Artikelen bij COM(2022)704 - Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inhoudsopgave

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In hoofdstuk IV, afdeling 2, worden de volgende artikelen 9 ter tot en met 9 sexies ingevoegd:

“Artikel 9 ter

1. Voor de toepassing van artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt onder “faciliteren” verstaan het gebruik van een elektronische interface om een afnemer en een dienstverlener die via de elektronische interface kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer aanbiedt, met elkaar in contact te brengen, resulterend in de verrichting van die dienst via die elektronische interface.

Een belastingplichtige wordt evenwel niet geacht kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer te faciliteren wanneer alle onderstaande voorwaarden vervuld zijn:

(a)die belastingplichtige bepaalt noch direct, noch indirect een van de algemene voorwaarden waaronder de dienst wordt verricht;

(b)die belastingplichtige is noch direct, noch indirect betrokken bij het verlenen van goedkeuring om de afnemer te factureren voor de gedane betalingen;

(c)de belastingplichtige is noch direct, noch indirect betrokken bij de verrichting van de dienst.

2. Artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG is niet van toepassing op een belastingplichtige die slechts de volgende taken vervult:

(a)de verwerking van betalingen met betrekking tot kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer;

(b)het aanbieden van of reclame maken voor kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer;

(c)het doorgeleiden of overbrengen van afnemers naar andere elektronische interfaces waar kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoer wordt aangeboden voor verkoop, zonder verdere tussenkomst bij de dienstverlening.

Artikel 9 quater

Artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG is van toepassing wanneer de persoon die de kortetermijnverhuur van accommodatie of het personenvervoer verricht, geen geldig btw-identificatienummer verstrekt aan de belastingplichtige die de dienst via het gebruik van een elektronische interface zoals een platform, portaal of soortgelijk middel, faciliteert.

Wanneer de persoon die de onderliggende dienst verleent, een btw-identificatienummer heeft en onder een van de in artikel 28 bis, punten c) tot en met f), van Richtlijn 2006/112/EG genoemde categorieën valt, wordt dat btw-identificatienummer niet meegedeeld aan de belastingplichtige die de dienst faciliteert.

Artikel 9 -  quinquies

Voor de toepassing van artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt, wanneer uit de informatie die is verstrekt door de persoon die de onderliggende dienst verleent, blijkt dat een belastingplichtige niet als gelijkgestelde dienstverlener optreedt, die belastingplichtige niet tot voldoening van de verschuldigde btw gehouden indien later wordt vastgesteld dat hij had moeten worden geacht de dienstverlener te zijn, wanneer alle onderstaande voorwaarden vervuld zijn:

(a)de belastingplichtige is volledig afhankelijk van de door de dienstverlener verstrekte informatie;

(b)de aldus verstrekte informatie is onjuist;

(c)de belastingplichtige kan aantonen dat hij niet wist en redelijkerwijs niet had kunnen weten dat deze informatie onjuist was.

Artikel 9 -  sexies

Tenzij de belastingplichtige over andersluidende informatie beschikt, beschouwt de belastingplichtige die overeenkomstig artikel 28 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt geacht diensten te hebben ontvangen en verleend, de persoon aan wie deze diensten zijn verleend, als niet-belastingplichtige wanneer deze hem geen btw-identificatienummer verstrekt.”.

(2) Aan artikel 54 bis wordt het volgende lid toegevoegd:

“3. Afdeling 1 bis van hoofdstuk X vindt toepassing tot en met 31 december 2025.”.

(3) In hoofdstuk XI wordt de titel van afdeling 2 vervangen door:

‘AFDELING 2

Bijzondere regelingen voor belastingplichtigen die diensten voor niet belastingplichtigen, afstandsverkopen van goederen, bepaalde binnenlandse goederenleveringen of bepaalde overbrengingen van eigen goederen verrichten

(Artikelen 358 tot en met 369 quinvicies undecies van Richtlijn 2006/112/EG)”.

