Artikelen bij COM(2020)49 - Administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (codificatie)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Inhoudsopgave

Artikel 1 - Onderwerp

1. Deze richtlijn legt de voorschriften en procedures vast voor de onderlinge samenwerking van de lidstaten met het oog op de uitwisseling van inlichtingen die naar verwachting van belang zijn voor de ⌦ toepassing ⌫ en handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen.

2. Deze richtlijn legt tevens de bepalingen vast voor de elektronische uitwisseling van de in lid 1 bedoelde inlichtingen, alsook de voorschriften en procedures voor de samenwerking van de lidstaten en de Commissie op het gebied van coördinatie en evaluatie.

3. Deze richtlijn laat de toepassing in de lidstaten van de regels inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet. Zij laat eveneens onverlet de verplichtingen van de lidstaten inzake ruimere administratieve samenwerking, welke voortvloeien uit andere rechtsinstrumenten, waaronder bilaterale en multilaterale overeenkomsten.

Artikel 2 - Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op elke vorm van belastingen die door of namens een lidstaat of de territoriale of bestuurlijke onderdelen van een lidstaat, met inbegrip van de lokale overheden, worden geheven.

2. Onverminderd lid 1 is deze richtlijn niet van toepassing op de belasting over de toegevoegde waarde en op de douanerechten, noch op de accijnzen, die vallen onder andere uniale wetgeving inzake administratieve samenwerking tussen de lidstaten. Deze richtlijn is evenmin van toepassing op de verplichte socialezekerheidsbijdragen, te betalen aan een lidstaat of een onderdeel van een lidstaat dan wel aan een publiekrechtelijke socialezekerheidsinstelling.

3. In geen geval worden de in lid 1 bedoelde belastingen uitgelegd als omvattende:

a) leges, bijvoorbeeld voor certificaten en andere door autoriteiten uitgereikte stukken;

b) contractueel verschuldigde bedragen, zoals retributies voor openbare nutsvoorzieningen.

4. Deze richtlijn is van toepassing op de in lid 1 bedoelde belastingen die worden geheven op het grondgebied waarop de Verdragen overeenkomstig artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is.

Artikel 3 - Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. “bevoegde autoriteit” van een lidstaat, de door die lidstaat als zodanig aangewezen autoriteit. In het kader van deze richtlijn worden het centrale verbindingsbureau, de verbindingsdiensten en de bevoegde ambtenaren beschouwd als bevoegde autoriteiten bij delegatie overeenkomstig artikel 4;

2. “centraal verbindingsbureau”, het bureau dat als zodanig is aangewezen en is belast met de primaire zorg voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking;

3. “verbindingsdienst”, elk ander bureau dan het centrale verbindingsbureau dat als zodanig is aangewezen om op grond van deze richtlijn rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;

4. “bevoegde ambtenaar”, elke ambtenaar die op grond van deze richtlijn gemachtigd is rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;

5. “verzoekende autoriteit”, het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst, of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand verzoekt;

6. “aangezochte autoriteit”, het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand wordt verzocht;

7. “administratief onderzoek”, alle door de lidstaten bij het vervullen van hun taken verrichte controles, onderzoeken en acties ter waarborging van de juiste toepassing van de belastingwetgeving;

8. “uitwisseling van inlichtingen op verzoek”, de uitwisseling van inlichtingen in antwoord op een verzoek van de verzoekende lidstaat aan de aangezochte lidstaat met betrekking tot een specifiek geval;


🡻 (EU) 2016/881 Art. 1, punt 1

9. “automatische uitwisseling”:


🡻 (EU) 2018/822 Art. 1, punt 1, onder a), onder i)

a) voor de toepassing van artikel 8, lid 1, en de artikelen 9, 10 en 11, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen. Voor de toepassing van artikel 8, lid 1, betekent “beschikbare inlichtingen” inlichtingen die zich in de belastingdossiers van de inlichtingen verstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat;


🡻 (EU) 2016/881 Art. 1, punt 1

b) voor de toepassing van artikel 8, lid 4, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen over ingezetenen van andere lidstaten aan de betrokken lidstaat van verblijf, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen;


🡻 (EU) 2018/822 Art. 1, punt 1, onder a), onder ii) (aangepast)

c) voor de toepassing van andere bepalingen van deze richtlijn dan artikel 8, lid 1, artikel 8, lid 4, en de artikelen 9, 10 en 11, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen ⌦ als bedoeld in ⌫ de punten a) en b).


🡻 (EU) 2016/881 Art. 1, punt 1 (aangepast)

🡺1 (EU) 2018/822 Art. 1, punt 1, onder a), onder iii)

🡺1 In het kader van artikel 8, lid 4, artikel 8, lid 7, artikel 25, lid 2, artikel 30, leden 3 en 4, en bijlage IV, hebben termen ⌦ in hoofdletters ⌫ de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage I. 🡸 In het kader van artikel 10 en bijlage III hebben termen ⌦ in hoofdletters ⌫ de betekenis die ze hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage III;


🡻 2011/16/EU (aangepast)

10. “spontane uitwisseling”, het niet-systematisch, te eniger tijd en ongevraagd verstrekken van inlichtingen aan een andere lidstaat;

11. “persoon”,

a) een natuurlijk persoon;

b) een rechtspersoon;

c) indien de geldende wetgeving in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de status van rechtspersoon bezit;

d) een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die activa, met inbegrip van de daardoor gegenereerde inkomsten, bezit of beheert welke aan belastingen in de zin van deze richtlijn zijn onderworpen;

12. “langs elektronische weg”, door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking — met inbegrip van digitale compressie — en gegevensopslag, met gebruikmaking van kabels, radio, optische technologie of andere elektromagnetische middelen;

13. “CCN-netwerk”, het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk (common communication network — CCN) gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Unie heeft ontwikkeld voor het berichtenverkeer ⌦ langs elektronische weg ⌫ tussen op het gebied van douane en belastingen ⌦ bevoegde autoriteiten ⌫;


🡻 (EU) 2015/2376 Art. 1, punt 1, onder b) (aangepast)

14. “voorafgaande grensoverschrijdende ruling”, een akkoord, een mededeling dan wel ander instrument of enige andere handeling met soortgelijk effect, ook indien afgegeven, gewijzigd of hernieuwd in het kader van een belastingcontrole, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) het of zij is afgegeven, gewijzigd of hernieuwd door of namens de regering of de belastingautoriteit van een lidstaat, of een territoriaal of staatkundig onderdeel van die lidstaat, met inbegrip van de lokale overheden, ongeacht of er effectief gebruik van wordt gemaakt;

b) het of zij is afgegeven, gewijzigd of hernieuwd, ten aanzien van een welbepaalde persoon of groep van personen, en deze persoon of groep personen kan zich erop beroepen;

c) het of zij de interpretatie of toepassing betreft van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling ter toepassing of handhaving van nationale belastingwetgeving van de lidstaat of de territoriale of staatkundige onderdelen daarvan, met inbegrip van de lokale overheden;

d) het of zij betrekking heeft op een grensoverschrijdende transactie of op de vraag of er op grond van de activiteiten van een persoon in een ander rechtsgebied al dan niet sprake is van een vaste inrichting;

e) het of zij eerder is tot stand gekomen dan de transacties of activiteiten in een ander rechtsgebied op grond waarvan mogelijkerwijs sprake is van een vaste inrichting, of dan de indiening van een belastingaangifte voor het tijdvak waarin de transactie of reeks transacties dan wel de activiteiten hebben plaatsgevonden.

De grensoverschrijdende transactie kan betrekking hebben op, maar is niet beperkt tot, het doen van investeringen, het leveren van goederen, het verrichten van diensten, ⌦ het ter beschikking stellen van kapitaal ⌫ of het gebruiken van materiële of immateriële activa, ⌦ en ⌫ de persoon die de voorafgaande grensoverschrijdende ruling heeft gekregen, ⌦ hoeft ⌫ niet rechtstreeks betrokken te zijn;

15. “voorafgaande verrekenprijsafspraak”, een akkoord, een mededeling dan wel ander instrument of enige andere handeling met soortgelijk effect, ook indien ⌦ in het kader van een belastingcontrole ⌫ gemaakt, gewijzigd of hernieuwd, ⌦ die ⌫ aan de volgende voorwaarden ⌦ voldoet ⌫:

a) het of zij is gemaakt, gewijzigd of hernieuwd door of namens de regering of de belastingautoriteit van een of meer lidstaten, of een territoriaal of staatkundig onderdeel daarvan, met inbegrip van de lokale overheden, ongeacht of er effectief gebruik van wordt gemaakt;

b) het of zij is gemaakt, gewijzigd of hernieuwd, ten aanzien van een welbepaalde persoon of groep van personen, en deze persoon of groep personen kan zich erop beroepen;

c) ⌦ het of zij bepaalt, ⌫ voordat grensoverschrijdende transacties tussen verbonden ondernemingen hebben plaatsgevonden, een passende reeks criteria om de verrekenprijzen voor die transacties te bepalen, of ⌦ bepaalt ⌫ de toerekening van winsten aan een vaste inrichting.

Ondernemingen zijn verbonden ondernemingen wanneer één onderneming rechtstreeks of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan de zeggenschap in of in het kapitaal van een andere onderneming of wanneer dezelfde personen rechtstreeks of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan de zeggenschap in of in het kapitaal van de ondernemingen.

