Artikelen bij COM(2021)327 - Wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 om de voorspelbaarheid voor de lidstaten te vergroten en de procedures voor geschillenbeslechting bij de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen te verduidelijken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 6, lid 3, derde alinea, wordt de eerste zin vervangen door:

“Evenwel worden het btw-middelen en het bni-middel, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering, als volgt opgenomen in de in de eerste alinea genoemde boekhouding:”;

(2) In artikel 9, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

“Op de in de artikelen 10, 10 bis en 10 ter aangegeven wijze boekt iedere lidstaat de eigen middelen op het credit van de rekening die daartoe op naam van de Commissie bij zijn schatkist of nationale centrale bank is geopend of op het credit van een centrale rekening die daartoe door de Commissie bij de financiële instelling van haar keuze is geopend. Met inachtneming van de toepassing van negatieve rente als bedoeld in de derde alinea mag deze rekening slechts worden gedebiteerd in opdracht van de Commissie.”;

(3) Artikel 10 bis wordt vervangen door:

“Artikel 10 bis

Terbeschikkingstelling van de btw- en de bni-middelen

1. De btw-middelen en de bni-middelen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering, worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt voor één twaalfde van de uit dien hoofde uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta's tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie.

2. Voor de specifieke betalingsbehoeften van het Europees Landbouwfonds uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad 14 , en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, kan de Commissie de lidstaten verzoeken de boeking van één twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen uit hoofde van de btw- en de bni-middelen, of een fractie daarvan, met maximaal twee maanden in de loop van het eerste kwartaal van het begrotingsjaar te vervroegen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering.

Onverminderd de derde alinea kan de Commissie, voor de specifieke betalingsbehoeften van de Europese structuur- en investeringsfondsen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad 15 , en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, de lidstaten verzoeken de boeking van maximaal een bijkomende helft van één twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen uit hoofde van de btw- en de bni-middelen in de loop van de eerste zes maanden van het begrotingsjaar te vervroegen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering.

Het totale bedrag van de boeking die de Commissie de lidstaten kan vragen in eenzelfde maand te vervroegen uit hoofde van de eerste en de tweede alinea, is in geen geval hoger dan een bedrag dat overeenstemt met twee bijkomende twaalfden.

Na de eerste zes maanden mag de gevraagde maandelijkse boeking niet hoger zijn dan één twaalfde van de btw-middelen en de bni-middelen, steeds binnen de grenzen van de daartoe in de begroting opgenomen bedragen.

De Commissie stelt de lidstaten hiervan vooraf en uiterlijk twee weken vóór een uit hoofde van de eerste of de tweede alinea gevraagde boeking, in kennis.

De Commissie informeert de lidstaten ruim van tevoren en uiterlijk zes weken vóór een uit hoofde van de tweede alinea gevraagde boeking, over haar voornemen om te verzoeken om die boeking.

Lid 4 betreffende de boeking in de maand januari van elk jaar en lid 5 dat van toepassing is wanneer de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn van toepassing op deze vervroegde boekingen.

Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen kan een lidstaat de Commissie verzoeken de terbeschikkingstelling van eigen middelen te vervroegen, met name in het kader van gewijzigde begrotingen aan het einde van het jaar. De lidstaat dient ten minste drie weken van tevoren een met redenen omkleed verzoek in. De Commissie beoordeelt het verzoek, rekening houdend met de kassituatie en de liquiditeitsbehoeften van de Commissie. De lidstaat mag de vooruitbetaling pas uitvoeren na toestemming van de Commissie. Eventuele extra kosten in verband met deze vervroegde terbeschikkingstelling worden gedragen door de verzoekende lidstaat.

3. Iedere wijziging van het uniforme percentage voor de btw-middelen, van het percentage voor de bni-middelen en de financiering van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering wordt gerechtvaardigd door de definitieve vaststelling van een gewijzigde begroting; de sedert het begin van het begrotingsjaar geboekte twaalfden worden dienovereenkomstig aangepast.

Deze aanpassingen geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde begroting indien deze vaststelling vóór de zestiende van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschieden deze aanpassingen bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 10 van het Financieel Reglement worden die aanpassingen in de rekening van het begrotingsjaar van de desbetreffende gewijzigde begroting opgenomen.

4. De twaalfden betreffende de boeking van de maand januari van elk begrotingsjaar worden berekend op basis van de in de ontwerpbegroting, zoals bedoeld in artikel 314, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), opgenomen bedragen en in nationale valuta's omgerekend tegen de wisselkoersen van de eerste noteringsdag na 15 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar. Deze bedragen worden bij de boeking van de volgende maand geregulariseerd.

5. Wanneer de begroting uiterlijk twee weken vóór de boeking van januari van het volgende begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, boeken de lidstaten op de eerste werkdag van elke maand, met inbegrip van de maand januari, één twaalfde van het bedrag van het in de laatste definitief vastgestelde begroting opgenomen btw-middel en bni-middel, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering. De regularisatie geschiedt dan op de eerste vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting, indien deze vóór de 16e van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschiedt de regularisatie op de tweede vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting.

6. Bij wijziging van de bni-gegevens overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2019/516 van het Europees Parlement en de Raad 16 wordt de financiering van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering niet achteraf bijgesteld.

