Artikelen bij COM(2022)545 - Standpunt EU met betrekking tot de vaststelling van internationale normen, wijzigingen of de kennisgeving van verschillen ten aanzien van de internationale normen van de bijlagen 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18 en 19 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie wanneer die instantie besluiten moet vaststellen op het gebied van de veiligheid van de burgerluchtvaart, luchtvaartnavigatie en verkeersbeheer met betrekking tot de bijlagen 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18 en 19, is opgenomen in bijlage 1.

Artikel 2

Het standpunt van de Unie dat in elke zitting van de ICAO-Raad moet worden ingenomen, wordt gespecificeerd overeenkomstig bijlage 2.

Artikel 3

Het namens de Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de kennisgeving aan de ICAO van verschillen ten opzichte van de normen in de bovengenoemde bijlagen bij het Verdrag van Chicago wordt vastgesteld overeenkomstig het in bijlage 1 uiteengezette standpunt.

Artikel 4

Indien het Unierecht afwijkt van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde normen en de kennisgeving aan de ICAO van verschillen ten opzichte van die normen derhalve vereist is overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag van Chicago, legt de Commissie tijdig en uiterlijk twee maanden vóór een door de ICAO vastgestelde termijn voor kennisgeving van verschillen, een schriftelijk document ter bespreking en goedkeuring voor aan de Raad; dat document is met name gebaseerd op, indien van toepassing, de door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) overeenkomstig artikel 90, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1139 verstrekte informatie, waarin de gedetailleerde verschillen worden uiteengezet die aan de ICAO moeten worden gemeld en waarin, desgevallend, wordt uiteengezet over welke flexibiliteit de lidstaten beschikken met betrekking tot de vorm van die kennisgeving.

Artikel 5

Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139 nationale maatregelen vaststelt waarbij vrijstellingen worden verleend aan individuele natuurlijke personen of rechtspersonen of met een totale duur van niet meer dan acht maanden, en indien die nationale maatregelen afwijken van de in artikel 3 van dit besluit bedoelde normen en de kennisgeving van verschillen met die normen derhalve vereist is overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag van Chicago, stelt die lidstaat de Commissie onmiddellijk in kennis van elk te melden verschil.

Wanneer de overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139 verleende ontheffingen algemeen van toepassing zijn en de totale duur daarvan meer dan acht maanden bedraagt, legt de Commissie, uiterlijk twee weken na ontvangst van de EASA-aanbeveling overeenkomstig artikel 71, lid 2, van die verordening, een schriftelijk document ter bespreking en goedkeuring voor aan de Raad, rekening houdend met de informatie die de betrokken lidstaat en, desgevallend, het EASA overeenkomstig artikel 90, lid 4, van die verordening heeft verstrekt en waarin de gedetailleerde verschillen worden uiteengezet die aan de ICAO moeten worden gemeld.

Artikel 6

De uitvoering van dit besluit maakt het voor de lidstaten gemakkelijker om hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Chicago na te komen. 

Artikel 7

Het namens de Unie in de organen van de ICAO in te nemen standpunt wordt verwoord door de lidstaten, die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie, bijgestaan door de Commissie, overeenkomstig de status van waarnemer van de Unie.

Artikel 8

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 december 2025. Op voorstel van de Commissie kan de Raad de toepassing ervan verlengen of het besluit anderszins wijzigen.

Artikel 9

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.