Artikelen bij COM(2022)541 - Behandeling van stedelijk afvalwater (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2022)541 - Behandeling van stedelijk afvalwater (herschikking).
document COM(2022)541 NLEN
datum 26 oktober 2022


Artikel 1

 Onderwerp 

Deze richtlijn betreft   stelt regels vast voor  het opvangen, de behandeling en de lozing van stedelijk afvalwateralsmede de behandeling en de lozing van afvalwater van bepaalde bedrijfstakken,. Deze richtlijn heeft ten doel   om  het milieu  en de gezondheid van de mens  te beschermen tegen de nadelige gevolgen van lozingen van bovengenoemde soorten afvalwater   en tegelijkertijd de uitstoot van broeikasgassen geleidelijk te elimineren en de energiebalans van de werkzaamheden bij de inzameling en behandeling van stedelijk afvalwater te verbeteren. Er worden ook regels in vastgesteld betreffende de toegang tot sanitaire voorzieningen, de transparantie van de stedelijke afvalwatersector en regelmatig toezicht op voor de volksgezondheid belangrijke parameters in stedelijk afvalwater  .

Artikel 2

 Definities 

In   Voor de toepassing van  deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.)“stedelijk afvalwater”: huishoudelijk afvalwater  , het mengsel van huishoudelijk afvalwater en niet-huishoudelijk afvalwater  of het mengsel van huishoudelijk afvalwater en industrieel afvalwater en/of afvloeiend hemelwater   en afvloeiing van water in steden  ;

2.) “huishoudelijk afvalwater”: afvalwater van woongebieden en diensten, dat overwegend afkomstig is van de menselijke stofwisseling en van huishoudelijke werkzaamheden;

3).“industrieel   niet-huishoudelijk  afvalwater”: al het afvalwater dat wordt geloosd  in opvangsystemen  vanaf terreinen die voor bedrijfsactiviteiten worden gebruikt  voor een van de volgende activiteiten: 

 a) bedrijfsactiviteiten   en dat geen huishoudelijk afvalwater of afvloeiend hemelwater is;


 nieuw

b) activiteiten die door een instituut worden uitgevoerd;


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

 c) industriële activiteiten; 

4). “agglomeratie”: een gebied waar de bevolking en/of de economische activiteiten   verontreinigingsbelasting als gevolg van stedelijk afvalwater  voldoende geconcentreerd  (10 i.e. per hectare of hoger)   zijn   is  om stedelijk afvalwater op te vangen en naar een stedelijke waterzuiveringsinstallatie of een definitieve lozingsplaats af te voeren;


 nieuw

5) “afvloeiing van water in steden”: het regenwater van agglomeraties dat in gecombineerde of afzonderlijke riolen wordt opgevangen;

6) “overstorting van hemelwater”: de lozing van onbehandeld stedelijk afvalwater in ontvangende wateren vanuit gecombineerde riolen als gevolg van regen;


 91/271/EEG

7)5. “opvangsysteem”: een systeem van leidingen waardoor stedelijk afvalwater wordt opgevangen en afgevoerd;


 nieuw

8) “gecombineerd riool”: een leiding waarin stedelijk afvalwater wordt opgevangen en afgevoerd;

9)“afzonderlijk riool”: een leiding waarin afzonderlijk een van de volgende soorten afvalwater wordt opgevangen en afgevoerd:

a) huishoudelijk afvalwater;

b) niet-huishoudelijk afvalwater;

c) het mengsel van huishoudelijk afvalwater en niet-huishoudelijk afvalwater;

d) regenwater afkomstig van agglomeraties;


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

6. 10) 1 i.e. (inwonerequivalent)   “inwonerequivalent” of “(i.e.)”  :  de eenheid waarin de gemiddelde potentiële verontreinigingsbelasting van water wordt uitgedrukt, die per dag door één persoon wordt veroorzaakt, waarbij 1 i.e.  de biologisch afbreekbare organische belasting met een biochemisch zuurstofverbruik gedurende vijf dagen (BZV5) van 60 g zuurstof per dag  is  ;

7.primaire behandeling: behandeling van stedelijk afvalwater door middel van een fysisch en/of chemisch proces van bezinking van gesuspendeerde stoffen, of andere processen waarbij het BZV5 van het inkomende afvalwater vóór de lozing met ten minste 20 % wordt verminderd en de totale hoeveelheid gesuspendeerde stoffen in het inkomende afvalwater met ten minste 50 % wordt verminderd;

8. 11) “secundaire behandeling”: behandeling van stedelijk afvalwater door middel van een proces waarbij in het algemeen biologische behandeling met secundaire bezinking plaatsvindt of  van  een ander proces dat het mogelijk maakt de in tabel 1 van bijlage I vermelde eisen in acht te nemen;

9. toereikende behandeling: behandeling van stedelijk afvalwater door middel van een proces en/of afvoersysteem waardoor de ontvangende wateren na de lozing aan de relevante kwaliteitsdoelstellingen en aan de relevante bepalingen van deze en andere communautaire richtlijnen voldoen;


 nieuw

12) “tertiaire behandeling”: behandeling van stedelijk afvalwater door middel van een proces waarbij stikstof en fosfor uit stedelijk afvalwater worden verwijderd;

13) “quartaire behandeling”: behandeling van stedelijk afvalwater door middel van een proces waarbij een breed scala aan microverontreinigingen uit stedelijk afvalwater wordt verwijderd;


 91/271/EEG

 nieuw

10. 14)“slib”:  alle vaste, semi-vaste of vloeibare afvalstoffen die ontstaan bij de behandeling van stedelijk afvalwater   uit stedelijke waterzuiveringsinstallaties afkomstig behandeld of onbehandeld restslib;

11. 15)“eutrofiëring”: een verrijking van het water door nutriënten, vooral stikstof- en/of fosforverbindingen, die leidt tot een versnelde groei van algen en hogere plantaardige levensvormen met als gevolg een ongewenste verstoring van het evenwicht tussen de verschillende in het water aanwezige organismen en een verslechtering van de waterkwaliteit;

12. estuarium: het overgangsgebied aan de monding van een rivier tussen zoet water en kustwateren. Voor de toepassing van deze richtlijn bepalen de Lid-Staten in het kader van het, uitvoeringsprogramma overeenkomstig artikel 17, leden 1 en 2, de buitengrenzen (zeewaarts) van de estuaria;

13.kustwateren: de wateren buiten de laagwaterlijn of de grens van het estuarium aan de zeezijde.


 nieuw

70 16) “microverontreiniging”: een stof, met inbegrip van de afbraakproducten ervan, die doorgaans in de omgeving en in stedelijk afvalwater aanwezig is in concentraties van minder dan milligrammen per liter en die op basis van de criteria in deel 3 en deel 4 van bijlage I bij Verordening als gevaarlijk voor het milieu en de gezondheid van de mens kan worden beschouwd;

17) “verdunningsverhouding”: de verhouding tussen het volume van de jaarlijkse stroom aan ontvangende wateren op het lozingspunt en het jaarlijkse volume aan stedelijk afvalwater dat door de waterzuiveringsinstallatie wordt geloosd;

18) “producent”: een fabrikant, importeur of distributeur die op professionele basis producten in een lidstaat in de handel brengt, onder andere door middel van overeenkomsten op afstand zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 7, van Richtlijn 2011/83/EU;

19) “organisatie voor producentenverantwoordelijkheid”: een organisatie die collectief door producenten wordt opgericht met als doel aan hun verplichtingen krachtens artikel 9 te voldoen;

20) “sanitaire voorzieningen”: voorzieningen en diensten voor de veilige verwijdering van urine, ontlasting en menstrueel bloed van de mens;

21) “resistentie tegen antimicrobiële stoffen”: het vermogen van micro-organismen om te overleven of groeien in de aanwezigheid van een concentratie van een antimicrobieel agens die meestal voldoende is om micro-organismen van dezelfde soort te doden of te remmen;

22) “betrokken publiek”: het publiek dat gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van of dat belang heeft bij de besluitvormingsprocedures voor de uitvoering van de verplichtingen van deze richtlijn, met inbegrip van niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van het milieu of de gezondheid van de mens;

23) “biomedia van kunststof”: dragers van kunststof die worden gebruikt voor het kweken van de bacteriën die nodig zijn voor de behandeling van stedelijk afvalwater;

24) “in de handel brengen”: het voor het eerst aanbieden van een product op de markt van een lidstaat.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

Artikel 3

 Opvangsystemen 

1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle agglomeraties  met een i.e. van 2 000 en hoger voldoen aan de volgende eisen: 

 a) zij  zijn voorzien van een opvangsysteem voor stedelijk afvalwater,

 b) alle bronnen van huishoudelijk afvalwater zijn verbonden met het opvangsysteem. 

–uiterlijk op 31 december 2000 voor agglomeraties met meer dan 15000 inwonerequivalenten (i.e.), en

–uiterlijk op 31 december 2005 voor agglomeraties met 2000 tot 15000 i.e.

Voor stedelijk afvalwater dat wordt geloosd in ontvangende wateren die worden beschouwd als „kwetsbare gebieden” in de zin van artikel 5 zorgen de Lid-Staten ervoor dat er voor agglomeraties met meer dan 10000 i.e. uiterlijk op 31 december 1998 opvangsystemen aanwezig zijn.


 2013/64/EU artikel 1, lid 1 (aangepast)

1 bis    In afwijking van de eerste en tweede alinea van lid 1 zorgt Frankrijk ervoor dat alle agglomeraties in Mayotte als ultraperifeer gebied in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „Mayotte”) beschikken over een opvangsysteem voor stedelijk afvalwater:

–uiterlijk op 31 december 2020 voor agglomeraties met meer dan 10000 i.e., hetgeen ten minste 70% van de in Mayotte gegenereerde belasting zal dekken;

–uiterlijk op 31 december 2027 voor alle agglomeraties met meer dan 2000 i.e.


 nieuw

2. De lidstaten zorgen ervoor dat alle agglomeraties met 1 000 tot 2 000 i.e. uiterlijk op 31 december 2030 voldoen aan de volgende eisen:

a) zij zijn voorzien van opvangsystemen;

b) alle bronnen van huishoudelijk afvalwater zijn verbonden met het opvangsysteem.


