Artikelen bij COM(2022)700 - Voortgang bij de verwezenlijking van de Europese onderwijsruimte

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2022)700 - Voortgang bij de verwezenlijking van de Europese onderwijsruimte.
document COM(2022)700 NLEN
datum 18 november 2022
EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 18.11.2022

COM(2022) 700 final


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Voortgang bij de verwezenlijking van de Europese onderwijsruimte


{SWD(2022) 750 final} - {SWD(2022) 751 final}


Inhoudsopgave


1. Inleiding

2. Voortgang tot dusver op weg naar een Europese onderwijsruimte (EEA)

2.1.De EU-initiatieven voor de vorming van de EEA liggen op schema

2.2.Sterker governancekader voor de verwezenlijking van de EEA

2.3.Voortgang bij de verwezenlijking van de EU-streefcijfers en de toestand van het onderwijs in de EU

3. Sterkere wederopbouw

3.1.De herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen mobiliseren voor nationale EEA-maatregelen en hervormingen ter bevordering van een duurzaam en inclusief herstel

3.2.EEA-instrumenten en EU-fondsen mobiliseren voor solidariteit met Oekraïne op het gebied van onderwijs

4. Verdere maatregelen die nodig zijn om de EEA tegen 2025 tot stand te brengen

4.1. Zes strategische EEA-initiatieven op EU-niveau in voorbereiding

4.2. Een nieuwe indicator voor kansengelijkheid en andere inspanningen om de empirische basis te verrijken

4.3. De kwaliteit van investeringen in onderwijs en opleiding garanderen via een nieuw leerlab

4.4. De governance van de EEA versterken

4.5. De geopolitieke dimensie van de EEA versterken

5. Conclusies en volgende stappen

5.1. Belangrijkste bevindingen

5.2. Tussentijdse evaluatie


1. Inleiding

De afgelopen jaren is er op EU-niveau steeds meer beleidsaandacht gekomen voor de bevordering van kwaliteit en inclusiviteit in het onderwijs. In 2017 werd in de Verklaring van Rome beloofd toe te werken naar een “Unie waar jongeren het best mogelijke onderwijs en de best mogelijke opleiding genieten en op het hele continent kunnen studeren en een baan kunnen vinden”. In datzelfde jaar heeft de Commissie de visie voor de Europese onderwijsruimte (EEA) 1 uiteengezet, waarin die ruimte wordt beschreven als een echte gemeenschappelijke ruimte voor hoogwaardig onderwijs en een leven lang leren over de grenzen heen voor iedereen. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben tijdens de sociale top van Göteborg plechtig de Europese pijler van sociale rechten afgekondigd, waarvan het eerste beginsel luidt: “Iedereen heeft recht op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren…” In 2019 heeft de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, toegezegd ervoor te zorgen dat de EEA in 2025 werkelijkheid is: “We moeten belemmeringen op het gebied van onderwijs wegnemen en de toegang tot hoogwaardig onderwijs verbeteren. We moeten de overgang tussen onderwijssystemen in verschillende landen vereenvoudigen. En we moeten op onderwijsgebied aansturen op een leven lang leren — daar worden we allemaal beter van.” 2

Zoals uiteengezet in de mededeling van 2020 “De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen” (EEA-mededeling) en in twee resoluties van de Raad uit 2021 3 , is de algemene aanpak voor de verwezenlijking van de EEA gebaseerd op een reeks:

·beleidsdoelstellingen voor hervormingen en Europese samenwerking 4 ;

·EU-streefcijfers voor het meten van de vooruitgang 5 ;

·maatregelen op EU-niveau ter ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering 6 ; en

·een hervormd governancekader voor samenwerking en cocreatie 7 .

Voor de uitvoering van een dergelijke ambitieuze agenda is de actieve betrokkenheid van de lidstaten, EU-instellingen en belanghebbenden noodzakelijk, met name leerkrachten, opleiders, lerenden en onderwijs- en opleidingsinstellingen.

De EEA speelt een centrale rol in de beleidsagenda van de EU, met name bij de “bevordering van onze Europese levenswijze” en “een economie die werkt voor de mensen” 8 . Zij is een van de drijvende krachten achter “een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk” 9 en de Europese Green Deal. Zij draagt bij tot “een Unie van gelijkheid”, “een sterker Europa in de wereld” en “een nieuwe impuls voor Europese democratie”.

De onderwijs- en opleidingsstelsels worden door onverwachte uitdagingen als de COVID-19-pandemie en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne op de proef gesteld, aangezien leerkrachten, opleiders en lerenden in de hele EU daar in aanzienlijke (zij het verschillende) mate door zijn geraakt. Nieuwe instrumenten en processen, zoals NextGenerationEU en de conferentie over de toekomst van Europa, hebben ook bijgedragen tot de vooruitgang van de EEA.

EU-financiering ondersteunt de vorming van de EEA. Het Erasmus+-programma , waarvan de begroting is verdubbeld ten opzichte van 2014-2020 (tot ruim 26 miljard EUR),, stimuleert met zijn meer inclusieve, digitale en groene aanpak om de Europese samenwerking en nationale hervormingen met het oog op de totstandbrenging van de EEA 10 . De herstel- en veerkrachtfaciliteit, het belangrijkste instrument van NextGenerationEU, kan een gamechanger zijn bij de algemene verwezenlijking van de EEA-doelstellingen. De faciliteit wordt aangevuld met middelen van het cohesiebeleid. Als gevolg daarvan zullen de totale EU-uitgaven voor onderwijs en vaardigheden tussen 2021 en 2027 naar schatting verdrievoudigen ten opzichte van de periode 2014-2020.

In deze mededeling, die wordt ondersteund door bewijsmateriaal in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2022) 750), wordt de balans opgemaakt van de voortgang op weg naar een EEA, waarbij met name wordt gekeken naar kernacties, governance, investeringen en mobilisering van EU-middelen, en werkzaamheden voor de ontwikkeling van indicatoren op EU-niveau. In de mededeling worden ook kwesties belicht die tot 2025 verdere aandacht en maatregelen behoeven.

De Onderwijs- en opleidingsmonitor 2022 (SWD (2022) 751) maakt deel uit van het EEA-voortgangsrapportagepakket 11 . Het EEA-voortgangsverslag en de monitor vullen elkaar aan, waarbij in het verslag de voortgang bij de uitvoering wordt gevolgd en de monitor de voortgang bij de verwezenlijking van de EU-streefcijfers volgt. De monitor illustreert ook de belangrijkste bevindingen met betrekking tot de nieuwe en aanvullende indicatoren op EU-niveau inzake kansengelijkheid in het onderwijs van de Commissie.

De Commissie publiceert dit voortgangsverslag om input te leveren voor een tussentijdse evaluatie en een tussentijds denkproces in 2023, onder meer tijdens een evenement met het Europees Parlement, om de balans op te maken, discussies te voeren en een nieuwe impuls te geven aan de verwezenlijking van de EEA, samen met andere EU-instellingen, lidstaten, regionale en lokale autoriteiten, sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden. Tot 2025 zullen de lidstaten zich, met de steun van de Commissie, moeten richten op de uitvoering, met name door te zorgen voor een doeltreffend gebruik van de EU- en nationale middelen voor hervormingen en investeringen, en op de monitoring van de voortgang. De Commissie zal in 2025 een volledig verslag over de EEA indienen.


2. Voortgang tot dusver op weg naar een Europese onderwijsruimte (EEA)

2.1.De EU-initiatieven voor de vorming van de EEA liggen op schema

De uitvoering van de maatregelen op EU-niveau ligt op schema. In het kader van de EEA zijn in totaal veertig maatregelen op EU-niveau 12 vastgesteld. Daartoe behoren 14 strategische EEA-initiatieven waarover het college van commissarissen een besluit moet nemen en waarvan de meeste gezamenlijk door de Commissie en de Raad worden uitgevoerd. Deze initiatieven voorzien in een actiekader en beleidsrichtsnoeren om vooruitgang te boeken op de belangrijkste aandachtsgebieden voor hervorming en Europese samenwerking. De Commissie heeft reeds acht van deze initiatieven voorgesteld, en de Raad heeft de meeste daarvan goedgekeurd. (Zie punt 4.1 voor strategische EEA-initiatieven die nog moeten worden ingediend).

Reeds goedgekeurde strategische EEA-initiatieven

ActieCommissie (voorstel/

besluit)
Raad

(goedkeuring)

Uitvoering (op EU- en nationaal niveau)Aandachtsgebied
Kader van inclusiemaatregelen van de programma’s Erasmus+ en het Europees Solidariteitskorps 2021-2027 : In dit uitvoeringsbesluit van de Commissie wordt de nadruk gelegd op maatregelen ter bevordering van inclusie, kansengelijkheid en diversiteit in beide programma’s.Kwaliteit, kansengelijkheid, inclusie en gendergelijkheid
Blended leren voor hoogwaardig en inclusief basis- en middelbaar onderwijs : Deze aanbeveling van de Raad heeft betrekking op het combineren van leeromgevingen en leermiddelen om in het licht van de COVID-19-pandemie veerkrachtigere basis- en middelbare onderwijs- en opleidingsstelsels op te bouwen.Digitale transitie
Mobiliteit van jonge vrijwilligers in de EU : Deze aanbeveling van de Raad heeft tot doel om jongeren de mogelijkheid te bieden vrijwilligerswerk te doen in andere EU-landen en zo inclusiviteit, kwaliteit, erkenning en duurzaamheid te bevorderen.Kwaliteit, kansengelijkheid, inclusie en gendergelijkheid
Europese strategie voor universiteiten : Deze mededeling heeft tot doel om het hoger onderwijs te ondersteunen bij de aanpassing aan veranderende omstandigheden en de grensoverschrijdende samenwerking te versterken.Conclusies van de RaadHoger onderwijs
Bruggen bouwen voor doeltreffende Europese samenwerking in het hoger onderwijs : Deze aanbeveling van de Raad heeft tot doel om diepgaandere samenwerking mogelijk te maken door allianties van instellingen voor hoger onderwijs te ondersteunen bij de ontwikkeling van gezamenlijke programma’s en initiatieven.Hoger onderwijs
Europese benadering van microcredentials voor een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt : Deze aanbeveling van de Raad heeft tot doel om aanbieders van microcredentials, en daarmee ook lerenden, te ondersteunen door een EU-benadering toe te passen op het ontwerp en het gebruik ervan, en zo inclusie en gelijke kansen te stimuleren.Een leven lang leren en mobiliteit
Leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling : Deze aanbeveling van de Raad bevat een routekaart voor de lidstaten ter ondersteuning van leren en lesgeven voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling in alle fasen van onderwijs en opleiding.Groene transitie
Trajecten naar succes op school : Dit voorstel voor een aanbeveling van de Raad heeft tot doel om betere onderwijsresultaten voor alle lerenden te bevorderen door het aantal leerlingen dat slecht presteert in basisvaardigheden en het percentage voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding terug te dringen en tegelijkertijd het welzijn op school te bevorderen.BinnenkortBinnenkortKwaliteit, kansengelijkheid, inclusie en gendergelijkheid

Naast deze strategische initiatieven die door de Commissie en de Raad moeten worden goedgekeurd, zijn in 2021-2022 op het niveau van de diensten van de Commissie andere belangrijke acties gestart ter ondersteuning van beleidshervormingen en samenwerking tussen onderwijs- en opleidingsinstellingen, vaak financieel ondersteund door de EU.