Verrekenprijzen zijn de prijzen die een onderneming aan verbonden ondernemingen in rekening brengt voor de overdracht van materiële en immateriële goederen of voor het verlenen van diensten, en het “bepalen van verrekenprijzen” moet in die zin worden uitgelegd;

16. voor de toepassing van punt 14 is een “grensoverschrijdende transactie” een transactie of reeks van transacties ⌦ die aan een of meer van de volgende voorwaarden voldoet ⌫:

a) niet alle partijen bij de transactie of reeks van transacties hun fiscale woonplaats hebben in de lidstaat die de voorafgaande grensoverschrijdende ruling afgeeft, wijzigt of hernieuwt;

b) een of meer van de partijen bij de transactie of reeks van transacties haar fiscale woonplaats tegelijkertijd in meer dan een rechtsgebied heeft;

c) een van de partijen bij de transactie of reeks van transacties ⌦ oefent ⌫ haar ⌦ bedrijfsactiviteiten uit ⌫ in een ander rechtsgebied via een vaste inrichting en de transactie of reeks van transacties ⌦ vormt het geheel ⌫ of een deel van de activiteiten van de vaste inrichting. Een grensoverschrijdende transactie of reeks van transacties omvat tevens de ⌦ constructies ⌫ die worden ⌦ opgezet ⌫ door een persoon ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten die hij in een ander rechtsgebied via een vaste inrichting uitoefent;

d) die transacties of reeks van transacties een grensoverschrijdend effect hebben.

Voor de toepassing van punt 15 is een “grensoverschrijdende transactie” een transactie of reeks van transacties tussen verbonden ondernemingen die niet allemaal hun fiscale woonplaats op het grondgebied van hetzelfde rechtsgebied hebben of een transactie of reeks transacties die een grensoverschrijdend effect heeft;

17. voor de toepassing van de punten 15 en 16 wordt onder “onderneming” verstaan iedere vorm van bedrijfsvoering;


🡻 (EU) 2018/822 Art. 1, punt 1, onder b) (aangepast)

18. “grensoverschrijdende constructie”, een constructie die ofwel meer dan één lidstaat ofwel een lidstaat en een derde land betreft, waarbij ten minste één van de volgende voorwaarden is vervuld:

a) niet alle deelnemers aan de constructie hebben hun fiscale woonplaats in hetzelfde rechtsgebied;

b) een of meer van de deelnemers aan de constructie heeft zijn fiscale woonplaats tegelijkertijd in meer dan één rechtsgebied;

c) een of meer van de deelnemers aan de constructie oefent ⌦ zijn bedrijfsactiviteiten ⌫ uit in een ander rechtsgebied via een in dat rechtsgebied gelegen vaste inrichting en de constructie behelst een deel of het geheel van ⌦ de bedrijfsactiviteiten ⌫ van die vaste inrichting;

d) een of meer van de deelnemers aan de constructie oefent een activiteit uit in een ander rechtsgebied zonder in dat rechtsgebied zijn fiscale woonplaats te hebben of zonder in dat rechtsgebied een vaste inrichting te creëren;

e) een dergelijke constructie heeft mogelijk gevolgen voor de automatische uitwisseling van inlichtingen of de vaststelling van het uiteindelijk belang.

Voor de toepassing van punten 18 tot en met 25 van dit artikel, artikel 11 en bijlage IV, betekent een constructie tevens een reeks constructies. Een constructie kan uit verscheidene stappen of onderdelen bestaan;

19. “meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie”, iedere grensoverschrijdende constructie die ten minste één van de in bijlage IV vermelde wezenskenmerken bezit;

20. “wezenskenmerk”, een eigenschap of kenmerk van een grensoverschrijdende constructie die geldt als een indicatie van een mogelijk risico op belastingontwijking, als genoemd in bijlage IV;

21. “intermediair”, een persoon die een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie bedenkt, aanbiedt, opzet, beschikbaar maakt voor implementatie of de implementatie ervan beheert.

Intermediair is ook een persoon die, gelet op de betrokken feiten en omstandigheden en op basis van de beschikbare informatie en de deskundigheid die en het begrip dat nodig is om die diensten te verstrekken, weet of redelijkerwijs kon weten dat hij heeft toegezegd rechtstreeks of via andere personen hulp, bijstand of advies te verstrekken met betrekking tot het bedenken, aanbieden, opzetten, beschikbaar maken voor implementatie of beheren van de implementatie van een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie. Elke persoon heeft het recht bewijs te leveren van het feit dat een dergelijk persoon niet wist en redelijkerwijs niet kon weten dat die persoon bij een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie betrokken was. Daartoe kan die persoon alle relevante feiten en omstandigheden, beschikbare informatie en zijn relevante deskundigheid en begrip ervan vermelden.

Om een intermediair te zijn, dient een persoon ten minste één van de volgende aanvullende voorwaarden te vervullen:

a) fiscaal inwoner van een lidstaat zijn;

b) beschikken over een vaste inrichting in een lidstaat via welke de diensten in verband met de constructie worden verleend;

c) opgericht zijn in, of onder de toepassing van de wetten vallen van, een lidstaat;

d) ingeschreven zijn bij een beroepsorganisatie in verband met de verstrekking van juridische, fiscale of adviesdiensten in een lidstaat;

22. “relevante belastingplichtige”, elke persoon voor wie een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie beschikbaar wordt gemaakt voor implementatie, of die gereed is om een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie te implementeren of die de eerste stap van een dergelijke constructie heeft geïmplementeerd;

23. voor de toepassing van artikel 11, betekent “verbonden onderneming” een persoon die gelieerd is met een andere persoon op ten minste één van de volgende wijzen:

a) een persoon neemt deel aan de leiding van een andere persoon waarbij hij invloed van betekenis kan uitoefenen op die andere persoon;

b) een persoon neemt deel aan de zeggenschap over een andere persoon door middel van een deelneming van meer dan 25 % van de stemrechten;

c) een persoon neemt deel in het kapitaal van een andere persoon door middel van een eigendomsrecht van, rechtstreeks of middellijk, meer dan 25 % van het kapitaal;

d) een persoon heeft recht op 25 % of meer van de winsten van een andere persoon.

Indien meer dan één persoon deelneemt, als bedoeld onder a) tot en met d), aan de leiding van, aan zeggenschap over of in het kapitaal of de winsten van dezelfde persoon, worden alle betrokken personen als verbonden ondernemingen beschouwd.

Indien dezelfde personen deelnemen, als bedoeld onder a) tot en met d), aan de leiding van, aan zeggenschap over of in het kapitaal of de winsten van meer dan één persoon, worden alle betrokken personen als verbonden ondernemingen beschouwd.

Voor de toepassing van dit punt wordt een persoon die met betrekking tot de stemrechten of het kapitaalbezit van een entiteit samen met een andere persoon optreedt, beschouwd als houder van een deelneming in alle stemrechten of het volledige kapitaalbezit dat die andere persoon in de genoemde entiteit heeft.

Bij middellijke deelneming wordt vastgesteld of aan de eisen onder c) is voldaan door vermenigvuldiging van de deelnemingspercentages door de opeenvolgende niveaus heen. Een persoon die meer dan 50 % van de stemrechten houdt, wordt geacht 100 % te houden.

Een natuurlijk persoon, zijn of haar echtgenoot en bloedverwanten in de rechte lijn worden behandeld als één persoon;

24. “marktklare constructie”, een grensoverschrijdende constructie die is bedacht of aangeboden, implementeerbaar is of beschikbaar is gemaakt voor implementatie zonder dat er wezenlijke aanpassingen nodig zijn;

25. “constructie op maat”, een grensoverschrijdende constructie die geen marktklare constructie is.


🡻 2011/16/EU (aangepast)

Artikel 4 - Organisatie

1. Elke lidstaat ⌦ stelt ⌫ de Commissie ⌦ onverwijld in kennis van elke wijziging met betrekking tot de ⌫ bevoegde autoriteit in de zin van deze richtlijn, ⌦ zoals eerder meegedeeld overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2011/16/EU ⌫.

De Commissie stelt de informatie beschikbaar voor de andere lidstaten en maakt de lijst van de autoriteiten van de lidstaten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.

2. De bevoegde autoriteit ⌦ van elke lidstaat ⌫ wijst één centraal verbindingsbureau aan. Het is de taak van de bevoegde autoriteit de Commissie en de lidstaten van de aanwijzing in kennis te stellen.

Het centrale verbindingsbureau kan tevens worden aangewezen als zijnde belast met de contacten met de Commissie. Het is de taak van de bevoegde autoriteit de Commissie van de aanwijzing in kennis te stellen.

3. De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan verbindingsdiensten met de volgens de nationale wetgeving of het nationale beleid toegedeelde bevoegdheid aanwijzen. Het centrale verbindingsbureau houdt de lijst van de verbindingsdiensten bij en stelt deze beschikbaar voor de centrale verbindingsbureaus van de andere ⌦ betrokken ⌫ lidstaten en de Commissie.

4. De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan bevoegde ambtenaren aanwijzen. Het centrale verbindingsbureau houdt de lijst van bevoegde ambtenaren bij en stelt deze beschikbaar voor de centrale verbindingsbureaus van de andere ⌦ betrokken ⌫ lidstaten en de Commissie.

5. De ambtenaren die bij de administratieve samenwerking in de zin van deze richtlijn zijn betrokken, worden in elk geval geacht daartoe overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde regelingen bevoegd te zijn.

6. De verbindingsdienst of de bevoegde ambtenaar die een verzoek of een antwoord op een verzoek om samenwerking verzendt of ontvangt, stelt ⌦ het centrale verbindingsbureau van zijn lidstaat hiervan in kennis ⌫ volgens de procedures van ⌦ die ⌫ lidstaat.