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2 (aangepast)

3. De in lid 1 genoemde o   O  pvangsystemen moeten voldoen aan de eisen van afdelingdeel A van bijlage I. De Commissie kan deze eisen wijzigen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

Artikel 4 -  Afzonderlijke systemen 

 1. In afwijking van artikel 3,   wWanneer  bij uitzondering  de aanleg van een opvangsysteem niet gerechtvaardigd is omdat het vanuit milieuoogpunt geen voordeel zou opleveren of buitensporig duur zou zijn,  zorgen de lidstaten ervoor dat er  afzonderlijke systemen  voor de behandeling van stedelijk afvalwater (“afzonderlijke systemen”)   moet gebruik worden gemaakt of andere passende systemen waarmee dezelfde graad van milieubescherming wordt bereikt   worden gebruikt  .


 nieuw

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de afzonderlijke systemen op zodanige wijze worden ontworpen, geëxploiteerd en onderhouden dat ten minste hetzelfde niveau van behandeling wordt gewaarborgd als de secundaire en tertiaire behandelingen zoals bedoeld in de artikelen 6 en 7.

De lidstaten zorgen ervoor dat agglomeraties waar afzonderlijke systemen worden gebruikt, in een openbaar register worden geregistreerd en dat er regelmatige inspecties van die systemen worden uitgevoerd door de passende autoriteit.

3. De Commissie is bevoegd om in overeenstemming met de procedure zoals bedoeld in artikel 27, gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze richtlijn aan te vullen, door minimumeisen vast te stellen betreffende het ontwerp, de exploitatie en het onderhoud van afzonderlijke systemen en door de eisen te specificeren voor de regelmatige inspecties zoals bedoeld in lid 2, tweede alinea.

4. De lidstaten die afzonderlijke systemen gebruiken om meer dan 2 % van de stedelijke afvalwaterbelasting afkomstig van agglomeraties met 2 000 i.e. en hoger te behandelen, moeten de Commissie voorzien van een gedetailleerde rechtvaardiging voor het gebruik van afzonderlijke systemen in elk van de agglomeraties. In die rechtvaardiging:

a) wordt aangetoond dat aan de voorwaarden voor het gebruik van afzonderlijke systemen zoals beschreven in lid 1 wordt voldaan;

b) worden de maatregelen beschreven die overeenkomstig lid 2 zijn genomen;

c) wordt aangetoond dat aan de minimumeisen zoals bedoeld in lid 3 wordt voldaan, indien de Commissie haar gedelegeerde bevoegdheid krachtens dat lid heeft uitgeoefend.

5. De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin het formaat voor het indienen van de in lid 4 bedoelde informatie wordt vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 5 - Geïntegreerde beheersplannen voor stedelijk afvalwater

1. De lidstaten zorgen er uiterlijk op 31 december 2030 voor dat er een geïntegreerd beheersplan voor stedelijk afvalwater is vastgesteld voor agglomeraties met 100 000 i.e en hoger.

2. De lidstaten stellen uiterlijk op 31 december 2025 een lijst van agglomeraties vast met 10 000 tot 100 000 i.e. waar rekening houdend met historische gegevens en de nieuwste klimaatprognoses, een of meer van de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

a) overstorting van hemelwater of afvloeiing van water in steden vormt een risico voor het milieu en de gezondheid van de mens;

b) overstorting van hemelwater vertegenwoordigt meer dan 1 % van de jaarlijkse belasting als gevolg van opgevangen stedelijk afvalwater die is berekend voor droge weersomstandigheden;

c) overstorting van hemelwater of afvloeiing van water in steden voorkomt dat wordt voldaan aan een van de volgende eisen:

i) de eisen die krachtens artikel 5 van Richtlijn (EU) 2020/2184 zijn vastgesteld;

ii) de eisen in artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad 71 ;

iii) de eisen in artikel 3 van Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad 72 ;

iv) de milieudoelstellingen van artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG.

De lidstaten beoordelen de lijst zoals bedoeld in de eerste alinea om de vijf jaar na vaststelling ervan en werken de lijst zo nodig bij.

3. De lidstaten zorgen er uiterlijk op 31 december 2035 voor dat er een geïntegreerd beheersplan voor stedelijk afvalwater is vastgesteld voor de agglomeraties zoals bedoeld in lid 2.

4. De geïntegreerde beheersplannen voor stedelijk afvalwater worden op verzoek ter beschikking gesteld van de Commissie.

5. De geïntegreerde beheersplannen voor stedelijk afvalwater omvatten ten minste de elementen zoals uiteengezet in bijlage V.

6. De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen om:

a) te voorzien in methoden voor het vaststellen van de maatregelen zoals bedoeld in punt 3 van bijlage V;

b) te voorzien in methoden voor het bepalen van alternatieve indicatoren om te verifiëren of de indicatieve doelstelling van de vermindering van de verontreiniging zoals bedoeld in punt 2a) van bijlage V is bereikt;

c) het formaat te bepalen waarin geïntegreerde beheersplannen voor stedelijk afvalwater beschikbaar moeten worden gesteld aan de Commissie wanneer daar overeenkomstig lid 4 om wordt verzocht.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. De lidstaten zorgen ervoor dat de geïntegreerde beheersplannen voor stedelijk afvalwater na vaststelling ervan om de vijf jaar worden beoordeeld en zo nodig bijgewerkt.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

Artikel 64 -  Secundaire behandeling 

1.  Bij agglomeraties met 2 000 i.e. en hoger  zorgen de lidstaten ervoor dat stedelijk afvalwater dat in opvangsystemen terechtkomt, vóór lozing als volgt   vóór lozing wordt onderworpen  aan een secundaire behandeling  overeenkomstig lid 3  of een gelijkwaardig proces wordt onderworpen   .   

–lozingen van agglomeraties met meer dan 15000 i.e. uiterlijk op 31 december 2000;

–lozingen van agglomeraties met 10000 tot 15000 i.e. uiterlijk op 31 december 2005;

–lozingen van agglomeraties met 2000 tot 10000 i.e. in zoet water en estuaria uiterlijk op 31 december 2005.


 nieuw

De verplichting in het eerste lid voor agglomeraties met 2 000 tot 10 000 i.e. die in kustgebieden lozen, is niet eerder van toepassing dan 31 december 2027.


 2013/64/EU artikel 1, lid 2 (aangepast)

1 bis    In afwijking van lid 1 zorgt Frankrijk ervoor dat stedelijk afvalwater in Mayotte dat in opvangsystemen terechtkomt vóór lozing aan een secundaire behandeling of een gelijkwaardig proces wordt onderworpen:

–uiterlijk op 31 december 2020 voor agglomeraties met meer dan 15000 i.e., hetgeen, samen met de in artikel 5, lid 2 bis, bedoelde agglomeraties, ten minste 70 % van de in Mayotte gegenereerde belasting zal dekken;

–uiterlijk op 31 december 2027 voor alle agglomeraties met meer dan 2000 i.e.


 nieuw

2. Bij agglomeraties met 1 000 tot 2 000 i.e. zorgen de lidstaten ervoor dat uiterlijk op 31 december 2030 stedelijk afvalwater dat in opvangsystemen terechtkomt, vóór lozing wordt onderworpen aan een secundaire behandeling overeenkomstig lid 3, of aan een gelijkwaardig proces.

3. Monsters die overeenkomstig artikel 21 en deel D van bijlage I bij deze richtlijn zijn genomen voldoen aan de parameterwaarden zoals uiteengezet in tabel 1 van deel B van bijlage I. Het toegestane maximumaantal monsters die niet voldoen aan de parameterwaarden van tabel 1 van deel B van bijlage I, is uiteengezet in tabel 4 van deel D van bijlage I.


 91/271/EEG

2. Lozingen van stedelijk afvalwater in wateren die gelegen zijn in hoge bergstreken (meer dan 1500 m boven zeeniveau) waar een doeltreffende biologische behandeling wegens de lage temperaturen moeilijk uitvoerbaar is, kunnen aan een minder vergaande behandeling worden onderworpen dan in lid 1 wordt voorgeschreven, mits uit grondig onderzoek is gebleken dat dergelijke lozingen geen nadelige invloed op het milieu hebben.


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2

3. Lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties als bedoeld in de leden 1 en 2 dienen te voldoen aan de toepasselijke eisen van afdeling B van bijlage I. De Commissie kan deze eisen wijzigen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.


 91/271/EEG (aangepast)

4. De belasting, uitgedrukt in i.e., wordt berekend op basis van de maximale gemiddelde wekelijkse belasting van de  stedelijke water  zuiveringsinstallatie in de loop van het jaar, afgezien van ongebruikelijke situaties, bij voorbeeld als gevolg van zware regenval.

Artikel 75 -  Tertiaire behandeling   nieuw

1. De lidstaten zorgen er uiterlijk op 31 december 2030 voor dat de lozingen van 50 % van de stedelijke waterzuiveringsinstallaties die een belasting van 100 000 i.e. en hoger behandelen en die op [Publicatiebureau: gelieve de datum in te vullen: de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] geen tertiaire behandeling toepassen, worden onderworpen aan een tertiaire behandeling overeenkomstig lid 4.

De lidstaten zorgen er uiterlijk op 31 december 2035 voor dat alle lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties die een belasting van 100 000 i.e. of hoger behandelen, worden onderworpen aan een tertiaire behandeling overeenkomstig lid 4.


 91/271/EEG (aangepast)

1. De Lid-Staten wijzen voor de toepassing van lid 2 volgens de in bijlage II genoemde criteria uiterlijk op 31 december 1993 kwetsbare gebieden aan.


 nieuw

2. De lidstaten stellen uiterlijk op 31 december 2025 een lijst vast van gebieden op hun grondgebied die gevoelig zijn voor eutrofiëring en werken die lijst met ingang van 31 december 2030 om de vijf jaar bij.