Geselecteerde door de EU gefinancierde EEA-acties

ActieUitvoeringAandachtsgebied
Jean Monnet-acties voor scholen en beroepsonderwijs en -opleidingJaarlijkse oproepen vanaf 2021 ter bevordering van actief burgerschap en leren over de EU in de Erasmus+-programmalanden. 15 miljoen EUR in het kader van Erasmus+ 2021-2022: ✓ opleiding van leerkrachten; ✓ schoolnetwerken; ✓ leren over de EU met het oog op de ontwikkeling van innovatieve manieren om les te geven over de EU, haar beleid en haar waardenKwaliteit, kansengelijkheid, inclusie en gendergelijkheid
Kenniscentra voor beroepsopleidingMeer dan 90 miljoen EUR voor 25 projecten in het kader van Erasmus+ voor 2021 en 2022, waardoor hervormingen worden gestimuleerd en wordt gezorgd voor hoogwaardige vaardigheden en competenties die leiden tot hoogwaardige werkgelegenheid en carrièrelange mogelijkheden die aansluiten op de behoeften van een innovatieve, inclusieve en duurzame economieKwaliteit, kansengelijkheid, inclusie en gendergelijkheid
Meisjes en vrouwen in STEM en ICTDigitale en ondernemersvaardigheden voor meisjes en vrouwen; ✓ Girls Go Circular door het Europees Instituut voor innovatie en technologie, en kennis- en innovatiegemeenschappen: In 2021 hebben 11 205 studenten het programma afgerond, van wie 7 682 meisjes; eind 2022 moeten dit 10 000 meisjes in tien landen zijn; ✓ Ook werden er online Esteam-gemeenschappen voor meisjes en vrouwen opgezet 13 , en in 2022 zijn vijf Esteam-fests georganiseerd om competenties op het gebied van ondernemerschap en Steam (wetenschap, technologie, engineering, kunst en wiskunde) op te bouwenDigitale transitie
De “Onderwijs voor klimaat”-coalitieGezamenlijk opgezet bottom-upinitiatief gericht op samenwerking met de onderwijsgemeenschap op EU-, nationaal en lokaal niveau en het delen van initiatieven ter ondersteuning van de ontwikkeling van groene vaardigheden en gedragsveranderingen. Het “Onderwijs voor klimaat”-platform , de jaarlijkse “Onderwijs voor klimaat”-dag, tien actieve uitdagingen voor de gemeenschap waaraan wordt deelgenomen door meer dan 4 400 geregistreerde leden van de gemeenschapGroene transitie
Erasmus+ Teacher AcademiesJaarlijkse oproepen ter ondersteuning van netwerken van aanbieders van lerarenopleidingen bij het ontwikkelen en testen van doeltreffende, innovatieve en overdraagbare programma’s die de Europese dimensie en de internationalisering van de lerarenopleidingen vergroten overeenkomstig de EEA-prioriteiten. Academies ontwikkelen en testen innovatieve modellen voor mobiliteit van leerkrachten. Elf Teacher Academies gestart in 2022. 37,5 miljoen EUR in het kader van Erasmus+ 2021-2022Leerkrachten en opleiders
Europese prijs voor innovatief onderwijsJaarlijkse prijs om innovatieve onderwijspraktijken onder de aandacht te brengen overeenkomstig de EEA-prioriteiten (2021: afstands- en blended leren; 2022: bevordering van creativiteit en duurzaamheid). Prijs toegekend aan 104 projecten in 31 Erasmus+-landen in 2021; prijs toegekend aan 98 projecten in 29 Erasmus+-landen in 2022Leerkrachten en opleiders
Initiatief “Europese universiteiten”Verdere uitrol van het initiatief “Europese universiteiten” met steun voor transnationale allianties van instellingen voor hoger onderwijs die structurele, strategische en duurzame samenwerking op lange termijn ontwikkelen, waarbij interuniversitaire campussen worden gecreëerd. 44 Europese universiteiten. 1,1 miljard EUR steun uit de begroting van Erasmus+ 2021-2027Hoger onderwijs
Intensievere samenwerking met de Westelijke BalkanAgenda voor de Westelijke Balkan inzake innovatie, onderzoek, onderwijs, cultuur, jeugd en sport en versterkte partnerschapsbenadering. Noord-Macedonië en Servië zijn geassocieerd met Erasmus+, Noord-Macedonië is geassocieerd met het Europees Solidariteitskorps. Uitvoering van het economisch en investeringsplan voor de Westelijke Balkan, met bijzondere aandacht voor de ontwikkeling van menselijk kapitaalGeopolitieke dimensie

2.2.Sterker governancekader voor de verwezenlijking van de EEA

Ook is vooruitgang geboekt bij het versterken van de governance van het strategisch kader van de EEA. In recente hervormingen zien we bemoedigende tekenen van meer slagvaardigheid bij het aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen, terwijl ook de voordelen van wederzijds leren worden benut. Het nieuwe strategisch kader, dat is vastgelegd in twee resoluties van de Raad van 2021 14 , heeft de basis gelegd voor een sterker governancemechanisme dat is gebaseerd op vertrouwen, vrijwillige samenwerking, cocreatie, flexibiliteit en meer eigen inbreng van de lidstaten 15 . De governanceresolutie heeft meer duidelijkheid verschaft over de rol van de Groep op hoog niveau onderwijs en opleiding (GHN) 16 en die rol tevens versterkt. Tegen de achtergrond van de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor het onderwijs bood de GHN een forum voor pragmatische ad-hocsamenwerking. De werkzaamheden van de GHN hadden baat bij de oprichting van een nieuw orgaan, de GHN-Coördinatieraad. Deze verbeteringen in de governance van het nieuwe strategisch kader bleken van grote waarde te zijn en hebben het reactievermogen van de groep bij onverwachte uitdagingen versterkt (zie punt 3.2 hieronder).

De werkgroepen van het strategisch kader voor de EEA 2021-2025 vormen het kader voor intensieve gestructureerde samenwerking en wederzijds leren met de lidstaten, de landen van de Europese Economische Ruimte / Europese Vrijhandelsassociatie en kandidaat-lidstaten, belanghebbenden, deskundigen en internationale organisaties op het gebied van de EEA-prioriteiten. De nieuwe generatie werkgroepen, die zijn opgericht overeenkomstig de doelstellingen van de EEA, vormen de ruggengraat voor uitwisselingen en intercollegiaal leren over onderwerpen als ongelijkheid en voortijdig schoolverlaten, onderwijs voor ecologische duurzaamheid, vaardigheden voor de groene transitie, faciliterende factoren voor digitaal onderwijs of de bevordering van gendergelijkheid in het onderwijs 17 . Werkgroepen zijn ook een belangrijk kanaal om met belanghebbenden samen te werken en hen in staat te stellen bij te dragen aan de verwezenlijking van de EEA.

De Commissie werkt samen met de bredere gemeenschap van belanghebbenden via de jaarlijkse Europese onderwijstops (waar belangrijke EEA-initiatieven worden gelanceerd, zoals de “Onderwijs voor klimaat”-coalitie, en waar de Europese prijs voor innovatief onderwijs onder de aandacht wordt gebracht), de onderwijs- en innovatietop en verschillende gerichte en openbare raadplegingen.

Verschillende online-instrumenten van de EU en praktijkgemeenschappen maken interactie met belanghebbenden mogelijk 18 . Overeenkomstig het voorstel van de Conferentie over de toekomst van Europa, waarin wordt gevraagd om nog betere informatieplatforms voor het verzamelen en uitwisselen van onderwijsgerelateerde informatie, helpt het nieuwe EEA-portaal lerenden, leerkrachten, opleiders en belanghebbenden toegang te krijgen tot EU-financiering, bijscholingsprogramma’s, kwaliteitsonderwijs, opleiding en een leven lang leren. Het portaal biedt toegang tot de resultaten van de werkgroepen en is de plaats waar alles over de ontwikkelingen op het gebied van onderwijsbeleid en doeltreffende en innovatieve praktijken kan worden gevonden. Het European School Education Platform is een openbaar platform waar informatie wordt verzameld en de EU-brede uitwisseling van kennis tussen alle belanghebbenden in het schoolonderwijs, met inbegrip van initieel beroepsonderwijs en initiële beroepsopleiding, wordt bevorderd. De Community of European VET practitioners van Epale biedt ook mogelijkheden voor kennisdeling, netwerkvorming en verspreiding op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding. De nieuwe hub voor digitaal onderwijs fungeert als ruimte voor informatie-uitwisseling en samenwerking, waardoor innovatie wordt gefaciliteerd en belanghebbenden op het gebied van digitaal onderwijs bij elkaar worden gebracht. Het programma Digitaal Europa ondersteunt nauwere samenwerking in het digitaal onderwijs in Europa tussen startende ondernemingen / kmo’s in Europa op het gebied van onderwijstechnologie (EdTech) en andere relevante belanghebbenden. Kernactie 2 van Erasmus+, “Partnerschappen voor samenwerking”, biedt verschillende belanghebbenden, ook die op het gebied van EdTech, mogelijkheden om de krachten te bundelen met belanghebbenden bij onderwijs en opleiding en om plannen voor digitale transformatie te ontwikkelen.

Door de Commissie ondersteunde netwerken 19 en internationale organisaties 20 leveren ook een bijdrage aan de ontwikkeling van de EEA.

2.3.Voortgang bij de verwezenlijking van de EU-streefcijfers en de toestand van het onderwijs in de EU

In het kader van de EEA zijn zeven EU-streefcijfers vastgesteld. De Onderwijs- en opleidingsmonitor 2022 bij deze mededeling geeft de meest recente vorderingen bij het behalen van deze streefcijfers weer en bevat een analyse van de belangrijkste uitdagingen en recente ontwikkelingen in de lidstaten vanuit een EU-breed perspectief (SWD (2022) 751 — Vergelijkend verslag) en een landspecifiek perspectief (SWD (2022) 751 — Landverslagen). De monitor bestrijkt een schat aan gegevens over de toestand van het onderwijs in de EU en draagt bij tot het in kaart brengen van gemeenschappelijke uitdagingen die nog niet afdoende door de EU-streefcijfers worden beschreven.

De trends in de richting van de EU-streefcijfers laten een gemengd beeld zien. Enerzijds zien we een duidelijke en positieve trend van opwaartse convergentie in verschillende reeds lang bestaande indicatoren: het aantal voortijdige schoolverlaters blijft dalen, het percentage jongeren met een diploma tertiair onderwijs stijgt – al gaat deze stijging gepaard met een groeiende genderkloof – en de deelname aan voor- en vroegschoolse educatie is de afgelopen tien jaar gestaag toegenomen, waardoor de EU op schema blijft om deze streefcijfers voor 2030 te halen 21 . Anderzijds blijven er structurele problemen bestaan: 3,1 miljoen jonge voortijdige schoolverlaters maken geen deel uit van het onderwijsstelsel en we zien een zorgwekkende stagnatie op het gebied van ondermaatse beheersing van basisvaardigheden. Bovendien maskeren de positieve trends in verband met de EU-streefcijfers aanzienlijke lacunes binnen en tussen de lidstaten; het is bovendien niet vanzelfsprekend dat de positieve trends stabiel zijn en zich zullen voortzetten 22 .

Het aanpakken van ongelijkheden in het onderwijs is een belangrijke prioriteit in de lidstaten 23 . In de hele EU is een breed scala aan maatregelen uitgevoerd, zoals aanvullende financiële steun voor kansarme scholen, opleidingsprogramma’s voor leerkrachten of het vergroten van de beschikbaarheid van ondersteunend personeel. Vóór de pandemie had ongeveer de helft van de lidstaten maatregelen genomen om leerkrachten in kansarme scholen te ondersteunen 24 . Verschillende landen hebben gerichte programma’s opgezet ter compensatie van het leerverlies als gevolg van de pandemie, waar kansarme kinderen het zwaarst door zijn getroffen.

