Artikelen bij COM(2022)433 - Tweede jaarverslag over de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 1.9.2022

COM(2022) 433 final


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Tweede jaarverslag over de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie


{SWD(2022) 219 final}


INLEIDING


Dit verslag is het tweede jaarverslag van de Europese Commissie over de toepassing van de verordening inzake de screening van buitenlandse directe investeringen (BDI) (“de Verordening screening BDI” of “de verordening”).

Het verslag heeft betrekking op het jaar 2021 1 en biedt transparantie over de werking van de screening van BDI in de EU en over ontwikkelingen in de nationale screeningmechanismen. Het draagt bij tot de verantwoordingsplicht van de Unie op een gebied waar, gezien de veiligheidsbelangen die op het spel staan, transparantie met betrekking tot afzonderlijke transacties mogelijk noch passend is.

Het is gebaseerd op verslagen van de 27 lidstaten en andere bronnen, en bestaat uit vier hoofdstukken:

·Hoofdstuk 1 over trends en cijfers met betrekking tot BDI in de EU;

·Hoofdstuk 2 over ontwikkelingen in de wetgeving van de lidstaten;

·Hoofdstuk 3 over BDI-screeningactiviteiten van de lidstaten;

·Hoofdstuk 4 over de EU-samenwerking bij de screening van BDI.

Dit jaarverslag wordt tegelijk met het jaarverslag over controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik goedgekeurd. Zowel de screening van BDI als uitvoercontroles zijn belangrijke instrumenten voor strategische handels- en investeringscontroles om de veiligheid in de Europese Unie te waarborgen.


HOOFDSTUK 1 – BUITENLANDSE DIRECTE INVESTERINGEN IN DE EUROPESE UNIE – TRENDS EN CIJFERS

In 2021 zijn de wereldwijde buitenlandse directe investeringen (BDI) na de door COVID-19 veroorzaakte vertraging in 2020 weer toegenomen. De wereldwijde instroom bedroeg 1,5 biljoen EUR in 2021 (Figuur 1), een stijging van 52 % ten opzichte van 2020 en een stijging van 11 % ten opzichte van het niveau van vóór COVID-19 in 2019.

De EU droeg tot het wereldwijde herstel in 2021 bij met 117 miljard EUR aan inkomende BDI, 8 % van het mondiale niveau (27 % in 2019), wat neerkomt op een daling van 31 % ten opzichte van het niveau van 2020 en een daling van 68 % ten opzichte van 2019. Het resultaat van de EU is vooral het gevolg van de daling van de inkomende BDI in Ierland, Duitsland en Luxemburg en van desinvesteringen in Nederland 2 .

Figuur 1: Inkomende BDI-stromen in de wereld en in de EU


Bron: OESO-gegevens , geëxtraheerd op 29 april 2022. De gegevens hebben betrekking op inkomende BDI-stromen.

In 2021 hebben de sterke aandelenmarkten en een herstel van het ondernemersvertrouwen wereldwijd geleid tot een toename van het aantal fusies en overnames en greenfieldtransacties, maar nog niet in de EU-27 3 (Figuur 1), ondanks de daling van de geaggregeerde BDI-instroom. Het aantal verwervingen en greenfieldinvesteringen is in de EU met respectievelijk 32 % en 12 % gestegen ten opzichte van 2020 4 .

Het aantal verwervingen bleef echter 9 % onder het niveau van 2019. Voor greenfieldinvesteringen bedroeg het verschil met het jaar vóór de pandemie -39 %.

De opwaartse trend in de gecumuleerde stromen van buitenlandse transacties in de EU-27 bevestigt de openheid van de EU-landen voor buitenlandse investeringen, ondanks de vertraging als gevolg van de COVID-19-pandemie (Figuur 2), met een gemiddelde stijging van meer dan 2 100 verwervingen en 3 200 greenfieldinvesteringen per jaar in de afgelopen vijf jaar.

Figuur 2: jaarlijks cumulatief aantal transacties naar de EU-27 in 2015-2021


Bron: JRC-berekeningen op basis van gegevens van Bureau van Dijk van 22 februari 2022. De gegevens voor 2015 komen overeen met de BDI-stromen in 2015, terwijl de gegevens voor de daaropvolgende jaren overeenkomen met de gecumuleerde som van de jaarlijkse stromen.

Uit de jaar-op-jaargegevens per buitenlands rechtsgebied blijkt dat het aantal overeenkomsten en projecten voor de meeste landen van herkomst in 2021 is toegenomen (Figuur 3). De VS waren in 2021 de grootste buitenlandse investeerder, goed voor 32,3 % van alle verwervingen en 39,4 % van de greenfieldinvesteringen, gevolgd door het Verenigd Koninkrijk met respectievelijk 25,6 % en 20,9 %. Opvallende uitzonderingen zijn China en Japan, die beide onder het niveau van 2020 bleven. Met name China, met 2,3 % van alle buitenlandse verwervingen in 2021 (een daling ten opzichte van 3,4 % in 2020) en 6 % van de greenfieldinvesteringen (een daling ten opzichte van 7,1 % in 2020), slaagde er niet in om meer overeenkomsten te sluiten, ondanks een aantal belangrijke aangekondigde fusies en overnames en greenfieldinvesteringen die de waarde van de Chinese investeringen in 2021 opdreven tot 9 miljard EUR (tegenover 6,5 miljard EUR in 2020).


De strenge Chinese kapitaalcontroles en de concentratie van investeringsactiviteiten in kernsectoren hadden in 2021 een negatieve invloed op het aantal overeenkomsten waarbij China betrokken is 5 . Hoewel de meeste rechtsgebieden in 2021 wat de verwerving van deelnemingen betreft het niveau van vóór COVID-19 bereikten, en sommige zelfs het niveau van 2019 overschreden 6 , bleef het aantal greenfieldinvesteringsprojecten lager dan in 2019. De enige uitzondering hierop zijn de offshorelanden 7 (samen 133 projecten in 2021, tegenover 106 in 2019) en Rusland 8 (met 46 projecten in 2021, tegenover 20 in 2019).

Figuur 3: Aantal verwervingen van deelnemingen* (links) en greenfieldinvesteringen (rechts) in 2021 en 2020 — Opgesplitst naar buitenlands rechtsgebied (top tien van investeerders)


Bron: JRC-berekeningen op basis van gegevens van Bureau van Dijk van 22 februari 2022. Offshoregebieden: Offshore financieel centrum 9 . RvdW: Rest van de wereld. (*) Verwervingen van deelnemingen van meer dan 10 % van het kapitaal van een EU-onderneming.