7. De verbindingsdienst of de bevoegde ambtenaar die een verzoek om samenwerking ontvangt dat een optreden vereist buiten de hem krachtens de nationale wetgeving of het nationale beleid verleende bevoegdheid, geeft het verzoek onverwijld door aan het centrale verbindingsbureau van zijn lidstaat en stelt de verzoekende autoriteit hiervan in kennis. In dat geval gaat de in artikel 7 gestelde termijn in op de dag nadat het verzoek om samenwerking aan het centrale verbindingsbureau is doorgezonden.

HOOFDSTUK II

UITWISSELING VAN INLICHTINGEN

AFDELING I

Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

Artikel 5 - Procedure voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek

Op verzoek van de verzoekende autoriteit, deelt de aangezochte autoriteit alle in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen die deze in haar bezit heeft of naar aanleiding van een administratief onderzoek verkrijgt, aan de verzoekende autoriteit mee.

Artikel 6 - Administratief onderzoek

1. De aangezochte autoriteit laat elk administratief onderzoek verrichten dat noodzakelijk is om de in artikel 5 bedoelde inlichtingen te kunnen verkrijgen.

2. Het in artikel 5 bedoelde verzoek kan een met redenen omkleed verzoek om een bepaald administratief onderzoek omvatten. In voorkomend geval deelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit ⌦ onmiddellijk ⌫ mee op welke gronden zij een administratief onderzoek niet noodzakelijk acht.

3. Voor het verkrijgen van de gevraagde inlichtingen of het verrichten van het gevraagde administratieve onderzoek gaat de aangezochte autoriteit te werk volgens dezelfde procedures als handelde zij uit eigen beweging of op verzoek van een andere autoriteit van de eigen lidstaat.

4. Op specifiek verzoek van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit originele stukken aan de verzoekende autoriteit mee, tenzij de geldende voorschriften van de lidstaat van de aangezochte autoriteit zich hiertegen verzetten.

Artikel 7 - Termijnen

1. De in artikel 5 bedoelde inlichtingen worden door de aangezochte autoriteit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na de datum van ontvangst van het verzoek verstrekt.

Indien de aangezochte autoriteit evenwel de inlichtingen al in haar bezit heeft, verstrekt zij deze binnen twee maanden.

2. In ⌦ bepaalde ⌫ bijzondere gevallen kunnen de aangezochte en de verzoekende autoriteit andere dan de in lid 1 vastgestelde termijnen overeenkomen.

3. De ontvangst van het verzoek wordt door de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk zeven werkdagen na ontvangst ⌦ bevestigd ⌫, indien mogelijk langs elektronische weg.

4. De aangezochte autoriteit laat uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit weten welke tekortkomingen het verzoek vertoont en welke aanvullende achtergrondinformatie zij verlangt. De in lid 1 gestelde termijnen gaan in dit geval in op de datum waarop de aangezochte autoriteit de nodige aanvullende informatie ontvangt.

5. Indien de aangezochte autoriteit niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee, met vermelding van de datum waarop zij denkt aan het verzoek te kunnen voldoen.

6. Indien de aangezochte autoriteit niet over de gevraagde inlichtingen beschikt en niet aan het verzoek om inlichtingen kan voldoen of het verzoek om de in artikel 21 genoemde redenen afwijst, deelt zij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee.

AFDELING II

Verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen

Artikel 8 - Reikwijdte en voorwaarden van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen

1. De bevoegde autoriteit van elke lidstaat verstrekt de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2014 automatisch de inlichtingen waarover zij ten aanzien van ingezetenen van die andere lidstaat beschikt inzake de volgende specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt:


🡻 Rectificatie, PB L 162 van 14.6.2013, blz.15

a) inkomen uit een dienstbetrekking;

b) tantièmes en presentiegelden;


🡻 2011/16/EU (aangepast)

c) levensverzekeringsproducten die niet vallen onder andere uniale rechtsinstrumenten inzake de uitwisseling van inlichtingen noch onder soortgelijke voorschriften;

d) pensioenen;

e) eigendom van en inkomsten uit onroerend goed.

2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van ⌦ elke wijziging in de overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2011/16/EU meegedeelde informatie betreffende ⌫ de in lid 1 vermelde categorieën ten aanzien waarvan zij over inlichtingen beschikken.


🡻 2014/107/EU Art. 1, punt 2, onder a)

3. De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan aan de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat meedelen dat zij geen inlichtingen inzake een of meer van de in lid 1 vermelde inkomsten- en vermogenscategorieën wenst te ontvangen. Zij stelt ook de Commissie hiervan in kennis.

Een lidstaat die de Commissie niet in kennis stelt van enige categorie ten aanzien waarvan hij over inlichtingen beschikt, kan worden geacht geen inlichtingen overeenkomstig lid 1 te willen ontvangen.


🡻 2014/107/EU Art. 1, punt 2, onder b) (aangepast)

4. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn Rapporterende Financiële Instellingen ertoe te verplichten de in de bijlagen I en II vervatte regels inzake rapportage en due diligence toe te passen en deze, overeenkomstig deel IX van bijlage I, effectief te implementeren en na te leven.

Overeenkomstig de in de bijlagen I en II vervatte toepasselijke regels inzake rapportage en due diligence verstrekt de bevoegde autoriteit van elke lidstaat binnen de in lid 5, onder b), vastgestelde termijn aan de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat automatisch de volgende inlichtingen met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2016 betreffende een te rapporteren rekening:

a) de naam, het adres, het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers en, in het geval van een natuurlijke persoon, de geboortedatum en geboorteplaats van elke te rapporteren persoon die een rekeninghouder is en, in het geval van een entiteit die een rekeninghouder is en waarvan met behulp van de regels inzake due diligence welke met de bijlagen sporen, wordt vastgesteld dat zij één of meer uiteindelijk belanghebbenden heeft die een te rapporteren persoon is, de naam, het adres en het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers van de entiteit en de naam, het adres, het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers en de geboortedatum en geboorteplaats van elke te rapporteren persoon;

b) het rekeningnummer (of het functionele equivalent daarvan bij het ontbreken van een rekeningnummer);

c) de naam en (eventueel) het identificatienummer van de Rapporterende Financiële Instelling;

d) het saldo van de rekening of de waarde (in het geval van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering met inbegrip van de geldswaarde of waarde bij afkoop) aan het eind van het desbetreffende kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, of indien de rekening tijdens dat jaar of die periode werd opgeheven, de opheffing ⌦ ervan ⌫;

e) ter zake van een bewaarrekening:

i) het op de rekening (of ter zake van de rekening) gestorte of bijgeschreven totale brutobedrag aan rente, totale brutobedrag aan dividenden en totale brutobedrag aan overige inkomsten gegenereerd met betrekking tot de activa op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, en

ii) de totale bruto-opbrengsten van de verkoop, terugbetaling of afkoop van financiële activa gestort of bijgeschreven op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden ter zake waarvan de Rapporterende Financiële Instelling voor de rekeninghouder optrad als bewaarder, makelaar, vertegenwoordiger of anderszins als gevolmachtigde;

f) ter zake van een depositorekening, het totale brutobedrag aan rente gestort of bijgeschreven op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden;

g) ter zake van een niet in lid 2, onder e) of onder f) omschreven rekening, het totale brutobedrag betaald of bijgeschreven op de rekening van de rekeninghouder met betrekking tot de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden ter zake waarvan de Rapporterende Financiële Instelling een betalingsverplichting heeft of debiteur is, met inbegrip van het totaalbedrag aan afbetalingen aan de rekeninghouder gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden.

Ten behoeve van de uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van dit lid worden, het bedrag en de aard van betalingen verricht ter zake van een te rapporteren rekening vastgesteld in overeenstemming met de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt, tenzij in dit lid of in de bijlagen ⌦ I en II ⌫ anderszins is bepaald.

De eerste en de tweede alinea van dit lid hebben voorrang op lid 1, onder c), en andere rechtsinstrumenten van de Unie, voor zover de betreffende uitwisseling van inlichtingen onder het toepassingsgebied van lid 1, onder c), of van enig ander rechtsinstrument van de Unie, zou vallen.


🡻 2014/107/EU Art. 1, punt 2, onder d) (aangepast)

5. De inlichtingen worden als volgt verstrekt:

a) voor de in lid 1 vermelde categorieën ten minste eenmaal per jaar, binnen zes maanden na het verstrijken van het belastingjaar van de lidstaat in de loop waarvan de inlichtingen beschikbaar zijn geworden;

b) voor de in lid 4 vermelde informatie jaarlijks, binnen negen maanden na het einde van het kalenderjaar of een andere geschikte periode waarover gerapporteerd dient te worden ⌦ en ⌫ waarop de inlichtingen betrekking hebben.


🡻 2011/16/EU (aangepast)

6. De Commissie stelt ⌦ stelt door middel van uitvoeringshandelingen de nadere regels betreffende de automatische uitwisseling van inlichtingen vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld ⌫ volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure.


🡻 2014/107/EU Art. 1, punt 2, onder e) (aangepast)

7. Voor de toepassing van bijlage I, deel VIII, onderdeel B, punt 1, onder c), en deel VIII, onderdeel C, punt 17, onder g), ⌦ informeert ⌫ iedere lidstaat de Commissie ⌦ over iedere wijziging in de overeenkomstig artikel 8, lid 7a, van Richtlijn 2011/16/EU aan de Commissie ter beschikking gestelde ⌫ lijst van entiteiten en rekeningen die moeten worden behandeld als, respectievelijk, niet-rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen. De Commissie publiceert de ontvangen informatie in lijstvorm in het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt de lijst zo nodig bij.