De sociaaleconomische achtergrond is echter nog steeds de belangrijkste voorspeller van onderwijsresultaten. In hoofdzaak blijven kinderen en jongeren uit kansarme milieus achter bij alle EU-streefcijfers. Kinderen (van 3 jaar en ouder) die het risico op armoede of sociale uitsluiting lopen, hebben 7,5 procentpunten minder kans om aan formele kinderopvang deel te nemen. Jongeren van wie de ouders een laag opleidingsniveau hebben, lopen een negen keer zo grote kans om onderwijs en opleiding voortijdig verlaten en hebben 48,6 procentpunten minder kans om een tertiaire kwalificatie te behalen dan jongeren van wie de ouders een hoog opleidingsniveau hebben. Wat de sleutelcompetenties voor een leven lang leren betreft, kan het gebrek aan vooruitgang op het gebied van basisvaardigheden het gevolg zijn van het feit dat het onderliggende probleem van ongelijkheid onvoldoende wordt aangepakt. De gevolgen van de pandemie kunnen de ongelijkheid in onderwijsresultaten hebben verergerd 25 . In deze context zullen de EU-streefcijfers waarschijnlijk niet worden gehaald zonder extra aandacht te besteden aan kansengelijkheid in het onderwijs.

Zeven EU-streefcijfers

EU-streefcijferMeest recente EU-gemiddelde
TotaalMeisjes/vrouwenJongens/mannen
1.Uiterlijk in 2030 moet ten minste 96 % van de kinderen tussen 3 jaar en de beginleeftijd voor verplicht basisonderwijs deelnemen aan voorschoolse en vroegschoolse educatie en opvang.93,0 % 93,1 % 93,0 %
2.Uiterlijk in 2030 moet het percentage voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding minder dan 9 % bedragen.9,7 % 7,9 % 11,4 %
3.Uiterlijk in 2025 moet het percentage pas afgestudeerden van beroepsonderwijs en -opleiding dat tijdens die studies of opleiding werkplekleren heeft gevolgd, ten minste 60 % bedragen.60,7 % 60,3 % 61,0 %
4.Uiterlijk in 2030 moet het percentage 25- tot 34-jarigen met een diploma tertiair onderwijs ten minste 45 % bedragen.41,2 % 46,8 % 35,7 %
5.Uiterlijk in 2025 moet ten minste 47 % van de volwassenen in de leeftijdscategorie 25-64 jaar in de laatste 12 maanden hebben deelgenomen aan leeractiviteiten.[*][*][*]
6.Uiterlijk in 2030 moet het percentage 15-jarigen dat zwak presteert op het gebied van lezen, wiskunde en wetenschappen minder dan 15 % bedragen.Lezen: 22,5 %

Wiskunde: 22,9 %

Wetenschappen: 22,3 %
Lezen: 17,5 %

Wiskunde: 22,9 %

Wetenschappen: 21,2 %
Lezen: 27,4 %

Wiskunde: 22,8 %

Wetenschappen: 23,2 %
7.Uiterlijk in 2030 moet het percentage leerlingen in het tweede jaar van het secundair/voortgezet onderwijs dat zwak presteert op het gebied van computer- en informatievaardigheden minder dan 15 % bedragen.[**][*][*]

Bron: voor streefcijfer 1, Eurostat (gezamenlijke gegevensverzameling Unesco OESO Eurostat [UOE]); voor de streefcijfers 2, 3, 4, 5, EU-arbeidskrachtenenquête [AKE]; voor streefcijfer 6, OESO (programma voor internationale studentenbeoordeling [PISA]); en voor streefcijfer 7, de Internationale Vereniging voor de evaluatie van het onderwijsrendement [IEA] (International Computer and Information Literacy Study [ICILS]). Opmerking: [*] De onderliggende AKE-gegevens zullen vanaf 2023 om de twee jaar beschikbaar zijn 26 ; [**] de ICILS-gegevens voor 2023 zullen in 2024 beschikbaar zijn 27 .

Bovendien nemen de tekorten aan leerkrachten, die hoofdzakelijk het gevolg zijn van de vergrijzing van het onderwijzend personeel 28 en de geringe aantrekkelijkheid van het beroep, in de hele EU toe, wat zelfs in sommige van de best presterende landen een ernstig risico voor de kwaliteit van en kansengelijkheid in het onderwijs vormt. Hoewel vergelijkbare gegevens voor de lidstaten ontbreken, geven de door de lidstaten gerapporteerde en in de respectieve landverslagen (SWD (2022) 751 — Landverslagen) vermelde ramingen blijk van de omvang van het probleem. De uitdagingen zijn over het algemeen groter op het gebied van bijvoorbeeld STEM (wetenschap, technologie, engineering en wiskunde) en ICT en in afgelegen of achtergestelde gebieden. Om op competenties gebaseerd onderwijzen en leren te bevorderen, worden in verschillende landen uitgebreide leerplanhervormingen doorgevoerd, waarvoor goed opgeleide en ervaren leerkrachten nodig zijn. Om het beroep aantrekkelijker te maken, zijn de lonen de afgelopen jaren in verschillende landen aanzienlijk verhoogd. De lidstaten willen meer kandidaten aantrekken voor de initiële lerarenopleiding, beginnende leerkrachten ondersteunen, de arbeidsomstandigheden verbeteren en alternatieve trajecten naar het beroep aanbieden.


3. Sterkere wederopbouw

De COVID-19-pandemie en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne hebben de EEA sterk beïnvloed en gemobiliseerd. De EU-fondsen, met name de bijna verdubbelde begroting van het Erasmus+-programma, en de versterkte samenwerking in het kader van de governance van het strategisch kader van de EEA hebben de nationale onderwijsstelsels in tijden van crisis ondersteund ter versterking van het vermogen van die stelsels om het herstel te bevorderen door middel van investeringen en hervormingen overeenkomstig de EEA-doelstellingen. De voortslepende gevolgen van COVID-19 en de voortgezette Russische invasie van Oekraïne kunnen de vooruitgang nog steeds vertragen of de aandacht afleiden van structurele langetermijnuitdagingen (die door de pandemie en de oorlog zijn verergerd).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen voor 2021-2027 bijdragen aan het stimuleren van het herstel overeenkomstig de EEA-doelstellingen en hoe EU-middelen en samenwerking in het kader van de EEA zijn aangewend om de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne voor het onderwijs aan te pakken (overeenkomstig de EEA-doelstellingen inzake het bevorderen van kwaliteit, kansengelijkheid en inclusie). Hoewel de programmering van EU-middelen om de EEA-doelstellingen te behalen een belangrijk resultaat van de afgelopen twee jaar is, zullen de daadwerkelijke uitvoering van hervormingen en investeringen en de gedegen monitoring daarvan in de volgende fase van cruciaal belang zijn om de verwezenlijking van de EEA te waarborgen.

3.1.De herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen mobiliseren voor nationale EEA-maatregelen en hervormingen ter bevordering van een duurzaam en inclusief herstel

Het onderwijs- en opleidingsbeleid kan rekenen op meer aandacht na de uitbraak van de pandemie en de dramatische gevolgen ervan voor lerenden en leerkrachten. Alle niveaus van de versterkte governance van het strategisch kader van de EEA zijn in stelling gebracht om samenwerking en wederzijds leren te intensiveren en op die manier de negatieve gevolgen van de pandemie voor leerresultaten en welzijn te helpen beperken 29 .

De EEA houdt nauw verband met het Europees Semester en de programmering van EU-fondsen voor hervormingen en investeringen in onderwijs en opleiding. In het Semester worden de brede beleidslijnen voor de EU en de lidstaten vastgesteld, in het kader waarvan ook een diepgaande analyse van de rol van onderwijs en opleiding in de sociaaleconomische context van de lidstaten wordt gemaakt. Die analyse wordt gebruikt als input voor de vaststelling van nationale beleids- en investeringsprioriteiten 30 , waarbij de EEA steun biedt bij de aanpak van de vastgestelde uitdagingen. In het meerjarig financieel kader 2021-2027 en de herstel- en veerkrachtfaciliteit is het verband tussen EU-financiering en hervormingsprioriteiten verder versterkt.

De herstel- en veerkrachtfaciliteit is tegenwoordig de belangrijkste bron van EU-financiering voor onderwijs en opleiding, met inbegrip van digitaal onderwijs en de verwerving van digitale vaardigheden, middels hervormingen en investeringen, met een toewijzing van ongeveer 71 miljard EUR, wat neerkomt op ongeveer 14 % van de totale begroting van de herstel- en veerkrachtfaciliteit 31 . De programmering van investeringen in onderwijs en opleiding in het kader van de fondsen van het cohesiebeleid is nog gaande, waarbij voorlopige toewijzingen van 21,13 miljard EUR uit het ESF+ en de 2,3 miljard EUR uit het EFRO tot dusver zijn geprogrammeerd ter ondersteuning van het beleid op het gebied van onderwijs, opleiding en vaardigheden 32 . Bovendien verleent de Commissie via het instrument voor technische ondersteuning op verzoek van de lidstaten op bilaterale of meerlandenbasis verdere steun op het gebied van onderwijs en opleiding.

Er zijn EU-middelen vrijgemaakt om ongelijkheden aan te pakken en onderwijsstelsels veerkrachtiger te maken na de pandemie. De lidstaten hebben een aantal maatregelen voor onmiddellijke crisisrespons genomen, die over het algemeen deel uitmaken van strategieën op langere termijn voor het decennium tot 2030 33 . Deze strategieën worden veelal ondersteund door EU-fondsen en bouwen voort op EEA-doelstellingen. Met name verleent de herstel- en veerkrachtfaciliteit samen met de fondsen van het cohesiebeleid aanzienlijke financiële steun voor programma’s voor compenserend leren, evenals voor uitgebreidere maatregelen ter bevordering van de toegang van iedereen tot hoogwaardig onderwijs, met inbegrip van leerplanhervormingen en het aanpakken van mismatches tussen de vraag naar en het aanbod van vaardigheden door middel van om- en bijscholing. Bovendien dragen EU-fondsen, waaronder het EFRO, bij aan de modernisering van infrastructuur om de gelijke toegang tot hoogwaardige en inclusieve onderwijsdiensten te versterken, innovatieve leeromgevingen te bieden en de voorwaarden voor inclusief digitaal onderwijs te scheppen met behulp van apparatuur en platforms.

Hervormingen en investeringen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit stimuleren de digitale en groene transformatie van onderwijs en opleiding, overeenkomstig de EEA-doelstellingen. Van de 71 miljard EUR draagt ongeveer 28 miljard EUR bij aan de ontwikkeling van digitaal onderwijs en de verwerving van digitale vaardigheden in de hele EU 34 . Landen zijn van plan om de digitale infrastructuur en connectiviteit te verbeteren, waarbij de nadruk vaak op kansarme scholen ligt. Daartoe investeren zij in maatregelen voor de ontwikkeling van digitale competenties van leerlingen en leerkrachten en digitale hulpmiddelen en inhoud, en passen zij ook onderwijsprogramma’s aan. Middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden ook geprogrammeerd om de digitale vaardigheden van de beroepsbevolking, met name die van laaggeschoolde werknemers, op te bouwen en beroepsonderwijs en -opleiding aan te passen aan digitale vereisten. De herstel- en veerkrachtfaciliteit draagt tevens bij tot de vergroening van onderwijs en opleiding, met name door middel van investeringen in energie-efficiënte onderwijs- en opleidingsinfrastructuur, maar ook door het onderwijs en opleiding op het gebied van ecologische duurzaamheid te verbeteren.

De EU-middelen dragen er in grote mate toe bij dat universiteiten, overeenkomstig de EEA-doelstellingen, de drijvende krachten achter verandering kunnen worden. De pandemie heeft geleid tot meer innovatie, met name op het gebied van digitale formats. De EU-middelen zullen naar verwachting zorgen voor een verdere versnelling en consolidatie van de digitalisering en de transformatie van het hoger onderwijs overeenkomstig de Europese strategie voor universiteiten en de nieuwe Europese innovatieagenda , waarbij gebruik wordt gemaakt van synergieën tussen de EEA en de Europese onderzoeksruimte (ERA). Behalve in digitale infrastructuur, zijn de lidstaten ook van plan te investeren in de ontwikkeling van digitale inhoud, geavanceerde digitale vaardigheden, het aanpassen van cursussen, het opleiden van academisch personeel, het ontwikkelen van onlinecursussen / gemengde cursussen en het digitaliseren van governance. De investeringen en hervormingen zijn gericht op het vergroten van de arbeidsmarktrelevantie van het hoger onderwijs door het moderniseren van studieprogramma’s, het lanceren van nieuwe studierichtingen, met inbegrip van microcredentials, het stimuleren van specialisatie op het gebied van STEM/Steam, het verbeteren van governance en financiering, het toegankelijker maken van het hoger onderwijs voor kansarme studenten en het ondersteunen van inclusiviteit, bijvoorbeeld door middel van gerichte beurzen, erkenning van kwalificaties of toegang tot betaalbare studentenhuisvesting.

