Artikelen bij COM(2023)196 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Verordening 2016/425 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitoefening van de aan de Commissie verleende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen krachtens Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen


1. INLEIDING

Verordening (EU) 2016/4251 stelt eisen vast voor het ontwerp en de vervaardiging van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van gebruikers, en stelt regels vast voor het vrije verkeer van PBM in de Unie.

Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en kennis of nieuwe wetenschappelijke gegevens, is de Commissie krachtens artikel 42, lid 1, van de verordening bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I bij de verordening te wijzigen door herindeling in een andere categorie van het risico waartegen PBM de gebruiker moeten beschermen.

2. RECHTSGRONDSLAG

Dit verslag moet worden opgesteld op grond van artikel 43, lid 2, van Verordening (EU) 2016/425. Krachtens dat artikel wordt de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 21 april 2018 en moet de Commissie uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie opstellen.

In artikel 43, lid 2, van de verordening is bepaald dat de bevoegdheidsdelegatie stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur wordt verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3. UITOEFENING VAN DE DELEGATIE

Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2016/425 heeft de Commissie geen gebruik gemaakt van de bevoegdheidsdelegatie. Er zijn nog geen gedelegeerde handelingen vastgesteld.

De in bijlage I bij de verordening opgenomen risicocategorieën van PBM zijn nog actueel. De redenen waarom de medewetgevers de Commissie de bevoegdheid hebben verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen, blijven echter geldig en de Commissie zal in de toekomst wellicht gebruik moeten maken van de bevoegdheidsdelegatie.

4. CONCLUSIE

De Commissie is van mening dat, hoewel zij tot op heden geen gedelegeerde handelingen heeft vastgesteld, de bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2016/425 stilzwijgend met vijf jaar moet worden verlengd, overeenkomstig artikel 43, lid 2, van die verordening.

De noodzaak de risico’s opnieuw in te delen door ze van de ene categorie naar de andere over te brengen, kan zich in de toekomst voordoen. Het is belangrijk de nodige flexibiliteit in het rechtskader te behouden om rekening te houden met de technische vooruitgang en kennis of nieuwe wetenschappelijke gegevens met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van gebruikers.

De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad kennis te nemen van dit verslag.

1 Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (PB L 81 van 31.3.2016, blz. 51).

NL NL