Artikelen bij COM(2021)444 - Gewijzigde begroting nr. 4 bij de begroting 2021 Actualisering van de ontvangsten als gevolg van de inwerkingtreding op 1 juni 2021 van Besluit 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU, de herziene raming van de eigen middelen en overige ontvangsten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



1. Inleiding    

2. Actualisering van de ontvangsten    

2.1    Algemene gevolgen van OGB 4/2021 voor de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten    

2.2    Herziening van de ramingen van de TEM en de btw- en bni-grondslagen    

2.3    Aanpassing van de inningskosten voor TEM voor het jaar 2021    

2.4    Raming van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval voor 2021    

2.5    Brutoverlagingen van de jaarlijkse bni-bijdragen    

2.6    Gevolgen voor de bijdrage aan de eigen middelen op basis van het bni van 2021    

2.7    Bijdrage van het Verenigd Koninkrijk    

2.8    Geldboeten en dwangsommen    

2.9    Bijdrage van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal    


TOELICHTING

1. Inleiding

Het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 4 voor het jaar 2021 heeft tot doel de ontvangstenzijde van de begroting aan te passen aan de meest recente ontwikkelingen:

–de inwerkingtreding op 1 juni 2021 van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (hierna “EMB 2020” genoemd), dat sinds 1 januari 2021 van toepassing is;

–de geactualiseerde ramingen van de eigen middelen voor de begroting 2021, waarover op 26 mei 2021 overeenstemming is bereikt door het Raadgevend Comité voor de eigen middelen (RCEM). Deze actualisering wordt doorgaans kort na de RCEM-vergadering over de ramingen gepresenteerd, in overeenstemming met de verwachting van de lidstaten dat de actualiseringen van het RCEM zo spoedig mogelijk in de begroting worden opgenomen;

–actualisering van andere inkomsten, zoals de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk, geldboeten en andere.

Dit OGB heeft betrekking op de aanpassingen voor 2021 in verband met de nieuwe bepalingen die in het kader van het EMB 2020 worden ingevoerd.

Aangezien het EMB 2020 sinds 1 januari 2021 van toepassing is, worden de bedragen die de lidstaten overeenkomstig het EMB 2020 voor het jaar 2021 ter beschikking hadden moeten stellen, vergeleken met de bedragen die reeds voor 2021 ter beschikking zijn gesteld op basis van het vorige eigenmiddelenbesluit, Besluit 2014/335/EU, Euratom 7 (hierna “EMB 2014” genoemd). De berekening is gebaseerd op de meest recente beschikbare raming voor 2021, waarover de lidstaten tijdens de 181e vergadering van het RCEM op 26 mei 2021 overeenstemming hebben bereikt.

De belangrijkste wijzigingen die in het kader van het EMB 2020 worden ingevoerd, zijn:

–verhoogde maxima van de eigen middelen;

–een hoger inningskostenpercentage voor douanerechten voor de lidstaten (25 % in plaats van de in het EMB 2014 vastgestelde 20 %);

–een uniform btw-afdrachtpercentage zonder uitzonderingen en een vereenvoudigde definitie van de btw-grondslag;

–nieuwe eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval; en

–gewijzigde brutoverlagingen van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) voor Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden.


Wijziging van het maximum van de eigen middelen

De begroting wordt gefinancierd met eigen middelen en andere ontvangsten. Het totale bedrag aan eigen middelen dat nodig is om de begroting te financieren, wordt bepaald door het bedrag van de totale uitgaven minus overige ontvangsten.

In het EMB 2020 is het totale maximum voor de eigen middelen voor 2021 vastgesteld op 1,40 % van het totale bni van de EU en het maximumbedrag voor vastleggingen op 1,46 % van het bni van de EU. Beide maxima worden tijdelijk met 0,6 procentpunten verhoogd om alle verplichtingen van de Unie als gevolg van de leningen in het kader van NextGenerationEU te dekken totdat al deze verplichtingen zijn vervallen, en uiterlijk tot en met 31 december 2058.