Ondanks de positieve vooruitzichten van analisten voor 2022, die voortvloeiden uit de verwachting dat het ergste van de pandemie voorbij was, vervliegt de hoop snel door het onzekere ondernemingsklimaat dat het gevolg is van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde invasie van Oekraïne door Rusland. De economische effecten van de sterke stijging van de kosten van energie (die reeds vóór de invasie een effect hadden) en grondstoffen, en de omvang van de economische gevolgen van verstoringen van de toeleveringsketens, met name voor kritieke grondstoffen en kritieke technologieën, en zwakkere mondiale activiteiten en handel, die nog steeds niet volledig kunnen worden ingeschat, zullen van invloed zijn op de dynamiek van het sluiten van overeenkomsten in de EU, hetgeen kan leiden tot een neerwaartse herziening van de oorspronkelijk positieve vooruitzichten voor 2022.

Het aantal transacties per doelland in de EU vertoonde in 2021 een wijdverbreide toename van het aantal buitenlandse transacties ten opzichte van 2020 (Figuur 4). Duitsland was met een aandeel van 16,4 % van alle verwervingen door buitenlandse investeerders in 2021 de belangrijkste bestemming en kende een stijging van het aantal transacties met 20 % ten opzichte van 2020. Spanje, Frankrijk en Nederland volgden, met respectievelijk 13,8 %, 10,7 % en 10,5 % van het aantal buitenlandse transacties en een jaarlijkse groei van meer dan 10 % ten opzichte van het voorgaande jaar. In 2021 voerde Spanje de EU-ranglijst van de grootste ontvangers van buitenlandse greenfieldinvesteringen aan (22,2 % van het totaal), gevolgd door Frankrijk en Duitsland met respectievelijk 12,7 % en 11,2 %. Deze laatste twee landen waren samen met Italië de enige van de tien belangrijkste ontvangers van greenfieldinvesteringen waar in 2021 niet meer buitenlandse projecten van start gingen dan in 2020 10 .

Figuur 4: Aantal verwervingen van deelnemingen* (links) en greenfieldinvesteringen (rechts) in 2021 en 2020 — Opgesplitst naar land van bestemming (top tien van bestemmingen in de EU)


Bron: JRC-berekeningen op basis van gegevens van Bureau van Dijk van 22 februari 2022. REU staat voor Rest van de EU. (*) Verwervingen van deelnemingen van meer dan 10 % van het kapitaal van een EU-onderneming.

Uit een nader onderzoek van de sectoren waarop buitenlandse investeerders zich richten, blijkt dat ICT (informatie- en communicatietechnologie) en de be- en verwerkende industrie de drijvende kracht zijn achter het herstel van buitenlandse transacties in de EU (Figuur 5 11 ). ICT stond op de eerste plaats voor verwervingen en op de tweede plaats voor greenfieldinvesteringen (na detailhandel) met 30 % van de nieuwe verwervingen en 15,4 % van de nieuwe greenfieldinvesteringen in 2021, wat neerkomt op een groei van respectievelijk 34 % en 15 % ten opzichte van 2020. Daarop volgde de be- en verwerkende industrie, die goed was voor 25,9 % van de totale buitenlandse verwervingen en 12 % van de buitenlandse greenfieldinvesteringen en in 2021 met respectievelijk 38 % en 12 % groeide ten opzichte van het jaar daarvoor.

In vergelijking met 2020 hebben buitenlandse transacties in alle belangrijke sectoren een nieuwe impuls gekregen en in sommige categorieën het niveau van vóór COVID-19 bereikt of zelfs overtroffen. Wat de verwerving van deelnemingen betreft, zijn de niveaus van 2019 bereikt voor onder meer ICT, vrije beroepen en wetenschappelijke activiteiten en de bouwnijverheid, met een stijging van 27 %, 8,3 % en 10 % in 2021 ten opzichte van 2019. De buitenlandse greenfieldinvesteringen vertonen daarentegen minder of geen herstel.

Met uitzondering van de horeca bleven de greenfieldinvesteringen in 2021 onder het niveau van 2019, al zijn zij positief na de drastische daling van 2020.

Figuur 5: Aantal verwervingen (links) en greenfieldinvesteringen (rechts) in 2021 en 2020 — Per NACE-sector (top vijf van categorieën)


Bron: JRC-berekeningen op basis van gegevens van Bureau van Dijk van 22 februari 2022. VWT staat voor vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten (Nace. Rev2, deel M); het omvat onder meer O&O-faciliteiten. ICT staat voor Informatie en communicatie (Nace. Rev2, deel J).

Meer details

Meer details over bovenstaande cijfers zijn te vinden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie, punt 1. Daar worden aanvullende gegevens verstrekt over de impact en het herstel per lidstaat en per sector, over de herkomst van buitenlandse investeerders in de EU en over de participatie van buitenlandse staten in buitenlandse investeerders in de EU.


HOOFDSTUK 2 – ONTWIKKELINGEN IN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN IN 2021


De Verordening screening BDI en de mechanismen voor screening van BDI in de EU-lidstaten

Hoewel de Verordening screening BDI de lidstaten niet verplicht een nationaal screeningmechanisme op te zetten 12 , blijft de Europese Commissie de lidstaten zowel op politiek als op technisch niveau aanmoedigen om nationale screeningmechanismen vast te stellen, aan te passen en toe te passen. Onlangs heeft de Europese Commissie de lidstaten in de richtsnoeren voor de lidstaten van 2020 over het gebruik van BDI-screening in tijden van volksgezondheidscrisis en economische kwetsbaarheid in de EU 13 en in de richtsnoeren voor de lidstaten van 2022 inzake buitenlandse directe investeringen uit Rusland en Belarus 14 opgeroepen een volwaardig screeningmechanisme op te zetten.

De Europese Commissie bevordert deze ontwikkeling in alle lidstaten actief en vergemakkelijkt de voortgang en de aanpassing van de nationale wetgevingsprocessen. In 2021 heeft de Europese Commissie de lidstaten bijgestaan met technische en beleidsrichtsnoeren, technische vergaderingen en informatie-uitwisseling, inclusief de uitwisseling van beste praktijken.

Ondanks deze regelmatige samenwerking en een aantal grote gelijkenissen tussen de nationale screeningmechanismen blijven de lidstaten echter aanzienlijke verschillen vertonen wat betreft de formele screening van BDI, de toepasselijke termijnen, het sectorale toepassingsgebied, de kennisgevingsvereisten en andere elementen. Daarom blijft de Europese Commissie zich inzetten voor de onderlinge afstemming van de nationale screeningmechanismen en verwacht zij dat alle 27 EU-lidstaten binnenkort over een nationaal BDI-screeningmechanisme zullen beschikken.

