Artikelen bij COM(2021)149 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake een verordening betreffende de vaststelling van het fraudebestrijdingsprogramma van de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 22.3.2021

COM(2021) 149 final

2018/0211(COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van het fraudebestrijdingsprogramma van de Unie

(Voor de EER relevante tekst)


2018/0211 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van het fraudebestrijdingsprogramma van de Unie

(Voor de EER relevante tekst)

1. Chronologisch overzicht

Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad
(document COM(2018) 386 final – 2018/0211 (COD)):
30 mei 2018
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité:

Advies van de Europese Rekenkamer:
17 oktober 2018

15 november 2018
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing:

Vaststelling van het standpunt van de Raad:
12 februari 2019

16 maart 2021

2. Doel van het voorstel van de Commissie

In de context van de voorbereiding van het volgende meerjarig financieel kader (MFK, 2021-2027) heeft de Commissie voorgesteld om een fraudebestrijdingsprogramma op te zetten. Het programma heeft twee algemene doelstellingen:

(1) de financiële belangen van de Europese Unie beschermen;

(2) ondersteunen van wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften.

Uit de algemene doelstellingen van het programma vloeien direct de volgende drie specifieke doelstellingen voort:

(1) voorkomen en bestrijden van fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad;

(2) ondersteunen van de melding van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot de begrotingsmiddelen van de Unie op het gebied van gedeeld beheer en pretoetredingssteun;

(3) verstrekken van instrumenten voor het uitwisselen van informatie en het ondersteunen van operationele activiteiten op het gebied van wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van douane en landbouw.

Het fraudebestrijdingsprogramma zal grotendeels een voorzetting zijn van het huidige Hercules-III-uitgavenprogramma voor de ondersteuning van activiteiten ter bestrijding van fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, dat wordt gecombineerd met de financieringsgrondslag voor twee operationele activiteiten:

(1) het antifraude-informatiesysteem (AFIS), een operationele activiteit die bestaat uit een serie IT-douanetoepassingen die worden beheerd door de Commissie en waarmee de taken worden verricht die aan de Commissie zijn opgedragen bij Verordening nr. 515/97 betreffende wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van douane en landbouw; en,

(2) het beheerssysteem voor onregelmatigheden (IMS), voor de rapportage door de lidstaten van ontdekte fraude en onregelmatigheden en het beheer en de analyse ervan door de Commissie.

3. Opmerkingen over het standpunt van de Raad

Het standpunt dat de Raad in eerste lezing heeft goedgekeurd, komt volledig overeen met het akkoord dat werd bereikt in de trialoog tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 8 december 2020. De voornaamste punten van dit akkoord zijn:

–de financiële middelen voor het programma bedragen 181 207 000 EUR in lopende prijzen;

–het programma moet worden vastgesteld voor de duur van het meerjarig financieel kader 2021-2027, zoals vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) nr. 2020/2093;

–het voorziet in de vaststelling van de werkprogramma’s door middel van uitvoeringshandelingen zonder comitéprocedures, waarbij het juiste evenwicht wordt gevonden tussen de procedurele vereisten en de omvang van het programma;

–het voorziet in een indicatieve verdeling van de financiële middelen over de drie onderdelen van het programma en in de mogelijkheid om bedragen zo nodig te herverdelen over de drie onderdelen van het programma;

–het voorziet in een plafond van 2 % voor uitgaven voor technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, waaronder ook institutionele informatietechnologiesystemen;

–het bevat een niet-limitatieve lijst van activiteiten die in aanmerking komen voor subsidies en legt de maximale medefinancieringspercentages voor subsidies vast op 80 % van de subsidiabele kosten, wat in uitzonderlijke gevallen kan worden verhoogd naar 90 % van de subsidiabele kosten;

–het voorziet in een bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie om een monitoring- en evaluatiekader te ontwikkelen voor het programma en om bijlage II aan te passen, die een lijst van monitoringindicatoren bevat;

–het voert de vereiste in dat de Commissie jaarlijks verslag uitbrengt over de prestaties van het programma aan het Europees Parlement en de Raad in het kader van het verslag over de bescherming van de financiële belangen van de Unie. De Commissie moet terdege rekening houden met de aanbevelingen van het Europees Parlement in dit verband;

–het voert bepalingen in over de retroactieve toepassing van het programma vanaf 1 januari 2021 om de continuïteit van de door het programma gefinancierde activiteiten mogelijk te maken.

4. Conclusie

De Commissie gaat akkoord met het standpunt van de Raad.