Het totale bedrag van de eigen middelen (titel 1 in het deel Ontvangsten van de begroting) dat nodig is om de kredieten voor betalingen van de begroting 2021 te financieren, komt overeen met 1,13 % van het bni van de EU. Het heeft bijna uitsluitend betrekking op de financiering van uitgaven die in mindering worden gebracht op het permanente maximum voor eigen middelen van 1,40 % van het bni van de EU, waardoor er een marge van 0,27 % van het bni van de EU overblijft. Het bedrag aan eigen middelen voor de financiering van verplichtingen die voortvloeien uit NextGenerationEU en dat in mindering wordt gebracht op de tijdelijke verhoging van 0,6 % van het bni van de EU, is marginaal in 2021 (d.w.z. minder dan 0,0003 % van het bni van de EU).

2. Actualisering van de ontvangsten

2.1    Algemene gevolgen van OGB 4/2021 voor de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten

De herziene ramingen voor 2021, waarover op 26 mei 2021 tijdens de 181e RCEM-vergadering overeenstemming is bereikt, zijn gebaseerd op het EMB 2020. De volgende aanpassingen aan de ontvangstenzijde van de begroting zijn nodig:

–een actualisering van de ramingen van de traditionele eigen middelen (TEM) en de eigen middelen op basis van de btw en het bni om rekening te houden met recentere economische prognoses en nieuwe bepalingen in het EMB 2020;

–de invoering van nieuwe eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval; en

–de invoering van de brutoverlagingen van de jaarlijkse bni-bijdragen voor Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden.

Deze aanpassingen worden gepresenteerd in de punten 2.2-2.5.

Bovendien wordt het bedrag van de overige inkomsten geactualiseerd om rekening te houden met de herziene bijdrage van het Verenigd Koninkrijk, definitief geïnde geldboeten en dwangsommen tot juni 2021, en met de bijdrage van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in verband met de terugbetaling aan het Verenigd Koninkrijk van het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de netto activa (zie respectievelijk de punten 2.7, 2.8 en 2.9).

Het totale effect van alle aanpassingen van de ontvangsten in dit OGB is weergegeven in de onderstaande overzichtstabel. In deze tabel wordt ook de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten weergegeven, respectievelijk in de begroting 2021, in het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3 (OGB 3/2021) 8 , en tot slot in dit OGB 4/2021.

Verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten per lidstaat (in miljoen EUR)

Begroting 2021OGB 3/2021OGB 4/2021
(1)(2)(3)
BE6 898,26 993,06 941,8
BG704,8716,8770,3
CZ2 290,32 329,72 509,3
DK3 482,33 544,93 432,8
DE39 776,940 483,338 000,1
EE323,4328,9348,1
IE2847,42 899,43 282,9
EL2 044,52 080,02 019,7
ES13 629,413 868,214 255,2
FR26 783,927 272,128 413,5
HR566,5576,6608,0
IT19 086,319 430,020 090,4
CY239,9244,0250,6
LV348,7354,8368,1
LT580,6590,1612,8
LU486,5495,5482,9
HU1 526,01 552,31 756,0
MT142,2144,6149,3
NL10 552,010 708,09 858,9
AT4 240,54 319,03 817,2
PL5 821,25 917,86 609,1
PT2 325,12 365,92 530,0
RO2 355,92 399,12 596,4
SI572,8582,2584,0
SK1 017,71 036,31 070,9
FI2 552,72 599,72 734,7
SE5 173,55 265,94 985,1
EU156 369,2159 098,1159 078,1
UK498,0498,0462,2
EU + UK156 867,4159 596,2159 540,3

2.2    Herziening van de ramingen van de TEM en de btw- en bni-grondslagen

Overeenkomstig artikel 44, lid 1, punt b), van het Financieel Reglement 9 stelt de Commissie voor de financiering van de begroting te herzien op basis van recentere economische prognoses. Volgens de vaste praktijk worden de herziene ontvangstenramingen met de lidstaten overeengekomen via de RCEM-ramingsprocedure. Bovendien houdt de herziening dit jaar rekening met de inwerkingtreding op 1 juni 2021 van het EMB 2020, dat sinds 1 januari 2021 van toepassing is.

De herziening heeft betrekking op de raming van de TEM die in 2021 moeten worden afgedragen aan de begroting, en op de geraamde btw- en bni-grondslagen voor 2021. Over de raming in de begroting 2021 is overeenstemming bereikt tijdens de 178e RCEM-vergadering, die door middel van een schriftelijke procedure op 19-25 mei 2020 plaatsvond. In de herziening in het huidige OGB 4/2021 wordt uitgegaan van de ramingen die op de 181e RCEM-vergadering zijn goedgekeurd op basis van het EMB 2020. Het gebruik van een bijgewerkte raming van de eigen middelen verhoogt de nauwkeurigheid van de ontvangstenprognoses en bijgevolg van de afdrachten aan de EU-begroting die tijdens het begrotingsjaar aan de lidstaten worden gevraagd.