Een nationaal screeningmechanisme in alle 27 lidstaten is nodig om de Unie te beschermen tegen potentieel riskante buitenlandse investeringen uit derde landen. Dat zou ervoor zorgen dat alle 27 lidstaten en de Europese Commissie relevante BDI screenen, waardoor de collectieve veiligheid van de lidstaten en de Unie, de veiligheid van de eengemaakte markt en de zeer hoge mate van economische integratie die daardoor mogelijk wordt gemaakt, worden beschermd.

Overzicht van de lidstaten die over een screeningmechanisme beschikken of een screeningmechanisme aan het opzetten zijn

De wereldwijde pandemie en de recente verstoringen van de mondiale toeleveringsketens hebben het kritieke karakter van bepaalde belangrijke sectoren, zoals gezondheidszorg en energie, onder de aandacht gebracht. Daarom hebben veel EU-lidstaten nieuwe nationale screeningmechanismen ingevoerd of bestaande screeningmechanismen geactualiseerd en uitgebreid. In 2021 hebben drie lidstaten een nieuw screeningmechanisme ingevoerd en hebben zes lidstaten hun bestaande mechanisme gewijzigd. Eind 2021 hadden zeven lidstaten al overleg- of wetgevingsprocedures ingeleid om een nationaal screeningmechanisme op te zetten. In totaal bestond in twee derde van alle EU-lidstaten in 2021 wetgeving inzake de screening van buitenlandse directe investeringen. De screening van buitenlandse directe investeringen krijgt in de EU een steeds grotere impuls.

De onderstaande kaart geeft een overzicht van de stand van de wetgeving in de EU-lidstaten.


Ontwikkelingen in de EU-lidstaten in 2021 – BDI-screeningmechanismen

Tot dusver hebben 25 van de 27 EU-lidstaten:

·een nationaal BDI-screeningmechanisme; of hebben zij

·een nieuw nationaal BDI-screeningmechanisme vastgesteld, of

·een bestaand mechanisme gewijzigd, of

·een overleg- of wetgevingsprocedure ingeleid die naar verwachting zal leiden tot de vaststelling van een nieuw mechanisme of wijzigingen van een bestaand mechanisme.

De volgende tabel geeft een overzicht van de stand en de ontwikkeling van de wetgeving van alle 27 lidstaten in 2021 15 .

Bestaand nationaal BDI-screeningmechanismeFinland, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje
Wijziging van een bestaand mechanismeDuitsland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen
Overleg- of wetgevingsprocedure ingeleid die naar verwachting tot actualiseringen van een bestaand mechanisme zal leidenNederland, Roemenië
Vaststelling van een nieuw nationaal BDI-screeningmechanismeDenemarken, Slowakije, Tsjechië
Overleg- of wetgevingsprocedure die naar verwachting tot de vaststelling van een nieuw mechanisme zal leidenBelgië, Estland, Griekenland, Ierland, Kroatië, Luxemburg, Zweden
Geen lopend openbaar gemaakt initiatiefBulgarije, Cyprus

De meeste wijzigingen van de nationale wetgeving hadden betrekking op drie onderwerpen: verbetering van de screeningprocedures, uitbreiding van de bestreken sectoren en verlenging van de geldigheid van nationale mechanismen. Frankrijk heeft bijvoorbeeld de drempel voor de screening van investeringen van niet-EU-investeerders verlaagd en verlangt van investeerders nu ook dat zij samen met andere documenten de EU-kennisgeving “formulier B” 16 indienen. Duitsland heeft een reeks procedurele wijzigingen aangebracht (bv. de toevoeging van 16 nieuwe casegroepen 17 met betrekking tot opkomende/gevoelige technologieën), nieuwe drempels voor de verwerving van kapitaal en stemrechten toegepast die een kennisgeving vereisen, en nieuwe vereisten voor investeerders ingevoerd. Italië heeft de toepasbaarheid van zijn bestaande screeningmechanisme uitgebreid. Letland heeft onder meer de bevoegdheid van de nationale autoriteiten om investeerders om nadere informatie te verzoeken, uitgebreid. Litouwen heeft onder meer zijn lijst van ondernemingen en strategische infrastructuur die het belangrijk acht, aangepast. Hongarije heeft aan zijn wetgeving verdere activiteiten van doelwitondernemingen toegevoegd die een kennisgeving van de geplande transacties vereisen. Tot slot hebben verschillende andere lidstaten aangegeven dat zij momenteel wijzigingen van hun bestaande mechanismen plannen.

Meer gedetailleerde informatie over de ontwikkelingen in de nationale screeningwetgeving van de lidstaten is te vinden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie. De Europese Commissie houdt ook een lijst van de actualiseringen van de nationale wetgevingen bij 18 .

HOOFDSTUK 3 – ACTIVITEITEN VAN DE LIDSTATEN OP HET GEBIED VAN BDI-SCREENING


De Verordening screening BDI voorziet in een mechanisme voor samenwerking bij de screening van BDI tussen de Europese Commissie en de lidstaten. Het besluit over welke investeringen worden gescreend, goedgekeurd, aan voorwaarden onderworpen of geblokkeerd, wordt echter genomen door de lidstaat waar de investering plaatsvindt. Dit hoofdstuk is gebaseerd op en combineert door de lidstaten verstrekte gegevens over gevallen die in 2021 op grond van hun wetgeving en screeningmechanismen zijn gescreend.

In het algemeen zijn er in 2021 op nationaal niveau talrijke aanvragen om toestemming ontvangen 19 . Overeenkomstig artikel 5 van de verordening, waarin hun verplichting tot verslaglegging is vastgelegd, hebben de lidstaten in 2021 1 563 aanvragen om toestemming en ambtshalve geopende zaken gerapporteerd 20 .

Figuur 6 — Activiteiten van de lidstaten op het gebied van BDI-screening


Bron: verslaglegging door de lidstaten.

Er is een duidelijke tendens om meer zaken formeel te screenen. Van de 1 563 aanvragen om toestemming en ambtshalve geopende zaken werd namelijk ongeveer 29 % formeel gescreend. Dit lijkt te wijzen op een toename van het aantal formeel gescreende zaken ten opzichte van 2020 21 . Dit kan worden verklaard doordat de nationale autoriteiten meer aandacht besteden aan wat zij als potentieel “kritiek” beschouwen, en door een verandering in de algemene investeringstrends. Ongeveer 71 % van alle aanvragen werd geacht niet onder de regeling te vallen of hoefde geen formele screening te ondergaan omdat er een duidelijk gebrek aan impact op de veiligheid en de openbare orde was.