(4) Artikel 10 ter wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 5 wordt de derde alinea vervangen door:

“De Commissie deelt de lidstaten de uit deze berekening voortvloeiende bedragen mee vóór 1 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de gegevens voor de aanpassingen zijn verstrekt. Elke lidstaat boekt het nettobedrag op de in artikel 9, lid 1, bedoelde rekening op de eerste werkdag van maart van het jaar volgende op dat waarin de Commissie de lidstaten in kennis heeft gesteld van de uit de berekening resulterende bedragen.”;

(b)het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

“7. Indien de lidstaat en de Commissie het niet eens kunnen worden over bijzondere aanpassingen van de eigen middelen op basis van de btw, als bedoeld in lid 2, eerste alinea, punt c), van dit artikel, kan de lidstaat de Commissie verzoeken haar beoordeling overeenkomstig artikel 13 ter te herzien.”;

(5) Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 3 wordt vervangen door:

“3. Wanneer het rentebedrag minder dan 1 000 EUR bedraagt, wordt afgezien van de inning.”;

(b)in lid 5 wordt de derde alinea vervangen door:

“De totale stijging uit hoofde van de eerste en de tweede alinea mag niet meer dan 16 procentpunten bedragen. De beperking van de stijging tot 16 procentpunten geldt voor alle zaken waarvoor het rentebedrag niet vóór [insert date - the entry into force of this (amending) Regulation] aan een lidstaat is meegedeeld. De verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging.”;

(6) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 2 wordt de vijfde alinea vervangen door:

“In geval van betaling in termijnen gaat de periode van ten hoogste vijf jaar in na de laatste betaling die is verricht, voor zover de schuld hiermee niet is voldaan. Een periode van ten hoogste tien jaar vanaf de datum waarop het bedrag overeenkomstig artikel 2 is vastgesteld, mag niet worden overschreden, ongeacht administratief of gerechtelijk beroep of gedeeltelijke betaling.”;

(b)in lid 4 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Indien de Commissie om aanvullende inlichtingen heeft verzocht, gaat de termijn van zes maanden in zodra de gevraagde aanvullende inlichtingen zijn ontvangen. De betrokken lidstaat verstrekt de aanvullende informatie binnen drie maanden.”.

(c)het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

“5. Indien de lidstaat en de Commissie het niet eens kunnen worden over de in lid 2, eerste alinea, van dit artikel bedoelde redenen, kan de lidstaat de Commissie verzoeken haar beoordeling te herzien overeenkomstig artikel 13 ter.”.

(7) Het volgende hoofdstuk III bis wordt ingevoegd:

“HOOFDSTUK III bis

   BETALING ONDER VOORBEHOUD EN HERZIENINGSPROCEDURE

Artikel 13 bis

Betaling onder voorbehoud

1. Bij geschillen tussen een lidstaat en de Commissie als bedoeld in artikel 10 ter, lid 7, of artikel 13, lid 5, of over andere bedragen aan traditionele eigen middelen die aan de begroting van de Unie verschuldigd zijn, kan de lidstaat bij de betaling van het betwiste bedrag voorbehoud maken bij het standpunt van de Commissie.

2. De boeking op de in artikel 9 bedoelde rekening van de onder voorbehoud verrichte betaling onderbreekt de periode als bedoeld in artikel 12 waarover rente verschuldigd is.

Artikel 13 -  ter Herzieningsprocedure

1. Bij geschillen tussen een lidstaat en de Commissie als bedoeld in artikel 13, lid 5, of over andere traditionele eigen middelen die aan de begroting van de Unie verschuldigd zijn, kan de lidstaat de Commissie verzoeken haar beoordeling binnen drie maanden na ontvangst ervan te herzien. Bij geschillen tussen een lidstaat en de Commissie als bedoeld in artikel 10 ter, lid 7, kan de lidstaat de Commissie verzoeken haar beoordeling binnen twee maanden na ontvangst ervan te herzien. Behalve in de in artikel 10 ter, lid 7, bedoelde gevallen, wordt dit verzoek omkleed met redenen voor de gevraagde herziening en bevat het bewijsstukken. Het verzoek en de daaruit voortvloeiende procedure doen geen afbreuk aan de verplichting van de lidstaten om eigen middelen ter beschikking te stellen wanneer deze aan de begroting van de Unie verschuldigd zijn.

2. Binnen zes maanden na ontvangst van het in lid 1 bedoelde verzoek deelt de Commissie de lidstaat haar opmerkingen over de in het verzoek vermelde redenen mee. Indien de Commissie om aanvullende inlichtingen heeft verzocht, gaat de termijn van zes maanden in zodra de gevraagde aanvullende inlichtingen zijn ontvangen. De betrokken lidstaat verstrekt de aanvullende informatie binnen drie maanden. Bij geschillen tussen een lidstaat en de Commissie als bedoeld in artikel 10 ter, lid 7, deelt de Commissie de lidstaat haar opmerkingen over de in het verzoek vermelde redenen mee binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek.

3. Indien de lidstaat geen verdere informatie kan verstrekken die relevant is voor de herzieningsprocedure, kan hij de Commissie verzoeken op basis van de beschikbare informatie te antwoorden. De termijn van zes maanden gaat in dat geval in op de datum van ontvangst van dat verzoek.

4. Indien een lidstaat een beroep tot nietigverklaring instelt tegen een besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 9, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1553/89, en indien de Commissie nog niet heeft geantwoord in het kader van de herzieningsprocedure met betrekking tot dezelfde btw-correctie, schorst de Commissie de herzieningsprocedure in afwachting van de definitieve uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.”

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.