De lidstaten zorgen ervoor dat deze categorieën van niet-rapporterende financiële instellingen en van uitgezonderde rekeningen aan alle voorschriften van bijlage I, deel VIII, onderdeel B, punt 1, onder c), en deel VIII, onderdeel C, punt 17, onder g), voldoen en in het bijzonder dat het toekennen van de status van niet-rapporterende financiële instelling aan een financiële instelling en van de status van uitgezonderde rekening aan een rekening het verwezenlijken van de doelstellingen van deze richtlijn niet in de weg staat.


🡻 2011/16/EU

8. Lidstaten die langs bilaterale of multilaterale weg met andere lidstaten overeenkomen automatisch inlichtingen over bijkomende inkomsten- en vermogenscategorieën uit te wisselen, doen mededeling van deze overeenkomsten aan de Commissie, die ze aan de overige lidstaten ter beschikking stelt.


🡻 (EU) 2015/2376 Art. 1, punt 3 (aangepast)

Artikel 9 - Omvang en voorwaarden van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken

1. De bevoegde autoriteit van een lidstaat die na 31 december 2016 een voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak afgeeft of maakt, wijzigt of hernieuwt, verstrekt de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten en de Commissie automatisch inlichtingen daaromtrent, met inachtneming van de in lid 7 van dit artikel genoemde beperkingen, zulks overeenkomstig de uit hoofde van artikel 25 vastgestelde toepasselijke praktische regelingen.

2. Bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraken met derde landen worden van het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig dit artikel uitgesloten indien de internationale belastingovereenkomst uit hoofde waarvan over de voorafgaande verrekenprijsafspraken is onderhandeld, niet toestaat dat deze verrekenprijsafspraken aan derden worden vrijgegeven. Deze bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraken ⌦ dienen ⌫ overeenkomstig artikel 13 ⌦ te ⌫ worden uitgewisseld, mits de internationale belastingovereenkomst uit hoofde waarvan over de voorafgaande verrekenprijsafspraken is onderhandeld, toestaat dat deze worden vrijgegeven en de bevoegde autoriteit van het derde land de toestemming geeft voor vrijgave van deze inlichtingen.

Indien de bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraken van de automatische uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig de eerste zin van de eerste alinea van dit lid worden uitgesloten, worden in plaats daarvan de in lid 5 bedoelde inlichtingen waarvan sprake in het verzoek dat tot deze bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraak heeft geleid, uitgewisseld op grond van lid 1.

3. Lid 1 is niet van toepassing wanneer een voorafgaande grensoverschrijdende ruling uitsluitend betrekking heeft op de belastingzaken van een of meer natuurlijke personen.

4. De inlichtingenuitwisseling geschiedt binnen drie maanden na het einde van het eerste halfjaar van het kalenderjaar waarin de voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd.

5. De door een lidstaat uit hoofde van lid 1 te verstrekken inlichtingen omvatten onder meer de volgende gegevens:

a) de identificatiegegevens van de persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, en in voorkomend geval van de groep personen waartoe deze behoort;

b) een samenvatting van de inhoud van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, met onder meer een omschrijving van de relevante zakelijke activiteiten of transacties of reeks van transacties, in algemene bewoordingen gesteld, die niet mag leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of van inlichtingen die in strijd zouden zijn met de openbare orde;

c) de data waarop de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak is afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd;

d) de aanvangsdatum van de geldigheidsperiode van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, indien vermeld;

e) de einddatum van de geldigheidsperiode van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, indien vermeld;

f) het type voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak;

g) het bedrag van de transactie of reeks van transacties van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, indien vermeld in de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak;

h) de beschrijving van de reeks criteria die zijn gebruikt voor de verrekenprijsvaststelling of de verrekenprijs zelf in het geval van een voorafgaande verrekenprijsafspraak;

i) de methode die wordt gebruikt voor de verrekenprijsvaststelling of de verrekenprijs zelf in het geval van een voorafgaande verrekenprijsafspraak;

j) de andere lidstaten, indien er zijn, waarop de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn;

k) personen, niet zijnde natuurlijke personen, in de andere lidstaten, indien die er zijn, op wie de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn (waarbij vermeld dient te worden met welke lidstaten de getroffen personen verbonden zijn);

l) de vermelding of de meegedeelde inlichtingen gebaseerd zijn op de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak zelf, dan wel op het in lid 2, tweede alinea, bedoelde verzoek.

6. Om de in lid 5 van dit artikel bedoelde uitwisseling van inlichtingen te vergemakkelijken stelt de Commissie praktische regelingen vast voor de uitvoering van dit artikel, daaronder begrepen maatregelen om de verstrekking van de in lid 5 van dit artikel genoemde inlichtingen te standaardiseren, in het kader van de procedure voor de vaststelling van het standaardformulier als bedoeld in artikel 24, lid 5.

7. Inlichtingen in de zin van de punten a), b), h) en k) van lid 5 worden niet medegedeeld aan de Commissie.

8. De lidstaten kunnen, in overeenstemming met artikel 5 en met inachtneming van artikel 25, lid 4, om aanvullende inlichtingen verzoeken, daaronder begrepen de volledige tekst van een voorafgaande grensoverschrijdende ruling of een voorafgaande verrekenprijsafspraak.


🡻 (EU) 2016/881 Art. 1, punt 2 (aangepast)

Artikel 10 - Reikwijdte van en voorwaarden met betrekking tot de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot de landenrapporten

1. Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om de Uiteindelijkemoederentiteit van een MNO-Groep die fiscaal ingezetene van die lidstaat is, of elke andere Rapporterende Entiteit overeenkomstig deel II van bijlage III, te verplichten een landenrapport in te dienen met betrekking tot het Te Rapporteren Boekjaar binnen een termijn van twaalf maanden na de laatste dag van het Te Rapporteren Boekjaar van de MNO-Groep overeenkomstig deel II van bijlage III.

2. De bevoegde autoriteit van een lidstaat waar het landenrapport overeenkomstig lid 1 is ingediend, bezorgt het landenrapport binnen de in lid 4 bepaalde termijn via automatische uitwisseling aan alle andere lidstaten waarvan, blijkens de informatie in het landenrapport, één of meer Groepsentiteiten van de MNO-Groep van de Rapporterende Entiteit fiscaal ingezetene zijn of waarin deze aan belasting onderworpen zijn met betrekking tot de ⌦ bedrijfsactiviteiten ⌫ die via een vaste inrichting worden uitgeoefend.

3. Het landenrapport bevat de volgende informatie met betrekking tot de MNO-Groep:

a) geaggregeerde informatie met betrekking tot het bedrag van de inkomsten, de winst (het verlies) vóór inkomstenbelasting, de betaalde inkomstenbelasting, de toerekenbare inkomstenbelasting, het gestorte kapitaal, de gecumuleerde winst, het aantal personeelsleden, materiële activa andere dan geldmiddelen of kasequivalenten met betrekking tot elk rechtsgebied waarin de MNO-Groep actief is;

b) een identificatie van elke Groepsentiteit van de MNO-Groep met vermelding van het rechtsgebied waarvan die Groepsentiteit fiscaal ingezetene is, en indien deze verschilt van het rechtsgebied waarvan die Groepsentiteit fiscaal ingezetene is, het rechtsgebied naar het recht waarvan een dergelijke Groepsentiteit is ingericht, en de aard van de belangrijkste bedrijfsactiviteit(en) die door die Groepsentiteit wordt (respectievelijk worden) uitgeoefend.

4. De mededeling vindt plaats binnen een termijn van 15 maanden na de laatste dag van het boekjaar van de MNO-Groep waarop het landenrapport betrekking heeft.


🡻 (EU) 2018/822 Art. 1, punt 2 (aangepast)

🡺1 Rectificatie, PB L 31 van 1.2.2019, blz. 108

Artikel 11 - Reikwijdte van en voorwaarden met betrekking tot de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies

1. Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om intermediairs te verplichten aan de bevoegde autoriteiten inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies waarvan zij kennis, bezit of controle hebben, te verstrekken binnen dertig dagen te rekenen vanaf:

a) de dag nadat de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie voor implementatie beschikbaar is gesteld;

b) de dag nadat de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie voor gereed is implementatie;

c) ⌦ de dag waarop ⌫ de eerste stap in de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie is ondernomen,

naargelang wat het eerst plaatsvindt.

Onverminderd de eerste alinea worden de in artikel 3, punt 21, tweede alinea, bedoelde intermediairs tevens verplicht inlichtingen te verstrekken binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag nadat zij, rechtstreeks of via andere personen, hulp, bijstand of advies hebben verstrekt.

2. In het geval van marktklare constructies nemen de lidstaten de noodzakelijke maatregelen om de intermediair te verplichten om de drie maanden een periodiek verslag op te stellen met een overzicht van nieuwe meldingsplichtige inlichtingen als bedoeld in punt 14, onder a), d), g), en h), die sinds het laatste ingediende verslag beschikbaar zijn geworden.

3. Wanneer de intermediair verplicht is inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van meer dan één lidstaat, worden die inlichtingen alleen verstrekt aan de lidstaat die als eerste op de volgende lijst voorkomt:

a) de lidstaat waar de intermediair fiscaal inwoner is;

b) de lidstaat waar de intermediair een vaste inrichting heeft via welke de diensten met betrekking tot de constructie worden verstrekt;

c) de lidstaat waar de intermediair is opgericht of onder toepassing van de wetten valt;

d) de lidstaat waar de intermediair is ingeschreven bij een beroepsorganisatie in verband met de verstrekking van juridische, fiscale of adviesdiensten.