De in de eerste alinea bedoelde lijst moet de in bijlage II vastgestelde gebieden bevatten.

De eis in de eerste alinea is niet van toepassing indien een lidstaat op zijn gehele grondgebied tertiaire behandelingen toepast overeenkomstig lid 4.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

32. De Lid-Staten   lidstaten  zorgen ervoor   er uiterlijk op 31 december 2035 voor  dat  voor 50 % van de agglomeraties met 10 000 tot 100 000 i.e., die lozen in gebieden die zijn opgenomen in de lijst zoals bedoeld in lid 2 en die op [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen: de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] geen tertiaire behandelingen toepassen,  stedelijk afvalwater dat in opvangsystemen terechtkomt,   wordt onderworpen aan een tertiaire behandeling overeenkomstig lid 4  vóór lozing in kwetsbare   die  gebieden uiterlijk op 31 december 1998 voor alle lozingen van agglomeraties met meer dan 10000 i.e. aan een behandeling wordt onderworpen die verder gaat dan de in artikel 4 bedoelde behandeling.


 nieuw

De lidstaten zorgen er uiterlijk op 31 december 2040 voor dat het stedelijke afvalwater dat in opvangsystemen terecht komt, wordt onderworpen aan een tertiaire behandeling overeenkomstig lid 4 vóór lozing in gebieden die zijn opgenomen in de lijst zoals bedoeld in lid 2 wat betreft alle agglomeraties met 10 000 tot 100 000 i.e.


 2013/64/EU artikel 1, lid 3 (aangepast)

2 bis.    In afwijking van lid 2 zorgt Frankrijk ervoor dat stedelijk afvalwater in Mayotte dat in opvangsystemen terechtkomt vóór lozing in kwetsbare gebieden aan een behandeling wordt onderworpen die verder gaat dan de in artikel 4 bedoelde behandeling: uiterlijk op 31 december 2020 voor agglomeraties met meer dan 10 000 i.e., hetgeen, samen met de in artikel 4, lid 1 bis, bedoelde agglomeraties, ten minste 70 % van de in Mayotte gegenereerde belasting zal dekken.


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2

3. Lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties als bedoeld in lid 2 dienen te voldoen aan de toepasselijke eisen van afdeling B van bijlage I. De Commissie kan deze eisen wijzigen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.


 nieuw

4. Monsters die overeenkomstig artikel 21 en deel D van bijlage I bij deze richtlijn zijn genomen voldoen aan de parameterwaarden zoals uiteengezet in tabel 2 van deel B van bijlage I. Het toegestane maximumaantal monsters die niet voldoen aan de parameterwaarden van tabel 2 van deel B van bijlage I, is uiteengezet in tabel 4 van deel D van bijlage I.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de procedure zoals bedoeld in artikel 27 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de delen B en D van bijlage I te wijzigen teneinde de in de tweede alinea bedoelde eisen en methoden aan te passen aan de technologische en wetenschappelijke vooruitgang.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

54. Bij wijze van alternatief behoeven de eisen voor afzonderlijke installaties genoemd in de leden 2 en 3 niet te worden toegepast in kwetsbare gebieden,   In afwijking van de leden 3 en 4 kunnen de lidstaten besluiten dat een afzonderlijke stedelijke waterzuiveringsinstallatie die zich in een gebied bevindt dat is opgenomen in een lijst zoals bedoeld in lid 2, niet wordt onderworpen aan de eisen van de leden 3 en 4  indien kan worden aangetoond dat het minimumpercentage van de vermindering van de totale vracht   belasting  voor alle stedelijke waterzuiveringsinstallaties in dat gebied ten minste 75 % voor totaal fosfor en ten minste 75 % voor totaal stikstof bedraagt:.


 nieuw

a) uiterlijk op 31 december 2035 82,5 % voor totaal fosfor en 80 % voor totaal stikstof bedraagt;

b) uiterlijk op 31 december 2040 90 % voor totaal fosfor en 85 % voor totaal stikstof bedraagt.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

65. Lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties die in de relevante   met 10 000 i.e. en hoger in een  afwateringsgebieden van  een   kwetsbare   gebied   gebieden   dat gevoelig is voor eutrofiëring     en dat is opgenomen in de in lid 2 genoemde lijst,   gelegen zijn en een bijdrage leveren tot de verontreiniging van die gebieden zijn  ook  onderworpen aan de bepalingen van de leden 32, 3  4  en 54.

In gevallen waarin bovengenoemde afwateringsgebieden geheel of gedeeltelijk in een andere Lid-Staat gelegen zijn is artikel 9 van toepassing.

6. De Lid-Staten zorgen ervoor dat de lijst van kwetsbare gebieden met tussenpozen van niet meer dan vier jaar wordt bijgewerkt.

7. De Lid-Staten   lidstaten  zorgen ervoor dat  lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties die gelegen zijn in een gebied dat is opgenomen in de in lid 2 bedoelde lijst na een van de regelmatige bijwerkingen van de lijst die op grond van dat lid zijn vereist, binnen zeven jaar na opname van dat gebied in die lijst aan de eisen zoals vervat in de leden 3 en 4 voldoen   na de bijwerking, bedoeld in lid 6, als kwetsbaar aangewezen gebieden binnen zeven jaar aan de bovengenoemde eisen voldoen.

8. Een Lid-Staat behoeft geen kwetsbare gebieden in de zin van deze richtlijn aan te wijzen, indien hij op zijn gehele grondgebied de in de leden 2, 3 en 4 omschreven behandeling toepast.


 nieuw

Artikel 8

Quartaire behandeling

1. De lidstaten zorgen er uiterlijk op 31 december 2030 voor dat 50 % van de lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties die een belasting van 100 000 i.e. of hoger behandelen, worden onderworpen aan een quartaire behandeling overeenkomstig lid 5.

De lidstaten zorgen er uiterlijk op 31 december 2035 voor dat alle lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties die een belasting van 100 000 i.e. of hoger behandelen, worden onderworpen aan een quartaire behandeling overeenkomstig lid 5.

2. De lidstaten moeten uiterlijk op 31 december 2030 een lijst hebben vastgesteld van gebieden op hun nationaal grondgebied waar de concentratie of accumulatie van microverontreinigingen een risico voor het milieu of de gezondheid van de mens inhoudt. De lidstaten beoordelen die lijst daarna om de vijf jaar en werken hem zo nodig bij.

Tenzij het ontbreken van een risico voor het milieu of de gezondheid van de mens in die gebieden op basis van een risicobeoordeling kan worden aangetoond, bevat de in de eerste alinea bedoelde lijst de volgende gebieden:

a) de waterlichamen die worden gebruikt voor de winning van voor menselijke consumptie bestemd water zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/2184;

b) zwemwater dat binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/7/EG valt;

c) meren zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Richtlijn 2000/60/EG;

d) rivieren zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2000/60/EG, of andere waterstromen waarin de verdunningsverhouding onder de 10 is;

e) gebieden waar aquacultuuractiviteiten zoals omschreven in artikel 4, punt 25, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 73 plaatsvinden;

f) gebieden waar aanvullende behandeling nodig is om aan de eisen van de Richtlijnen 2000/60/EG en 2008/105/EG te voldoen.

De in de tweede alinea bedoelde risicobeoordeling wordt op verzoek aan de Commissie meegedeeld.

3. De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin het formaat van de in de tweede alinea van lid 2 bedoelde risicobeoordeling wordt vastgesteld, evenals de methode die voor die risicobeoordeling moet worden gebruikt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4. De lidstaten zorgen er uiterlijk op 31 december 2035 voor dat voor 50 % van de agglomeraties met 10 000 tot 100 000 i.e. het stedelijke afvalwater dat in opvangsystemen terechtkomt, wordt onderworpen aan een quartaire behandeling overeenkomstig lid 5, vóór lozing in gebieden die zijn opgenomen in de lijst zoals bedoeld in lid 2.

De lidstaten zorgen er uiterlijk op 31 december 2040 voor dat het stedelijke afvalwater dat in opvangsystemen terecht komt, wordt onderworpen aan een quartaire behandeling overeenkomstig lid 5, vóór lozing in gebieden die zijn opgenomen in de lijst zoals bedoeld in lid 2 wat betreft alle agglomeraties met 10 000 tot 100 000 i.e.

5. Monsters die overeenkomstig artikel 21 en deel D van bijlage I bij deze richtlijn zijn genomen voldoen aan de parameterwaarden zoals uiteengezet in tabel 3 van deel B van bijlage I. Het toegestane maximumaantal monsters die niet voldoen aan de parameterwaarden van tabel 3 van deel B van bijlage I, is uiteengezet in tabel 4 van deel D van bijlage I.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de procedure zoals bedoeld in artikel 27 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de delen B en D van bijlage I te wijzigen teneinde de in de tweede alinea bedoelde eisen en methoden aan te passen aan de technologische en wetenschappelijke vooruitgang.

6. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2030 uitvoeringshandelingen vast om de controle- en bemonsteringsmethoden vast te stellen, die de lidstaten moeten gebruiken om de aanwezigheid en hoeveelheid van de in tabel 3 van deel B van bijlage I beschreven indicatoren in stedelijk afvalwater te bepalen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 28, lid 2.


 91/271/EEG

Artikel 6

1. De Lid-Staten kunnen voor de toepassing van lid 2 uiterlijk op 31 december 1993 minder kwetsbare gebieden aanwijzen volgens de criteria van bijlage II.

