling of andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting als bedoeld in artikel 28 aan te bieden;

h) de talen die overeenkomstig artikel 31 voor vertalingen worden aanvaard;

i) de autoriteiten die bevoegd zijn om de in artikel 36, lid 2, bedoelde Europese verklaring van vertegenwoordiging af te geven;

j) de autoriteiten die bevoegd zijn voor de behandeling van de in artikel 43 bedoelde beroepsprocedures;

k) in voorkomend geval, de vergoedingen die de lidstaten conform artikel 37, lid 2, in rekening brengen voor de afgifte van de Europese verklaring van vertegenwoordiging; 

l) de gerechtelijke autoriteiten die bevoegd zijn voor de behandeling van beroepsprocedures overeenkomstig artikel 43 en van verzoeken om de opschorting van de rechtsgevolgen van de verklaring overeenkomstig artikel 44;  

m) de in artikel 48, lid 2, punt a), bedoelde autoriteiten die via het systeem van gekoppelde registers toegang hebben tot informatie.

2. De lidstaten delen de in lid 1, punten a) tot en met l), bedoelde informatie uiterlijk op de eerste dag van de maand volgend op een periode van 15 maanden na het begin van de toepassing van deze verordening mee, en de in lid 1, punt m), bedoelde informatie uiterlijk op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 60, lid 4, bedoelde uitvoeringshandeling.

3. De lidstaten delen de Commissie eventuele wijzigingen van de in lid 1 bedoelde informatie mee.

4. De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde informatie openbaar via gepaste middelen, waaronder het Europees e-justitieportaal.

Artikel 70

Inwerkingtreding en toepassing

1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2. Zij is van toepassing met ingang van [de eerste dag van de maand volgend op de periode van achttien maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3. De artikelen 49 en 50 zijn van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 60, lid 2, bedoelde uitvoeringshandeling.

4. De artikelen 45 en 46 zijn van toepassing met ingang van [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

5. Artikel 47 is van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 60, lid 1, bedoelde uitvoeringshandeling.

6. Artikel 38, lid 3, is van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de in artikel 60, lid 4, bedoelde uitvoeringshandeling.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.