(4) Artikel 57 bis wordt als volgt gewijzigd:

(a)het volgende punt 3 bis) wordt ingevoegd:

“3 bis.    “regeling voor overbrengingen van eigen goederen”: de bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen als bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 5, van Richtlijn 2006/112/EG;”;

(b)de punten 4 en 5 worden vervangen door:

“4. “bijzondere regeling”: de “niet-Unieregeling”, de “Unieregeling”, de “invoerregeling” of de “regeling voor overbrengingen van eigen goederen”, al naargelang de context;

5. “belastingplichtige”: een van de volgende personen:

i) een belastingplichtige als bedoeld in artikel 359 van Richtlijn 2006/112/EG die mag gebruikmaken van de niet-Unieregeling;

ii) een belastingplichtige als bedoeld in artikel 369 ter van Richtlijn 2006/112/EG die mag gebruikmaken van de Unieregeling;

iii) een belastingplichtige als bedoeld in artikel 369 quaterdecies van Richtlijn 2006/112/EG die mag gebruikmaken van de invoerregeling;

iv) een belastingplichtige als bedoeld in artikel 369 quinvicies ter van Richtlijn 2006/112/EG die mag gebruikmaken van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen;”.

(5) In artikel 57 quinquies wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3.    Wanneer een belastingplichtige de lidstaat van identificatie in kennis stelt van zijn voornemen om van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruik te maken, is die bijzondere regeling vanaf de eerste dag van de daaropvolgende kalendermaand van toepassing.

Wanneer de eerste overbrenging van goederen die onder die bijzondere regeling valt, echter plaatsvindt vóór die datum, is de bijzondere regeling van toepassing vanaf de datum van die eerste overbrenging, mits de belastingplichtige de lidstaat van identificatie uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op die eerste overbrenging op de hoogte brengt van de gegevens betreffende de aanvang van de activiteiten die onder de regeling vallen.”.

(6) Aan artikel 57 sexies wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De lidstaat van identificatie identificeert de belastingplichtige die van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruikmaakt door middel van zijn btw-identificatienummer als bedoeld in de artikelen 214 en 215 van Richtlijn 2006/112/EG.”.

(7) Artikel 57 septies wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 2 wordt de derde alinea vervangen door:

“Niettegenstaande de tweede alinea van dit lid duidt die belastingplichtige, wanneer hij geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG, de lidstaat waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, een lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft, aan als de nieuwe lidstaat van identificatie.

Indien de lidstaat van identificatie overeenkomstig de tweede of derde alinea wijzigt, is die wijziging van toepassing vanaf de datum waarop de belastingplichtige of zijn tussenpersoon niet langer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft in de lidstaat die voordien als lidstaat van identificatie was aangeduid.”;

(b)het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3.    Wanneer een belastingplichtige die van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruikmaakt, niet langer voldoet aan de voorwaarden in de definitie van artikel 369 quinvicies bis, punt 2, van Richtlijn 2006/112/EG, is de lidstaat waar hij voor btw-doeleinden geïdentificeerd is, niet langer de lidstaat van identificatie.

Indien die belastingplichtige echter nog steeds voldoet aan de voorwaarden om van die bijzondere regeling gebruik te maken, duidt hij, om van de regeling gebruik te blijven maken, de lidstaat waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, een lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft, aan als de nieuwe lidstaat van identificatie. Indien de belastingplichtige die van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruikmaakt, niet in de Gemeenschap is gevestigd, duidt hij een lidstaat waaruit hij goederen verzendt of vervoert, aan als de nieuwe lidstaat van identificatie.

Indien de lidstaat van identificatie overeenkomstig de tweede alinea wijzigt, is die wijziging van toepassing vanaf de datum waarop de belastingplichtige niet langer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft in de lidstaat die voordien als lidstaat van identificatie was aangeduid, of vanaf de datum waarop die belastingplichtige niet langer goederen vanuit die lidstaat verzendt of vervoert.”.

(8) Aan artikel 57 octies worden de volgende leden 3 en 4 toegevoegd:

“3.    Een belastingplichtige die van de invoerregeling gebruikmaakt en geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG, mag het gebruik van die regeling alleen beëindigen indien hij niet langer afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen verricht. De belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon stelt de lidstaat van identificatie hiervan in kennis ten minste vijftien dagen vóór het einde van de maand voorafgaand aan die waarin hij het gebruik van de regeling wenst te beëindigen. De beëindiging is van kracht vanaf de eerste dag van de volgende maand en het is de belastingplichtige niet langer toegestaan van de regeling gebruik te maken voor vanaf die dag verrichte leveringen.