3.2.EEA-instrumenten en EU-fondsen mobiliseren voor solidariteit met Oekraïne op het gebied van onderwijs

Als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zijn miljoenen ontheemden, voor het merendeel vrouwen en kinderen, naar de EU gekomen. De integratie van kinderen en jongeren (die door de oorlog vaak getraumatiseerd zijn en geen EU-talen beheersen) in het onderwijs- en opleidingsstelsel van de lidstaten is een grote uitdaging in tijden van grote onzekerheid. De eerste prioriteit is ervoor te zorgen dat kinderen in het schooljaar 2022-2023 aan hoogwaardig inclusief regulier onderwijs kunnen deelnemen, met behoud van hun band met Oekraïne 35 .

De respons van de EU-solidariteitsgroep voor het onderwijs voor Oekraïne 36 , waarbij alle niveaus van het strategisch kader van de EEA werden gemobiliseerd, heeft geholpen om lerenden en leerkrachten die uit Oekraïne ontheemd zijn geraakt, te integreren in de onderwijsstelsels van de EU. De Groep op hoog niveau heeft een bijdrage geleverd aan het in kaart brengen van de behoeften van de lidstaten bij het ondersteunen van Oekraïense vluchtelingenkinderen en het waarborgen van een snelle, gecoördineerde reactie van de EU, waarbij zij, samen met de GHN-Coördinatieraad, fungeerde als een geschikt forum om gemeenschappelijke Europese vraagstukken vast te stellen en de inspanningen van de lidstaten te coördineren. In de werkgroepen van het strategisch kader van de EEA werd expertise uit de hele EU gebundeld door middel van uitwisselingen en activiteiten voor collegiaal leren. De lidstaten hebben van deze uitwisselingen geprofiteerd bij de uitvoering van de richtlijn tijdelijke bescherming in verband met belangrijke kwesties zoals: i) de aanwerving van Oekraïens personeel, ii) het bereiken van vluchtelingenkinderen die nog niet in het onderwijsstelsel van het gastland zijn ingeschreven, iii) de toegang tot voor- en vroegschoolse educatie en opvang, iv) de erkenning van kwalificaties, v) de opneming van studenten in het hoger onderwijs, vi) de bestrijding van desinformatie in oorlogstijd, vii) psychosociale ondersteuning en viii) de organisatie van toelatingsexamens voor hoger onderwijs in Oekraïne, of taalonderwijs. 

Deze uitwisseling van inlichtingen heeft bijgedragen tot geactualiseerde richtsnoeren en informatie over goede praktijken en praktische inzichten ter ondersteuning van de lidstaten bij de integratie van ontheemde kinderen in het onderwijs 37 . In juni 2022 is de Europese Commissie ook gekomen met beleidsrichtsnoeren voor de lidstaten inzake de uitvoering van de richtlijn tijdelijke bescherming met betrekking tot toegang tot de arbeidsmarkt, beroepsonderwijs en -opleiding en om- en bijscholing 38 . De Europese Stichting voor opleiding (ETF) heeft een noodpakket samengesteld en verstrekt ter ondersteuning van de continuïteit van het leren van jonge Oekraïners via onlinecursussen en de inzetbaarheid van Oekraïense vluchtelingen buiten hun land.

Het EEA-portaal heeft een belangrijke rol gespeeld bij de verspreiding van informatie over de snelle, gecoördineerde reactie van de EU op het gebied van onderwijs op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. De School Education Gateway fungeert als openbaar platform voor de ondersteuning van leerkrachten en de bredere onderwijsgemeenschap door het bundelen van middelen en het aanbieden van gratis onlinecursussen voor professionele ontwikkeling in verband met onderwijs aan vluchtelingen 39 .

De Commissie heeft EU-middelen vrijgemaakt om de integratie in het onderwijs van vluchtelingen uit Oekraïne te ondersteunen. Het in april 2022 goedgekeurde initiatief van het cohesiebeleid ten behoeve van vluchtelingen in Europa (CARE) biedt maximale flexibiliteit om ongebruikte middelen van de structuurfondsen voor de periode 2014-2020 (ongeveer 7 miljard EUR) te herbestemmen. Wetswijzigingen maken 100 % medefinanciering door de EU mogelijk, en de lidstaten kunnen het EFRO en het ESF door elkaar gebruiken. FAST-CARE is op 29 juni goedgekeurd en omvat een nieuwe reeks maatregelen, waaronder extra flexibiliteit voor de verordeningen gemeenschappelijke bepalingen 2014-2020 en 2021-2027. Met FAST-CARE is de flexibiliteit van de CARE-verordening uitgebreid en zijn aanvullende maatregelen ingevoerd, met name om de lidstaten te helpen beter in te spelen op opkomende behoeften en de gevolgen van de crisis op lange termijn. React-EU heeft voor de jaren 2021 en 2022 nieuwe aanvullende middelen ter waarde van 50 miljard EUR beschikbaar gesteld voor de lopende cohesiebeleidsprogramma’s (ESF, EFRO en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)), die eind 2023 besteed moeten zijn. De totale toewijzing voor onderwijs in het kader van React-EU bedraagt ongeveer 4,9 miljard EUR 40 .

Het Erasmus+-programma biedt nieuwe mogelijkheden voor inkomende deelnemers uit Oekraïne. Organisaties met lopende Erasmus+-projecten kunnen Oekraïense leerkrachten en studenten ontvangen om onderwijstaken, studies of stages uit te voeren. Medewerkers met relevante deskundigheid kunnen worden uitgezonden naar regio’s waar vluchtelingen worden gehuisvest. Organisaties die actief zijn in Erasmus+ kunnen leerkrachten, opleiders en andere deskundigen uitnodigen om hun werk op gebieden als taalonderwijs of integratie tijdelijk te ondersteunen. Instellingen voor hoger onderwijs in de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen kunnen studenten en personeel van Oekraïense instellingen voor hoger onderwijs ontvangen en financieren zonder dat de uitzendende instelling daar formeel bij betrokken is. Studenten kunnen een studie volgen bij de ontvangende instellingen en aanvullende steun krijgen, zoals hulp bij huisvesting, integratie in de plaatselijke academische gemeenschap of taalkundige voorbereiding. Studenten en pas afgestudeerden (die uiterlijk twaalf maanden voor hun vlucht uit Oekraïne zijn afgestudeerd aan een Oekraïense instelling voor hoger onderwijs) komen ook in aanmerking voor een stage. Personeelsleden komen in aanmerking voor onderwijsmobiliteit en opleiding. Mobiliteitsactiviteiten voor jongeren staan open voor Oekraïense jongeren en jeugdwerkers. Potentiële aanvragers voor het Erasmus+-programma worden aangemoedigd om activiteiten in verband met de integratie van ontheemden uit Oekraïne op te nemen in projectvoorstellen in het kader van lopende en komende oproepen. Deze thema’s zijn goed ingebed in het Erasmus+-programma, waarbij inclusie en diversiteit, alsook deelname en maatschappelijke betrokkenheid belangrijke horizontale prioriteiten zijn.

4. Verdere maatregelen die nodig zijn om de EEA tegen 2025 tot stand te brengen

4.1. Zes strategische EEA-initiatieven op EU-niveau in voorbereiding

De Commissie bereidt de zes resterende strategische EEA-initiatieven voor, die uiterlijk in 2025 moeten worden goedgekeurd, en ondersteunt de lidstaten bij de uitvoering van alle strategische EEA-initiatieven. Tijdens de tussentijdse evaluatie van 2023 (zie punt 5.2) kunnen zowel de cocreatie van nieuwe strategische EEA-initiatieven als de ervaringen met de nationale follow-up van alle EEA-initiatieven worden besproken.

Uiterlijk in 2025 goed te keuren strategische EEA-initiatieven

ActieAandachtsgebied
Faciliterende factoren voor digitaal onderwijs: Het doel is om de lidstaten te ondersteunen bij de digitale transformatie van hun onderwijs- en opleidingsstelsels door de belangrijkste factoren te beschrijven die doeltreffend en inclusief digitaal onderwijs mogelijk maken.Digitale transitie
Verbetering van het aanbod van digitale vaardigheden in onderwijs en opleiding: Het doel is om de lidstaten te ondersteunen bij het aangaan van gemeenschappelijke uitdagingen in verband met het niveau van de digitale vaardigheden van verschillende bevolkingsgroepen en hun onderwijs- en opleidingsstelsels beter in staat te stellen het aanbod ervan te waarborgen.Digitale transitie
Europees kader voor leermobiliteit: Het doel is om transnationale leermobiliteit op alle niveaus te bevorderen, de resterende belemmeringen in kaart te brengen en richtsnoeren te verstrekken over de wijze waarop deze kunnen worden weggenomen.Een leven lang leren en mobiliteit
Europees systeem voor kwaliteitsborging en erkenning: Het doel is om de huidige kwaliteitsborgings- en erkenningsregelingen te herzien en ervoor te zorgen dat deze geschikt zijn voor het beoogde doel in de context van een veranderend hogeronderwijslandschap.Hoger onderwijs
Label voor Europese gezamenlijke diploma’s: Het doel is het testen van het op vrijwillige basis toe te kennen label voor diploma’s als bewijs van de verworven leerresultaten en ontwikkelde vaardigheden tijdens gezamenlijke Europese programma’s waarbij sprake is van nauwe transnationale samenwerking.Hoger onderwijs
Eventuele juridische status voor allianties van instellingen voor hoger onderwijs: Het doel is het testen van een programma waarbij instellingen voor hoger onderwijs nauwer samenwerken door middel van geïnstitutionaliseerde instrumenten waarmee zo nodig menselijke, technische, gegevens-, onderwijs- en onderzoeks- en innovatiecapaciteiten kunnen worden gedeeld.Hoger onderwijs

De goedkeuring door de Raad van de aanbeveling van de Raad over trajecten naar succes op school (inzake het voorstel van de Commissie, zie punt 2.1 hierboven) is een belangrijke stap op weg naar een beleidskader ter bevordering van betere onderwijsresultaten voor alle jonge Europeanen, ongeacht hun sociaaleconomische achtergrond en persoonlijke kenmerken. In de aanbeveling wordt een alomvattende aanpak voorgesteld, die wordt gekenmerkt door i) een focus op zowel schoolprestaties als welzijn op school, ii) nadruk op preventie en vroege interventie, naast compensatie, en iii) een combinatie van universele, gerichte en geïndividualiseerde maatregelen om iedereen daadwerkelijk te bereiken. Ter ondersteuning van de uitvoering van de aanbeveling zal de Commissie begin 2023 een deskundigengroep oprichten inzake welzijn en ondersteunende leeromgevingen voor groepen die het risico lopen om slecht te presteren. De groep zal EU-richtsnoeren opstellen voor het bevorderen van het welzijn op scholen — uitvoerig gedocumenteerd met het oog op correlatie met de onderwijsprestaties van kansarme leerlingen.