De prognoses voor de ontvangsten van de Commissie zijn gebaseerd op de economische voorjaarsprognoses 2021 van de Commissie 10 , waarin wordt voorspeld dat de economie van de EU tegen eind 2022 weer op het niveau van vóór de crisis zal zijn. Na de historische neergang in de eerste helft van 2020 en de daaropvolgende tegenslag eind 2020, is de pandemie nog steeds bepalend voor 2021-2022. Het herstel is echter al op gang gekomen. Naarmate de inperkingsmaatregelen geleidelijk worden versoepeld en de inentingen vorderen, zal de economische bedrijvigheid in het derde kwartaal versnellen en in het laatste kwartaal van 2021 solide blijven. Al met al zal de economie van de EU in 2021 naar verwachting met 4,2 % in reële termen groeien. De verwachte opleving van de mondiale bedrijvigheid en handel en de groei-impuls van NextGenerationEU dragen bij tot betere vooruitzichten voor alle lidstaten.

Het economische scenario dat aan de begroting 2021 ten grondslag ligt, wordt grotendeels bevestigd door de meest recente ramingen:

–De totale in 2021 te innen douanerechten, exclusief 25 % inningskosten 11 en met inbegrip van de werkelijke betalingen van het Verenigd Koninkrijk 12 , worden geraamd op 17 348,1 miljoen EUR, wat neerkomt op een daling van 1,46 % ten opzichte van de raming van 17 605,7 miljoen EUR in de begroting 2021. De Commissie heeft de resultaten van de traditionele RCEM-ramingsmethode (gebaseerd op de verwachte groeipercentages van de invoer uit landen buiten de EU) vergeleken met de resultaten van de extrapolatiemethode (gebaseerd op de meest recente feitelijke gegevens voor de geïnde douanerechten, d.w.z. van januari-april 2021). De traditionele methode lijkt geschikter om het prille economische herstel weer te geven dan de extrapolatiemethode, die achterwaarts gericht is en de verwachte trendomkering niet zou weergeven. Anderzijds gaat de traditionele raming gepaard met onzekerheid over de duur en de kracht van de opleving en het tijdstip waarop en de mate waarin deze de handel zal stimuleren. Daarom werd tijdens de RCEM-vergadering overeengekomen om voor de herziening van de TEM-raming 2021 het gemiddelde van de traditionele en de extrapolatieraming te gebruiken. Hierdoor kan rekening worden gehouden met het zich ontwikkelende herstel en een gezond begrotingsbeheer worden gewaarborgd.

–De totale niet-afgetopte btw-grondslag voor de EU in 2021 wordt nu geraamd op 6 007 338,8 miljoen EUR, wat neerkomt op een daling met 0,25 % in vergelijking met de in mei 2020 geraamde 6 022 498,8 miljoen EUR. De totale afgetopte btw-grondslag 13 voor de EU in 2021 wordt geraamd op 5 980 264,0 miljoen EUR, wat neerkomt op een daling met 0,15 % in vergelijking met de in mei 2020 geraamde 5 989 163,8 miljoen EUR. In de geactualiseerde raming wordt rekening gehouden met de vereenvoudigde definitie van de btw-grondslag in het EMB 2020.

–De totale bni-grondslag voor de EU in 2021 wordt geraamd op 14 068 521,0 miljoen EUR, wat neerkomt op een stijging van 0,43 % in vergelijking met de in mei 2020 geraamde 14 007 758,4 miljoen EUR.

Om de in nationale valuta luidende ramingen van btw- en bni-grondslagen om te rekenen naar euro (voor de acht lidstaten die geen lid zijn van de eurozone), is de wisselkoers van 31 december 2020 gebruikt. Distorsies worden voorkomen doordat deze koers wordt gebruikt wanneer de in de begroting opgenomen eigen middelen van euro worden omgerekend naar nationale valuta bij de afroeping van de bedragen (overeenkomstig artikel 10 bis, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad 14 ).