4. Een belastingplichtige die van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen gebruikmaakt, kan het gebruik van die bijzondere regeling beëindigen, ook indien hij overbrengingen van goederen blijft verrichten die onder die bijzondere regeling kunnen vallen. De belastingplichtige stelt de lidstaat van identificatie hiervan in kennis ten minste vijftien dagen vóór het einde van de kalendermaand voorafgaand aan die waarin hij het gebruik van de regeling wenst te beëindigen. De beëindiging is van kracht vanaf de eerste dag van de volgende kalendermaand. Btw-verplichtingen met betrekking tot overbrengingen van eigen goederen die ontstaan na de datum waarop de beëindiging van kracht is geworden, worden rechtstreeks vervuld bij de belastingautoriteiten van de lidstaten waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.”.

(9) Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1.    Wanneer een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, aan een of meer in de artikelen 369 sexies of 369 quinvicies sexies van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde criteria voor uitsluiting of een of meer in artikel 363 of artikel 369 novodecies, leden 1 en 3, van die richtlijn vastgestelde criteria voor verwijdering uit het identificatieregister voldoet, sluit de lidstaat van identificatie de belastingplichtige van die regeling uit.

Alleen de lidstaat van identificatie kan een belastingplichtige van een van de bijzondere regelingen uitsluiten.

De lidstaat van identificatie baseert zijn besluit inzake uitsluiting of verwijdering op alle beschikbare inlichtingen, inclusief door enige andere lidstaat verstrekte inlichtingen.”;

(b)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis.    De uitsluiting van een belastingplichtige uit de regeling voor overbrengingen van eigen goederen wordt van kracht vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op de dag waarop het besluit inzake uitsluiting langs elektronische weg aan de belastingplichtige is toegezonden. Indien de uitsluiting echter het gevolg is van een wijziging van zetel of vaste inrichting of van de plaats waar de verzending of het vervoer van de goederen begint, wordt de uitsluiting van kracht op de datum van die wijziging.”.

(10) Artikel 58 bis wordt vervangen door:

“Artikel 58 bis

Indien een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, gedurende twee jaar geen onder die regeling vallende goederenleveringen, diensten of overbrengingen van eigen goederen heeft verricht, wordt aangenomen dat hij zijn belastbare activiteiten heeft beëindigd in de zin van artikel 363, punt b), artikel 369 sexies, punt b), artikel 369 novodecies, lid 1, punt b), artikel 369 novodecies, lid 3, punt b), of artikel 369 quinvicies sexies, punt b), van Richtlijn 2006/112/EG. Deze beëindiging belet die belastingplichtige niet gebruik te maken van een bijzondere regeling wanneer hij zijn activiteiten die onder een regeling van titel XII, hoofdstuk 6, van die richtlijn vallen, hervat.”.

(11) Het volgende artikel 58 bis bis wordt ingevoegd:

“Artikel 58 bis bis

Met het oog op de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG is artikel 58 van deze verordening, met uitzondering van lid 3, punt a), niet van toepassing op een belastingplichtige die geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis, lid 1, van die richtlijn.”.

(12) Artikel 58 ter wordt als volgt gewijzigd:

(a)aan lid 1 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

“Met het oog op de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG is de eerste alinea niet van toepassing wanneer de belastingplichtige geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis, lid 1, van die richtlijn. Een belastingplichtige die evenwel van een van de andere bijzondere regelingen is uitgesloten wegens voortdurende niet-naleving van de voorschriften van die bijzondere regelingen, blijft in alle lidstaten van die andere bijzondere regelingen uitgesloten gedurende twee jaar volgend op het aangiftetijdvak waarin hij werd uitgesloten.