2. Lozingen van stedelijk afvalwater van agglomeraties van 10000 tot 150000 i.e. in kustwateren, en van 2000 tot 10000 i.e. in estuaria die gelegen zijn in gebieden als bedoeld in lid 1, mogen aan een behandeling worden onderworpen die minder ver gaat dan in artikel 4 is voorgeschreven, op voorwaarde dat:

–die lozingen ten minste worden onderworpen aan een primaire behandeling als omschreven in artikel 2, punt 7, overeenkomstig de in bijlage I.D vastgestelde controleprocedures;

–uit grondige studies blijkt dat die lozingen geen nadelige invloed op het milieu hebben.

De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van alle relevante informatie betreffende bovengenoemde studies.

3. Indien de Commissie van mening is dat niet is voldaan aan de voorwaarden van lid 2, legt zij de Raad een passend voorstel voor.

4. De Lid-Staten zorgen ervoor dat de lijst van minder kwetsbare gebieden met tussenpozen van niet meer dan vier jaar wordt bijgewerkt.

5. De Lid-Staten zorgen ervoor dat niet langer als minder kwetsbaar aangewezen gebieden binnen zeven jaar voldoen aan de eisen van artikel 4, respectievelijk artikel 5.

Artikel 7

De Lid-Staten zorgen ervoor dat stedelijk afvalwater dat in opvangsystemen terechtkomt in de volgende gevallen uiterlijk op 31 december 2005 vóór lozing aan een toereikende behandeling als omschreven in artikel 2, punt 9, wordt onderworpen:

–lozingen van agglomeraties met minder dan 2000 i.e. in zoet water en estuaria;

–lozingen van agglomeraties met minder dan 10000 i.e. in kustwateren.


 2013/64/EU artikel 1, lid 4

In afwijking van de eerste alinea wordt de termijn ten aanzien van Mayotte vastgesteld op 31 december 2027.


 91/271/EEG

Artikel 8

1. In uitzonderlijke gevallen ten gevolge van technische problemen mogen de Lid-Staten ten behoeve van geografisch bepaalde bevolkingsgroepen bij de Commissie een speciaal verzoek indienen om voor de toepassing van artikel 4 over meer tijd te beschikken.

2. In dat verzoek, dat met redenen moet worden omkleed, dienen de ondervonden technische moeilijkheden te worden uiteengezet en moet een actieprogramma met passend tijdschema worden voorgesteld om de doelstelling van deze richtlijn te bereiken. Dit tijdschema wordt opgenomen in het uitvoeringsprogramma bedoeld in artikel 17.

3. Slechts technische redenen kunnen worden aanvaard en de verlengde periode bedoeld in lid 1 mag uiterlijk tot 31 december 2005 lopen.


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2

4. De Commissie behandelt dit verzoek en treft passende maatregelen volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.


 91/271/EEG

5. In uitzonderlijke gevallen kan de in artikel 6 voor afvalwater van agglomeraties met 10000 tot 150000i.e. voorgeschreven behandeling worden toegepast voor afvalwaterlozingen van agglomeraties met meer dan 150000 i.e. in minder kwetsbare gebieden, indien kan worden aangetoond dat een verdergaande behandeling geen voordelen voor het milieu oplevert.


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2

In dat geval dienen de lidstaten tevoren een desbetreffend dossier bij de Commissie in. De Commissie bestudeert de zaak en neemt passende maatregelen volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.


 nieuw

Artikel 9

Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

1. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat producenten die een van de producten van de lijst in bijlage III in de handel brengen, uitgebreide producentenverantwoordelijkheid hebben.

Dergelijke maatregelen zorgen ervoor dat die producenten verantwoordelijk zijn voor:

(a)de volledige kosten voor het naleven van de eisen in artikel 8, met inbegrip van de kosten voor de quartaire behandeling van stedelijk afvalwater om microverontreinigingen te verwijderen, die afkomstig zijn van de producten en residuen ervan die de producenten in de handel hebben gebracht, en voor de controle op microverontreinigingen zoals bedoeld in artikel 21, lid 1, punt a), en

(b)de kosten voor het verzamelen en verifiëren van de gegevens over de in de handel gebrachte producten, en

c) andere kosten die nodig zijn om de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op zich te nemen.

2. De lidstaten stellen de producenten vrij van hun uitgebreide producentenverantwoordelijkheid krachtens lid 1, mits de producenten kunnen aantonen dat er sprake is van een van de volgende situaties:

a) de hoeveelheid van het product dat zij in de handel brengen, bedraagt minder dan twee ton per jaar;

b) de producten die zij in de handel brengen, genereren aan het eind van hun levensduur geen microverontreinigingen in afvalwater.

3. De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen om gedetailleerde criteria betreffende de eenvormige toepassing van de in lid 2, punt b), gestelde voorwaarde op specifieke categorieën van producten vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde producenten hun uitgebreide producentenverantwoordelijkheid gezamenlijk uitoefenen door aangesloten te zijn bij een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid.

De lidstaten zorgen ervoor dat:

a) de in lid 1 bedoelde producenten de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid jaarlijks voorzien van het volgende:

i) de jaarlijkse hoeveelheden van de in de lijst in bijlage III opgenomen producten die zij in het kader van hun professionele activiteiten in de handel hebben gebracht;

ii) informatie over de gevaarlijkheid van de in punt i) genoemde producten in afvalwater aan het einde van hun levensduur;

iii) indien relevant, een lijst van de producten die overeenkomstig lid 2 zijn vrijgesteld;

b) de in lid 1 bedoelde producenten moeten financieel bijdragen aan de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid om de kosten als gevolg van hun uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te dekken;

c) elke bijdrage van een producent, zoals bedoeld in punt b), wordt bepaald op basis van de hoeveelheden en de gevaarlijkheid van de in de handel gebrachte producten in afvalwater;

d) de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid worden jaarlijks onderworpen aan onafhankelijke audits van hun financieel beheer, met inbegrip van hun vermogen om de in lid 4 bedoelde kosten te dekken, de kwaliteit en geschiktheid van de overeenkomstig punt a) verzamelde informatie, en de geschiktheid van de overeenkomstig punt b) verzamelde bijdragen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat:

a) de rol en verantwoordelijkheden van alle relevante betrokken partijen, met inbegrip van de in lid 1 bedoelde producenten, organisaties voor producentenverantwoordelijkheid, particuliere of openbare exploitanten van waterzuiveringsinstallaties en lokale bevoegde autoriteiten, duidelijk worden gedefinieerd;

b) er doelstellingen voor het beheer van stedelijk afvalwater worden vastgesteld teneinde aan de eisen en termijnen van artikel 8, leden 1, 4, en 5, te voldoen, en dat alle andere kwantitatieve of kwalitatieve doelstellingen worden vastgesteld, die als relevant voor de uitvoering van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid worden beschouwd;

c) er een verslagleggingssysteem aanwezig is om gegevens te verzamelen over de in lid 1 bedoelde producten die de producenten in de lidstaat in de handel hebben gebracht en over de quartaire behandeling van afvalwater, evenals andere voor de toepassing van punt b) relevante gegevens.

Artikel 10 - Minimumeisen voor organisaties voor producentenverantwoordelijkheid

1. De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat een overeenkomstig artikel 9, lid 4, opgerichte organisatie voor producentenverantwoordelijkheid:

a) een duidelijk omschreven geografische dekking heeft die in overeenstemming is met de eisen van artikel 8;

b) over de noodzakelijke financiële en organisatorische middelen beschikt om aan de verplichtingen van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van de producenten te voldoen;

c) informatie openbaar beschikbaar maakt over:

i) de eigenaren en de leden;

ii) de door de producenten betaalde financiële bijdragen;

iii) de activiteiten die de organisatie ieder jaar onderneemt, met inbegrip van informatie over hoe de financiële middelen worden besteed.

2. De lidstaten zetten een adequaat controle- en handhavingskader op om te waarborgen dat de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid hun verplichtingen nakomen, dat de financiële middelen van de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid correct worden gebruikt en dat alle betrokkenen met een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid betrouwbare gegevens rapporteren aan de bevoegde autoriteiten, en, op verzoek, aan de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid.

3. Indien er op het grondgebied van een lidstaat verschillende organisaties voor producentenverantwoordelijkheid bestaan, moet de betrokken lidstaat ten minste één orgaan dat onafhankelijk is van particuliere belangen, aanwijzen, of een overheidsinstantie het toezicht op de uitvoering toevertrouwen.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten die op het grondgebied van een andere lidstaat zijn gevestigd en daar producten in de handel brengen:

a) een natuurlijke persoon of rechtspersoon aanwijzen, die op hun grondgebied als gemachtigde vertegenwoordiger is gevestigd om de verplichtingen van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op hun grondgebied te vervullen, of

b) maatregelen treffen die gelijkwaardig zijn aan die in punt a).

5. De lidstaten zorgen voor een regelmatige dialoog tussen de relevante belanghebbenden die betrokken zijn bij de uitvoering van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, met inbegrip van producenten en distributeurs, organisaties voor producentenverantwoordelijkheid, particuliere of openbare exploitanten van waterzuiveringsinstallaties, lokale autoriteiten en maatschappelijke organisaties.