In het kader van de uitvoering van het actieplan voor digitaal onderwijs zal de Commissie begin 2023 twee vlaggenschipvoorstellen indienen op basis van de resultaten van de gestructureerde dialoog over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden 41 . Het komende voorstel voor een aanbeveling van de Raad over faciliterende factoren voor digitaal onderwijs zal betrekking hebben op formeel onderwijs en formele opleiding en zal zijn toegespitst op investeringen, capaciteitsopbouw en een succesvol gebruik van digitale technologieën om onderwijs en leren te verbeteren, met als doel om de leerresultaten van alle lerenden te verbeteren. Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de verbetering van het aanbod van digitale vaardigheden in onderwijs en opleiding zal voorzien in een meer strategische visie op de ontwikkeling van digitale vaardigheden en een hoogwaardige, inclusieve, coherente en gecoördineerde aanpak van het aanbod van digitale vaardigheden op alle onderwijs- en opleidingsniveaus bevorderen. Beide voorstellen zullen de leerbehoeften van leerkrachten ondersteunen. In de aanbeveling van de Raad over de factoren die digitaal onderwijs mogelijk maken, zal de nadruk liggen op de digitale pedagogie van leerkrachten en hun vermogen om digitale technologieën te gebruiken in het onderwijs- en leerproces. De aanbeveling van de Raad over de verbetering van het aanbod van digitale vaardigheden in onderwijs en opleiding zal gericht zijn op de digitale competenties van leerkrachten en hun vermogen om informatica en/of andere digitale vakken te onderwijzen om de digitale vaardigheden van lerenden verder te kunnen ontwikkelen.

De Commissie zal uiterlijk eind 2023 een Europees kader voor leermobiliteit voorstellen om van leerperioden in het buitenland voor iedereen de norm in plaats van de uitzondering te maken. Het nieuwe kader zal de lidstaten stimuleren om mobiliteitservaringen tot een waardevol onderdeel van alle onderwijs- en opleidingstrajecten te maken en de mogelijkheden voor mobiliteit in onderwijs- en opleidingsprogramma’s te integreren. Daarbij zal meer aandacht worden besteed aan inclusieve mobiliteit, en het toepassingsgebied van de aanbeveling van 2011 “Jeugd in beweging”  zal worden uitgebreid tot alle lerenden en personeelsleden (met inbegrip van leerkrachten en jeugdwerkers) in alle onderwijs- en opleidingssectoren, jongeren en sport, zowel formeel als niet-formeel of informeel. Met het kader zullen de hardnekkige belemmeringen voor mobiliteit worden aangepakt, zoals de administratieve lasten, taalbarrières, gebrek aan financiële middelen en het ontbreken van regelingen voor automatische erkenning. Ook zal worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen in leerpatronen die erop gericht zijn om leermobiliteit milieuvriendelijker te maken en meer te koppelen aan digitale leermogelijkheden.

Op het gebied van het hoger onderwijs omvatten toekomstige strategische EEA-initiatieven acties in het kader van de Europese strategie voor universiteiten. Naar aanleiding van het verslag aan de Raad over de invoering van automatische erkenning, dat eind 2022 wordt gepubliceerd, zal de Commissie in 2023 raadplegingen houden over de te volgen koers voor een Europees systeem voor kwaliteitsborging en erkenning. In 2022-2023 zullen door Erasmus+ gefinancierde projecten een proef uitvoeren met een label voor Europese gezamenlijke diploma’s op basis van Europese criteria, evenals met geïnstitutionaliseerde samenwerkingsinstrumenten om nauwere samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs mogelijk te maken bij het testen van een eventuele juridische status voor allianties van instellingen voor hoger onderwijs. Op basis van de resultaten van deze proefprojecten zullen, in samenwerking met de lidstaten en belanghebbenden, de volgende stappen worden bepaald.

4.2. Een nieuwe indicator voor kansengelijkheid en andere inspanningen om de empirische basis te verrijken 

Van meet af aan speelt kansengelijkheid een belangrijke rol in de EU-samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, wat tot uitdrukking komt in de reeds lang bestaande EU-doelstelling om het percentage ondermaatse prestaties op het gebied van basisvaardigheden terug te dringen, zoals gemeten in het programma voor internationale studentenbeoordeling (PISA) van de OESO. Jongeren die zeer zwak presteren op het gebied van lezen, wiskunde of wetenschappen lopen een verhoogd risico op problemen in hun latere leven met betrekking tot bijvoorbeeld hun vooruitzichten op de arbeidsmarkt of sociale inclusie 42 .

Ter aanvulling van deze indicator voor vroegtijdige waarschuwing heeft de Commissie de volgende stap gezet en presenteert zij in de Onderwijs- en opleidingsmonitor 2022 voor het eerst een indicator voor de onderliggende oorzaken van ondermaatse onderwijsprestaties (zie SWD (2022) 750, punt II.2.2.1, en SWD (2022) 751). In de nieuwe indicator wordt het percentage ondermaatse prestaties op alle drie de PISA-gebieden tegelijk bekeken 43 , waarbij het hoogste en laagste kwart van de sociaaleconomische status van elk land worden vergeleken.

Uit de gegevens blijkt dat sociaaleconomische achtergrond een van de belangrijkste factoren voor ondermaatse onderwijsprestaties is. Gemiddeld genomen is in de EU het risico op ondermaatse prestaties voor jongeren met een kansarme sociaaleconomische achtergrond bijna zes keer zo groot als voor een persoon met een bevoorrechte sociaaleconomische achtergrond, wat wijst op een ernstig probleem op het gebied van kansengelijkheid. Zoals hierboven vermeld, slagen de onderwijsstelsels in de meeste lidstaten er niet in om de onderwijsprestaties los te koppelen van sociaaleconomische achtergrond. Uit de gegevens blijkt namelijk dat er sprake is van een vicieuze cirkel van generatie op generatie, waarin de kiem voor werkloosheid en uitsluiting wordt gelegd.

De nieuwe EU-indicator voor kansengelijkheid in het onderwijs 44

De nieuwe EU-indicator voor kansengelijkheid in het onderwijs is gebaseerd op het programma voor internationale studentenbeoordeling (PISA) van de OESO. De indicator geeft het percentage ondermaatse prestaties op het gebied van lezen, wiskunde en wetenschappen (gecombineerd) onder 15-jarigen in het laagste kwart van de sociaaleconomische status [C]. De twee vergelijkingspunten zijn [A] het gemiddelde percentage ondermaatse prestaties van het land en [B] het percentage ondermaatse prestaties in het hoogste kwart van de index van economische, sociale en culturele status (ESCS).


Bron: Onderwijs- en opleidingsmonitor 2022 (berekeningen van de Europese Commissie op basis van de gegevens van PISA 2018 van de OESO).


Na de bekendmaking van nieuwe PISA-gegevens in december 2023 kan de situatie opnieuw worden bekeken en kunnen de eerste gevolgen van de pandemie in kaart worden gebracht. Nieuwe gegevens kunnen ook van nut zijn bij het vaststellen van doelstellingen voor 2030, indien de lidstaten daartoe willen overgaan in het kader van de cyclus 2026-2030 van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding.

Deze nieuwe indicator levert een schat aan gegevens en nieuwe inzichten op. Ten eerste is de bevinding voor het EU-gemiddelde al alarmerend, maar is de situatie in sommige lidstaten zelfs nog aanzienlijk slechter, met een verschil van bijna 40 procentpunten. Ten tweede zijn de verschillen tussen de landen zo groot dat het percentage ondermaatse prestaties in sociaaleconomisch sterke milieus in de ene lidstaat hoger kan zijn dan het percentage ondermaatse prestaties in sociaaleconomisch zwakke milieus in een andere lidstaat. Ten derde bevatten de gegevens ook goed nieuws: enkele landen slagen erin om de verschillen op basis van sociaaleconomische achtergrond te beperken, en belangrijk is dat dit dezelfde landen zijn die in het algemeen goed presteren in het PISA. Dit wijst erop dat het mogelijk is om kwaliteitsonderwijs te combineren met kansengelijk onderwijs, wat illustreert dat onderwijsbeleid tegelijkertijd voor kwaliteit en inclusie kan zorgen, zodat er geen sprake is van een inherente wisselwerking tussen excellentie en sociale rechtvaardigheid.

Deze bevindingen zijn van groot belang voor het beleid. Hoe hiermee het best kan worden omgegaan, kan worden besproken tijdens het tussentijdse denkproces. Een belangrijke vraag is hoe ervoor kan worden gezorgd dat de nieuwe indicator niet alleen kennishiaten opvult, maar ook wordt gebruikt om de beleidsvorming te verbeteren. Zo kan op basis van de nieuwe indicator bijvoorbeeld een nieuw EU-streefcijfer voor de cyclus 2026-2030 worden ontwikkeld om de beleidsaandacht beter te helpen richten en de uitdagingen systematisch aan te pakken, als permanent element van de werkzaamheden in het kader van de EEA (zie punt 5.2).

Verdere inspanningen om de ondersteuning van empirisch onderbouwde beleidsvorming op te voeren

Kansengelijkheid is niet het enige gebied waarop verbeteringen worden aangebracht in de empirische basis die beschikbaar is voor het strategisch kader van de EEA. Twee andere domeinen waarbinnen indicatoren op EU-niveau in ontwikkeling zijn, betreffen respectievelijk het beroep van leerkracht en het onderwijs voor ecologische duurzaamheid. Een derde voorbeeld dat de aandacht verdient, is de Europese waarnemingspost voor de hogeronderwijssector.


Ten eerste bereidt de Commissie, met technische ondersteuning van de Permanente Groep indicatoren en benchmarks, een dashboard voor dat meerdere overeenkomstige indicatoren op verschillende subgebieden zal omvatten, met als doel om de empirische basis te versterken, de regelmatige monitoring op EU-niveau van specifieke aspecten van het beroep van leerkracht te verbeteren, wederzijds leren mogelijk te maken en een beter inzicht te krijgen in obstakels en beleidshefbomen. De overkoepelende focus zal liggen op de aantrekkelijkheid van het beroep van leerkracht, in reactie op de grote tekorten aan leerkrachten in de lidstaten.


Ten tweede werkt de Commissie aan indicatoren om de rol van onderwijs en opleiding voor een succesvolle groene transitie te erkennen 45 . De beschikbare en toekomstige gegevensbronnen worden momenteel onderzocht, waarbij de Aanbeveling van de Raad van 2022 over leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling als leidraad wordt gebruikt en het nieuwe Europees competentiekader voor duurzaamheid als inspiratiebron dient. De werkzaamheden bevinden zich in een voorbereidende fase en worden voortgezet met de technische ondersteuning van de Permanente Groep indicatoren en benchmarks.


Tot slot zal de Commissie streven naar de oprichting van een Europese waarnemingspost voor de hogeronderwijssector, met inbegrip van een scorebord, om informatie te verschaffen over de vorderingen die worden geboekt bij de uitvoering van de Europese strategie voor universiteiten. De beste gegevensinstrumenten en -capaciteiten waarover de EU beschikt zullen hierin worden ondergebracht teneinde bewijsmateriaal en indicatoren te verschaffen over belangrijke prioriteiten zoals inclusie, waarden, kwaliteit en relevantie, mobiliteit, groene en digitale vaardigheden, inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, transnationale samenwerking, technologieoverdracht en kennisvalorisatie.

4.3. De kwaliteit van investeringen in onderwijs en opleiding garanderen via een nieuw leerlab

Door de toenemende druk op de overheidsbegrotingen, terwijl er een groeiende behoefte aan hervormingen en investeringen in het onderwijs bestaat (van infrastructuur en bouw tot de opleiding van onderwijzend personeel, de levering van digitale apparaten en financiering voor open leermiddelen), is er steeds meer aandacht voor kwaliteitsvraagstukken in het kader van investeringen. De lidstaten erkennen dat de prestaties van de onderwijsstelsels worden beïnvloed door hun vermogen om een passend investeringsniveau in stand te houden en de doeltreffendheid, rechtvaardigheid, kwaliteit en efficiëntie ervan te waarborgen. Daarom zijn zij bereid tot het ontwikkelen en uitwisselen van evaluatiemethoden die het identificeren van maatregelen met een grote individuele en sociale impact die specifiek zijn toegesneden op hun eigen nationale eisen 46 mogelijk maken.

