Artikelen bij COM(2020)652 - Algemeen milieuactieprogramma voor de EU voor de periode tot en met 2030

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1 — Onderwerp

1. Dit besluit bevat een algemeen milieuactieprogramma voor de periode tot en met 31 december 2030 (“8e MAP”). In dat actieprogramma worden de prioritaire doelstellingen, de faciliterende voorwaarden voor de verwezenlijking ervan en een kader om te meten of de Unie en haar lidstaten op koers liggen om deze prioritaire doelstellingen te behalen, vastgesteld.

2. Het 8e MAP is erop gericht de transitie naar een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte, schone en circulaire economie op een rechtvaardige en inclusieve manier te versnellen, en onderschrijft de milieu- en klimaatdoelstellingen van de Europese Green Deal en de desbetreffende initiatieven.

3. Het 8e MAP vormt de basis voor de verwezenlijking van de in de Agenda 2030 van de Verenigde Naties vastgestelde milieu- en klimaatdoelstellingen en doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, en biedt een monitoringkader voor de milieu- en klimaatdimensie van de inspanningen van de Unie om de vooruitgang op weg naar meer duurzaamheid, klimaatneutraliteit en efficiënt hulpbronnengebruik, welzijn en veerkracht te meten.

Artikel 2 - — Prioritaire doelstellingen

1. De prioritaire langetermijndoelstelling voor 2050 van het 8e MAP is dat burgers goed leven, binnen de grenzen van onze planeet, in een regeneratieve economie waar niets wordt verspild, er geen netto-uitstoot van broeikasgassen is en de economische groei van hulpbronnengebruik is losgekoppeld en geen milieuaantasting veroorzaakt. Een gezond milieu biedt de basis voor het welzijn van de burgers, biodiversiteit floreert en natuurlijk kapitaal wordt beschermd, hersteld en gewaardeerd op een wijze die de veerkracht bij klimaatverandering en andere milieurisico’s vergroot. De Unie neemt het voortouw om de welvaart van de huidige en toekomstige generaties wereldwijd te waarborgen.

2. Het 8e MAP heeft de volgende zes prioritaire thematische doelstellingen:

a) geleidelijke, definitieve vermindering van broeikasgasemissies en een grotere verwijdering door natuurlijke en andere putten in de Unie zodat het broeikasgasemissiereductiedoel voor 2030 kan worden behaald en tegen 2050 klimaatneutraliteit kan worden bereikt, zoals vastgelegd in Verordening (EU).../... 32 ;

b) voortdurende vergroting van het aanpassingsvermogen, versterking van de veerkracht en vermindering van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering;

c) evolueren naar een regeneratief groeimodel waarbij meer aan de planeet wordt teruggeven dan wordt onttrokken, de economische groei van hulpbronnengebruik wordt losgekoppeld en geen milieuaantasting veroorzaakt en de transitie naar een circulaire economie wordt versneld;

d) streven naar het terugbrengen van vervuiling van lucht, water en bodem tot nul voor een gifvrij milieu, het beschermen van de gezondheid en het welzijn van de burgers tegen milieugerelateerde risico’s en gevolgen;

e) bescherming, behoud en herstel van de biodiversiteit en verbetering van het natuurlijk kapitaal, met name lucht, water, bodem en bos, zoet water, moerasland en mariene ecosystemen;

f) bevordering van milieuduurzaamheid en vermindering van de grootste productie- en consumptiebronnen van milieu- en klimaatdruk, met name op het gebied van energie, industriële ontwikkeling, gebouwen en infrastructuur, mobiliteit en het voedselsysteem.