Het aantal aanvragen om toestemming is ook zeer ongelijk verdeeld over de lidstaten. In 1921 waren vier lidstaten namelijk goed voor ongeveer 70 % van alle aanvragen om toestemming en ambtshalve geopende zaken.

Van de gevallen die in 2021 formeel zijn gescreend en waarvoor de lidstaten een besluit hebben gemeld 22 , werd de meerderheid (73 %) zonder voorwaarden goedgekeurd, wat betekent dat de transactie werd toegestaan zonder dat de investeerder aanvullende maatregelen hoefde te nemen.

Bij 23 % van de besluiten ging het echter om een toestemming met voorwaarden of risicobeperkende maatregelen. In die gevallen hebben de nationale screeningautoriteiten onderhandeld over bepaalde maatregelen, garanties en toezeggingen van de investeerders alvorens de geplande buitenlandse directe investering toe te staan.

Ten slotte blokkeerden de nationale autoriteiten de transacties uiteindelijk slechts in 1 % van alle afgehandelde zaken, terwijl de transactie in nog eens 3 % door de partijen werd ingetrokken.

Figuur 7 — Aangemelde besluiten over BDI-zaken


Bron: verslaglegging door de lidstaten.

Samengevat leiden de bovenstaande bevindingen tot de volgende hoofdconclusies:

·In vergelijking met 2020 hebben de lidstaten de ontvangen aanvragen in 2021 als gevoeliger beschouwd, aangezien het aandeel formeel gescreende zaken is toegenomen.

·De aanvragen om toestemming zijn ongelijk verdeeld over de EU-lidstaten: vier landen zijn goed voor ongeveer 70 % van alle ontvangen aanvragen. In het eerste jaarverslag was dit 86,5 %. Dit wijst op een diversificatie van de screening tussen de lidstaten.

·In 2021 werd het merendeel van de transacties, waarvoor een besluit werd gemeld, zonder voorwaarden toegestaan (73 %, het was 79 % in het eerste verslag).

·23 % van de afgehandelde zaken omvatte wel risicobeperkende maatregelen (dit is een aanzienlijke stijging ten opzichte van het vorige verslag, met 12 %).

·Slechts 1 % van de transacties werd door de lidstaten geblokkeerd (in vergelijking met iets meer voordien, namelijk 2 % in het eerste verslag), hetgeen bevestigt dat de Europese Unie open blijft staan voor buitenlandse directe investeringen en dat de lidstaten slechts zaken afwijzen die een zeer ernstige bedreiging vormen voor de veiligheid en de openbare orde.


HOOFDSTUK 4 – EU-MECHANISME VOOR SAMENWERKING BIJ DE SCREENING VAN BDI


1.Kennisgevingen en andere maatregelen in het kader van de Verordening screening BDI

In hoofdstuk 3 werd het niveau van de nationale screeningactiviteiten samengevat. Het betreft de onder de nationale regelingen vallende investeringen die voldeden aan de voorwaarden voor screening in het kader van de BDI-verordening.

In 2021 hebben 13 lidstaten overeenkomstig artikel 6 van de Verordening screening BDI in totaal 414 kennisgevingen 23 ingediend, tegenover 11 lidstaten tijdens de periode waarop het eerste jaarverslag over de screening van BDI betrekking had 24 . Vijf lidstaten (Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Spanje) waren verantwoordelijk voor meer dan 85 % van die kennisgevingen. De aangemelde transacties lopen sterk uiteen wat betreft de sectoren waarop de investering is gericht, de herkomst van de uiteindelijke investeerder en de waarde van de transactie.

De vijf sectoren met het hoogste aantal transacties waren ICT, be- en verwerkende industrie, financiële activiteiten 25 , groot- en detailhandel en bouwnijverheid 26 (in het eerste jaarverslag was “bouwnijverheid” opgenomen in de categorie “overige”). De eerste drie sectoren zijn dezelfde als in het eerste jaarverslag, maar in een andere volgorde.

Figuur 8 — Belangrijkste doelsectoren in 2021 27


Bron: kennisgevingen van de lidstaten.

Wat de waarde van de transacties betreft, had het merendeel ervan een waarde 28 van 29 minder dan 500 miljoen EUR, terwijl de grootste individuele groep (34 %) een waarde had van meer dan 500 miljoen EUR.

Figuur 9 — Respectieve waarde per aangemelde BDI-transactie in 2021 30


Bron: kennisgevingen van de lidstaten.

De transacties waarvan is kennisgegeven, vertonen een breed scala qua waarde, met een minimumwaarde van 1 EUR en een maximum van ongeveer 29-31 miljard EUR.

De Verordening screening BDI bepaalt dat de beoordeling van BDI-transacties in twee mogelijke fasen plaatsvindt. Alle transacties waarvan is kennisgegeven, worden beoordeeld in fase 1, waarna slechts een klein aantal doorgaat naar fase 2. Fase 2 impliceert een meer gedetailleerde beoordeling van gevallen die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid of de openbare orde in meer dan één lidstaat, of die risico’s kunnen opleveren voor projecten of programma’s van Uniebelang. Fase 2‑zaken zouden uiteindelijk kunnen worden afgesloten door de Europese Commissie die een advies uitbrengt over de zaak in kwestie.


Van de 414 gevallen waarvan is kennisgegeven, werd 86 % door de Europese Commissie afgesloten in fase 1, terwijl de overige 11 % (14 % in het vorige verslag) doorgingen naar fase 2 waarbij de kennisgevende lidstaat om aanvullende informatie werd verzocht. 3 % van die zaken liep nog op de afsluitingsdatum van dit verslag, d.w.z. dat zij nog niet waren afgesloten in fase 1 of 2 31 .

De door de Europese Commissie bij de opening van fase 2 gevraagde aanvullende informatie varieert aanzienlijk, afhankelijk van de specifieke transactie en de gedetailleerdheid en kwaliteit van de informatie die bij de kennisgeving is verstrekt 32 .

Figuur 10 — In fase 1 en fase 2 afgesloten zaken en aanhangige zaken


Bron: kennisgevingen van de lidstaten.