De herziene ramingen van TEM, niet-afgetopte btw-grondslagen en bni-grondslagen voor 2021, zoals vastgesteld op de 181e RCEM-vergadering, zijn in onderstaande tabel opgenomen:

Herziene ramingen van TEM, btw- en bni-grondslagen voor 2021 (in miljoen EUR)

Douane 
(75%)
Niet-afgetopte btw-grondslagenBni-grondslagenAfgetopte 
btw-grondslagen 15
BE1 888,4196 802,8480 972,5196 802,8
BG85,531 260,463 455,131 260,4
CZ244,090 876,1215 690,590 876,1
DK331,1124 558,2333 000,2124 558,2
DE3 792,81 472 093,33 590 155,41 472 093,3
EE32,613 680,328 103,013 680,3
IE229,994 872,6292 535,494 872,6
EL198,678 327,3171 568,778 327,3
ES1 311,2551 677,51 204 982,9551 677,5
FR1 619,61 133 169,82 470 396,11 133 169,8
HR36,934 656,253 031,326 515,7
IT1 551,0686 238,01 754 774,7686 238,0
CY25,215 517,1021 218,110 609,1
LV37,713 544,6030 672,713 544,6
LT98,220 474,7049 349,420 474,7
LU18,931 810,7042 997,721 498,9
HU173,556 875,00140 180,256 875,0
MT12,57 431,5012 381,46 190,7
NL3 111,6349 683,60829 752,3349 683,6
AT205,4178 286,20390 523,5178 286,2
PL776,9256 446,50523 232,9256 446,5
PT160,5107 689,50210 431,8105 215,9
RO180,077 490,00230 574,977 490,0
SI76,322 102,5048 075,822 102,5
SK78,036 792,3094 497,936 792,3
FI136,595 311,40250 175,995 311,4
SE473,0229 670,70535 790,7229 670,7
EU16 886,06 007 338,814 068 521,05 980 264,0
UK462,2

2.3    Aanpassing van de inningskosten voor TEM voor het jaar 2021

Voor de berekening van de financiering van dit ontwerp van gewijzigde begroting stemmen de TEM (suikerheffingen en douanerechten) overeen met de bedragen die zijn vastgesteld tijdens de 181e RCEM-vergadering op 26 mei 2021, en het betreft zodoende geraamde bedragen.

Sinds 1 juni 2021 (de datum van inwerkingtreding van het EMB 2020) moeten de lidstaten bij het ter beschikking stellen van TEM rekening houden met de nieuwe inningskosten van 25 %.

Aangezien het EMB 2020 van toepassing is sinds 1 januari 2021, moeten de inningskosten (20 % volgens het EMB 2014) voor TEM die van 1 maart 2021 tot en met 31 mei 2021 ter beschikking van de Commissie zijn gesteld 16 , worden aangepast aan het verhoogde percentage (25 %). De bedragen in kwestie zijn vermeld in de onderstaande tabel en moeten door de Commissie worden teruggeboekt op dezelfde datum als de tenuitvoerlegging van dit ontwerp van gewijzigde begroting, na goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad.

Begrotingsjaar 2021 (in EUR)

Lidstaat5 % van de geïnde suikerheffingen van maart tot mei 20215 % van de geïnde douanerechten van maart tot mei 2021Totaal
(1)(2)(3) = (1 +2)
BE25 204 91325 204 913
BG1 479 1801 479 180
CZ4 661 2034 661 203
DK5 450 4365 450 436
DE121 76758 175 66558 297 432
EE602 495602 495
IE5 615 7275 615 727
EL3 245 2293 245 229
ES20 686 97220 686 972
FR1 73127 033 10927 034 840
HR618 319618 319
IT28 687 39928 687 399
CY440 664440 664
LV676 108676 108
LT1 868 9641 868 964
LU263 887263 887
HU2 956 3482 956 348
MT220 485220 485
NL41 683 10041 683 100
AT3 514 6253 514 625
PL14 916 78114 916 781
PT2 504 1522 504 152
RO3 200 7413 200 741
SI1 606 9631 606 963
SK1 501 3511 501 351
FI2 086 8522 086 852
SE7 247 5877 247 587
Totaal EU123 498266 149 255266 272 753

2.4    Raming van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval voor 2021

Het EMB 2020 omvat nieuwe eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval; deze nieuwe eigen middelen zijn opgenomen in de begroting 2021.

Over de raming van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval in de EU is overeenstemming bereikt tijdens de 181e RCEN-vergadering op 26 mei 2021 en deze bedraagt 8 172 841,5 ton in 2021. 

Niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval resulteert uit het verschil tussen kunststof verpakkingsafval en de hoeveelheid daarvan die wordt gerecycled. Voor de raming van kunststof verpakkingsafval is gebruikgemaakt van de volgende methode: de jaarlijkse groeipercentages van het bni in constante prijzen voor 2017/2018-2021 volgens de meest recente economische prognoses van de Commissie worden toegepast op de meest recente feitelijke gegevens voor kunststof verpakkingsafval (uit 2018 voor de meeste lidstaten en uit 2017 voor Griekenland, Malta, Nederland en Slovenië).

Aangenomen wordt dat de recyclingpercentages van de lidstaten een lineair convergentieproces volgen tussen het recyclingpercentage op basis van de meest recente beschikbare feitelijke gegevens (uit 2017/2018) en het EU-recyclingstreefcijfer van 50 % dat tegen 2025 moet worden gehaald. De stijging van de recyclingpercentages wordt beperkt tot 2 procentpunten per jaar om een realistisch convergentietraject te waarborgen. Het recyclingpercentage van de lidstaten die het streefcijfer in 2017/2018 al hebben bereikt of overschreden, wordt constant gehouden.

Ramingen van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval voor 2021 (in ton)

Niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval
BE188 765,8
BG55 217,4
CZ113 991,0
DK155 649,8
DE1 653 958,1
EE33 101,3
IE182 203,7
EL101 292,8
ES785 268,6
FR1 559 059,4
HR36 471,1
IT1 166 477,1
CY7 972,4
LV26 008,8
LT24 671,4
LU17 519,7
HU231 488,2
MT10 744,0
NL256 365,0
AT185 195,5
PL611 296,8
PT248 276,5
RO220 954,9
SI20 773,2
SK65 362,7
FI86 758,5
SE127 997,8
EU8 172 841,5

De bijdragen van de lidstaten op basis van kunststof verpakkingsafval zijn opgenomen in tabel 3 van de bijbehorende begrotingsbijlage.

2.5    Brutoverlagingen van de jaarlijkse bni-bijdragen

Het EMB 2020 kent vijf lidstaten een brutoverlaging van hun jaarlijkse bni-bijdragen toe voor de periode 2021-2027. De jaarlijkse brutoverlagingen bedragen 377 miljoen EUR voor Denemarken, 3 671 miljoen EUR voor Duitsland, 1 921 miljoen EUR voor Nederland, 565 miljoen EUR voor Oostenrijk en 1 069 miljoen EUR voor Zweden. Deze bedragen worden uitgedrukt in prijzen van 2020 en moeten worden aangepast aan de lopende prijzen door toepassing van de meest recente deflator voor het bruto binnenlands product voor de Unie, uitgedrukt in euro. De brutoverlagingen zullen worden gefinancierd door alle lidstaten.


De volgende tabel geeft een overzicht van de brutoverlagingen en de financiering ervan:

Begrotingsjaar 2021 (in EUR)

LidstaatBrutoverlagingPercentage in de bni-grondslagenFinanciering van de brutoverlaging ten gunste van Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en ZwedenNettofinanciering van de verlaging ten gunste van Denemarken, Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Zweden
(1)(2)(3)(4) = (1 + 3)
BE03,42263 254 981263 254 981
BG00,4534 731 44834 731 448
CZ01,53118 055 811118 055 811
DK- 381 822 181
2,37182 263 978- 199 558 203
DE- 3 717 955 506
25,521 965 031 870- 1 752 923 636
EE00,2015 381 86615 381 866
IE02,08160 116 017160 116 017
EL01,2293 906 23193 906 231
ES08,57659 534 069659 534 069
FR017,561 352 143 9961 352 143 996
HR00,3829 026 09629 026 096
IT012,47960 456 533960 456 533
CY00,1511 613 49211 613 492
LV00,2216 788 36316 788 363
LT00,3527 010 84927 010 849
LU00,3123 534 31623 534 316
HU01,0076 726 08376 726 083
MT00,096 776 8226 776 822
NL- 1 945 571 377
5,90454 155 748- 1 491 415 629
AT- 572 226 876
2,78213 748 721- 358 478 155
PL03,72286 385 744286 385 744
PT01,50115 177 519115 177 519
RO01,64126 202 623126 202 623
SI00,3426 313 75826 313 758
SK00,6751 722 38151 722 381
FI01,78136 931 013136 931 013
SE- 1 082 673 505
3,81293 259 117- 789 414 388
Totaal- 7 700 249 445
1007 700 249 4450