Wanneer die belastingplichtige bij voortduring niet aan de voorschriften van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG voldoet, wordt hij niet van die regeling uitgesloten, maar wordt hij uitgesloten van alle andere bijzondere regelingen gedurende twee jaar volgende op het aangiftetijdvak waarin is vastgesteld dat hij bij voortduring niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van die regeling heeft voldaan.”;

(b)lid 2 wordt vervangen door:

“2.    Een belastingplichtige of een tussenpersoon wordt geacht bij voortduring niet aan de voorschriften van een van de bijzondere regelingen te hebben voldaan in de zin van artikel 363, punt d), artikel 369 sexies, punt d), artikel 369 novodecies, lid 1, punt d), artikel 369 novodecies, lid 2, punt c), artikel 369 novodecies, lid 3, punt d), of artikel 369 quinvicies sexies, punt d), van Richtlijn 2006/112/EG in de volgende gevallen:

(a)de lidstaat van identificatie heeft de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon voor drie onmiddellijk voorafgaande aangiftetijdvakken herinneringen overeenkomstig artikel 60 bis van deze verordening toegezonden en de btw-aangifte voor elk van deze aangiftetijdvakken is niet binnen tien dagen na de toezending van de herinneringen ingediend;

(b)de lidstaat van identificatie heeft de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon voor drie onmiddellijk voorafgaande aangiftetijdvakken herinneringen overeenkomstig artikel 63 bis van deze verordening toegezonden en de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon heeft binnen tien dagen na de toezending van elke herinnering het volledige, aangegeven btw-bedrag voor elk van deze aangiftetijdvakken nog niet betaald, tenzij het resterende niet-betaalde bedrag lager is dan 100 EUR per aangiftetijdvak;

(c)de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon heeft, na een verzoek van de lidstaat van identificatie en één maand na een daaropvolgende herinnering van de lidstaat van identificatie, nagelaten de boekhouding als bedoeld in de artikelen 369, 369 duodecies, 369 quinvicies en 369 quinvicies duodecies van Richtlijn 2006/112/EG langs elektronische weg beschikbaar te stellen.”.

(13) Artikel 58 quater wordt vervangen door:

“Artikel 58 quater

Een belastingplichtige die van de niet-Unie-regeling, de Unieregeling of de regeling voor overbrengingen van eigen goederen is uitgesloten, vervult alle btw-verplichtingen met betrekking tot goederenleveringen, diensten of overbrengingen van eigen goederen die zijn ontstaan na de datum waarop de uitsluiting van kracht is geworden, rechtstreeks bij de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.”.

(14) Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1.    Elk aangiftetijdvak in de zin van de artikelen 364, 369 septies, 369 vicies of 369 quinvicies septies van Richtlijn 2006/112/EG vormt een afzonderlijk aangiftetijdvak.”;

(b)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis.    Indien overeenkomstig artikel 57 quinquies, lid 3, tweede alinea, de regeling voor overbrengingen van eigen goederen geldt vanaf de datum van de eerste overbrenging, dient de belastingplichtige een afzonderlijke btw-aangifte in voor de kalendermaand waarin de eerste overbrenging plaatsvond.”;

(c)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

“3 bis.    Indien een belastingplichtige gedurende een aangiftetijdvak voor de regeling voor overbrengingen van eigen goederen is geregistreerd, dient hij btw-aangiften in bij de lidstaat van identificatie met betrekking tot de overbrengingen die gedurende de onder die regeling vallende tijdvakken zijn verricht.”;

(d)lid 4 wordt vervangen door:

“4.    Indien de wijziging van lidstaat van identificatie overeenkomstig artikel 57 septies na de eerste dag van het betrokken aangiftetijdvak plaatsvindt, dient de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon een btw-aangifte in en verricht hij, in voorkomend geval, een bijbehorende betaling bij de vorige respectievelijk de nieuwe lidstaat van identificatie voor de prestaties die zijn verricht gedurende de respectieve tijdvakken waarin elk van deze lidstaten de lidstaat van identificatie was.”.