De gevraagde informatie omvat doorgaans een of meer van de volgende elementen: gegevens over producten en/of diensten van de doelwitonderneming, mogelijke classificatie van de betrokken producten als producten voor tweeërlei gebruik, afnemers, alternatieve leveranciers en marktaandelen, de invloed van de investeerder op de doelwitonderneming na de transactie, intellectuele rechten en O&O-activiteiten van de doelwitonderneming, en aanvullende definiërende kenmerken van de investeerder en zijn strategie. Deze informatie wordt gevraagd om het kritieke karakter van het investeringsdoelwit of de mogelijkerwijs van de investeerder uitgaande dreiging beter te kunnen beoordelen.

De belangrijkste sectoren die in fase 2-zaken aan de orde waren, waren de be- en verwerkende industrie, ICT en financiële activiteiten. De be- en verwerkende industrie en ICT waren goed voor 76 % van alle dossiers in fase 2. Het aandeel van de ICT-sector is vrij sterk gestegen, van 17 % in het vorige verslag tot 32 % in het huidige verslag.

Figuur 11 — Belangrijkste doelsectoren in fase 2 in 2021 33


Bron: kennisgevingen van de lidstaten.

De topsector — be- en verwerkende industrie — omvat kritieke infrastructuur en/of technologieën, d.w.z. defensie, lucht- en ruimtevaart, energie, gezondheid (inclusief farmaceutische industrie) en halfgeleiderapparatuur. Defensie en lucht- en ruimtevaart zijn goed voor bijna de helft van de kennisgevingen in die sector (45 %).

Figuur 12 — Subsectoren van de be- en verwerkende industrie in fase 2 in 2021


Bron: kennisgevingen van de lidstaten

De 47 gevallen van fase 2 kwamen uit negen lidstaten  34 . Voor alle fase 2-gevallen was de gemiddelde duur die de lidstaten nodig hadden om de gevraagde informatie te verstrekken 22 kalenderdagen (tegenover 31 kalenderdagen in het eerste verslag), met uitersten van 3 tot 101 dagen (tegenover 2 tot 101 kalenderdagen in het eerste verslag).

De BDI-verordening stelt geen precieze termijnen vast waarbinnen de lidstaten moeten reageren, maar de termijnen in het kader van de verordening worden opgeschort totdat volledige informatie is ontvangen.

Wat de herkomst van de uiteindelijke investeerder betreft, waren in de 414 gevallen die in 2021 aan de Europese Commissie zijn gemeld de vijf belangrijkste landen van herkomst de VS, het VK, China, de Kaaimaneilanden en Canada. Rusland was goed voor minder dan 1,5 % van de gevallen en Belarus voor 0,2 %.

Figuur 13 — Herkomst van uiteindelijke investeerders in 2021


Bron: kennisgevingen van de lidstaten.

Van alle gevallen waarvan in 2021 is kennisgegeven, betrof 28 % (tegenover 29 % in het eerste verslag) multijurisdictionele BDI-transacties, die betrekking hadden op (en werden gemeld door) verschillende lidstaten 35 . De belangrijkste sectoren waarop dergelijke kennisgevingen betrekking hadden, waren ICT, de be- en verwerkende industrie, groot- en detailhandel en financiële activiteiten.


Tabel — Multijurisdictionele BDI-transacties en belangrijkste sectoren

ICT 39 %
Be- en verwerkende industrie 20 %
Groot- en detailhandel 11 %
Financiële activiteiten 9 %
Overige 32 %

Bron: kennisgevingen van de lidstaten


Naast alle gevallen waarvan op grond van artikel 6 van de verordening is kennisgegeven, heeft de Europese Commissie in 2021 geen gebruik gemaakt van artikel 7 van de verordening (hetgeen zij eerder wel heeft gedaan, zoals vermeld in het eerste verslag). Artikel 7 biedt de Europese Commissie de mogelijkheid om investeringen in een lidstaat waarvan zij kennis krijgt, ambtshalve te screenen, onafhankelijk van de vraag of die lidstaat al dan niet over een eigen screeningmechanisme beschikt.

De adviezen van de Commissie overeenkomstig de artikelen 6, 7 of 8 van de verordening blijven overeenkomstig artikel 10 van de verordening vertrouwelijk. Daarom kan in dit verslag geen informatie over individuele adviezen worden gepubliceerd.

In minder dan 3 % van alle gevallen waarvan is kennisgegeven, zijn adviezen uitgebracht (evenveel als in het eerste jaarverslag); deze adviezen worden enkel uitgebracht wanneer en indien dit is vereist door de omstandigheden van een zaak, meer bepaald het risicoprofiel van de investeerder en het kritieke karakter van een investeringsdoelwit. Eventuele aanbevolen risicobeperkende maatregelen zijn evenredig en specifiek voor de risico’s en het kritieke karakter die zijn vastgesteld.

De adviezen van de Commissie kunnen ook bestaan in het delen van relevante informatie met een screenende lidstaat en kunnen ook mogelijke risicobeperkende maatregelen voorstellen om de vastgestelde risico’s aan te pakken.

Uiteindelijk is het aan de lidstaat waar de investering plaatsvindt, om een besluit te nemen over de transactie, waarbij hij terdege rekening houdt met eventuele adviezen van de Commissie.


Bovenstaande gegevens leiden tot dezelfde belangrijke conclusies als die welke in het eerste jaarverslag zijn getrokken.

Ten eerste blijft de behandeling van zaken via het EU-samenwerkingsmechanisme goed functioneren. Van de 414 zaken waarvan in 2021 is kennisgegeven, werd de overgrote meerderheid (86 %) afgesloten in fase 1, dus zeer snel, waarbij slechts 11 % van die zaken (tegenover 14 % in de periode waarop het vorige verslag betrekking had) in fase 2 werd afgesloten en minder dan 3 % van de zaken resulteerde in een advies van de Commissie.

Ten tweede is er een tendens naar een grotere diversificatie van de screening tussen de lidstaten. Vier lidstaten waren namelijk goed voor ongeveer 70 % van alle in 2021 ontvangen aanvragen, maar dit was 86,5 % in het eerste jaarverslag.

Ten derde blijkt dat, hoewel de meeste gevallen in fase 1 snel (binnen de voorgeschreven 15 kalenderdagen) worden beoordeeld, de tijd voor de behandeling van de zaken in fase 2 aanzienlijk varieert, gezien de tijd die de lidstaten nodig hebben om te antwoorden op een verzoek van de Commissie om aanvullende informatie, daar zij voor de gevraagde informatie vaak afhankelijk zijn van de investeerder.