Bbp-deflator van de EU, in EUR (economische voorjaarsprognoses 2020): 
(a) 2020 EU27 = 105,9188 / (b) 2021 EU27 = 107,2736
Forfaitair bedrag voor Denemarken in prijzen van 2021:  
377 000 000 EUR x [ (b/a) ]
381 822 181EUR
Forfaitair bedrag voor Duitsland in prijzen van 2021:  
3 671 000 000 EUR x [ (b/a) ]
3 717 955 506EUR
Forfaitair bedrag voor Nederland in prijzen van 2021:  
1 921 000 000 EUR x [ (b/a) ]
1 945 571 377EUR
Forfaitair bedrag voor Oostenrijk in prijzen van 2021:  
565 000 000 EUR x [ (b/a) ]
572 226 876EUR
Forfaitair bedrag voor Zweden in prijzen van 2021:  
1 069 000 000 EUR x [ (b/a) ]
1 082 673 505EUR


2.6    Gevolgen voor de bijdrage aan de eigen middelen op basis van het bni van 2021

Het effect van het EMB 2020 wordt berekend op basis van de begroting 2021 (inclusief OGB 3/2021), geactualiseerd aan de hand van de meest recente beschikbare gegevens voor de bni-grondslag voor 2021, zoals overeengekomen tijdens de RCEM-vergadering van 26 mei 2021.

Rekening houdend met het verhoogde inningskostenpercentage voor TEM, de vereenvoudigde btw-grondslag en de nieuwe eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, is het bedrag van de eigen middelen met uitzondering van de bni-bijdrage met 5 542 760 620 EUR verhoogd. Samen met de stijging van de overige ontvangsten met 55 964 750 EUR daalt de bni-bijdrage hierdoor met 5 598 725 370 EUR.

In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel dat op de EU-begroting van toepassing is, moet het uniforme percentage dat wordt toegepast op de som van het bni van alle lidstaten worden herberekend, rekening houdend met alle andere ontvangsten.

Het herberekende uniforme percentage voor de eigen middelen op basis van het bni is als volgt vastgesteld:

Uniform percentage dat moet worden toegepast op 1 % van het bni = (totale uitgaven – overige ontvangsten – totaal nettobedrag aan TEM – eigen middelen btw — bijdragen eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval) / 1 % van het bni


Uniform percentage:

= (170 557 881 854 – 11 017 622 874 – 17 348 140 020 – 17 940 791 850 – 5 827 020 000) /140 685 210 000

= 0,841767994730932

De herziene bijdragen van eigen middelen op basis van het bni, met inachtneming van het nieuwe uniforme percentage, zijn vermeld in de volgende tabel:

Begrotingsjaar 2021 (in EUR)

Lidstaat1% van de voor OGB3/2021 gebruikte bni-grondslagUniform percentage van eigen middelen op basis van bni (in %) overeenkomstig OGB3/20211% van bni-grondslag

EMB 2020

(overeengekomen RCEM-raming)
Uniform percentage van eigen middelen op basis van btw (in %)

EMB 2020
Verschil in bni
(1)(2)(3)(4)(5) = (3 x 4) - (1 x 2)
BE4 864 031 000
0,8853881
4 809 725 000
0,8417680
-257 882 824
BG617 870 000634 551 000-12 910 051
CZ2 022 941 0002 156 905 00024 525 614
DK3 211 846 0003 330 002 000-40 641 271
DE36 264 852 00035 901 554 000-1 887 690 984
EE280 944 000281 030 000-12 182 427
IE2 666 688 0002 925 354 000101 415 424
EL1 819 032 0001 715 687 000-166 338 965
ES12 257 502 00012 049 829 000-709 486 584
FR25 060 938 00024 703 961 000-1 393 653 735
HR519 832 000530 313 000-13 852 580
IT17 641 425 00017 547 747 000-848 376 780
CY210 748 000212 181 000-7 986 606
LV311 137 000306 727 000-17 284 040
LT485 620 000493 494 000-14 554 737
LU459 919 000429 977 000-45 265 954
HU1 353 414 0001 401 802 000-18 304 654
MT124 136 000123 814 000-5 685 881
NL8 010 440 0008 297 523 000-107 759 328
AT4 029 570 0003 905 235 000-280 431 679
PL4 961 645 0005 232 329 00011 425 419
PT2 094 027 0002 104 318 000-82 679 141
RO2 218 111 0002 305 749 000-22 983 475
SI483 776 000480 758 000-23 642 838
SK952 528 000944 979 000-47 903 923
FI2 408 894 0002 501 759 000-26 905 537
SE4 745 718 0005 357 907 000308 312 167
Totaal140 077 584 000140 685 210 000-5 598 725 370