4. Wanneer er overeenkomstig lid 3 een meervoudige meldingsplicht bestaat, wordt de intermediair ontheven van het verstrekken van de inlichtingen als hij overeenkomstig het nationale recht aantoont dat dezelfde inlichtingen in een andere lidstaat zijn verstrekt.

5. Iedere lidstaat kan de noodzakelijke maatregelen nemen om intermediairs het recht op ontheffing van de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen over een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie te verlenen, wanneer de meldingsplicht een inbreuk zou vormen op het wettelijk ⌦ professioneel ⌫ verschoningsrecht conform het nationale recht van die lidstaat. In die omstandigheden neemt iedere lidstaat de noodzakelijke maatregelen om de intermediairs te verplichten iedere andere intermediair of, bij gebreke daarvan, de relevante belastingplichtige, onverwijld in kennis te stellen van zijn meldingsverplichtingen uit hoofde van lid 6.

Aan intermediairs mag slechts ontheffing krachtens de eerste alinea worden verleend voor zover zij optreden binnen de grenzen van de desbetreffende nationale wetten die hun beroep definiëren.

6. Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om te eisen dat, wanneer er geen intermediair is of de intermediair de relevante belastingplichtige of een andere intermediair in kennis stelt van de toepassing van een ontheffing krachtens lid 5, de verplichting tot verstrekking van inlichtingen over een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie ligt bij de andere in kennis gestelde intermediair of, bij gebreke daarvan, bij de relevante belastingplichtige.

7. De relevante belastingplichtige bij wie de meldingsplicht ligt, verstrekt de inlichtingen binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de dag nadat de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie voor implementatie ter beschikking van de relevante belastingplichtige is gesteld of gereed is voor implementatie door de relevante belastingplichtige of zodra de eerste stap voor de implementatie ervan met betrekking tot de relevante belastingplichtige is ondernomen, naargelang wat het eerst plaatsvindt.

Wanneer de relevante belastingplichtige verplicht is inlichtingen over de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie te verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van meer dan één lidstaat, worden die inlichtingen alleen verstrekt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die als eerste op de volgende lijst voorkomt:

a) de lidstaat waar de relevante belastingplichtige fiscaal inwoner is;

b) de lidstaat waar de relevante belastingplichtige een vaste inrichting heeft die begunstigde van de constructie is;

c) de lidstaat waar de relevante belastingplichtige inkomsten ontvangt of winsten genereert, hoewel de relevante belastingplichtige geen fiscaal inwoner van een lidstaat is noch een vaste inrichting in een lidstaat heeft;

d) de lidstaat waar de relevante belastingplichtige een activiteit uitoefent, hoewel de relevante belastingplichtige geen fiscaal inwoner van een lidstaat is noch een vaste inrichting in een lidstaat heeft.

8. Wanneer er op grond van lid 7 een meervoudige meldingsplicht bestaat, wordt de relevante belastingplichtige ontheven van het verstrekken van de inlichtingen als hij overeenkomstig het nationale recht aantoont dat dezelfde inlichtingen in een andere lidstaat zijn verstrekt.

9. Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om te eisen dat, wanneer er meer dan één intermediair is, de verplichting tot verstrekking van inlichtingen over de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie ligt bij alle intermediairs die bij dezelfde meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie betrokken zijn.

Een intermediair wordt alleen ontheven van het verstrekken van de inlichtingen voor zover hij overeenkomstig het nationale recht aantoont dat dezelfde inlichtingen als bedoeld in lid 14 reeds door een andere intermediair zijn verstrekt.

10. Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om te eisen dat, wanneer de meldingsplicht bij de relevante belastingplichtige ligt en er meer dan één relevante belastingplichtige is, de inlichtingen ⌦ die ⌫ overeenkomstig lid 6 ⌦ moeten ⌫ worden verstrekt ⌦ , worden verstrekt ⌫ door de ⌦ relevante ⌫ belastingplichtige die als eerste op de volgende lijst voorkomt:

a) de relevante belastingplichtige die de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie is overeengekomen met de intermediair;

b) de relevante belastingplichtige die de implementatie van de constructie beheert.

Een relevante belastingplichtige wordt alleen ontheven van ⌦ de verplichting tot ⌫ het verstrekken van de inlichtingen voor zover hij overeenkomstig het nationale recht aantoont dat dezelfde inlichtingen als bedoeld in lid 14 reeds door een andere relevante belastingplichtige zijn verstrekt.

11. Iedere lidstaat kan de noodzakelijke maatregelen nemen om te eisen dat iedere relevante belastingplichtige ⌦, in elk jaar waarin hij van de constructie gebruikmaakt, ⌫ aan de belastingdienst inlichtingen verstrekt over ⌦ dat ⌫ gebruik.

🡺1 12. Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om intermediairs en relevante belastingplichtigen te verplichten inlichtingen te verstrekken over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies waarvan de eerste stap is geïmplementeerd tussen 25 juni 2018 en 30 juni 2020. De intermediairs en, in voorkomend geval, de relevante belastingplichtigen verstrekken inlichtingen over die meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies uiterlijk 31 augustus 2020. 🡸

13. De bevoegde autoriteit van een lidstaat waar de inlichtingen overeenkomstig leden 1 tot en met 12 van dit artikel zijn verstrekt, deelt de in lid 14 van dit artikel bedoelde gegevens via automatische uitwisseling mee aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten in overeenstemming met de krachtens artikel 25 vastgestelde nadere regels.

14. De door de bevoegde autoriteit van een lidstaat uit hoofde van lid 13 mee te delen inlichtingen omvatten het volgende, voor zover van toepassing:

a) de identificatiegegevens van intermediairs en relevante belastingplichtigen, met inbegrip van hun naam, geboortedatum en -plaats (in het geval van een natuurlijk persoon), fiscale woonplaats, fiscaal identificatienummer, en, in voorkomend geval, van de personen die een verbonden onderneming vormen met de relevante belastingplichtige;

b) nadere bijzonderheden over de in bijlage IV vermelde wezenskenmerken op grond waarvan de grensoverschrijdende constructie gemeld moet worden;

c) een samenvatting van de inhoud van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie, met onder meer de benaming waaronder zij algemeen bekend staat, indien voorhanden, en een omschrijving van de relevante zakelijke activiteiten of constructies, in algemene bewoordingen gesteld, die niet mag leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of van inlichtingen waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde;

d) de datum waarop de eerste stap voor de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie is of zal worden ondernomen;

e) nadere bijzonderheden van de nationale bepalingen die aan de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie ten grondslag liggen;

f) de waarde van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie;

g) de lidstaat van de relevante belastingbetaler(s) en eventuele andere lidstaten waarop de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn;

h) de identificatiegegevens van andere personen in een lidstaat op wie de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn, waarbij wordt vermeld met welke lidstaten deze personen verbonden zijn.

15. Dat een belastingdienst niet reageert op een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie impliceert niet dat de geldigheid of fiscale behandeling van die constructie wordt aanvaard.

16. Om de in lid 13 van dit artikel bedoelde uitwisseling van inlichtingen te vergemakkelijken, stelt de Commissie de nadere regels vast voor de uitvoering van dit artikel, waaronder maatregelen om de verstrekking van de in lid 14 van dit artikel bedoelde inlichtingen te standaardiseren, in het kader van de procedure voor de vaststelling van het standaardformulier als bedoeld in artikel 24, lid 5.

17. De Commissie heeft geen toegang tot de in lid 14, onder a), c) en h), bedoelde inlichtingen.

18. De automatische inlichtingenuitwisseling geschiedt binnen één maand te rekenen vanaf het einde van het kwartaal waarin de inlichtingen zijn verstrekt. De eerste inlichtingen worden uiterlijk op 31 oktober 2020 meegedeeld.


🡻 (EU) 2015/2376 Art. 1, punt 3 (aangepast)

Artikel 12 - ⌦ Uitbreiding van de reikwijdte van ⌫ automatische uitwisselingen

Indien passend, dient de Commissie bij de Raad een voorstel in betreffende de categorieën van artikel 8, lid 1, en de in dat lid gestelde voorwaarden, met inbegrip van de voorwaarde dat inlichtingen betreffende ingezetenen van andere lidstaten beschikbaar moeten zijn, of de in artikel 8, lid 4, vermelde bestanddelen, of beide.

Bij de behandeling van een door de Commissie ingediend voorstel, beoordeelt de Raad of de doeltreffendheid en de werking van de automatische uitwisseling van inlichtingen verder moeten worden verbeterd en of deze aan een strengere standaard moeten gaan beantwoorden, teneinde erin te voorzien dat:

a) de bevoegde autoriteit van elke lidstaat de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2019 automatisch inlichtingen verstrekt over ingezetenen van die andere lidstaat, met betrekking tot alle in artikel 8, lid 1, vermelde inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt;

b) de lijsten van de in ⌦ leden 1 en 4 van ⌫ artikel 8 vermelde categorieën en bestanddelen worden uitgebreid met andere categorieën en bestanddelen, waaronder royalty's.