Artikel 11 - Energieneutraliteit van stedelijke waterzuiveringsinstallaties

1. De lidstaten zorgen ervoor dat er om de vier jaar energie-audits van de waterzuiveringsinstallaties en opvangsystemen worden uitgevoerd. Die audits worden overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2012/27/EU uitgevoerd en omvatten het in kaart brengen van het potentieel voor het kosteneffectieve gebruik of de kosteneffectieve productie van hernieuwbare energie, met bijzondere aandacht voor het in kaart brengen en benutten van het potentieel voor de productie van biogas, waarbij de uitstoot van methaan wordt teruggedrongen. De eerste audits worden:

a) uiterlijk op 31 december 2025 uitgevoerd bij de waterzuiveringsinstallaties die een belasting van 100 000 i.e. en hoger behandelen, en bij de opvangsystemen die daarmee zijn verbonden;

b) uiterlijk op 31 december 2030 uitgevoerd bij de waterzuiveringsinstallaties die een belasting van 10 000 tot 100 000 i.e. behandelen, en bij de opvangsystemen die daarmee zijn verbonden.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de totale jaarlijkse hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van richtlijn (EU) 2018/2001, die op nationaal niveau wordt geproduceerd door waterzuiveringsinstallaties die een belasting van 10 000 i.e. en hoger behandelen:

a) uiterlijk op 31 december 2030 ten minste equivalent is aan 50 % van de totale hoeveelheid energie die dergelijke installaties per jaar gebruiken;

b) uiterlijk op 31 december 2035 ten minste equivalent is aan 75 % van de totale hoeveelheid energie die dergelijke installaties per jaar gebruiken;

c) uiterlijk op 31 december 2040 ten minste equivalent is aan 100 % van de totale hoeveelheid energie die dergelijke installaties per jaar gebruiken.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

Artikel 129 -  Grensoverschrijdende samenwerking 

1. Indien wateren die onder de jurisdictie van een Lid-Staat   lidstaat  vallen nadelig worden beïnvloed door lozingen van stedelijk afvalwater uit een andere Lid-Staat   lidstaat     of derde land  , kan   stelt  de eerstgenoemde Lid-Staat   lidstaat  de andere Lid-Staat   lidstaat     of het derde land  en de Commissie van de betrokken feiten in kennis stellen.


 nieuw

Deze kennisgeving moet in het geval van incidentele verontreiniging die aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de stroomafwaarts gelegen waterlichamen, onmiddellijk plaatsvinden.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

De betrokken Lid-Staten   lidstaten    organiseren, eventueel samen met de Commissie, het nodige overleg   werken samen  om na te gaan om welke lozingen het gaat en welke maatregelen aan de bron moeten worden genomen om de getroffen wateren te beschermen teneinde de inachtneming van deze richtlijn te waarborgen.


 nieuw

2. De betrokken lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van samenwerkingen als bedoeld in lid 1. De Commissie neemt op verzoek van de betrokken lidstaten deel aan een dergelijke samenwerking.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

Artikel 1310 -  Plaatselijke weersomstandigheden 

De Lid-Staten  lidstaten  zorgen ervoor dat de ter naleving van de eisen van   zoals vastgesteld in  de artikelen 6,4 7tot en met 7   en 8  gebouwde stedelijke waterzuiveringsinstallaties zodanig worden ontworpen, gebouwd, geëxploiteerd en onderhouden dat zij onder alle normale plaatselijke weersomstandigheden op bevredigende wijze kunnen blijven functioneren. Bij het ontwerpen van de installaties dient met seizoenschommelingen in de belasting rekening te worden gehouden.

Artikel 1411 -  Lozingen van niet-huishoudelijk afvalwater 

1. De Lid-Staten  lidstaten  zorgen ervoor dat het lozen   de lozingen  van industrieel afvalwater   niet-huishoudelijk afvalwater  in opvangsystemen en stedelijke waterzuiveringsinstallaties uiterlijk op 31 december 1993 wordt   worden  onderworpen aan door de bevoegde autoriteit of instantie vooraf vast te stellen voorschriften en/of te verstrekken bijzondere vergunningen.


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2

2. De voorschriften en/of bijzondere vergunningen dienen te voldoen aan de eisen van afdeling C van bijlage I. De Commissie kan deze eisen wijzigen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.


 nieuw

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit:

a) de exploitanten van de opvangsystemen en stedelijke waterzuiveringsinstallaties waarin het niet-huishoudelijke afvalwater wordt geloosd, raadpleegt alvorens bijzondere vergunningen af te geven;

b) de exploitanten van de opvangsystemen en stedelijke waterzuiveringsinstallaties die niet-huishoudelijke afvalwater ontvangen, op verzoek toestaat om de specifieke vergunningen te raadplegen, die in hun afwateringsgebieden zijn afgegeven.

2. De lidstaten nemen passende maatregelen, waaronder een beoordeling van de specifieke vergunning, om de bronnen van de verontreiniging in niet-huishoudelijk afvalwater zoals bedoeld in lid 1, vast te stellen, te voorkomen en zo veel mogelijk te verminderen, indien een van de volgende situaties zich voordoet:

a) er zijn bij de controle overeenkomstig artikel 21, lid 3, verontreinigende stoffen in de inlaat- en afvoerbuizen van de stedelijke waterzuiveringsinstallaties vastgesteld;

b) slib afkomstig van de behandeling van stedelijk afvalwater moet overeenkomstig Richtlijn 86/278/EEG van de Raad 74 worden gebruikt;

c) behandeld stedelijk afvalwater moet overeenkomstig Verordening (EU) 2020/741 worden hergebruikt;

d) de ontvangende wateren worden gebruikt voor de winning van voor menselijke consumptie bestemd water zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/2184;

e) de verontreiniging van het niet-huishoudelijke afvalwater dat in het opvangsysteem of in de stedelijke zuiveringsinstallatie wordt geloosd, vormt een risico voor de werking van die installatie of dat systeem.

3. De specifieke vergunningen zoals bedoeld in lid 1 moeten aan de eisen van deel C van bijlage I voldoen. De Commissie is bevoegd om in overeenstemming met de procedure zoals bedoeld in artikel 27 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deel C van bijlage I te wijzigen zodat dit deel wordt aangepast aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang op het gebied van de milieubescherming.


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2 (aangepast)

 nieuw

43. De voorschriften en bijzondere vergunningen  zoals bedoeld in lid 1  , worden  ten minste om de zes jaar   met geregelde tussenpozen opnieuw bezien en zo nodig aangepast.

Artikel 1512 -  Hergebruik van water en lozingen van stedelijk afvalwater 

1. Gezuiverd afvalwater dient indien mogelijk te worden hergebruikt. De afvoertrajecten dienen van dien aard te zijn dat de nadelige gevolgen voor het milieu minimaal zijn.


 nieuw

1. De lidstaten bevorderen systematisch het hergebruik van behandeld afvalwater van alle stedelijke waterzuiveringsinstallaties. Indien behandeld afvalwater wordt hergebruikt voor landbouwirrigatie, moet het aan de eisen voldoen, die krachtens Verordening (EU) 2020/741 zijn vastgesteld.


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2 (aangepast)

 nieuw

2. De bevoegde autoriteiten of instanties   lidstaten  zorgen ervoor dat de afvoer van afvalwater   lozingen  van stedelijke waterzuiveringsinstallaties aan voorafgaande voorschriften en/of bijzondere vergunningen  worden  onderworpenwordt.  Dergelijke vergunningen zorgen ervoor dat er aan de eisen van deel B van bijlage I wordt voldaan. 


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2

3. In voorafgaande voorschriften en/of bijzondere vergunningen worden voor lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties overeenkomstig lid 2 in agglomeraties met 2000 tot 10000 i.e. ten aanzien van lozingen in zoet water en estuaria, en in agglomeraties van 10000 i.e. of meer ten aanzien van alle lozingen, de nodige voorwaarden gesteld voor het naleven van de toepasselijke eisen van afdeling B van bijlage I. De Commissie kan deze eisen wijzigen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

34. De voorschriften en/of vergunningen   specifieke vergunningen zoals bedoeld in lid 2  , worden met geregelde tussenpozen   ten minste om de zes jaar  opnieuw bezien en zo nodig aangepast.

Artikel 1613 -  Biologisch afbreekbaar niet-huishoudelijk afvalwater 

1. De Lid-Staten zorgen ervoor dat biologisch afbreekbaar industrieel afvalwater van installaties van de in bijlage III genoemde bedrijfstakken, dat niet via stedelijke waterzuiveringsinstallaties in ontvangende wateren wordt geloosd, uiterlijk op 31 december 2000 vóór de lozing voldoet aan de voorwaarden die in voorafgaande voorschriften en/of bijzondere vergunningen door de bevoegde autoriteit of instantie zijn vastgesteld, indien het lozingen betreft van installaties die ten minste 4000i.e. vertegenwoordigen.

2. Uiterlijk op 31 december 1993 stelt de bevoegde autoriteit of instantie in de Lid-Staten bij de aard van de betrokken bedrijfstak passende eisen vast voor de lozing van dergelijk afvalwater.

3. De Commissie verricht vóór 31 december 1994 een vergelijkende studie van de door de Lid-Staten vastgestelde eisen. Zij maakt de resultaten daarvan bekend in een verslag en doet indien nodig een passend voorstel.


 nieuw

De lidstaten stellen eisen vast voor de lozing van biologisch afbreekbaar niet-huishoudelijk afvalwater, die passend zijn voor de aard van de betrokken bedrijfstak en die ten minste hetzelfde niveau van milieubescherming waarborgen als de eisen van deel B van bijlage I.


De in lid 1 bedoelde eisen zijn van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

(a)het afvalwater is afkomstig van installaties van de in bijlage IV vermelde bedrijfstakken, die een belasting van 4 000 i.e. en hoger behandelen en die niet een van de activiteiten uitoefenen die in bijlage I bij Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad 75 zijn vermeld;

(b)het afvalwater komt niet in een stedelijke waterzuiveringsinstallatie terecht vóór het in ontvangende wateren wordt geloosd (“directe lozing”).

Artikel 17 - Toezicht op stedelijk afvalwater

1. De lidstaten controleren op de aanwezigheid van de volgende volksgezondheidsparameters in stedelijk afvalwater:

a) SARS-CoV-2-virus en varianten daarvan;

b) poliovirus;

c) influenzavirus;

d) opkomende pathogenen;

e) contaminanten waarover de bezorgdheid toeneemt;

f) alle andere gezondheidsparameters die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten als relevant voor controle beschouwen.