2.7    Bijdrage van het Verenigd Koninkrijk

De bijdrage van het Verenigd Koninkrijk wordt berekend op basis van artikel 148 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie 17 en dekt het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de nog betaalbaar te stellen vastleggingen van vóór 2021 die in 2021 moeten worden betaald, alsook het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de verplichtingen van de Unie (zoals pensioenen) en de voorwaardelijke financiële verplichtingen. De totale bijdrage van het Verenigd Koninkrijk omvat ook de betalingen die de Unie aan het Verenigd Koninkrijk moet verrichten in verband met de correcties en aanpassingen van de eigen middelen voor de begrotingsjaren tot en met 2021.

De bijdrage van het Verenigd Koninkrijk is gebaseerd op het aandeel van het Verenigd Koninkrijk 18 dat wordt berekend als de verhouding tussen de door het Verenigd Koninkrijk in de jaren 2014 tot en met 2020 ter beschikking gestelde eigen middelen en de eigen middelen die in die periode door alle lidstaten inclusief het Verenigd Koninkrijk beschikbaar zijn gesteld. Het aandeel van het Verenigd Koninkrijk is herzien op basis van de jaarrekeningen voor 2020. Voor 2021 bedraagt het herziene voorlopige aandeel van het Verenigd Koninkrijk 12,358072326018200 %. Dit aandeel zal in 2022 worden aangepast overeenkomstig artikel 139 van het terugtrekkingsakkoord.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de samenstelling van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk en kwantificeert de verschillende elementen die reeds in de berekening voor april zijn opgenomen en de elementen die in de berekening voor september moeten worden opgenomen en die in dit stadium bekend zijn. Het herziene bedrag van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in OGB 4/2021 wordt berekend met inachtneming van de betalingsvoorwaarden van artikel 148 van het terugtrekkingsakkoord.


Herziene bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in 2021 (in EUR)

Verwijzing naar artikel van het terugtrekkingsakkoord2021
Totale bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in 2021, waarvan:6 821 468 807
1.RAL vóór 2021 – betaling verschuldigd in 2021Art. 1407 171 796 760
2.Verplichtingen van de Unie/pensioenenArt. 14210 861 762
3.Traditionele eigen middelenArt. 140, lid 4, art. 49, lid 2-406 761 964
4.Correcties en aanpassingen van de eigen middelen, waarvan:
4.1Overschot/tekort van 2020Art. 136, lid 3, punt a)-81 962 641
4.2Bijstellingen van de Britse correctie (2017-2019)Art. 136211 363 860
4.3Btw- en bni-saldiArt. 13681 906 199
4.4TEM-, btw- en bni-correctiesArt. 13629 686 725
5.GeldboetenArt. 141-20 165 707
6.Voorwaardelijke verplichtingen, waarvan:
6.1ELM, EFSI, EFDO, leningen (garantiefondsen)Art. 143-93 304 525
6.2Financiële instrumentenArt. 144-46 298 550
6.3Rechtszaken (incl. geldboeten)Art. 14720 654 711
7.Netto activa van de EGKSArt. 145-36 656 456
8.EIF-investeringenArt. 146-6 609 097
9.Uitrusting en andere goederen met betrekking tot de uitvoering van veiligheidscontroles (in het kader van het Euratom-Verdrag)Art. 84, lid 142 481
10.Netto financiële correcties in verband met 2014-2020 of voorgaande programmeringsperiodenArt. 140-13 221 459
11.Toegang tot netwerken/systemen/databases*Art. 34, lid 2, art. 50 en 53, art. 62, lid 2, art. 63, lid 1, punt e), art. 63, lid 2, art. 99, lid 3, art. 100, lid 2136 707
*in de EU-begroting op te nemen als bestemmingsontvangsten

2.8    Geldboeten en dwangsommen

Van 1 januari tot en met 1 juni 2021 is een bedrag van 496 miljoen EUR aan geldboeten en dwangsommen geïnd, waarvan:

·433 miljoen EUR aan mededingingsboeten;

·2,5 miljoen EUR aan overige geldboeten en dwangsommen zonder specifieke bestemming;

Voor de twee bovenstaande items heeft het Verenigd Koninkrijk recht op zijn aandeel overeenkomstig de bepalingen van artikel 141 van het terugtrekkingsakkoord.