(15) Artikel 59 bis wordt vervangen door:

“Artikel 59 bis

Indien een belastingplichtige die van een bijzondere regeling gebruikmaakt, gedurende een aangiftetijdvak geen goederen heeft geleverd of diensten heeft verricht in een lidstaat van verbruik, of geen eigen goederen heeft overgebracht in het kader van de bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen, en geen correcties in eerdere aangiften moet aanbrengen, dient hij of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon een btw-aangifte in met de vermelding dat er gedurende dat tijdvak geen goederenleveringen, diensten of overbrengingen zijn verricht (nihil-btw-aangifte).”.

(16) Artikel 60 bis wordt vervangen door:

“Artikel 60 bis

De lidstaat van identificatie herinnert belastingplichtigen of de voor hun rekening handelende tussenpersonen die geen btw-aangifte hebben ingediend overeenkomstig de artikelen 364, 369 septies, 369 vicies of 369 quinvicies septies van Richtlijn 2006/112/EG, langs elektronische weg aan hun verplichting om een dergelijke aangifte in te dienen. De lidstaat van identificatie zendt de herinnering op de tiende dag na het verstrijken van de datum waarop de aangifte moest zijn ingediend, en stelt de andere lidstaten er langs elektronische weg van in kennis dat er een herinnering is verstuurd.

Het is aan de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, om eventuele verdere herinneringen te versturen en stappen te ondernemen om het bedrag van de btw te bepalen en de btw te innen.

Niettegenstaande eventuele herinneringen die zijn verstuurd en stappen die zijn ondernomen door een lidstaat van verbruik of een lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, dient de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon de btw-aangifte in bij de lidstaat van identificatie.”.

(17) Artikel 61 wordt vervangen door:

“Artikel 61

“1.    Bedragen op een ingediende btw-aangifte die betrekking heeft op aangiftetijdvakken tot en met het tweede tijdvak in 2021, kunnen na de indiening van die btw-aangifte uitsluitend worden gewijzigd door middel van een wijziging van diezelfde aangifte en niet door middel van aanpassingen in een latere aangifte.

Bedragen op een ingediende btw-aangifte die betrekking heeft op aangiftetijdvakken vanaf het derde tijdvak in 2021, kunnen na de datum waarop de aangifte overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG moest zijn ingediend, uitsluitend worden gewijzigd door middel van aanpassingen in een latere aangifte.

2. De in lid 1 bedoelde wijzigingen worden langs elektronische weg ingediend bij de lidstaat van identificatie gedurende een periode van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend.

De regels van de lidstaat van verbruik of van de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd voor het bepalen van het bedrag van de btw en voor wijzigingen blijven echter onverlet.”.

(18) Artikel 61 bis wordt vervangen door:

“Artikel 61 bis

1. Een belastingplichtige of een voor zijn rekening handelende tussenpersoon dient zijn laatste btw-aangifte en eventuele laattijdige aangiften over vorige tijdvakken in, in voorkomend geval samen met de bijbehorende betalingen, bij de lidstaat die op het tijdstip van de beëindiging, de uitsluiting of de wijziging de lidstaat van identificatie was indien die belastingplichtige:

(a)het gebruik van een van de bijzondere regelingen beëindigt;

(b)wordt uitgesloten van een van de bijzondere regelingen;

(c)de lidstaat van identificatie overeenkomstig artikel 57 septies wijzigt.

Eventuele correcties van de laatste aangifte en eerdere aangiften die ontstaan na de indiening van de laatste aangifte, worden rechtstreeks bij de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, ingediend.

2. Met betrekking tot alle belastingplichtigen voor wier rekening een tussenpersoon optreedt, dient die tussenpersoon de laatste btw-aangifte en eventuele laattijdige aangiften over vorige tijdvakken in, in voorkomend geval samen met de bijbehorende betalingen, bij de lidstaat die op het tijdstip van de verwijdering of de wijziging de lidstaat van identificatie was indien die tussenpersoon:

(a)uit het identificatieregister wordt verwijderd;

(b)de lidstaat van identificatie overeenkomstig artikel 57 septies, lid 2, wijzigt.

Eventuele correcties van de laatste aangifte en eerdere aangiften die ontstaan na de indiening van de laatste aangifte, worden rechtstreeks bij de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaat van verbruik of de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, ingediend.”.