Ten vierde weerspiegelen de belangrijkste betrokken sectoren (ICT, be- en verwerkende industrie, groot- en detailhandel) en herkomst van de uiteindelijke investeerder (de VS, het Verenigd Koninkrijk, China, de Kaaimaneilanden en Canada) die betrokken zijn bij zaken waarvan op grond van de verordening is kennisgegeven, grotendeels de investeringstrends die zijn beschreven in hoofdstuk 1 van dit jaarverslag en punt 1 van het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie met betrekking tot de belangrijkste sectoren en de herkomst van de uiteindelijke investeerder.

Ten vijfde had een aanzienlijk aantal door de lidstaten gemelde zaken betrekking op een of meer van de in artikel 4 van de verordening genoemde factoren. Dit omvat met name kritieke infrastructuur, technologie en producten voor tweeërlei gebruik, en toegang tot gevoelige informatie, alsook mogelijke eigenaarschap van of zeggenschap van de overheid over of invloed op de buitenlandse investeerder.


2.Buitenlandse directe investeringen uit Rusland en Belarus in het kader van de Russische invasie van Oekraïne

Naar aanleiding van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne, die actief wordt gesteund door Belarus, heeft de EU in 2022 omvangrijke en robuuste pakketten beperkende maatregelen (“sancties”) tegen die landen aangenomen. De sancties tegen Rusland zijn bedoeld om het vermogen van het Kremlin om de oorlog te financieren, te ondermijnen, duidelijke economische en politieke kosten op te leggen aan de leden van de politieke elite in Rusland die verantwoordelijk zijn voor de invasie en de economische basis van het land te verzwakken. In het licht van de materiële steun van Belarus aan de Russische invasie heeft de EU verdere sancties tegen Belarus aangenomen. De sancties tegen Belarus zijn zo opgezet dat zij een vergelijkbaar effect hebben als de sancties tegen Rusland.

De screening van buitenlandse directe investeringen en sancties zijn weliswaar afzonderlijke rechtsinstrumenten die elk een ander doel en een verschillende werking hebben, maar de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne vraagt om meer waakzaamheid ten aanzien van Russische en Belarussische directe investeringen in de Unie. Dit gaat verder dan investeringen door personen of entiteiten waarop sancties van toepassing zijn. In de huidige omstandigheden bestaat er een verhoogd risico dat elke investering — die direct of indirect gerelateerd is aan een persoon of entiteit die banden heeft met, onder zeggenschap staat van of onderworpen is aan invloed van de Russische of de Belarussische overheid — in kritieke activa in de EU een bedreiging kan vormen voor de veiligheid of de openbare orde in de lidstaten.

Tegen die achtergrond heeft de Europese Commissie in april 2022 Richtsnoeren voor de lidstaten met betrekking tot buitenlandse directe investeringen uit Rusland en Belarus 36 aangenomen om ervoor te zorgen dat bijzondere aandacht wordt besteed aan investeringen in kritieke EU-activa door entiteiten of personen die op een of andere manier banden hebben met de Russische of Belarussische overheid.

3.Sinds 1 januari 2021 genomen maatregelen en verdere vooruitzichten

Dit verslag markeert de consolidatie van een Europees beleid dat essentieel is voor de bescherming van de veiligheid en de openbare orde in de Unie. Het opzetten van mechanismen voor de screening van buitenlandse directe investeringen door de lidstaten en de voortdurende verbetering daarvan, de verdere ontwikkeling van het EU-samenwerkingsmechanisme in 2021 en de samenwerking inzake BDI met partnerlanden, onder meer met de Verenigde Staten van Amerika via de werkgroep BDI van de Handels- en Technologieraad, hebben de EU in staat gesteld de grondslagen van het EU-screeningsysteem te consolideren. Iets meer dan anderhalf jaar na de inwerkingtreding van de verordening is de EU al een gevestigde en proactieve speler op het gebied van de screening van buitenlandse directe investeringen.

Het verslag bevestigt de duidelijke meerwaarde van de BDI-verordening en het samenwerkingsmechanisme. Het is een waardevol en efficiënt instrument gebleken. Er zijn geen lekken gemeld met betrekking tot kennisgevingen, adviezen of andere maatregelen in het kader van de verordening. Een passende behandeling en bescherming van informatie die voor de toepassing van de artikelen 6, 7 en 8 van de verordening wordt ingediend, is van vitaal belang voor het waarborgen van het nodige vertrouwen tussen alle betrokken partijen, d.w.z. de partijen bij een transactie, de kennisgevende lidstaat, de 26 andere lidstaten en de Europese Commissie.

Om de doeltreffende toepassing van de verordening te vergemakkelijken en te zorgen voor een hogere mate van conformiteit en volledigheid van de kennisgevingen die de lidstaten overeenkomstig artikel 6 van de verordening indienen, heeft de Commissie gezorgd voor geactualiseerde versies van het kennisgevingsformulier voor investeerders. Zij heeft ook een bijgewerkt document met veelgestelde vragen verstrekt (in juni 2021).

Wat de beste praktijken betreft, blijft de Europese Commissie uitwisselingen tussen de lidstaten faciliteren. Zij heeft in maart 2022, na virtuele uitwisselingen tijdens de pandemie, de allereerste persoonlijke bijeenkomst met vertegenwoordigers van alle lidstaten georganiseerd. De ervaring leert dat er in het algemeen ruimte is voor verdere verbetering, met name op de door de lidstaten genoemde gebieden. Iedereen was het er echter over eens dat de werking van het instrument en het samenwerkingsmechanisme zeer bevredigend is en een grote toegevoegde waarde oplevert voor de nationale autoriteiten bij hun uiteindelijke beslissingen over de transacties in kwestie en voor de bescherming van de belangen (projecten of programma’s) van de Europese Unie.

De Europese Commissie verwacht stellig dat meer lidstaten zeer spoedig nationale wetgeving inzake de screening van buitenlandse directe investeringen en daarmee verband houdende mechanismen voor potentieel riskante buitenlandse investeringen zullen aannemen en versterken. Dit standpunt is reeds een aantal keer geformuleerd, met name in de richtsnoeren voor de lidstaten van 2020 over het gebruik van BDI-screening in tijden van volksgezondheidscrisis en economische kwetsbaarheid in de EU 37 en meer recentelijk in de richtsnoeren voor de lidstaten van 2022 inzake buitenlandse directe investeringen uit Rusland en Belarus 38 . Het zou slechts een kwestie van tijd moeten zijn voordat alle 27 lidstaten over een dergelijk mechanisme beschikken en dus rechtstreeks bijdragen aan de gemeenschappelijke veiligheidsdoelstelling. De toename van het aantal lidstaten met een nationaal BDI-screeningmechanisme moet leiden tot een intensivering van de samenwerking in het kader van de Verordening screening BDI. Aangezien het economische klimaat onzeker is, is het aantal en de aard van de toekomstige kennisgevingen echter des te moeilijker te voorspellen.