2. De lidstaten zetten voor de toepassing van lid 1 een nationaal systeem op voor permanente samenwerking en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de volksgezondheid en de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van stedelijk afvalwater wat betreft:

a)het identificeren van andere dan de in lid 1 bedoelde volksgezondheidsparameters die in stedelijk afvalwater moeten worden gecontroleerd;

b)het bepalen van de locatie waar en de frequentie waarmee monsters van het stedelijk afvalwater worden genomen en deze worden geanalyseerd voor iedere geïdentificeerde volksgezondheidsparameter overeenkomstig lid 1, waarbij rekening wordt gehouden met de beschikbare gezondheidsgegevens en de behoeften in verband met de volksgezondheidsgegevens, en voor zover relevant, de lokale epidemiologische situaties;

c)het organiseren van een passende en tijdige communicatie van de resultaten van de controles aan de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de volksgezondheid en aan Unieplatformen, indien dergelijke platformen beschikbaar zijn.

3. Wanneer een bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de volksgezondheid in de lidstaat, verklaart dat er een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid als gevolg van SARS-CoV-2 bestaat, wordt de aanwezigheid van SARS-CoV-2 en varianten daarvan in stedelijk afvalwater van ten minste 70 % van de nationale bevolking gecontroleerd en wordt er ten minste eenmaal per week een monster genomen bij agglomeraties met 100 000 i.e. en meer. Deze controle blijft uitgevoerd worden totdat de bevoegde autoriteit verklaart dat de noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid als gevolg van SARS-CoV-2 is geëindigd.

Om te bepalen of er sprake is van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, houdt de bevoegde autoriteit rekening met de beoordelingen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, met de besluiten van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) die overeenkomstig Internationale Gezondheidsregeling zijn genomen en met de besluiten van de Commissie die krachtens artikel 23, lid 1, van Verordening …/… van het Europees Parlement en de Raad 76 + zijn vastgesteld.

4. De lidstaten zorgen er uiterlijk op 1 januari 2025 voor agglomeraties met 100 000 i.e. en hoger voor dat de resistentie tegen antimicrobiële stoffen minstens twee keer per jaar wordt gecontroleerd bij de inlaat- en afvoerbuizen van de stedelijke waterzuiveringsinstallaties en, waar nodig, in de opvangsystemen.

De Commissie stelt overeenkomstig de in artikel 28 bedoelde procedure uitvoeringshandelingen vast om een uniforme toepassing van deze richtlijn te waarborgen door een geharmoniseerde methodologie vast te stellen om resistentie tegen antimicrobiële stoffen in stedelijk afvalwater te meten.

5. Over de resultaten van de in dit artikel bedoelde controle wordt overeenkomstig artikel 22, lid 1, punt g), verslag uitgebracht.

Artikel 18

Risicobeoordeling en -beheer

1. De lidstaten stellen uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen: de datum van de laatste dag van het tweede jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] de door de lozing van stedelijk afvalwater veroorzaakte risico’s vast voor het milieu en voor de gezondheid van de mens, en stellen ten minste de risico’s vast die met de volgende factoren te maken hebben:

a) de kwaliteit van een waterlichaam dat wordt gebruikt voor de winning van voor menselijke consumptie bestemd water zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/2184;

b) de kwaliteit van zwemwater dat binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/7/EG valt;

c) de goede ecologische toestand van een waterlichaam zoals omschreven in artikel 2, punt 22, van Richtlijn 2000/60/EG;

d) de kwaliteit van een waterlichaam waar aquacultuuractiviteiten plaatsvinden zoals omschreven in artikel 4, punt 25, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

2. Indien er overeenkomstig lid 1 risico’s zijn vastgesteld, stellen de lidstaten passende maatregelen vast om ze het hoofd te bieden, waaronder, naar gelang het geval, de volgende maatregelen:

a) overeenkomstig artikel 3 een opvangsysteem aanleggen voor agglomeraties met een i.e. van minder dan 1 000;

b) overeenkomstig artikel 6 een secundaire behandeling toepassen op lozingen van stedelijk afvalwater van agglomeraties met een i.e. van minder dan 1 000;

c) overeenkomstig artikel 7 een tertiaire behandeling toepassen op lozingen van stedelijk afvalwater van agglomeraties met een i.e. van minder dan 10 000;

d) overeenkomstig artikel 8 een quartaire behandeling toepassen op lozingen van stedelijk afvalwater van agglomeraties met een i.e. van minder dan 10 000;

e) overeenkomstig artikel 5 geïntegreerde beheersplannen voor stedelijk afvalwater opstellen voor agglomeraties met minder dan 10 000 i.e. en de in bijlage V bedoelde maatregelen vaststellen;

f) strengere eisen toepassen voor de behandeling van opgevangen stedelijk afvalwater dan de eisen in deel B van bijlage 1.

3. Het in kaart brengen van de risico’s overeenkomstig lid 1 van dit artikel wordt om de vijf jaar beoordeeld. De in artikel 23 bedoelde nationale uitvoeringsprogramma’s omvatten een samenvatting van de vastgestelde risico’s vergezeld van een beschrijving van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel vastgestelde maatregelen en worden op verzoek aan de Commissie meegedeeld.

Artikel 19

Toegang tot sanitaire voorzieningen

De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om de toegang tot sanitaire voorzieningen voor iedereen te verbeteren, met name voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen.

Daartoe zorgen de lidstaten er uiterlijk op 31 december 2027 voor dat zij:

a) vastgesteld hebben welke categorieën mensen geen, of slechts beperkte toegang tot sanitaire voorzieningen hebben, met inbegrip van kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, en redenen verschaft hebben voor dit gebrek aan toegang;

b) de mogelijkheden hebben beoordeeld om de toegang tot sanitaire voorzieningen voor de in punt a) genoemde categorieën mensen te verbeteren;

c) alle agglomeraties met 10 000 i.e. en hoger hebben aangemoedigd om voldoende sanitaire voorzieningen in openbare ruimten aan te leggen, die vrij toegankelijk zijn en die met name voor vrouwen veilig toegankelijk zijn.


 91/271/EEG (aangepast)

Artikel 2014 -  Slib 

1. Van de zuivering van afvalwater afkomstig slib wordt indien mogelijk hergebruikt. De afvoertrajecten dienen van dien aard te zijn dat de nadelige gevolgen voor het milieu minimaal zijn.

2. De bevoegde autoriteiten of instanties zorgen ervoor dat de afvoer van slib van stedelijke waterzuiveringsinstallaties uiterlijk op 31 december 1998 aan algemene voorschriften, registratie of een vergunning onderworpen wordt.

3. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de afvoer van slib naar oppervlaktewateren door storten vanaf schepen, door lozing via pijpleidingen of op andere wijze vóór 31 december 1998 geleidelijk wordt beëindigd.

4. Totdat de afvoer bedoeld in lid 3 wordt beëindigd, dragen de Lid-Staten er zorg voor dat de totale hoeveelheid toxische, persistente of bio-accumuleerbare stoffen in slib dat naar oppervlaktewateren wordt afgevoerd aan een afvoervergunning is gebonden en geleidelijk wordt verminderd.


 nieuw

1. De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de slibbeheerstrajecten in overeenstemming zijn met de afvalhiërarchie bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG. Door dergelijke trajecten worden preventie en hergebruik en recycling van grondstoffen gemaximaliseerd en de nadelige gevolgen voor het milieu geminimaliseerd.


2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de in artikel 27 bedoelde procedure gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze richtlijn aan te vullen, door minimumpercentages voor hergebruik en recycling van fosfor en stikstof uit slib vast te stellen, om rekening te houden met de beschikbare technologieën voor het terugwinnen van fosfor en stikstof uit slib.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

Artikel 2115 -  Controle 

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat   dDe bevoegde autoriteiten of instanties   het volgende  controleren:

a) de lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties  teneinde de   op naleving van de eisen van deel B van bijlage I.B, overeenkomstig de controleprocedures   methoden voor de controle en beoordeling van de resultaten  van deel D van bijlage I.D   te verifiëren; deze controle omvat de belastingen en de concentraties van de parameters die in deel B van bijlage I zijn vermeld; 

b) de hoeveelheid, en de samenstelling  en bestemming  van slib dat naar oppervlaktewateren wordt afgevoerd;.


 nieuw

c) de bestemming van het behandelde stedelijk afvalwater met inbegrip van het aandeel hergebruikt water;

d) de broeikasgassen die de stedelijke waterzuiveringsinstallaties met 10 000 i.e. of hoger produceren en de energie die zij verbruiken en produceren.


 91/271/EEG

2. De bevoegde autoriteiten of instanties controleren wateren waarin lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties en rechtstreekse lozingen in de zin van artikel 13 plaatsvinden wanneer mag worden verwacht dat het ontvangende milieu significant zal worden beïnvloed.

3. In geval van lozing overeenkomstig artikel 6 en in geval van afvoer van slib naar oppervlaktewateren verrichten de Lid-Staten controles en eventuele andere toepasselijke studies om zich ervan te vergewissen dat de lozing of afvoer geen nadelige invloed op het milieu heeft.

4. De door de bevoegde autoriteiten of instanties bij de tenuitvoerlegging van de leden 1, 2 en 3 verzamelde gegevens worden in de Lid-Staat bewaard en binnen zes maanden na ontvangst van een verzoek daartoe ter beschikking van de Commissie gesteld.


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2

5. De Commissie kan volgens de regelgevingsprocedure van artikel 18, lid 2, richtsnoeren voor de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde controles opstellen.


 nieuw

 2.    Voor alle agglomeraties met 10 000 i.e. en hoger zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten de concentratie en belasting controleren van verontreinigende stoffen afkomstig van de in waterlichamen geloosde overstorting van hemelwater en afvloeiing van water in steden.

3. Voor alle agglomeraties met 10 000 i.e. en hoger controleren de lidstaten de concentratie en belasting in het stedelijk afvalwater bij de inlaat- en afvoerbuizen van de stedelijke waterzuiveringsinstallaties van de volgende elementen:

a) de verontreinigende stoffen vermeld in:

i) de bijlagen VIII en X bij Richtlijn 2000/60/EG, de bijlage bij Richtlijn 2008/105/EG, bijlage I bij Richtlijn 2006/118/EG en deel B van bijlage II bij Richtlijn 2006/118/EG;

ii) de bijlage bij Beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad 77 ;

iii) bijlage II bij Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad 78 ;

iv) de bijlagen I en II bij Richtlijn 86/278/EEG;

b) de parameters die zijn vermeld in deel B van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2020/2184, indien stedelijk afvalwater wordt geloosd in een afwateringsgebied zoals bedoeld in artikel 8 van die richtlijn;

c) de aanwezigheid van microplastics.