Artikel 3 — Faciliterende voorwaarden voor de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het programma

1. Om de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP te verwezenlijken:

a) moet worden gewaarborgd dat de milieu- en klimaatwetgeving van de Unie effectief en efficiënt wordt uitgevoerd, moet worden gestreefd naar uitmuntende milieuprestaties op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau, onder meer door te voorzien in een passende administratieve capaciteit en capaciteit op het gebied van waarborging van de naleving, zoals uiteengezet in de regelmatige evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid, en moet meer tegen milieucriminaliteit worden opgetreden;

b) moet de geïntegreerde aanpak van beleidsontwikkeling en -uitvoering worden versterkt, met name door:

–de in artikel 2 genoemde prioritaire doelstellingen in alle relevante strategieën, wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven, programma’s, investeringen en projecten op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau te mainstreamen, zodat deze en de uitvoering ervan geen afbreuk doen aan de in artikel 2 genoemde prioritaire doelstellingen,

–de voordelen die uit de uitvoering van de Richtlijnen 2014/52/EU 33 en 2001/42/EG 34 van het Europees Parlement en de Raad voortvloeien, te maximaliseren,

–zorgvuldig aandacht te besteden aan synergieën en mogelijke wisselwerkingen tussen economische, milieu- en sociale doelstellingen zodat op duurzame wijze wordt voorzien in de behoeften van de burgers op het gebied van voeding, huisvesting en mobiliteit, zonder dat iemand achterblijft,

–het bestaande beleid regelmatig te evalueren en effectbeoordelingen voor nieuwe initiatieven voor te bereiden op basis van breed overleg en met inachtneming van verantwoorde, inclusieve, onderbouwde en eenvoudig uit te voeren procedures, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de verwachte effecten op het milieu en het klimaat;

c) moeten milieu- en klimaatduurzaamheid effectief worden opgenomen in het Europees Semester voor economische governance, onder meer in de nationale hervormingsprogramma’s en de nationale plannen voor herstel en veerkracht;

d) moeten duurzame investeringen uit publieke en private bronnen, met inbegrip van de in de begroting van de Unie beschikbare middelen en instrumenten, via de Europese Investeringsbank en op nationaal niveau worden gemobiliseerd;

e) moeten milieuonvriendelijke subsidies op EU- en nationaal niveau geleidelijk worden afgeschaft, moet optimaal van marktconforme instrumenten en groene begrotingsinstrumenten worden gebruikgemaakt, met inbegrip van de nodige instrumenten om een sociaal rechtvaardige transitie te waarborgen, en moeten bedrijven en andere belanghebbenden worden geholpen bij de ontwikkeling van gestandaardiseerde boekhoudpraktijken voor natuurlijk kapitaal;

f) moet worden gewaarborgd dat milieubeleid en -maatregelen op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis zijn gebaseerd en dat de kennisbasis op milieugebied en de toepassing ervan worden versterkt, onder meer door onderzoek, innovatie, het bevorderen van groene vaardigheden en het verder ontwikkelen van milieu- en ecosysteemboekhouding;

g) moet het potentieel van digitale en datatechnologieën ter ondersteuning van het milieubeleid worden benut en tegelijkertijd de ecologische voetafdruk ervan tot een minimum worden beperkt;

h) moet ten volle worden gebruikgemaakt van op de natuur gebaseerde oplossingen en sociale innovatie;

i) moeten hoge normen op het gebied van transparantie, inspraak en toegang tot de rechter effectief worden toegepast overeenkomstig het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus) 35 ;

j) moeten de gegevens en bewijzen in verband met de uitvoering van het 8e MAP openbaar en eenvoudig toegankelijk worden gemaakt, onverminderd de bepalingen inzake vertrouwelijkheid in domeinspecifieke wetgeving;

k) moet de wereldwijde verwezenlijking van de in artikel 2 vastgestelde prioritaire doelstellingen worden ondersteund door voor samenhang tussen interne en externe benaderingen en voor gecoördineerde acties te zorgen, met name door:

–met partnerlanden klimaat- en milieumaatregelen af te spreken, hen aan te moedigen klimaat- en milieuregels die even ambitieus zijn als die van de Unie vast te stellen en uit te voeren en hen daarbij te ondersteunen, en ervoor te zorgen dat alle producten die in de Unie in de handel worden gebracht, volledig voldoen aan de toepasselijke vereisten van de Unie in overeenstemming met de internationale verbintenissen van de Unie,