🡻 2011/16/EU (aangepast)

AFDELING III

Spontante uitwisseling van inlichtingen

Artikel 13 - Reikwijdte en voorwaarden van de spontane uitwisseling van inlichtingen

1. De bevoegde autoriteit van elke lidstaat verstrekt, in elk van de volgende gevallen, de in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen aan de bevoegde autoriteit van elke andere betrokken lidstaat:

a) de bevoegde autoriteit van de ene lidstaat heeft redenen om aan te nemen dat in de andere lidstaat een derving van belasting bestaat;

b) een belastingplichtige verkrijgt in de ene lidstaat een vrijstelling of vermindering van belasting die voor hem een belastingplicht of een hogere belasting in de andere lidstaat zou moeten meebrengen;

c) transacties tussen een belastingplichtige in de ene lidstaat en een belastingplichtige in de andere lidstaat worden over een of meer andere landen geleid, op zodanige wijze dat daardoor in een van beide of in beide lidstaten een belastingbesparing kan ontstaan;

d) de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft redenen om aan te nemen dat er belastingbesparing ontstaat door een kunstmatige verschuiving van winsten binnen een groep van ondernemingen;

e) de aan de ene lidstaat door de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat verstrekte inlichtingen hebben informatie opgeleverd die voor de vaststelling van de belastingschuld in de andere lidstaat van nut kan zijn.

2. De bevoegde ⌦ autoriteiten ⌫ van elke lidstaat kunnen met de bevoegde ⌦ autoriteiten ⌫ van de andere lidstaten spontaan alle inlichtingen uitwisselen waarvan zij kennis hebben en die de bevoegde ⌦ autoriteiten ⌫ van de andere lidstaten van nut kunnen zijn.

Artikel 14 - Termijnen

1. De in artikel 13, lid 1, bedoelde inlichtingen worden door de bevoegde autoriteit zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen een maand nadat zij deze beschikbaar krijgt, aan de ⌦ bevoegde ⌫ autoriteit van elke andere betrokken lidstaat verstrekt.

2. De ontvangst van de in artikel 13 bedoelde inlichtingen wordt door de bevoegde autoriteit onmiddellijk en in elk geval binnen zeven werkdagen na ontvangst, indien mogelijk langs elektronische weg, aan de verstrekkende bevoegde autoriteit bevestigd.

HOOFDSTUK III

ANDERE VORMEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

AFDELING I

Aanwezigheid in de administratiekantoren en deelname aan administratief onderzoek

Artikel 15 - Reikwijdte en voorwaarden

1. De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, ter uitwisseling van de in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen, door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren onder de door de aangezochte autoriteit gestelde voorwaarden:

a) aanwezig kunnen zijn in de kantoren waar de administratieve autoriteiten van de lidstaat van de aangezochte autoriteit hun taken vervullen;

b) aanwezig kunnen zijn bij administratief onderzoek op het grondgebied van de aangezochte lidstaat.

Indien de verlangde inlichtingen vermeld staan in bescheiden waartoe de ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegang hebben, ontvangen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit een afschrift van die bescheiden.

2. Voor zover het in de lidstaat van de aangezochte autoriteit wettelijk is toegestaan, kunnen, op grond van de in lid 1 bedoelde overeenkomst, de bij een administratief onderzoek aanwezige ambtenaren van de verzoekende autoriteit personen ondervragen en bescheiden onderzoeken.

Weigering door de te controleren persoon zich aan de controlemaatregelen van de ambtenaren van de verzoekende autoriteit te onderwerpen, wordt door de aangezochte autoriteit als een weigering jegens haar eigen ambtenaren aangemerkt.

3. De door de verzoekende lidstaat gemachtigde ambtenaren die overeenkomstig lid 1 in een andere lidstaat aanwezig zijn, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen overleggen waaruit hun identiteit en hun officiële hoedanigheid blijken.

AFDELING II

Gelijktijdige controles

Artikel 16 - Gelijktijdige controles

1. In de gevallen waarin twee of meer lidstaten overeenkomen om gelijktijdig, elk op het eigen grondgebied, bij een of meer personen te wier aanzien zij een gezamenlijk of complementair belang hebben, controles te verrichten en de aldus verkregen inlichtingen uit te wisselen, zijn de leden 2, 3 en 4 van toepassing.

2. De bevoegde autoriteit van elke lidstaat bepaalt autonoom welke personen zij voor een gelijktijdige controle wil voorstellen. Zij deelt de bevoegde autoriteit van de andere betrokken lidstaten met opgave van redenen mee welke dossiers zij voor een gelijktijdige controle voorstelt.

Zij bepaalt binnen welke termijn die controles moeten plaatsvinden.

3. De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat beslist of zij aan de gelijktijdige controles wenst deel te nemen. Zij doet de autoriteit die de ⌦ gelijktijdige ⌫ controle voorstelt een bevestiging van deelname of een gemotiveerde weigering toekomen.

4. De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat wijst een vertegenwoordiger aan die wordt belast met ⌦ het toezicht ⌫ en de coördinatie van de controle.

AFDELING III

Administratieve kennisgeving

Artikel 17 - Verzoek tot kennisgeving

1. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een lidstaat gaat de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, overeenkomstig de in de aangezochte lidstaat geldende voorschriften voor de kennisgeving van soortgelijke akten, over tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle door de administratieve autoriteiten van de verzoekende lidstaat afgegeven akten en besluiten die betrekking hebben op de toepassing op haar grondgebied van wetgeving betreffende belastingen in de zin van deze richtlijn.

2. Het verzoek tot kennisgeving vermeldt de naam en het adres van de geadresseerde, evenals alle overige informatie ter identificatie van de geadresseerde, en het onderwerp van de akte of het besluit waarvan kennis moet worden gegeven.

3. De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van het aan het verzoek gegeven gevolg en, in het bijzonder, van de datum waarop de akte of het besluit de geadresseerde ter kennis is gebracht.

4. Het verzoek tot kennisgeving wordt door de verzoekende autoriteit slechts gedaan indien de kennisgeving van de akten niet volgens de regels van de verzoekende lidstaat kan geschieden, of buitensporige problemen zou veroorzaken. De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, per aangetekende brief of langs elektronische weg, rechtstreeks van een document kennisgeven aan een persoon ⌦ die zich ⌫ op het grondgebied van een andere lidstaat ⌦ bevindt ⌫.

AFDELING IV

Terugmelding

Artikel 18 - Voorwaarden

1. De bevoegde autoriteit die overeenkomstig artikel 5 of artikel 13 inlichtingen verstrekt, kan de ontvangende bevoegde autoriteit om terugmelding betreffende de ontvangen inlichtingen verzoeken. De bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft ontvangen doet in dat geval, zonder afbreuk te doen aan de in haar lidstaat geldende voorschriften inzake fiscale geheimhoudingsplicht en gegevensbescherming, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden nadat het resultaat van het gebruik van de verlangde inlichtingen bekend is, een terugmelding aan de bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft verzonden. De Commissie stelt ⌦ door middel van uitvoeringshandelingen de nadere regels vast ⌫. ⌦ Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld ⌫ volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure.

2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten doen eenmaal per jaar, overeenkomstig bilateraal overeengekomen praktische afspraken, een terugmelding over de automatische inlichtingenuitwisseling naar de andere betrokken lidstaten.

AFDELING V

Delen van de beste praktijken en ervaringen

Artikel 19 - Reikwijdte en voorwaarden

1. De lidstaten onderzoeken en evalueren, samen met de Commissie, de administratieve samenwerking op grond van deze richtlijn en delen onderling hun ervaringen, teneinde de samenwerking te verbeteren en in voorkomend geval voorschriften op de betrokken gebieden vast te stellen.

2. De lidstaten kunnen, samen met de Commissie, instructies opstellen betreffende al hetgeen noodzakelijk wordt geacht om de beste praktijken en ervaringen te kunnen delen.

HOOFDSTUK IV

VOORWAARDEN INZAKE DE ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 20 - Openbaarmaking van inlichtingen en bescheiden

🡻 Rectificatie, PB L 162 van 14.6.2013, blz.15

1. De inlichtingen die de lidstaten elkaar krachtens deze richtlijn in enigerlei vorm verstrekken, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet. Deze inlichtingen kunnen worden gebruikt voor de toepassing en de handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen.


🡻 Rectificatie, PB L 162 van 14.6.2013, blz.15 (aangepast)

De inlichtingen kunnen tevens worden gebruikt voor de vestiging en executie van andere belastingen en rechten vallend onder artikel 2 van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad 14 , ⌦ of ⌫ voor de vestiging en executie van verplichte socialezekerheidsbijdragen.


🡻 2011/16/EU (aangepast)

De inlichtingen kunnen voorts worden gebruikt in mogelijk tot bestraffing leidende gerechtelijke en administratieve procedures wegens overtreding van de belastingwetgeving, onverminderd de algemene regels en de bepalingen betreffende de rechten van de verdachten en getuigen in dergelijke procedures.

2. Met toestemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die overeenkomstig deze richtlijn inlichtingen verstrekt, en voor zover het in de lidstaat van de ontvangende bevoegde autoriteit wettelijk is toegestaan, kunnen de overeenkomstig deze richtlijn ontvangen inlichtingen en bescheiden voor andere dan de in lid 1 bedoelde doeleinden worden gebruikt. De toestemming wordt verleend indien de inlichtingen, in de lidstaat van de bevoegde autoriteit die de inlichtingen verstrekt, voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt.

3. De bevoegde autoriteit ⌦ van een lidstaat ⌫ die van oordeel is dat de van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verkregen inlichtingen de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat van nut kunnen zijn voor de in lid 1 beoogde doelen, mag de inlichtingen aan die autoriteit doorgeven, op voorwaarde dat dat in overeenstemming is met de in deze richtlijn vastgelegde voorschriften en procedures. Zij stelt de bevoegde autoriteit van de inlichtingen verstrekkende lidstaat in kennis van haar voornemen om die inlichtingen met een derde lidstaat te delen. De inlichtingen verstrekkende lidstaat kan zich hiertegen verzetten binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de lidstaat die de inlichtingen wenst te delen.