Voor alle agglomeraties met 10 000 i.e. en hoger controleren de lidstaten op de aanwezigheid van microplastics in slib.

De in de eerste en tweede alinea bedoelde controle wordt met de volgende frequentie uitgevoerd:

a) ten minste twee monsters per jaar, met een maximum van zes maanden tussen de monsters voor agglomeraties met 100 000 i.e. en meer;

b) ten minste één monster per twee jaar voor agglomeraties met 10 000 tot 100 000 i.e.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de in artikel 28 bedoelde procedure uitvoeringshandelingen vast te stellen om een uniforme toepassing van deze richtlijn te waarborgen door een methodologie vast te stellen om microplastics in stedelijk afvalwater en in slib te meten.


 91/271/EEG

Artikel 16

Onverminderd de toepassing van het bepaalde in Richtlijn 90/113/EEG van de Raad van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie 79 zorgen de Lid-Staten ervoor dat de betrokken autoriteiten of instanties om de twee jaar een rapport publiceren over de situatie inzake de afvoer van stedelijk afvalwater en slib in hun gebied. Deze rapporten worden bij publikatie terstond door de Lid-Staten aan de Commissie toegezonden.


 nieuw

Artikel 22

Informatie over de controle op de uitvoering

1. De lidstaten, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap (EEA) stellen:

a) uiterlijk op 31 december 2025 een gegevensverzameling samen met informatie die overeenkomstig artikel 21 is verzameld, met inbegrip van informatie over de in artikel 21, lid 1, punt a), bedoelde parameters en de resultaten van de tests ten aanzien van de criteria voor het goed- of afkeuren die in deel D van bijlage I zijn vastgesteld, en zij werken deze gegevensverzameling daarna jaarlijks bij;

b) uiterlijk op 31 december 2025 een gegevensverzameling samen waarin wordt aangegeven welk percentage van het stedelijk afvalwater overeenkomstig artikel 3 is opgevangen en behandeld en zij werken die gegevensverzameling daarna jaarlijks bij;

c) uiterlijk op 31 december 2025 een gegevensverzameling samen met informatie over de maatregelen die zijn genomen om artikel 4, lid 4, uit te voeren, en over het percentage van de stedelijke afvalwaterbelasting afkomstig van agglomeraties met 2 000 i.e. en hoger, die in afzonderlijke systemen wordt behandeld, en zij werken die gegevensverzameling daarna jaarlijks bij;

d) uiterlijk op 31 december 2025 een gegevensverzameling samen met informatie over het aantal genomen monsters en over het aantal monsters dat overeenkomstig deel D van bijlage I is genomen en is mislukt;

e) uiterlijk op 31 december 2025 een gegevensverzameling samen met informatie over de uitstoot van broeikasgassen waarin de verschillende gassen worden uitgesplitst, en over de door elke stedelijk waterzuiveringsinstallatie met 10 000 i.e. en hoger gebruikte totale hoeveelheid energie en geproduceerde hernieuwbare energie, evenals een berekening van het percentage van de doelen van artikel 11, lid 2, dat is bereikt, en zij werken die gegevensverzameling daarna jaarlijks bij;

f) uiterlijk op 31 december 2025 een gegevensverzameling samen met informatie over de overeenkomstig punt 3 van bijlage V genomen maatregelen, en zij werken die gegevensverzameling daarna jaarlijks bij;

g) uiterlijk op 31 december 2025 een gegevensverzameling samen met de resultaten van de controle overeenkomstig artikel 17, leden 1 en 4, en zij werken die gegevensverzameling daarna jaarlijks bij;

h) uiterlijk op 31 december 2025 een gegevensverzameling samen met een lijst van gebieden waarvan is vastgesteld dat zij gevoelig zijn voor eutrofiëring overeenkomstig artikel 7, lid 2, en zij werken die gegevensverzameling daarna om de vijf jaar bij;

i) uiterlijk op 31 december 2030 een gegevensverzameling samen met een lijst van gebieden waarvan is vastgesteld dat de concentratie of accumulatie van microverontreinigingen een risico vormt voor het milieu of de gezondheid van de mens overeenkomstig artikel 8, lid 2, en zij werken die gegevensverzameling daarna om de vijf jaar bij;

j) uiterlijk op 12 januari 2029 een gegevensverzameling samen over de maatregelen die zijn genomen om de toegang tot sanitaire voorzieningen te verbeteren overeenkomstig artikel 19, met inbegrip van informatie over het deel van hun bevolking dat toegang heeft tot sanitaire voorzieningen, en zij werken die gegevensverzameling daarna om de zes jaar bij.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de Commissie en het EEA permanente toegang hebben tot de in lid 1 bedoelde gegevensverzamelingen.

3. Bij de verslaglegging die krachtens dit artikel is vereist, wordt rekening gehouden met de informatie waarover de lidstaten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 166/2006 verslag hebben uitgebracht.

Wat betreft de in lid 1 bedoelde informatie zorgt het EEA ervoor dat het publiek toegang krijgt tot relevante gegevens via het Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen dat krachtens Verordening (EG) nr. 2006/166 is vastgesteld.

4. De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin het formaat wordt gespecificeerd van de informatie die overeenkomstig lid 1 moet worden verstrekt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

Artikel 2317 -  Nationaal uitvoeringsprogramma 

1. De Lid-Staten   lidstaten  stellen uiterlijk op  [PB: gelieve de datum in te voegen: de laatste dag van de 23e maand na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn]   31 december 1993 een  nationaal uitvoerings  programma op voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.


 nieuw

Die programma’s omvatten:

a) een beoordeling van het niveau van uitvoering van de artikelen 3 tot en met 8;

b) de vaststelling en planning van de investeringen die nodig zijn om deze richtlijn voor elke agglomeratie uit te voeren, met inbegrip van een indicatieve financiële raming en een prioriteitsbepaling van de investeringen die verband houden met de grootte van de agglomeratie en de milieueffecten van onbehandeld stedelijk afvalwater;

c) een raming van de investeringen die nodig zijn om de huidige infrastructuren voor stedelijk afvalwater, met inbegrip van de opvangsystemen, op basis van hun leeftijd en de afschrijvingspercentages te vernieuwen;

d) de identificatie, of ten minste een indicatie, van de mogelijke bronnen van overheidsfinanciering, indien deze nodig zijn om de gebruiksheffingen aan te vullen.


 2013/64/EU artikel 1, lid 5 bis (aangepast)

In afwijking van de eerste alinea stelt Frankrijk voor Mayotte uiterlijk op 30 juni 2014 een programma op voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.


 91/271/EEG (aangepast)

2. De Lid-Staten verstrekken de Commissie uiterlijk op 30 juni 1994 informatie over het programma.


 2013/64/EU artikel 1, lid 5 ter (aangepast)

In afwijking van de eerste alinea verstrekt Frankrijk, ten aanzien van Mayotte, de Commissie uiterlijk op 31 december 2014 informatie over het programma.


 nieuw

2. Uiterlijk op …[PB: gelieve de datum in te vullen: de laatste dag van de 35e maand na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] dienen de lidstaten hun nationale uitvoeringsprogramma’s bij de Commissie in, tenzij zij op basis van de resultaten van de controle zoals bedoeld in artikel 21, aantonen dat zij in overeenstemming zijn met de artikelen 3 tot en met 8.


 91/271/EEG

3. De Lid-Staten bezorgen de Commissie om de twee jaar uiterlijk op 30 juni zo nodig een bijgewerkte versie van de in lid 2 bedoelde informatie.


 nieuw

3. De lidstaten werken hun nationale uitvoeringsprogramma’s ten minste om de vijf jaar bij. Zij dienen deze uiterlijk op 31 december bij de Commissie in, tenzij zij aan kunnen tonen dat zij in overeenstemming zijn met de artikelen 3 tot en met 8.


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2

4. De Commissie bepaalt volgens de regelgevingsprocedure van artikel 18, lid 2, de methoden en voorbeelden van verslaggeving over de nationale programma’s. Wijzigingen in deze methoden en voorbeelden worden volgens dezelfde procedure vastgesteld.


 nieuw

4. De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin de methoden en formaten voor de indiening van de nationale uitvoeringsprogramma’s wordt vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.


 91/271/EEG

5. De Commissie inventariseert en beoordeelt om de twee jaar de informatie die zij op grond van de leden 2 en 3 heeft ontvangen en brengt hierover verslag uit.


 nieuw

Artikel 24 - Voorlichting van het publiek

1. De lidstaten zorgen ervoor dat er in elke agglomeratie geschikte en actuele informatie over het opvangen en de behandeling van stedelijk afvalwater op een gebruiksvriendelijke en op het publiek afgestemde manier online beschikbaar is. De informatie omvat ten minste de in bijlage VI vermelde gegevens.

De in lid 1 bedoelde informatie wordt op een met redenen omkleed verzoek ook op een andere manier verstrekt.

2. De lidstaten zorgen er daarnaast voor dat alle personen die verbonden zijn met opvangsystemen, regelmatig en ten minste eenmaal per jaar zonder dat zij erom hoeven te vragen, op de meest passende wijze, onder andere via hun factuur of via slimme toepassingen, de volgende informatie ontvangen:

a) informatie over de conformiteit van het opvangen en de behandeling van stedelijk afvalwater met de artikelen 3, 4, 6, 7, en 8, met inbegrip van een vergelijking tussen de huidige lozingen van verontreinigende stoffen in ontvangende wateren met de grenswaarden in de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage I;

b) het volume of geschatte volume in kubieke meter van het opgevangen en behandelde stedelijk afvalwater per jaar of per factureringsperiode voor het huishouden of de verbonden entiteit, in combinatie met jaarlijkse trends en de prijs van het opvangen en behandelen van stedelijk afvalwater voor het huishouden (de kosten per liter en per kubieke meter);

c) een vergelijking van het jaarlijkse volume van de belasting van het opgevangen en behandelde stedelijk afvalwater per jaar met een indicatie van het gemiddelde volume van een huishouden in de desbetreffende agglomeratie;

d) een link naar de in lid 1 bedoelde online-inhoud.