Wat de mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen betreft, is de Europese Commissie in 2021 gestart met een studie over het BDI-samenwerkingsmechanisme. Deze heeft tot doel de samenhang tussen de screenings door de nationale autoriteiten en de Europese Commissie te beoordelen en eventuele significante efficiëntie- of doeltreffendheidskwesties te identificeren in het licht van de beleidsdoelstellingen van de Verordening screening BDI 39 . De studie zal bijdragen tot het beraad van de Commissie over de mogelijke noodzaak om de Verordening screening BDI in 2023 te herzien. De studie zal naar verwachting in de zomer van 2022 worden afgerond.

(1)

   Het eerste jaarverslag had betrekking op een kortere periode, namelijk van 11 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021. Er is dus een overlapping met dit verslag, dat ook de periode van 1 tot en met 30 juni bestrijkt.

(2)

OECD FDI IN FIGURES , April 2022.

(3)

Pitchbook, Global M&A report , 2021.

(4)

VERKLARENDE WOORDENLIJST: We gebruiken de term “buitenlandse investeerder” voor niet-EU-entiteiten (ondernemingen of personen) die in de EU deelnemingen verwerven of greenfieldinvesteringsprojecten (kortheidshalve “greenfieldinvesteringen”) opzetten. De termen “buitenlands” en “niet-EU” worden door elkaar gebruikt. In de hele tekst wordt de term “verwervingen” gebruikt voor de verwerving van deelnemingen in EU-ondernemingen, of het nu gaat om fusies en overnames of deelnemingen van minder dan 50 % maar meer dan 10 % van het kapitaal, en de term “transacties” voor de som van verwervingen en greenfieldinvesteringen. “Buitenlandse transacties” zijn transacties waarbij de investeerder een uiteindelijke eigenaar buiten de EU heeft. De “uiteindelijke eigenaar” is een entiteit die direct of indirect ten minste 50,01 procent van de aandelen van de directe investeerder bezit.

(5)

 Zie de analyse van Chinese investeringen,  Rhodium  (2022).

(6)

Dit is bijvoorbeeld het geval voor de VS, de offshorelanden, Canada en Noorwegen.

(7)

De belangrijkste offshoregebieden naar aantal fusies en overnames of greenfieldinvesteringen zijn (in alfabetische volgorde): Bermuda, de Britse Maagdeneilanden, de Kaaimaneilanden, Mauritius en de Kanaaleilanden. Zie voor de volledige lijst van offshore financiële centra bv. het werkdocument van de diensten van de Commissie — Follow-up van de mededeling van de Commissie “Buitenlandse directe investeringen verwelkomen, maar vitale belangen beschermen” — SWD(2019) 108 final van 13 maart 2019.

(8)

Meer informatie onder “Russisch aandeelhouderschap in Europa (EU-27)” in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.

(9)

Zie voetnoot 7.

(10)

Het herstel van de greenfieldinvesteringen dat blijkt uit de groep Rest van de EU wordt geleid door Hongarije, Tsjechië en Griekenland. Hongarije ontving in 2021 2,4 % van alle buitenlandse greenfieldinvesteringen in de EU, een stijging van 38 % ten opzichte van 2020. Tsjechië, met 1,5 % van alle buitenlandse greenfieldinvesteringen, registreerde in 2021 een stijging met 50 % ten opzichte van 2020 en Griekenland (1,4 % van alle buitenlandse greenfieldinvesteringen) een stijging met 63 %.

(11)

De gebruikte categorieën verwijzen naar de hoofdstructuur van NACE Rev. 2, zie: https://ec.europa.eu/eurostat/web/nace-rev2  

(12)

Artikel 3 van de Verordening screening BDI verplicht echter elke EU-lidstaat met een BDI-screeningmechanisme ervoor te zorgen dat dergelijke mechanismen:

• duidelijke termijnen bevatten;

• transparant en niet-discriminerend zijn,

• de mogelijkheid bieden rekening te houden met opmerkingen van andere lidstaten en met de adviezen van de Commissie,

• de betrokken partijen de mogelijkheid bieden beroep in te stellen tegen een afwijzend besluit van een BDI-screeningautoriteit,

• maatregelen handhaven om het omzeilen van BDI-screeningmechanismen en daarmee verband houdende besluiten te voorkomen.

(13)

Richtsnoeren voor de lidstaten betreffende buitenlandse directe investeringen en vrij verkeer van kapitaal uit derde landen en de bescherming van de strategische activa van Europa, in afwachting van de toepassing van Verordening (EU) 2019/452 (“Verordening screening BDI”) (PB C 99I van 26.3.2020, blz. 1): “(...) de Europese Commissie (doet) een beroep op de lidstaten:

- om reeds thans ten volle gebruik te maken van de BDI-screeningmechanismen om ten volle rekening te houden met de risico’s voor kritieke gezondheidszorginfrastructuren, de voorziening van kritieke inputs en andere kritieke sectoren zoals bedoeld in het EU-rechtskader;

- voor de lidstaten die momenteel niet over een screeningmechanisme beschikken of waarvan de screeningmechanismen niet alle relevante transacties bestrijken, om een volledig screeningmechanisme op te zetten en in de tussentijd gebruik te maken van alle andere opties om gevallen aan te pakken waarin de verwerving van of de zeggenschap over een bepaalde onderneming, infrastructuur of technologie een gevaar voor de veiligheid of de openbare orde in de EU zou opleveren, waaronder een gevaar voor kritieke gezondheidszorginfrastructuren en voor de voorziening van kritieke inputs.”

(14)

Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor de lidstaten met betrekking tot buitenlandse directe investeringen uit Rusland en Belarus met het oog op de militaire agressie tegen Oekraïne en de beperkende maatregelen die zijn vastgesteld in recente verordeningen van de Raad betreffende sancties (PB C 151 I van 6.4.2022, blz. 1).


(15)

Zie het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie voor meer details.

(16)

Het EU-kennisgevingsformulier dient als een suggestie voor de lidstaten over de wijze waarop transacties aan het samenwerkingsmechanisme van de EU kunnen worden gemeld.

