Artikelen bij COM(2020)805 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake wijziging van Verordening mbt samenwerking met het EOM en de doeltreffendheid van de onderzoeken van OLAF

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 8.12.2020

COM(2020) 805 final

2018/0170(COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een verordening tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 wat betreft samenwerking met het Europees Openbaar Ministerie en de doeltreffendheid van de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding


2018/0170 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een verordening tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 wat betreft samenwerking met het Europees Openbaar Ministerie en de doeltreffendheid van de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding


1. Chronologisch overzicht

Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad (document COM(2018) 338 final – 2018/0170(COD)):24 mei 2018
Advies van de Rekenkamer:15 november 2018
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing:16 april 2019
Vaststelling van het standpunt van de Raad:4 december 2020

2. Doel van het voorstel van de Commissie

Het doel van dit voorstel is:

(a)de uitvoering van de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) aan te passen aan de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) met het oog op maximale complementariteit, en

(b)de doeltreffendheid van de onderzoekstaak van OLAF te verbeteren met betrekking tot een aantal specifieke kwesties, waaronder controles en verificaties ter plaatse en bijstand aan nationale autoriteiten, bankrekeninginformatie, toelaatbaarheid van door OLAF verzameld bewijsmateriaal, coördinatiediensten en -activiteiten voor fraudebestrijding.

3. Opmerkingen over het standpunt van de Raad

Het standpunt dat de Raad in eerste lezing heeft goedgekeurd, komt volledig overeen met het akkoord dat werd bereikt in de trialoog tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 26 juni 2020. Het akkoord omvat onderstaande voornaamste punten:

–er wordt een kader opgericht voor nauwe betrekkingen tussen OLAF en het EOM, gestoeld op loyale samenwerking, complementariteit van de mandaten en coördinatie van de werkzaamheden; het akkoord stelt OLAF met name in staat om – in naar behoren gemotiveerde gevallen en op voorwaarde dat het EOM geen bezwaar maakt binnen een bepaalde termijn – onderzoeken te openen in aanvulling op die van het EOM met als doel invorderingen en de tijdige vaststelling van administratieve voorzorgsmaatregelen of andere maatregelen te vergemakkelijken; daarnaast is ook bepaald dat wanneer OLAF het EOM ondersteuning biedt, het EOM en OLAF er, aan de hand van nauwe samenwerking, voor moeten zorgen dat de procedurele waarborgen van hoofdstuk VI van de EOM-verordening worden nageleefd;

–het versterkt de onderzoeksbevoegdheden van OLAF door het Bureau in staat te stellen bankrekeninginformatie op te vragen – namelijk over registers van rekeninghouders en, indien strikt noodzakelijk, over transacties – door middel van samenwerking tussen nationale autoriteiten, onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de nationale bevoegde autoriteiten en op basis van een met redenen omkleed verzoek dat de gepastheid en evenredigheid ervan rechtvaardigt;

–het versterkt tevens de procedurele rechten van de persoon op wie een OLAF-onderzoek betrekking heeft, door deze toe te staan het eindverslag op te vragen en er toegang toe te krijgen, doch alleen met instemming van alle ontvangers van dat verslag en met inachtneming van de toepasselijke regels inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming;

–bij het akkoord wordt een aanvullende laag van bescherming van de procedurele rechten en waarborgen ingevoerd dankzij de aanstelling van een toezichthouder op de procedurele waarborgen, die administratief onder het Comité van toezicht valt en wordt aangesteld door de Commissie na raadpleging van het Europees Parlement en de Raad; de toezichthouder is belast met de behandeling van klachten die worden ingediend door personen tegen wie een onderzoek loopt (met betrekking tot de naleving door het Bureau van de procedurele waarborgen en de regels die van toepassing zijn op de onderzoeken ervan) en kan aanbevelingen doen aan het Bureau over de wijze waarop de in de klacht aan de orde gestelde kwestie kan worden opgelost, en

–het voorziet in de mogelijkheid voor OLAF om tijdens zijn onderzoeken toegang te krijgen tot apparatuur in particulier bezit die voor professionele doeleinden wordt gebruikt indien het redelijke gronden heeft om te vermoeden dat de inhoud ervan relevant kan zijn voor het onderzoek; bij externe onderzoeken zal de toegang onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde mate mogelijk zijn als voor nationale autoriteiten bij hun onderzoeken naar apparatuur in particulier bezit; bij interne onderzoeken zal de toegang worden gebaseerd op de door elke betrokken instelling en elk betrokken orgaan, bureau of agentschap vast te stellen interne regels ten aanzien van het personeel en van de leden van de instelling.

De Commissie steunde het tijdens de trialoog bereikte akkoord, dat de weg vrijmaakt voor een vruchtbare samenwerking tussen OLAF en het EOM en dat de doeltreffendheid van de OLAF-onderzoeken in verschillende opzichten verbetert. In dit verband worden met het akkoord de doelstellingen van het Commissievoorstel bereikt. Over bepaalde elementen van het akkoord bleef bij de Commissie bezorgdheid bestaan. Zij betreurt met name dat de hogere procedurele waarborgen die gelden wanneer OLAF het EOM ondersteuning biedt, de toelaatbaarheid van door OLAF verzameld bewijsmateriaal in latere strafrechtelijke procedures niet verbetert, en dat de nieuwe bepalingen inzake de toegang tot apparatuur in particulier bezit niet vergezeld gaan van uitvoeringsbepalingen in de verordening zelf. De Commissie heeft er echter op gewezen deze elementen te kunnen aanvaarden met het oog op een algeheel definitief akkoord.

4. Conclusie

De Commissie gaat akkoord met het standpunt van de Raad.