4. Toestemming voor het gebruik overeenkomstig lid 2 van de overeenkomstig lid 3 doorgegeven inlichtingen kan slechts worden verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de inlichtingen afkomstig zijn.

5. Inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden, alsook voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die door de aangezochte autoriteit zijn verkregen en overeenkomstig deze richtlijn aan de verzoekende autoriteit zijn doorgegeven, kunnen door de bevoegde instanties van de verzoekende lidstaat op dezelfde voet als bewijs worden aangevoerd als soortgelijke inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden die door een andere autoriteit van die lidstaat zijn verstrekt.


🡻 (EU) 2016/881 Art. 1, punt 3

6. Niettegenstaande de leden 1 tot en met 4 van dit artikel worden de inlichtingen die de lidstaten elkaar op grond van artikel 10 verstrekken, gebruikt voor de beoordeling van grote risico's inzake verrekenprijzen en andere risico's inzake grondslaguitholling en winstverschuiving, met inbegrip van het risico van niet-naleving van de voor verrekenprijzen geldende regels door de leden van de MNO-Groep, en, in voorkomend geval, voor economische en statistische analyse. Verrekenprijscorrecties door de belastingautoriteiten van de ontvangende lidstaat worden niet gebaseerd op de overeenkomstig artikel 10 uitgewisselde inlichtingen. Niettegenstaande het voorgaande is het niet verboden de inlichtingen die de lidstaten elkaar op grond van artikel 10 verstrekken, te gebruiken als basis voor verdere onderzoeken naar de verrekenprijsregelingen van de MNO-Groep of naar andere belastingaangelegenheden in het kader van een belastingcontrole en kunnen als gevolg daarvan de nodige aanpassingen worden aangebracht in het belastbare inkomen van een Groepsentiteit.


🡻 2011/16/EU (aangepast)

Artikel 21 - Beperkingen

1. De in artikel 5 bedoelde inlichtingen worden door de aangezochte autoriteit ⌦ van een lidstaat ⌫ aan de verzoekende autoriteit van een andere lidstaat verstrekt, op voorwaarde dat de verzoekende autoriteit de inlichtingen eerst heeft trachten te verkrijgen uit alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden kon aanspreken zonder dat het bereiken van de beoogde doelstellingen in het gedrang dreigde te komen.

2. De aangezochte lidstaat is op grond van deze richtlijn niet verplicht onderzoek in te stellen of inlichtingen te verstrekken, indien zijn wetgeving hem niet toestaat voor eigen doeleinden het onderzoek in te stellen of de gevraagde inlichtingen te verzamelen.

3. De bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat kan weigeren inlichtingen te verstrekken, indien de verzoekende lidstaat, op juridische gronden, soortgelijke inlichtingen niet kan verstrekken.

4. Het verstrekken van inlichtingen kan worden geweigerd indien dit zou leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of indien het inlichtingen betreft waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde.

5. De aangezochte autoriteit deelt de verzoekende autoriteit mee op welke gronden zij het verzoek om inlichtingen afwijst.

Artikel 22 - Verplichtingen

1. De lidstaat die door een andere lidstaat overeenkomstig deze richtlijn om inlichtingen wordt verzocht, wendt de middelen aan waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verzamelen, zelfs indien hij de inlichtingen niet voor eigen belastingdoeleinden nodig heeft. Die verplichting geldt onverminderd de leden 2, 3 en 4 van artikel 21, die, wanneer er een beroep op wordt gedaan, in geen geval zo kunnen worden uitgelegd dat een ⌦ aangezochte ⌫ lidstaat kan weigeren inlichtingen te verstrekken uitsluitend omdat hij geen binnenlands belang bij deze inlichtingen heeft.

2. In geen geval worden de leden 2 en 4 van artikel 21 zo uitgelegd dat een aangezochte autoriteit ⌦ van een lidstaat ⌫ kan weigeren inlichtingen te verstrekken, uitsluitend op grond dat deze berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt, of dat zij betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.

3. Onverminderd lid 2 kan een lidstaat weigeren de gevraagde inlichtingen toe te zenden indien deze betrekking hebben op belastingtijdvakken vóór 1 januari 2011 en de toezending van de inlichtingen geweigerd had kunnen worden op grond van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 77/799/EEG indien daarom was verzocht vóór 11 maart 2011.

Artikel 23 - Verder reikende samenwerking

De lidstaat die voorziet in een samenwerking met een derde land welke verder reikt dan de bij deze richtlijn geregelde samenwerking, kan de verder reikende samenwerking niet weigeren aan een andere lidstaat die met hem deze verder reikende, wederzijdse samenwerking wenst aan te gaan.

Artikel 24 - Standaardformulieren en geautomatiseerde formaten

1. Het verzoek om inlichtingen of om een administratief onderzoek op grond van artikel 5 en het desbetreffende antwoord, de ontvangstbevestiging, het verzoek om aanvullende achtergrondinformatie, en de mededeling dat aan het verzoek niet kan worden voldaan ⌦ of dat het verzoek wordt afgewezen ⌫, zoals bepaald in artikel 7, worden voor zover mogelijk verzonden met gebruikmaking van het door de Commissie ⌦ door middel van uitvoeringshandelingen vastgestelde standaardformulier. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld ⌫ volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure.

Het standaardformulier kan vergezeld gaan van verslagen, verklaringen en andere bescheiden, of van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan.

2. Het in lid 1 bedoelde standaardformulier bevat ten minste de volgende door de verzoekende autoriteit te verstrekken informatie:

a) de identiteit van de persoon naar wie het onderzoek of de controle is ingesteld;

b) het fiscale doel waarvoor de informatie wordt opgevraagd.

De verzoekende autoriteit kan namen en adressen van personen die worden verondersteld in het bezit te zijn van de verlangde informatie, alsook andere elementen die het verzamelen van de informatie door de aangezochte autoriteit vereenvoudigen, doorgeven, voor zover deze bekend zijn en deze praktijk aansluit bij internationale ontwikkelingen.

3. Voor de spontane uitwisseling van inlichtingen en de desbetreffende ontvangstbevestiging, op grond van respectievelijk de artikelen 13 en 14, het in artikel 17 bedoelde verzoek tot administratieve kennisgeving, en de in artikel 18 bedoelde terugmelding, wordt gebruikgemaakt van ⌦ een ⌫ door de Commissie ⌦ door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld standaardformulier. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld ⌫ volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure.


🡻 2014/107/EU Art. 1, punt 3 (aangepast)

4. Bij de automatische inlichtingenuitwisseling in de zin van artikel 8 wordt gebruikgemaakt van ⌦ een ⌫ door de Commissie ⌦ door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld geautomatiseerd ⌫ standaardformaat, dat dergelijke automatische uitwisseling moet vergemakkelijken, ⌦ en ⌫ dat bij elke vorm van automatische inlichtingenuitwisseling moet worden gebruikt. ⌦ Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure ⌫.


🡻 (EU) 2018/822 Art. 1, punt 3 (aangepast)

5. De Commissie ⌦ kan door middel van uitvoeringshandelingen, de volgens artikel 20, lid 5, van Richtlijn 2011/16/EU vastgestelde ⌫ standaardformulieren, inclusief de talenregeling, ⌦ herzien voor ⌫ de automatische uitwisseling van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken overeenkomstig artikel 9 ⌦ en ⌫ meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies overeenkomstig artikel 11.

⌦ Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure. ⌫

Deze standaardformulieren bevatten niet meer rubrieken waarover gegevens worden uitgewisseld dan die welke in artikel 9, lid 5, en artikel 11, lid 14, worden opgesomd en andere daaraan gerelateerde velden die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen van artikel 9 respectievelijk artikel 11.

De in de eerste alinea vermelde talenregeling staat er niet aan in de weg dat de lidstaten de in de artikelen 9 en 11 bedoelde inlichtingen in een van de officiële talen van de Unie verstrekken. Niettemin kan in die talenregeling worden bepaald dat de belangrijkste elementen van deze inlichtingen ook in een andere officiële taal van de Unie worden verstrekt.


🡻 2016/881 Art. 1, punt 4 (aangepast)

6. Bij de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot het landenrapport overeenkomstig artikel 10 wordt gebruikgemaakt van het standaardformulier zoals in de tabellen 1, 2 en 3 van deel III van bijlage III is vastgesteld. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de talenregeling voor deze uitwisseling vast. Die talenregeling verhindert niet dat de lidstaten de in artikel 10 bedoelde inlichtingen in een van de officiële talen of werktalen van de Unie verstrekken. Niettemin kan in die talenregeling worden bepaald dat de belangrijkste elementen van deze inlichtingen ook in een andere officiële taal van de Unie ⌦ dienen te ⌫ worden verstrekt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel ⌦ 32, lid 2, ⌫ bedoelde procedure vastgesteld.


🡻 2011/16/EU (aangepast)

Artikel 25 - Nadere regels

1. De krachtens deze richtlijn verstrekte inlichtingen worden zoveel mogelijk verzonden langs elektronische weg, via het CCN-netwerk.

De Commissie stelt in voorkomend geval, ⌦ door middel van uitvoeringshandelingen ⌫ nadere regels voor de uitvoering van de eerste alinea vast ⌦ . Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure. ⌫


🡻 2014/107/EU Art. 1, punt 4

2. De Commissie heeft tot taak het CCN-netwerk in die zin aan te passen dat die inlichtingen tussen de lidstaten kunnen worden uitgewisseld en voor de beveiliging van het CCN-netwerk te zorgen.