(19) Artikel 63 quater wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) de punten f) en g) worden vervangen door:

“f)in voorkomend geval, het toegepaste btw-tarief;

g) in voorkomend geval, het verschuldigde btw-bedrag met vermelding van de gebruikte munteenheid;”;

ii) de punten k) en l) worden vervangen door:

“k)met betrekking tot diensten, de gegevens aan de hand waarvan de plaats van dienst is bepaald, en met betrekking tot goederen, de gegevens aan de hand waarvan de plaats waar de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer begint en eindigt, is bepaald;

l) enig bewijs dat goederen mogelijk zijn geretourneerd, met inbegrip van de maatstaf van heffing en het toegepaste btw-tarief;”;

iii) het volgende punt m) wordt toegevoegd:

“m)met betrekking tot leveringen waarbij de belastingplichtige geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG, de naam, het postadres en het elektronische adres of de website van de leverancier wiens leveringen worden gefaciliteerd via het gebruik van de elektronische interface, en, indien beschikbaar:

i) het btw-identificatienummer of nationaal fiscaal nummer van de leverancier;

ii) het bankrekeningnummer of het nummer van de virtuele rekening van de leverancier.”;

(b)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt m) wordt vervangen door:

“m)het uniek verzendingsnummer wanneer die belastingplichtige rechtstreeks betrokken is bij de levering;”;

ii) het volgende punt n) wordt toegevoegd:

“n)met betrekking tot leveringen waarbij de belastingplichtige geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG, de naam, het postadres en het elektronische adres of de website van de leverancier wiens leveringen worden gefaciliteerd via het gebruik van de elektronische interface, en, indien beschikbaar:

i) het btw-identificatienummer of nationaal fiscaal nummer van de leverancier;

ii) het bankrekeningnummer of het nummer van de virtuele rekening van de leverancier.”;

(c)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis.    Om te kunnen worden beschouwd als voldoende gedetailleerd in de zin van artikel 369 quinvicies duodecies van Richtlijn 2006/112/EG bevat de door de belastingplichtige gevoerde boekhouding alle onderstaande gegevens:

(a)met betrekking tot de lidstaat waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd:

i) het btw-identificatienummer of fiscaal identificatienummer van de belastingplichtige in die lidstaat, indien van toepassing;

ii) het adres waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd;

(b)met betrekking tot de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd:

i) het btw-identificatienummer of fiscaal identificatienummer van de belastingplichtige in die lidstaat, indien van toepassing;

ii) het adres waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd;

(c)de omschrijving en de hoeveelheid van de naar een andere lidstaat verzonden of vervoerde goederen;

(d)de datum van de overbrenging van de in punt c) bedoelde goederen;

(e)de maatstaf van heffing met vermelding van de gebruikte munteenheid;

(f)latere verhogingen of verlagingen van de maatstaf van heffing;

(g)indien door de afnemer zelf een factuur is uitgereikt, de daarop vermelde gegevens;

(h)met betrekking tot overbrengingen waarbij de belastingplichtige geacht wordt goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG, de naam, het postadres en het elektronische adres of de website van de leverancier wiens overbrengingen worden gefaciliteerd via het gebruik van de elektronische interface, en, indien beschikbaar:

i) het btw-identificatienummer of nationaal fiscaal nummer van de leverancier;

ii) het bankrekeningnummer of het nummer van de virtuele rekening van de leverancier.”;

(d)lid 3 wordt vervangen door:

“3.    De in de leden 1, 2 en 2 bis van dit artikel bedoelde gegevens worden door de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon op zodanige wijze bijgehouden dat zij voor iedere afzonderlijke goederenlevering, dienst of overbrenging onverwijld langs elektronische weg kunnen worden verstrekt. Indien die belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon werd verzocht de in de artikelen 369, 369 duodecies, 369 quinvicies en 369 quinvicies duodecies van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde boekhouding langs elektronische weg te verstrekken en hij dat niet heeft gedaan binnen twintig dagen na de datum van het verzoek, herinnert de lidstaat van identificatie de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon eraan om die boekhouding in te dienen. De lidstaat van identificatie stelt de lidstaten van verbruik of de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, langs elektronische weg ervan in kennis dat de herinnering is verzonden.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2025.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.