(17)

In de Duitse wetgeving beschrijven de casegroepen sectoren. Als de met een transactie verbonden activiteiten betrekking hebben op een van deze sectoren, moeten investeerders de transactie bij de autoriteiten aanmelden en is de uitvoering van de transactie (“afsluiting”) ongeldig totdat zij door de Duitse autoriteiten is goedgekeurd.

(18)

De lijst van door de lidstaten aangemelde screeningmechanismen is beschikbaar op: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2019/june/tradoc_157946.pdf  

(19)

Sommige lidstaten hebben geen melding gemaakt van enige onder hun screeningwetgeving vallende zaak. Eén lidstaat meldde ook een algemeen cijfer over het aantal aanvragen om toestemming en twee (onvolledige) cijfers over de resultaten. Een andere lidstaat heeft in 2021 een aanzienlijk kleiner aantal gescreende zaken gemeld — in vergelijking met de aantallen die zijn meegedeeld voor het eerste verslag — aangezien hij een voorafgaande beoordeling van dossiers heeft uitgevoerd voordat de wetgeving in werking trad. Sommige lidstaten hebben ook melding gemaakt van “overleg” over de vraag of gevallen onder de regeling vallen; die zijn in dit cijfer opgenomen.

(20)

Het is belangrijk op te merken dat de lidstaten over verschillende screeningprocedures beschikken, wat betekent dat de gemelde gevallen afhankelijk zijn van de binnenlandse procedures (reikwijdte, voorafgaande of latere controle van de toepasselijkheid van de regeling, enz.). Zo verklaren sommige lidstaten reeds voordat een formele screeningprocedure wordt uitgevoerd dat gevallen niet onder de regeling vallen, terwijl andere de zaken eerst formeel screenen en pas daarna verklaren dat zij er niet onder vallen. De grafieken en cijfers in dit hoofdstuk zijn derhalve bedoeld om de door de lidstaten gerapporteerde screeningactiviteiten nauwkeurig weer te geven, ongeacht hun nationale systeem.

(21)

In het eerste jaarverslag was dit 20 % voor het hele jaar 2020.

(22)

Van het totale gerapporteerde aantal formeel gescreende gevallen werd een aantal gevallen afgetrokken om de in Figuur 7 weergegeven gegevens te verkrijgen. De lidstaten hebben namelijk in 68,5 % van de gevallen gemeld wat het resultaat was van de besluiten. Bovendien werden sommige gevallen overgedragen naar 2022 en was het resultaat ervan in 2021 dus onbekend. Ook werden de in mindering gebrachte gevallen gemeld door één lidstaat, die slechts twee van de vier mogelijke uitkomsten van deze gevallen vermeldde.

(23)

   Dit omvat 5 zaken die in 2020 vooraf zijn aangemeld maar in 2021 zijn behandeld.

(24)

     Zie https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2021/november/tradoc_159935.pdf

(25)

   Financiële activiteiten omvatten activiteiten van (of die toe te schrijven zijn aan) houdstermaatschappijen, fondsen of soortgelijke actoren in de financiële sector die het verwerven van een specifiek (aandelen-)belang in of zeggenschap over een doelonderneming tot doel hebben.

(26)

     In het eerste jaarverslag ging het om be- en verwerkende industrie, ICT en groot- en detailhandel, ingedeeld onder respectievelijk de NACE-codes C, J en G.

(27)

     Aangezien zaken verschillende sectoren (d.w.z. NACE-codes) kunnen omvatten, is het totaal in de grafiek hoger dan het totale aantal zaken waarvan in 2021 is kennisgegeven. De categorie “overige” omvat alle andere sectoren van minder dan 4 %, bijvoorbeeld elektriciteit, gas, stoom en airconditioning; vervoer en opslag.

(28)

     De waarde, indien beschikbaar, heeft betrekking op de doelwitonderneming, die een in de EU gevestigde dochteronderneming van een groter bedrijfsdoelwit kan zijn.

(29)

     In het eerste jaarverslag had het merendeel van de transacties een lagere waarde, tussen de 10 en 100 miljoen EUR, waarbij de transacties in de ICT-sector de hoogste waarde vertegenwoordigen en transacties in de sector “Overige diensten” het laagste waardenbereik.

(30)

     Nvt omvat blanco’s, niet beschikbaar/niet bekendgemaakt en niet van toepassing.

(31)

     Van de 414 zaken waarvan tegen 31 december 2021 was kennisgegeven, waren er op de afsluitingsdatum van dit verslag nog 11 aanhangig.

(32)

     Het kennisgevingsformulier voor informatie van een investeerder ten behoeve van een kennisgeving overeenkomstig artikel 6 van de verordening en een bijgewerkt document met veelgestelde vragen waarborgen een zekere mate van uniformiteit en een minimumniveau van informatie over de investeerder en het investeringsdoelwit die in kennisgevingen uit hoofde van de verordening wordt verstrekt. Beide documenten zijn beschikbaar op  http://trade.ec.europa.eu/doclib/press/index.cfm?id=2006

(33)

Zie voetnoot 25.

(34)

In het eerste verslag ging het om zes lidstaten voor 36 fase 2- gevallen.

(35)

     “Multijurisdictionele BDI-transacties” betekent in dit verband BDI-transacties waarbij het investeringsdoelwit een groep ondernemingen is die aanwezig is in meer dan één lidstaat (en mogelijk ook derde landen), bv. via dochterondernemingen in meer dan één lidstaat. Afhankelijk van de omstandigheden en van de bijzonderheden van het screeningmechanisme van de betrokken lidstaten wordt van dergelijke overeenkomsten kennisgegeven door meer dan één lidstaat, zij het zelden op gecoördineerde en gesynchroniseerde wijze.

(36)

Zie voetnoot 14.

(37)

Zie voetnoot 13.

(38)

Zie voetnoot 14.

(39)

De specifieke doelstellingen van de studie zijn i) een overzicht te geven van de bestaande wetgeving van de lidstaten die momenteel over een screeningmechanisme beschikken; ii) na te gaan hoe de nationale wetgevingen en de Verordening screening BDI de interactie tussen nationale autoriteiten en met de Europese Commissie regelen in het kader van het samenwerkingsmechanisme dat is ingesteld bij de Verordening screening BDI; iii) vast te stellen of er in het huidige systeem van nationale wetgeving en de Verordening screening BDI significante problemen zijn die kunnen leiden tot minder effectieve en/of minder efficiënte resultaten in het licht van de beleidsdoelstellingen van de Verordening screening BDI, en iv) de noodzaak om de administratieve lasten voor investeerders en andere belanghebbenden in verhouding te houden tot de beleidsdoelstellingen en relevante overwegingen inzake veiligheid of openbare orde.