In mei 2021 heeft de Europese Commissie een deskundigengroep inzake kwalitatieve investeringen in onderwijs en opleiding opgericht om te bepalen welke beleidsmaatregelen de beste mogelijkheden bieden voor het bevorderen van onderwijsresultaten en inclusiviteit en om tegelijkertijd de efficiëntie van de uitgaven en de monitoring en evaluatie te verbeteren 47 . In die geest heeft deze groep voorgesteld om i) op systematische wijze meer evaluaties van het onderwijsbeleid uit te voeren, ii) kennis uit te wisselen over de beste evaluatiemethoden en iii) een wederzijds leerproces en capaciteitsopbouw op het gebied van evaluatiemethoden te organiseren, zodat de lidstaten goed gefundeerde keuzes kunnen maken over investeringen in onderwijs.

Eindverslag van de deskundigengroep inzake kwalitatieve investeringen 48 — Belangrijkste beleidsconclusies

In het eindverslag wordt een groot aantal veelbelovende beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs genoemd, waarmee echter op het niveau van de lidstaten verder moet worden geëxperimenteerd. Experimenten en evaluatie zijn belangrijke stappen in het ontwerp en de succesvolle ontwikkeling van beleidsmaatregelen die zijn afgestemd op elke specifieke lokale, regionale of nationale context.

Op methodologisch gebied is uit het onderzoek gebleken dat een grote hoeveelheid degelijk feitenmateriaal afkomstig is uit de VS en het VK, en veel minder uit de EU-lidstaten. Het aantal evaluaties dat een gedetailleerde kosten-batenanalyse omvat is zelfs nog beperkter. Daarom moet de bestaande deskundigheid op het gebied van evaluatie en verspreiding van bevindingen op EU-niveau verder worden ontwikkeld.

Kennisverwerving en gegevensvergaring op het gebied van beleidsevaluatie op EU-niveau zal naar verwachting voordelen opleveren. Deskundigen hebben geconcludeerd dat de ontwikkeling van een evaluatiecultuur in de EU moet worden ondersteund door de volgende acties:

ühet bevorderen van de ontwikkeling van deskundigheid op het gebied van evaluatiemethoden in elke lidstaat;

ühet verspreiden van kennis over grondig geëvalueerd beleid om beste praktijken te ontwikkelen en uit te wisselen; en

ühet beschikbaar stellen van EU-financiering voor beleidsexperimenten voor de evaluatie van de ontwikkeling van innovatief onderwijsbeleid.

In het kader van de follow-up van de belangrijkste conclusies van de deskundigengroep richt de Commissie in november 2022 een leerlab kwalitatieve investeringen in onderwijs en opleiding op om de lidstaten te ondersteunen bij het maken van doeltreffende, efficiënte en empirisch onderbouwde keuzes op het gebied van onderwijsfinanciering. Het lab zal zich bezighouden met evaluaties van onderwijsbeleid die zijn toegesneden op specifieke lokale, regionale en nationale behoeften en zal het regelmatige gebruik daarvan in de beleidsvorming proberen te bevorderen. Het lab zal de lidstaten de kennis, instrumenten, methoden en middelen aanreiken om hun overheidsuitgaven voor onderwijs en opleiding te evalueren. Ook zal het lab werken aan netwerkvorming en samenwerking tussen aanbieders van evaluaties en expertisecentra in de hele EU, met inbegrip van internationale organisaties zoals de OESO.

4.4. De governance van de EEA versterken 

De gevolgen van de COVID-19-pandemie en de Russische invasie van Oekraïne voor de onderwijs- en opleidingsstelsels hebben ertoe geleid dat sommige structurele problemen dringender zijn geworden. Om dergelijke systemische uitdagingen doeltreffend aan te pakken, zijn inspanningen op lange termijn nodig, waarvoor nauwe samenwerking bevorderlijk is 49 . Prioriteiten voor dergelijke samenwerking zijn onder meer het aanpakken van de in dit voortgangsverslag genoemde uitdagingen (zoals het bevorderen van de kansengelijkheid in onderwijs en opleiding en het verminderen van de tekorten aan leerkrachten). 

In het kader van de Conferentie over de toekomst van Europa zijn ideeën voorgesteld om de EU te verbeteren, waaronder voorstellen voor toekomstgerichte maatregelen die volledig in overeenstemming zijn met de EEA-doelstellingen en die het best kunnen worden bevorderd door middel van nauwere samenwerking (zoals het bevorderen van Europees burgerschapsonderwijs als bijdrage aan de identiteit van de burgers, of het verder verbeteren van informatieplatforms om informatie over onderwijs te bundelen en uit te wisselen).

De betrokkenheid van belanghebbenden, ook van het maatschappelijk middenveld, is van groot belang voor de uitrol van EEA-acties. Om het maatschappelijk middenveld beter te betrekken bij de inspanningen op EU-niveau om de EEA tot stand te brengen, zal de Commissie vanaf 2023 onderzoeken welke mogelijkheden het Erasmus+-programma biedt voor het verhogen van de financiële steun om de samenwerking tussen maatschappelijke organisaties met betrekking tot onderwijs en jeugdbeleid te stimuleren. De Commissie zal het gebruik van de governancestructuren van het strategisch kader van de EEA ondersteunen en haar vrijwillige aanpak voor nauwere samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten en andere belanghebbenden bij onderwijs consolideren.

Om ervoor te zorgen dat op grondigere wijze de balans wordt opgemaakt van de voortgang op weg naar een EEA — onder meer via de Groep op hoog niveau en de onlangs opgerichte GHN-Coördinatieraad — stelt de Commissie een tussentijds denkproces voor, zoals uiteengezet in punt 5.2 hieronder. Tijdens dit denkproces kan worden onderzocht hoe hervormde governance en samenwerking op EU-niveau kunnen helpen om nieuwe en terugkerende uitdagingen het hoofd te bieden door middel van systemische hervormingen, zodat wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de EEA. Ook kunnen de gebieden waar aanpassingen mogelijk zijn worden geïdentificeerd. Ook zal de doeltreffendheid van wederzijds leren worden besproken, alsmede hoe dit de EU-lidstaten beter kan helpen bij het aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen en het ontwikkelen van toekomstgerichte maatregelen door middel van een betere beleidsvorming, ondersteund door een versterkte vergelijkende empirische basis op EU-niveau en een betere verspreiding van de resultaten op EU-, nationaal en lokaal niveau.

4.5. De geopolitieke dimensie van de EEA versterken

De geopolitieke dimensie van de EEA wordt steeds belangrijker. De EEA is een drijvende kracht gebleken achter hervormingen in andere landen en fungeert als een mondiale kwaliteitsnorm met tal van EEA-acties (bv. de Jean Monnet-acties, kenniscentra voor beroepsopleiding en Erasmus+ Teacher Academies) voor landen en deelnemers buiten de EU, waardoor de aantrekkelijkheid van de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels wordt bevorderd en landen worden gemotiveerd op hun pad naar EU-lidmaatschap en steun krijgen bij de transformatie van hun onderwijs-, onderzoeks- en innovatiesystemen 50 . Dit is verder versterkt door de Global Gateway en de wereldwijde investeringen van de EU voor de verwezenlijking van duurzameontwikkelingsdoelstelling 4 inzake inclusief en rechtvaardig kwaliteitsonderwijs en mogelijkheden voor een leven lang leren voor iedereen 51 , waarbij leermobiliteit en de digitale transitie zowel in als via het onderwijs worden bevorderd, evenals kwaliteit, kansengelijkheid, inclusie en gendergelijkheid in het onderwijs. Voorts is de begroting voor onderwijs van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking verhoogd van 7 % naar 10 % en de internationale dimensie van het Erasmus+-programma (Erasmus Mundus) versterkt, dat nu volledig operationeel is met een totale begroting van 2,2 miljard EUR.

De gecombineerde onderwijssteun van de EU en de lidstaten aan Oekraïne laat zien dat Team Europa flexibel en efficiënt kan reageren op crises, waaruit de toegevoegde waarde van dergelijke informele en vrijwillige samenwerking blijkt 52 . Het Erasmus+-programma voorziet in ongekende flexibiliteit, waardoor de integratie van leerlingen, studenten en personeel in de onderwijsstelsels van de EU wordt ondersteund, onder meer via de internationale dimensie van Erasmus+. De Commissie zal ook steun verlenen voor het herstel van het Oekraïense onderwijs, met inbegrip van de wederopbouw van beschadigde Oekraïense scholen 53 . Voortbouwend op de onderwijsdimensie van het Global Gateway-initiatief zal de Commissie steun blijven verlenen aan een Team Europa-aanpak om kwaliteitsonderwijs in partnerlanden te bevorderen en met name het Oekraïense onderwijsstelsel na de oorlog opnieuw op te bouwen. Nadat Oekraïne op 23 juni 2022 de status van kandidaat-lidstaat van de EU had gekregen, heeft de Commissie de relevante onderwijsautoriteiten verzocht zich aan te sluiten bij de werkgroepen van het strategisch kader van de EEA die zullen bijdragen tot beter wederzijds leren en blijvende steun om de negatieve gevolgen van de invasie van Oekraïne voor het onderwijs aan te pakken. 

De Commissie heeft samen met de Westelijke Balkan de agenda voor de Westelijke Balkan inzake innovatie, onderzoek, onderwijs, cultuur, jeugd en sport 54 ontwikkeld. Deze agenda is erop gericht de Westelijke Balkan dichter bij de EU te brengen, ook op het gebied van onderwijs. Als concrete actie zal in het kader van Erasmus+ een sterker partnerschap met de Westelijke Balkan worden bevorderd om onderwijsorganisaties en -instellingen de mogelijkheid te bieden deel te nemen aan belangrijke strategische acties in het kader van het programma, te beginnen met de allianties van Europese universiteiten. Ook wereldwijd zal verder worden gewerkt aan de versterking van de cruciale rol die de universiteiten in de EU kunnen spelen bij het maximaliseren van de wereldwijde invloed van Europa en het bevorderen van democratische waarden en samenwerking voor vrede. De door Erasmus+ ondersteunde allianties van Europese universiteiten 55 nemen het voortouw door de Europese waarden en identiteit te bevorderen en de kwaliteit en het concurrentievermogen van het Europese hoger onderwijs ingrijpend te verbeteren. Het Studeren in Europa-portaal dient tevens als centraal loket voor promotie, voorlichting en advies over studeren in Europa. Dit portaal leidt bezoekers door naar nationale websites over hoger onderwijs, met name via de individuele landenprofielen, en laat zien wat de voordelen zijn van studeren in Europa. Het portaal vormt een concreet voorbeeld van de Team Europa-aanpak en de netwerkactiviteiten in het kader van het portaal bevorderen intercollegiaal leren en de uitwisseling van beste praktijken. Dit alles draagt ertoe bij dat Europa in partnerlanden over de hele wereld wordt gepromoot als studie- en onderzoeksbestemming. Het Studeren in Europa-portaal en met name de netwerkactiviteiten ervan zullen in de toekomst verder worden ontwikkeld. Onderwijs blijft ook een prioriteit van de EU-samenwerking in de Europese nabuurschaps- en uitbreidingsregio en profiteert van bilaterale en regionale financiering in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun en het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking.

Op middellange en lange termijn zal de Commissie beraadslagingen met de EU-lidstaten over de verdere bevordering van een gecoördineerde aanpak van investeringen in onderwijs in partnerlanden ondersteunen, teneinde Team Europa te positioneren als voorvechter en doeltreffende drijvende kracht in de onderwijssector, zowel op nationaal en regionaal niveau als op het wereldtoneel.