·61 miljoen EUR aan de lidstaten opgelegde dwangsommen en forfaitaire bedragen geboekt wegens niet-nakoming van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin wordt vastgesteld dat zij een krachtens de Verdragen op hen rustende verplichting niet zijn nagekomen.

Daarom wordt voorgesteld de oorspronkelijke ramingen in de begroting 2021 (100 miljoen EUR) met 396 miljoen EUR te verhogen.

In de onderstaande tabel zijn de cijfers voor de betreffende ontvangsten vermeld.

EUR
Onderdeel ontvangstenNaamBegroting 2021OGB 4/2021Nieuw bedrag
4 2 0Geldboeten in verband met de toepassing van de mededingingsregels100 000 000332 595 848432 595 848
4 2 1Aan de lidstaten opgelegde dwangsommen en forfaitaire sommenp.m.60 714 47260 714 472
4 2 9Overige boeten en dwangsommen zonder specifieke bestemmingp.m.2 546 6002 546 600
Totaal    100 000 000395 856 920495 856 920

2.9    Bijdrage van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal


In artikel 145 van het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat de Unie tegenover het Verenigd Koninkrijk aansprakelijk is voor zijn aandeel in de netto activa van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in liquidatie op 31 december 2020 (183 282 282 EUR). De desbetreffende terugbetaling vindt plaats in vijf gelijke jaarlijkse tranches (36 656 456 EUR) van 2021 tot en met 2025.

Deze terugbetalingen moeten volledig worden gecompenseerd door de overdracht van het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de netto activa van het EGKS aan de begroting van de Unie in de vorm van jaarlijkse bijdragen van 2021 tot en met 2025. Met het oog hierop wordt voorgesteld in dit OGB 4/2021 een nieuwe post 6 6 0 4 in te voegen om de bijdragen van het EGKS in liquidatie te registreren teneinde de gevolgen van de overeenkomstige verlagingen van de bijdragen aan de jaarlijkse begroting van de Unie door het Verenigd Koninkrijk, geboekt onder post 6 6 0 2, volledig te compenseren.

EUR
Onderdeel ontvangstenNaamBedrag
6 6 0 4Bijdragen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in liquidatie36 656 456
Totaal    36 656 456


(1) Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020).
(2) PB L 193 van 30.7.2018.
(3) PB L 93 van 17.3.2021.
(4) PB L XXX van XX.X.2020.
(5) COM(2021) 30 final.
(6) COM(2021) 270 final.
(7) Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105).
(8) COM(2021) 270 final van 15.4.2021.
(9) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(10) Europese Commissie, 2021, European Economic Forecast, voorjaar 2021, European Economy, Institutional Paper 149.
(11) De inningskosten in de eerste twee maanden van 2021 bedragen nog steeds 20 % (op basis van EMB 2014) als gevolg van een vertraging van twee maanden tussen de inning van douanerechten en de terbeschikkingstelling ervan aan de EU-begroting.
(12) In januari-februari 2021 betaalde het Verenigd Koninkrijk de in november-december 2020 geïnde douanerechten.
(13) In het EMB 2020 is bepaald dat de btw-grondslag voor elke lidstaat niet meer mag bedragen dan 50 % van het bni. Voor OGB 4/2021 wordt de btw-grondslag voor Cyprus, Kroatië, Luxemburg, Malta en Portugal afgetopt op 50 % van het bni.
(14) Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).
(15) De bedragen met een grijze achtergrond zijn het resultaat van de aftopping van de btw-grondslagen (zie voetnoot 13 hierboven).
(16) De inningskosten in de eerste twee maanden van 2021 bedragen nog steeds 20 %, zoals uiteengezet in voetnoot 11.
(17) Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7).
(18) Bedoeld in artikel 136, lid 3, punten a) en c), en in de artikelen 140 tot en met 147 van het terugtrekkingsakkoord.