3. De Commissie kan gedelegeerde handelingen vaststellen overeenkomstig de procedure in artikel 27 om lid 2 en bijlage VI te wijzigen door de informatie die online aan het publiek en aan de met opvangsystemen verbonden personen moet worden verstrekt, bij te werken teneinde deze eisen aan te passen aan de technische vooruitgang en de beschikbaarheid van informatie op dit gebied.

4. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin het formaat en de methoden voor de presentatie van de overeenkomstig de leden 1 en 2 te verstrekken informatie worden gespecificeerd. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 25 - Toegang tot de rechter

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, overeenkomstig het toepasselijke nationale rechtsstelsel, de leden van het betrokken publiek in beroep kunnen gaan bij een rechtbank of een ander bij wet ingesteld onafhankelijk en onpartijdig orgaan om de materiële of formele rechtmatigheid van enig besluit, handelen of nalaten vallend onder de artikelen 6, 7 of 8 van deze richtlijn aan te vechten, indien aan ten minste een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) zij hebben een voldoende belang;

b) zij stellen dat inbreuk is gemaakt op een recht, wanneer het bestuursprocesrecht van een lidstaat dit als voorwaarde stelt.

De beroepsprocedure moet eerlijk, billijk, tijdig en niet buitensporig kostbaar zijn, en voorzien in adequate en doeltreffende verhaalmechanismen, met inbegrip van een rechterlijk bevel waar zulks passend is.

2. De lidstaten bepalen in welk stadium de besluiten, het handelen of het nalaten zoals bedoeld in lid 1 kunnen worden aangevochten.

Artikel 26

Schadevergoeding

1. De lidstaten zorgen ervoor dat indien er als gevolg van een schending van nationale maatregelen die krachtens deze richtlijn waren vastgesteld, schade aan de gezondheid van de mens is opgetreden, de getroffen personen het recht hebben om voor die schade een schadevergoeding te vorderen en te verkrijgen van de desbetreffende natuurlijke of rechtspersonen en, naar gelang het geval, van de desbetreffende bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de schending.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat, als deel van het betrokken publiek, de niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu en die aan alle eisen krachtens het nationaal recht voldoen, de getroffen personen mogen vertegenwoordigen en collectieve vorderingen voor schadevergoeding mogen instellen. De lidstaten zorgen ervoor dat een vordering wegens een schending die tot schade leidt, niet tweemaal kan worden ingesteld: zowel door de getroffen personen als door de in dit lid bedoelde niet-gouvernementele organisaties.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regels en procedures in verband met eisen tot schadevergoeding zodanig worden opgesteld en toegepast dat zij de uitoefening van het recht op vergoeding van schade veroorzaakt door een schending krachtens lid 1, niet onmogelijk of buitensporig moeilijk maken.

4. Indien er een eis voor schadevergoeding overeenkomstig lid 1 bestaat, die wordt ondersteund door bewijsmateriaal op basis waarvan een oorzakelijk verband tussen de schade en de schending aannemelijk wordt, zorgen de lidstaten ervoor dat het aan de voor de schade verantwoordelijke persoon is om te bewijzen dat de schending de schade niet heeft veroorzaakt noch daartoe heeft bijgedragen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijnen voor het instellen van vorderingen voor schadevergoeding zoals bedoeld in lid 1, niet korter zijn dan vijf jaar. Dergelijke perioden beginnen pas te lopen wanneer de schending is beëindigd en de persoon die schadevergoeding eist, weet dat hij of zij schade heeft geleden als gevolg van een schending krachtens lid 1.

Artikel 27

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 4, lid 3, artikel 6, lid 3, artikel 7, lid 4, artikel 8, lid 5, artikel 14, lid 3, artikel 20, lid 2, en artikel 24, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [PB: gelieve de datum in te voegen: de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 3, artikel 6, lid 3, artikel 7, lid 4, artikel 8, lid 5, artikel 14, lid 3, artikel 20, lid 2, en artikel 24, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 4, lid 3, artikel 6, lid 3, artikel 7, lid 4, artikel 8, lid 5, artikel 14, lid 3, artikel 20, lid 2, of artikel 24, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.


 1882/2003 artikel 3 en bijlage III, punt 21 (aangepast)

Artikel 2818 -  Comité 

1. De Commissie wordt bijgestaan door een   het  comité  voor de aanpassing aan de wetenschappelijke en technologische vooruitgang en de uitvoering van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater  .


 1137/2008 artikel 1 en bijlage, punt 4.2

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.


 nieuw

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 29 - Sancties

1. De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De sancties omvatten, in voorkomend geval, financiële sancties die evenredig zijn met de omzet van de rechtspersoon of met het salaris van de natuurlijke persoon die de schending heeft begaan, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van kleine en middelgrote ondernemingen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat bij de krachtens dit artikel vastgestelde sancties naar behoren rekening wordt gehouden met het volgende, voor zover van toepassing:

   a) de aard, ernst en uitgebreidheid van de schending;

b) het opzettelijke of nalatige karakter van de schending;

c) de bevolking die of het milieu dat door de schending is getroffen, waarbij de gevolgen van de overtreding op het doel om een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid van de mens en het milieu te bereiken, in aanmerking worden genomen.

3. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van de in lid 1 bedoelde voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarvan mee.


Artikel 30

Beoordeling

1. De Commissie voert uiterlijk op 31 december 2030 en 31 december 2040 een beoordeling van deze richtlijn uit, die met name is gebaseerd op de volgende elementen:

a) de bij de uitvoering van deze richtlijn opgedane ervaring;

b) de in artikel 22, lid 1, bedoelde gegevensverzamelingen;

c) de relevante wetenschappelijke, analytische en epidemiologische gegevens, met inbegrip van de resultaten van door de Unie gefinancierde onderzoeksprojecten;

d) aanbevelingen van de WHO, indien beschikbaar;

e) een analyse van de mogelijke noodzaak om de lijst producten die onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moeten vallen, aan te passen aan de evolutie van de reeks producten die in de handel worden gebracht, aan de verbeterde kennis over de aanwezigheid van microverontreinigingen in afvalwater en de effecten daarvan op de volksgezondheid en het milieu, en aan de gegevens die voortvloeien uit de nieuwe verplichtingen om op de aanwezigheid van microverontreinigingen in de inlaat- en afvoerbuizen van de stedelijke waterzuiveringsinstallaties te controleren.

De Commissie dient een verslag over de belangrijkste bevindingen van de in de eerste alinea bedoelde beoordeling in bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

2. De lidstaten voorzien de Commissie van de informatie die noodzakelijk is om het in lid 1, tweede alinea, bedoelde verslag voor te bereiden.


Artikel 31

Evaluatie

De Commissie dient om de vijf jaar een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze richtlijn, dat vergezeld gaat van passende wetgevingsvoorstellen, indien de Commissie dat passend acht.




Artikel 32

Intrekkings- en overgangsbepalingen

1. Richtlijn 91/271/EEG, zoals gewijzigd bij de in deel A van bijlage VII bij deze richtlijn genoemde handelingen, wordt met ingang van [PB: gelieve de datum in te voegen: de eerste dag van de 24e maand na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in deel B van bijlage VII bij deze richtlijn genoemde termijn voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijnen.


 nieuw

2. Artikel 3, lid 1, en artikel 6, lid 1, zijn ten aanzien van Mayotte met ingang van 31 december 2027 van toepassing.

3. Voor lozingen van stedelijk afvalwater die door stedelijke waterzuiveringsinstallaties worden behandeld, die belastingen van 100 000 i.e. en hoger behandelen, en die niet uiterlijk op 31 december 2030 aan de eisen van artikel 7, lid 1, hoeven te voldoen, blijft artikel 5 van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad tot 31 december 2035 van toepassing.

Voor lozingen van stedelijk afvalwater van agglomeraties met 10 000 tot 100 000 i.e., die niet uiterlijk op 31 december 2035 aan de eisen van artikel 7, lid 3, hoeven te voldoen, blijft artikel 5 van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad tot 31 december 2040 van toepassing.




4. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage [VIII].


 91/271/EEG (aangepast)

 nieuw

Artikel 3319 -  Omzetting 

1. De Lid-Staten  lidstaten  doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om  uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen: de laatste dag van de 23e maand na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] aan de artikelen […] en bijlagen […] [naar de artikelen en bijlagen verwijzen, die substantieel zijn gewijzigd in vergelijking met de ingetrokken richtlijnen]   uiterlijk op 30 juni 1993 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen   delen  de Commissie  de tekst van die maatregelen onmiddellijk mee   daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de Lid-Staten   lidstaten   de   die  bepalingen bedoeld in lid 1 aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen.  In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn.  De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten   De lidstaten bepalen hoe deze verwijzing moet worden gemaakt en hoe die vermelding moet worden geformuleerd  .

23. De Lid-Staten   lidstaten  delen de Commissie de tekst mede van de belangrijkste bepalingen van nationaal   intern  recht  mee  die zij op het door  onder  deze richtlijn bestreken   vallende  gebied vaststellen.



Artikel 34 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen […] en bijlagen […] [verwijs naar de artikelen en bijlagen die ongewijzigd zijn in vergelijking met de ingetrokken richtlijn] zijn met ingang van […] [PB: gelieve hier de datum in te voegen: de eerste dag van de 24e maand na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] van toepassing.


 91/271/EEG (aangepast)

Artikel 3520 -  Adressaten 

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.