5. Conclusies en volgende stappen 

5.1. Belangrijkste bevindingen

Uit deze inventarisatie is gebleken dat de EEA op schema ligt: In de afgelopen twee jaar is er vooruitgang geboekt bij het plannen van EEA-initiatieven, het uitbreiden van de samenwerking en cocreatie en het vrijmaken van financiering voor nationale hervormingen en investeringen. De EEA voorziet in een agenda voor hervormingen, investeringen en samenwerking voor eerlijker, beter en toekomstbestendig onderwijs voor iedereen in Europa. Enerzijds is het uitvoeringsproces nog niet ver genoeg gevorderd om te kunnen beschikken over meetbare bewijzen van het effect van EEA-acties, bestuurlijke hervormingen en EU-financiering op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Anderzijds blijkt uit de eerste indicaties dat dankzij de gemeenschappelijke inzet voor de EEA en de Europese samenwerking de initiatieven in de lidstaten en op EU-niveau elkaar wederzijds versterken.

De sterkere governance laat de wijze zien waarop de EEA in de praktijk functioneert en illustreert het gezamenlijk nationaal en EU-leiderschap bij het intensiveren van de samenwerking op het gebied van hervormingen en maatregelen om de EU-streefcijfers te halen en het vermogen om op nieuwe uitdagingen te reageren. Het versterkte strategische kader heeft bundeling van kennis en middelen, een georganiseerde uitwisseling van goede praktijken en de uitvoering van concrete oplossingen mogelijk gemaakt. De gemeenschappelijke EEA-ambitie heeft de samenwerking en de betrokkenheid bij gedeelde prioriteiten vergroot. Hierdoor zijn onderwijs en opleiding nu een gemeenschappelijke bekommernis op basis van gedeelde belangen.

Hoewel de trends met betrekking tot verschillende EU-streefcijfers een positieve opwaartse convergentie laten zien (voortijdig schoolverlaten neemt af, terwijl meer jongeren een diploma tertiair onderwijs halen en de deelname aan voor- en vroegschoolse educatie en opvang toeneemt), zien we ook belangrijke waarschuwingssignalen die wijzen op de noodzaak van structurele inspanningen op langere termijn om de kwaliteit en kansengelijkheid in onderwijs en opleiding te verbeteren. De Commissie zal de monitoring van de prestaties op EU-niveau blijven verbeteren om empirisch onderbouwde beleidsvorming te ondersteunen en wederzijds leren over moeilijke uitdagingen (zoals het bevorderen van kansengelijkheid in het onderwijs en het aanpakken van de toenemende tekorten aan leerkrachten in de hele EU) te bevorderen.

Aandacht voor de uitvoering, kwalitatieve investeringen, benutting en gedegen monitoring zullen de komende jaren van cruciaal belang zijn. Na de beleidsvormingsfase 2021-2022 en de lancering van een reeks EEA-acties op EU-niveau, moet nu de nadruk worden gelegd op i) de follow-up van strategische EEA-initiatieven op nationaal niveau, ii) kwalitatieve investeringen door de effectieve benutting van EU- en nationale middelen, en iii) een gedegen monitoring van de voortgang. Dit kan bijdragen tot het consolideren van de systemische hervormingen die de lidstaten doorvoeren en kan een positieve impact hebben voor lerenden en leerkrachten. Werkgroepen van het strategisch kader van de EEA en andere fora voor cocreatie die de werkzaamheden voor de EEA ondersteunen 56 kunnen hierbij een belangrijke rol spelen, waarbij de actieve deelname van alle leden en koppelingen met de nationale besluitvorming van cruciaal belang zijn voor succes. Het Erasmus+-programma zal de verwezenlijking van de EEA-doelstellingen blijven ondersteunen door middel van mobiliteit, samenwerking en beleidsmaatregelen en -prioriteiten.

5.2. Tussentijdse evaluatie 

Dit voortgangsverslag vormt de input van de Commissie voor de tussentijdse evaluatie van 2023, die tot doel heeft om de balans op te maken, het momentum vast te houden en de betrokkenheid bij en de deelname van iedereen aan de verwezenlijking van de EEA te waarborgen.

De Commissie nodigt de lidstaten, andere EU-instellingen en belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, uit hieraan om deel te nemen. Dit proces van luisteren, dialoog en gezamenlijk reflecteren zal alle governanceniveaus van het strategisch kader van de EEA mobiliseren en een tussentijdse evaluatie met het Europees Parlement omvatten. De onderwijstop van 1 december 2022 zal de eerste gelegenheid zijn om samen met alle belanghebbenden na te denken.

De bevindingen van dit voortgangsverslag zijn richtinggevend voor de belangrijkste punten die tijdens het tussentijdse denkproces moeten worden behandeld, waarbij elke actor zijn eigen ervaringen met EEA-acties en -inspanningen inbrengt:

üuitwisseling over vlaggenschipacties en beleidshervormingen met het oog op gemeenschappelijke EEA-doelstellingen;

üsamen de resterende strategische EEA-initiatieven tot 2025 ontplooien;

üuitvoering geven aan de versterkte governance, zodat op grondige wijze de balans kan worden opgemaakt van de voortgang op weg naar de EEA, onder meer via de Groep op hoog niveau en de recentelijk opgerichte GHN-Coördinatieraad, en aangeven op welke gebieden aanpassingen mogelijk zijn;

üsamen nadenken over moeilijke uitdagingen en toekomstgerichte maatregelen (naar aanleiding van de bevindingen van dit voortgangsverslag en de Conferentie over de toekomst van Europa), zoals: i) bevorderen van kansengelijkheid en inclusie op alle onderwijs- en opleidingsniveaus, ii) verbeteren van de kwaliteit door de tekorten aan leerkrachten aan te pakken en het beroep van leerkracht aantrekkelijker te maken, of iii) bevorderen van Europees burgerschapsonderwijs;

üde haalbaarheid en toegevoegde waarde van verdere EU-streefcijfers in het kader van de EEA onderzoeken, met name op het gebied van kansengelijkheid, het beroep van leerkracht en duurzaamheid;

übeleidshervormingen ondersteunen, kwalitatieve investeringen waarborgen en Europese samenwerking bij het verbeteren van de beleidsvorming bevorderen om de vastgestelde moeilijke en toekomstgerichte uitdagingen aan te pakken door middel van regelmatige evaluaties van het onderwijsbeleid;

üactiviteiten op het gebied van wederzijds leren 57 versterken en afstemmen op de behoeften van de lidstaten;

übeter monitoren hoe op het niveau van de lidstaten gevolg wordt gegeven aan strategische EEA-initiatieven.

Terwijl de tussentijdse evaluatie van 2023 zich toespitst op het trekken van lessen uit de eerste jaren en het creëren van een momentum en betrokkenheid voor de periode tot 2025, zal de Commissie in 2023 ook een oproep tot het indienen van bewijsmateriaal publiceren en starten met een beleidsevaluatie van de EEA. Hierdoor zal de empirische basis voor het volledige verslag van 2025 over de EEA worden verrijkt.

Zoals uiteengezet in de Resolutie over een strategisch kader voor de EEA is het “[o]p basis van deze evaluatie [dat] de Raad het strategisch kader — met inbegrip van de EU-streefcijfers, de governancestructuur en de werkmethoden — opnieuw [zal] bekijken en, in voorkomend geval, de nodige aanpassingen [zal] aanbrengen voor de tweede cyclus [2026-2030] om in te spelen op de realiteit en de behoeften van de Europese Onderwijsruimte of op andere belangrijke ontwikkelingen in de Europese Unie”. 

(1)

      Bijdrage van de Europese Commissie aan de bijeenkomst van de leiders in Göteborg.  

(2)

      Politieke beleidslijnen 2019-2024.

(3)

      Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) (resolutie over het strategisch kader van de EEA), Resolutie van de Raad betreffende de governancestructuur van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) (governanceresolutie).

(4)

     Zie SWD(2022) 750, punt I.1.1.

(5)

     Uiterlijk in 2030 moet ten minste 96 % van de kinderen tussen 3 jaar en de beginleeftijd voor verplicht basisonderwijs deelnemen aan voor- en vroegschoolse educatie en opvang, terwijl het percentage kinderen dat onderpresteert op het gebied van lezen, wiskunde, wetenschappen of digitale vaardigheden minder dan 15 % moet bedragen. Het percentage jongeren dat hoogstens de onderbouw van de middelbare school heeft voltooid en het systeem verlaat, moet minder dan 9 % bedragen, terwijl het percentage jongeren met een diploma tertiair onderwijs ten minste 45 % moet bedragen. Uiterlijk in 2025 moet ten minste 60 % van de pas afgestudeerden van beroepsonderwijs en -opleiding tijdens die studies of opleiding werkplekleren hebben gevolgd en moet ten minste 47 % van de volwassenen in de laatste 12 maanden aan leeractiviteiten hebben deelgenomen. Zie de Onderwijs- en opleidingsmonitor 2022 bij deze mededeling van de Commissie (SWD (2022) 751).

(6)

     Zie SWD(2022) 750 en bijlage 1.

(7)

     Zie SWD(2022) 750 en bijlage 2.

(8)

   De Europese vaardighedenagenda, het vernieuwde beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding en de Europese zorgstrategie dragen ook bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de EEA, met name wat betreft voor- en vroegschoolse educatie en opvang (ECEC), een leven lang leren en volwasseneneducatie en beroepsonderwijs en -opleiding. Specifieke initiatieven op deze gebieden (bv. de Aanbeveling van de Raad inzake individuele leerrekeningen ) worden niet beschreven in dit verslag, dat toegespitst is op de veertig maatregelen die in de EEA-mededeling worden aangekondigd.

(9)

     Het actieplan voor digitaal onderwijs werd samen met de EEA-mededeling aangenomen. Dit actieplan maakt deel uit van de EEA-visie, aangezien het ondersteunen van de groene en digitale transitie in onderwijs en opleiding een van de aandachtsgebieden binnen de EEA is. Het voortgangsverslag heeft betrekking op een beperkt aantal digitale acties waarnaar in de EEA-mededeling wordt verwezen. Het monitoren van alle acties die worden aangekondigd in het actieplan voor digitaal onderwijs, dat betrekking heeft op een andere periode (2021-2027) en een groter aantal digitale acties, valt buiten het bestek ervan.

(10)

     Andere relevante programma’s en EU-financieringsinstrumenten waarmee ook wordt voorzien in de financiering van onderwijs en opleiding, zijn het instrument voor technische ondersteuning en het programma Digitaal Europa.

(11)

     Deel 1 bevat een EU-brede vergelijking van onderwijs- en opleidingsstelsels, terwijl deel 2 bestaat uit 27 diepgaande landverslagen over beleidshervormingen die de inspanningen van de lidstaten ter verwezenlijking van de EEA-doelstellingen weerspiegelen.

(12)

         Bijlage 1 bij SWD (2022) 750 bevat een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot alle EEA-maatregelen op EU-niveau, maar in dit punt wordt ingegaan op door de Commissie voorgestelde (en door de Raad goedgekeurde) prioritaire initiatieven en op een selectie van door de EU gefinancierde transnationale projecten.

(13)

      Esteam-gemeenschap voor vrouwen , Esteam-gemeenschap voor meisjes .

(14)

      Resolutie over een strategisch kader voor de EEA , governanceresolutie .

(15)

     Zie SWD (2022) 750, punt II.1, en bijlage 2.

(16)

     De Groep op hoog niveau onderwijs en opleiding koppelt het technische niveau aan het politieke niveau en speelt een centrale rol bij het op toekomstgerichte wijze in beeld brengen, bespreken en aansturen van strategische en transversale kwesties die relevant zijn voor de Europese onderwijsruimte. Zie SWD (2022) 750, punt II.1.2.

(17)

     Zie SWD (2022) 750, punt II.1.3, voor de tot dusver geboekte vooruitgang en resultaten.

(18)

     De School Education Gateway (met inbegrip van de Europese Toolkit voor scholen ) en eTwinning zijn geïntegreerd in het nieuwe European School Education Platform . Leerhoek van de EU ; de “Onderwijs voor klimaat”-coalitie ; hub voor digitaal onderwijs .

(19)

    Eurydice , Neset , Eenee .