–een betere samenwerking met regeringen, bedrijven en het maatschappelijk middenveld in derde landen en internationale organisaties om partnerschappen en allianties op het gebied van milieubescherming tot stand te brengen en samenwerking op milieugebied in de G7 en de G20 te bevorderen,

–een krachtigere uitvoering door de Unie en haar partners van de Overeenkomst van Parijs, het Verdrag inzake biologische diversiteit en andere multilaterale milieuovereenkomsten, onder meer door meer transparantie en verantwoordingsplicht ten aanzien van de vooruitgang met betrekking tot de verbintenissen die in het kader van die overeenkomsten zijn aangegaan,

–een sterkere internationale milieugovernance door resterende lacunes weg te werken en de eerbiediging en toepassing van erkende internationale milieubeginselen te versterken,

–ervoor te zorgen dat de financiële bijstand van de Unie en de lidstaten aan derde landen de Agenda 2030 van de VN bevordert.

2. Voor de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP is een breed draagvlak nodig, wat kan worden bereikt door burgers, sociale partners en andere belanghebbenden hierbij te betrekken en samenwerking tussen nationale, regionale en lokale autoriteiten in stedelijke en plattelandsgebieden voor de ontwikkeling en uitvoering van strategieën, beleidsmaatregelen of wetgeving met betrekking tot het 8e MAP aan te moedigen.

Artikel 4 - — Monitoringkader

1. De Commissie zal, met steun van het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de vooruitgang van de Unie en de lidstaten bij de verwezenlijking van de in artikel 2 vastgestelde prioritaire doelstellingen regelmatig evalueren en hierover verslag uitbrengen, rekening houdend met de in artikel 3 vastgestelde faciliterende voorwaarden.

2. In de in lid 1 bedoelde evaluatie worden de recentste ontwikkelingen met betrekking tot de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en indicatoren weergegeven, voortbouwend op de gegevens die beschikbaar zijn in de lidstaten en op het niveau van de Unie, met name die welke door het Europees Milieuagentschap en het Europees statistisch systeem worden beheerd. Deze evaluatie doet geen afbreuk aan bestaande monitoring-, rapportage- en governancekaders en -oefeningen op het gebied van milieu- en klimaatbeleid.

3. Het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen ondersteunen de Commissie bij het verbeteren van de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en kennis, met name door:

a) met moderne digitale instrumenten bewijsmateriaal en gegevens te verzamelen, te verwerken en te rapporteren;

b) de relevante lacunes in de monitoringgegevens trachten weg te werken;

c) beleidsrelevante en systemische analysen uit te voeren en bij te dragen aan de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen op EU- en nationaal niveau;

d) gegevens over milieu-, sociale en economische effecten te integreren en volledig gebruik te maken van andere beschikbare gegevens, zoals die welke door Copernicus worden aangeleverd;

e) via programma’s van de Unie de toegang tot gegevens verder te verbeteren;

f) voor meer transparantie en verantwoordingsplicht te zorgen;

g) het maatschappelijk middenveld, overheidsinstanties, burgers, sociale partners en de particuliere sector te helpen klimaat- en milieurisico’s in kaart te brengen en maatregelen te nemen om deze risico’s te voorkomen, te beperken en zich eraan aan te passen, en door hen meer te betrekken bij het dichten van kennishiaten.

4. De Commissie onderzoekt regelmatig de behoeften op het gebied van kennis en gegevens op EU- en nationaal niveau, met inbegrip van de capaciteit van het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen om de in lid 3 bedoelde taken uit te voeren.

Artikel 5 - — Evaluatie

De Commissie evalueert uiterlijk op 31 maart 2029 het 8e MAP. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met de belangrijkste bevindingen van die evaluatie en, indien zij dit passend acht, een wetgevingsvoorstel voor het volgende milieuactieprogramma.

Artikel 6 — Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.