(20)

         Zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Raad van Europa en verschillende organen van de Verenigde Naties, zie SWD (2022) 750, bijlage 2.

(21)

         Er is sprake van een genderkloof (waarbij meisjes het beter doen dan jongens) als het gaat om voortijdig schoolverlaten en ondermaats presteren op het gebied van lezen, en een aanzienlijke en groeiende genderkloof (waarbij jonge vrouwen het beter doen dan jonge mannen) met betrekking tot het tertiaire opleidingsniveau. (Zie de tabel met de zeven EU-streefcijfers en SWD (2022) 751 — Vergelijkend verslag.)

(22)

         Het vergelijkend verslag van de Onderwijs- en opleidingsmonitor 2022 (SWD (2022) 751) is opgebouwd rond de zeven EU-streefcijfers, waarbij in elk hoofdstuk wordt gewezen op veel achterblijvende lidstaten en aanzienlijke verschillen tussen subgroepen van de bevolking in vrijwel alle landen.

(23)

     Zie SWD (2022) 751 — Landverslagen.

(24)

     De benaderingen om institutionele belemmeringen voor kansengelijkheid en inclusie weg te nemen blijven beperkt, ook al zijn er aanwijzingen dat vroegtijdige tracering, doubleren en segregatie de ongelijkheid vergroten.

(25)

         Uit onderzoek blijkt dat kinderen die verschillende sociaaleconomische nadelen ondervinden, doorgaans onevenredig zwaar zijn getroffen door leerverlies als gevolg van de pandemie. Bepaalde groepen kinderen zijn bovengemiddeld geraakt, zoals kinderen die risico op armoede of sociale uitsluiting lopen, kinderen in eenoudergezinnen, kinderen van wie de ouders een lager opleidingsniveau hebben en kinderen met een migrantenachtergrond. Hoewel corrigerende maatregelen gericht op kansarme studenten doeltreffend zijn gebleken bij het omkeren van negatieve trends, worden deze nog steeds onderbenut. Employment and Social Developments in Europe, Annual review 2022 , Impacts of COVID-19 on school education ,

(26)

     De resolutie van de Raad van 2021 betreffende een vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie bevestigt een tweefasenbenadering van het betrokken EU-streefcijfer. De deelname aan volwasseneneducatie moet tegen 2025 tot ten minste 47 % stijgen en uiterlijk in 2030 ten minste 60 % bedragen. Het streefcijfer voor 2030 vindt zijn oorsprong in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten en de daaruit voortvloeiende Verklaring van Porto . De Commissie zal, in samenwerking met de Permanente Groep indicatoren en benchmarks, de nieuwe tweejaarlijkse gegevens beoordelen wanneer deze in 2023 voor het eerst beschikbaar zijn en de resultaten vergelijken met die van de enquête volwasseneneducatie. Deze beoordeling moet dienen als basis voor mogelijke wijzigingen in de methode en/of de Raad informeren inzake een herbeoordeling van het streefcijfer voor 2025.

(27)

     ICILS 2023 zal de eerste cyclus zijn met een uitgebreide dekking van de EU-lidstaten, waarbij de dekking meer dan verdubbelt, van 9 in 2013 en 7 in 2018 tot 22 in 2023.

(28)

     Op EU-niveau is bijna 40 % van de leerkrachten ouder dan 50 jaar.

(29)

     Zie SWD (2022) 750, punt II.1.

(30)

     In 2022 ontvingen acht lidstaten een landspecifieke aanbeveling betreffende uitdagingen in verband met onderwijs en vaardigheden die in de herstel- en veerkrachtplannen niet adequaat worden aangepakt (zie landspecifieke aanbevelingen ). In 2019 ontvingen alle lidstaten en in 2020 24 lidstaten een landspecifieke aanbeveling inzake onderwijs of vaardigheden.

(31)

     Het cijfer is gebaseerd op de methode van ‘pillar tagging’ voor het scorebord voor herstel en veerkracht en komt overeen met de som van de geraamde kosten van maatregelen voor “Algemeen, beroeps- en hoger onderwijs: toegankelijkheid, betaalbaarheid, kwaliteit en inclusiviteit, met inbegrip van digitalisering en infrastructuur”, “Volwassenenonderwijs, met inbegrip van voortgezet beroepsonderwijs en -opleiding; erkenning en validering van vaardigheden”, “Onderwijs en opvang voor jonge kinderen: toegankelijkheid, betaalbaarheid, kwaliteit en inclusiviteit, met inbegrip van digitalisering en infrastructuur” of “Menselijk kapitaal bij digitalisering” als primair of secundair beleidsterrein. De berekening is gebaseerd op de 25 herstel- en veerkrachtplannen die de Commissie en de Raad in september 2022 hebben goedgekeurd. Dit zijn geraamde kosten; de werkelijke financiering wordt gebaseerd op de bereikte mijlpalen en streefcijfers. De Commissie heeft de kostenramingen beoordeeld bij de indiening en goedkeuring van de oorspronkelijke plannen. De lidstaten zijn niet verplicht de betalingsbewijzen van uitgaven in te dienen en de Commissie zal de werkelijke kosten van de door de herstel- en veerkrachtfaciliteit ondersteunde maatregelen niet verifiëren.

(32)

     Op 30 september 2022 hadden 23 lidstaten al middelen van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) ten belope van 21,13 miljard EUR geprogrammeerd ter ondersteuning van onderwijs en vaardigheden. De voorlopige toewijzing uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) aan onderwijs- en opleidingsinfrastructuur, op basis van goedgekeurde programma’s in 7 lidstaten, bedraagt 2,3 miljard EUR.

(33)

     Zie SWD (2022) 750, punt I.2.2.

(34)

     Het cijfer is gebaseerd op de methode van ‘pillar tagging’ voor het scorebord voor herstel en veerkracht Het komt overeen met de geraamde kosten van maatregelen die worden toegewezen aan “Menselijk kapitaal bij digitalisering” als primair of secundair beleidsterrein. De berekening is gebaseerd op de 25 herstel- en veerkrachtplannen die de Commissie en de Raad in september 2022 hebben goedgekeurd. Dit zijn geraamde kosten; de werkelijke financiering wordt gebaseerd op de bereikte mijlpalen en streefcijfers. De Commissie heeft de kostenramingen beoordeeld bij de indiening en goedkeuring van de oorspronkelijke plannen. De lidstaten zijn niet verplicht de betalingsbewijzen van uitgaven in te dienen en de Commissie zal de werkelijke kosten van de door de herstel- en veerkrachtfaciliteit ondersteunde maatregelen niet verifiëren.

(35)

     Aan het begin van het schooljaar 2022-2023 waren ongeveer 500 000 Oekraïense kinderen ingeschreven in het nationale onderwijsstelsel van 26 lidstaten en Liechtenstein. Dit zijn er veel minder dan het totale aantal ontheemde kinderen, dat in de miljoenen loopt. (Er zijn meer dan 4 miljoen registraties voor tijdelijke bescherming.)

(36)

     De Commissie heeft een EU-solidariteitsgroep voor het onderwijs voor Oekraïne opgezet, die in kaart helpt brengen wat er nodig is om ervoor te zorgen dat Oekraïense kinderen onderwijs blijven volgen en die ondersteuning biedt aan de landen die hen opvangen door de beschikbare deskundigheid in Europa te bundelen. Deze groep is geworteld in de bestaande instrumenten en mechanismen van het strategisch kader van de EEA, waaronder de werkgroepen.

(37)

      Ondersteuning van de integratie van ontheemde kinderen uit Oekraïne in het onderwijs: overwegingen, kernbeginselen en praktijken voor het schooljaar 2022-2023 , juni 2022. Zie ook SWD (2022) 750, tabel 7.

(38)

      Richtsnoeren om vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt, beroepsonderwijs en -opleiding en volwasseneneducatie , juni 2002.

(39)

     Bv. e-learningmateriaal in het Oekraïens en informatie over het Oekraïense schoolsysteem, de erkenning van academische kwalificaties en materialen en cursussen over psychosociale ondersteuning, onder meer via de Europese Toolkit voor scholen.

(40)

   Ongeveer 14 lidstaten zijn van plan onderwijs te financieren in het kader van het ESF met meer dan 3,5 miljard EUR. In het kader van het EFRO hebben 5 lidstaten 1,4 miljard EUR aan React-EU-middelen toegewezen voor maatregelen in verband met e-learning en e-onderwijs en hebben 6 lidstaten bijna 1 miljard EUR toegewezen aan steun voor infrastructuur voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs.

(41)

     Deze dialoog met de lidstaten en belanghebbenden, die is aangekondigd in de toespraak over de Staat van de Unie van 2021 en wordt ondersteund door conclusies van de Europese Raad, loopt tot eind 2022.

(42)

   Zie SWD (2022) 751 — Vergelijkend verslag, hoofdstuk 1.


(43)

     Deze gecombineerde maatstaf van ernstige ondermaatse onderwijsprestaties wijkt af van de aanpak tot nu toe, waarbij elk PISA-gebied afzonderlijk werd bekeken. Het voordeel van een focus op ondermaatse prestaties op drie gebieden van basisvaardigheden tegelijkertijd is dat hierdoor een brede benadering van kansengelijkheid in het onderwijs wordt ondersteund, terwijl de aandacht uitgaat naar jongeren die het grootste risico lopen.

(44)

     Alle technische details van de nieuwe indicator op EU-niveau, naast talrijke contextindicatoren, worden nader uitgewerkt in SWD (2022) 750 en SWD (2022) 751.

(45)

     Zoals benadrukt in de Europese Green Deal  en de  EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 .

(46)

      Intergouvernementele verklaring om te komen tot een gedeelde visie op effectieve, efficiënte en billijke investeringen in onderwijs.

(47)

     Zie SWD (2022) 750, punt I.2.1.

(48)

      Final report of the expert group on quality investment in education and training , oktober 2022

(49)

     In het strategisch prognoseverslag 2022 wordt onder meer ingegaan op onderwijs in de context van de wisselwerking tussen de groene en de digitale transitie tegen de achtergrond van de huidige instabiele geopolitieke realiteit.

(50)

     Zie SWD (2022) 750, punt I.1.2, en bijlage 1.

(51)

      Duurzameontwikkelingsdoelstelling 4 .

(52)

     De Europese Stichting voor opleiding (ETF) heeft snel en in volledige coördinatie met de EU, de Oekraïense regering en andere internationale organisaties op de invasie van Oekraïne door Rusland gereageerd. De Europese Commissie heeft samen met de ETF, de Oekraïense autoriteiten en de EU-lidstaten een vergelijking gemaakt van het Europees kwalificatiekader en het nationale kwalificatiekader van Oekraïne van primair tot postdoctoraal niveau. De ETF heeft een informatieplatform opgezet om zowel Oekraïners die hulp zoeken bij de erkenning van hun kwalificaties, als anderen die hulp nodig hebben bij de interpretatie van kwalificaties, bij te staan. In het kader van het EU-beleid op het gebied van externe betrekkingen richt de ETF zich op het verbeteren van de ontwikkeling van menselijk kapitaal in landen buiten de EU (partnerlanden). De ETF is momenteel actief in de nabuurschapslanden van de EU, in uitbreidingslanden en in Centraal-Azië en werkt samen met de EU aan de ontwikkeling van vaardigheden in Afrika. (Zie ook punt 3.2 hierboven.)

(53)

     Zoals aangekondigd in de toespraak over de Staat van de Unie anno 2022 .

(54)

      Innovatieagenda van de EU en de Westelijke Balkan.

(55)

     Waarvan er 39 aanvullende steun uit Horizon 2020 ontvangen voor hun onderzoeks- en innovatiedimensie.

(56)

     Zie SWD(2022) 750 – bijlage 2.

(57)

     Onder meer in het kader van het nieuwe leerlab over kwalitatieve investeringen in onderwijs en opleiding, de werkgroepen van het strategisch kader van de EEA en andere vraaggestuurde intercollegiale adviesactiviteiten.