De lidstaten hebben tot taak hun systemen zodanig aan te passen dat die inlichtingen met behulp van het CCN-netwerk kunnen worden uitgewisseld en voor de beveiliging van hun systemen te zorgen.

De lidstaten zorgen ervoor dat elke individuele te rapporteren persoon in kennis wordt gesteld van een schending van de beveiliging van zijn gegevens wanneer die schending afbreuk kan doen aan de bescherming van zijn persoonsgegevens of persoonlijke levenssfeer.

De lidstaten zien af van iedere eis tot terugbetaling van de uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeiende kosten, behalve, in voorkomend geval, de kosten van aan deskundigen betaalde vergoedingen.


🡻 2015/2376 Art. 1, punt 5, onder a)

3. De door de instantie voor veiligheidsaccreditatie van de Commissie gemachtigde personen hebben slechts toegang tot de inlichtingen voor zover dat met het oog op het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van het in lid 5 bedoelde gegevensbestand en het CCN‑netwerk noodzakelijk is.


🡻 2011/16/EU

4. Het verzoek om samenwerking, waaronder het verzoek tot kennisgeving, en de bijgevoegde bescheiden kunnen in elke door de aangezochte en de verzoekende autoriteit overeengekomen taal zijn gesteld.

Het verzoek gaat slechts in bijzondere gevallen, op met redenen omkleed verzoek van de aangezochte autoriteit, vergezeld van een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat van de aangezochte autoriteit.


🡻 (EU) 2018/822 Art. 1, punt 4 (aangepast)

5. ⌦ De bevoegde autoriteiten van de lidstaten hebben toegang tot de inlichtingen die zijn opgenomen in het ⌫ beveiligd centraal gegevensbestand van de lidstaten betreffende administratieve samenwerking op belastinggebied ⌦ dat is ontwikkeld, en technisch en logistiek ondersteund, door de Commissie overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Richtlijn 2011/16/EU en waarin de ⌫ in het kader van artikel 9, lid 1, ⌦ en ⌫ artikel 11, leden 13, 14 en 16, te verstrekken inlichtingen worden opgeslagen om te voldoen aan de automatische uitwisseling als bedoeld in die leden.

De Commissie heeft ook toegang tot de in dit gegevensbestand opgeslagen inlichtingen, evenwel met inachtneming van de in artikel 9, lid 7, en artikel 11, lid 17, genoemde beperkingen. ⌦ De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen ⌫ de noodzakelijke praktische regelingen ⌦ vast. Die uitvoeringshandelingen ⌫ worden vastgesteld volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure.

⌦ Tot ⌫ dat beveiligd centraal gegevensbestand operationeel wordt, geschiedt de in artikel 9, lid 1, en artikel 11, leden 13, 14 en 16, bedoelde automatische uitwisseling volgens lid 1 van dit artikel en de toepasselijke praktische regelingen.


🡻 (EU) 2016/881 Art. 1, punt 5 (aangepast)

6. De verstrekking van inlichtingen overeenkomstig artikel 10, lid 2, geschiedt langs elektronische weg met gebruikmaking van het CCN-netwerk. De Commissie stelt ⌦ door middel ⌫ van uitvoeringshandelingen de noodzakelijke praktische regelingen vast voor de upgrade van het CCN-netwerk. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.


🡻 2011/16/EU

Artikel 26 - Specifieke verplichtingen

1. De lidstaten nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om:

a) een effectieve interne coördinatie binnen de in artikel 4 bedoelde organisatie te garanderen;

b) rechtstreekse samenwerking met de in artikel 4 bedoelde autoriteiten van de andere lidstaten tot stand te brengen;

c) de goede werking van de bij deze richtlijn ingestelde regelingen voor administratieve samenwerking te garanderen.


🡻 (EU) 2016/2258 Art. 1

2. Met het oog op de tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving van de lidstaten ter uitvoering van deze richtlijn en teneinde te waarborgen dat de administratieve samenwerking waarin zij voorziet, functioneert, stellen de lidstaten bij wet vast dat belastingautoriteiten toegang hebben tot de in de artikelen 13, 30, 31 en 40 van Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde mechanismen, procedures, documenten en inlichtingen.


🡻 2011/16/EU

3. De Commissie stelt elke lidstaat in kennis van alle algemene inlichtingen die zij in verband met de uitvoering en de toepassing van deze richtlijn ontvangt en kan verstrekken.

HOOFDSTUK V

BETREKKINGEN MET DE COMMISSIE

Artikel 27 - Evaluatie

1. De lidstaten en de Commissie onderzoeken en evalueren de wijze waarop de bij deze richtlijn ingestelde administratieve samenwerking functioneert.

2. De lidstaten delen de Commissie alle relevante gegevens mee die noodzakelijk zijn om de doeltreffendheid van de administratieve samenwerking overeenkomstig deze richtlijn ter bestrijding van belastingontduiking en belastingontwijking te kunnen evalueren.


🡻 (EU) 2018/822 Art. 1, punt 5 (aangepast)

3. De lidstaten doen de Commissie een jaarlijkse beoordeling toekomen van de doeltreffendheid van de in de artikelen 8 tot en met 11 bedoelde automatische inlichtingenuitwisseling en de daarmee bereikte resultaten. De Commissie stelt ⌦ door middel ⌫ van uitvoeringshandelingen de vorm en wijze van mededeling van deze jaarlijkse beoordeling vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.


🡻 2011/16/EU (aangepast)

4. De Commissie stelt ⌦ door middel van uitvoeringshandelingen ⌫ een lijst van statistische gegevens vast die door de lidstaten moeten worden verstrekt voor de evaluatie van deze richtlijn. ⌦ Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure. ⌫


🡻 2015/2376 Art. 1, punt 7

Artikel 28 - Vertrouwelijkheid van inlichtingen

1. De krachtens deze richtlijn aan de Commissie verstrekte inlichtingen worden door haar vertrouwelijk gehouden overeenkomstig de op de autoriteiten van de Unie toepasselijke bepalingen en mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan om te beoordelen of en in hoeverre de lidstaten aan deze richtlijn voldoen.

2. De krachtens artikel 27 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien bij het nationale recht van de ontvangende lidstaat.

De in de eerste alinea bedoelde door de Commissie opgestelde rapporten en bescheiden mogen door de lidstaten uitsluitend voor analytische doeleinden worden gebruikt, en mogen niet zonder uitdrukkelijke toestemming van de Commissie worden bekendgemaakt of aan andere personen of organen beschikbaar worden gesteld.


🡻 2011/16/EU (aangepast)

HOOFDSTUK VI

BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

Artikel 29 - Uitwisseling van inlichtingen met derde landen

1. De bevoegde autoriteit van een lidstaat die van een derde land inlichtingen ontvangt welke naar verwachting van belang zijn voor de ⌦ toepassing ⌫ en handhaving van de ⌦ nationale ⌫ wetgeving van die lidstaat betreffende de in artikel 2 bedoelde belastingen, kan deze inlichtingen verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor welke die inlichtingen van nut kunnen zijn, en aan elke verzoekende autoriteit, mits dat krachtens een overeenkomst met dat derde land is toegestaan.

2. De bevoegde autoriteit kan, met inachtneming van de nationale voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, de overeenkomstig deze richtlijn ontvangen inlichtingen doorgeven aan een derde land, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de bevoegde autoriteit van de lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, heeft daarin toegestemd;

b) het derde land heeft zich ertoe verbonden de medewerking te verlenen die nodig is om bewijsmateriaal bijeen te brengen omtrent het ongeoorloofde of onwettige karakter van verrichtingen die blijken in strijd te zijn met of een misbruik te vormen van de belastingwetgeving.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 30 - Gegevensbescherming

🡻 2014/107/EU Art. 1, punt 5, onder a) (aangepast)

1. Elke uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig deze richtlijn is onderworpen aan Verordening (EU) 2016/679. Voor de juiste toepassing van deze ⌦ richtlijn ⌫ beperken de lidstaten evenwel de reikwijdte van de verplichtingen en rechten die zijn neergelegd in artikel 13, artikel 14, lid 1, en artikel 15 van Verordening (EU) 2016/679, voor zover dit noodzakelijk is om de in artikel 23, lid 1, onder e), van die verordening bedoelde belangen te vrijwaren.


🡻 (EU) 2015/2376 Art. 1, punt 8 (aangepast)

2. Verordening (EU) 2018/1725 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn door de instellingen en organen van de Unie. Voor de juiste toepassing van deze richtlijn ⌦ is het toepassingsgebied ⌫ van de verplichtingen en rechten die zijn neergelegd in artikel 15, artikel 16, lid 1, en de artikelen 17 tot en met 21 van Verordening (EU) 2018/1725 evenwel beperkt, voor zover dit noodzakelijk is om de in artikel 25, lid 1, onder c), van die verordening bedoelde belangen te vrijwaren.


🡻 2014/107/EU Art. 1, punt 5, onder b) (aangepast)

3. Rapporterende financiële instellingen en de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat worden voor de toepassing van Verordening (EU) 2016/679 als ⌦ verwerkingsverantwoordelijken ⌫ beschouwd.

4. Niettegenstaande lid 1 ziet elke lidstaat erop toe dat elke onder zijn jurisdictie vallende rapporterende financiële instelling elke betrokken individuele te rapporteren persoon in kennis stelt van het feit dat de hem betreffende inlichtingen als bedoeld in artikel 8, lid 4, overeenkomstig deze richtlijn zullen worden verzameld en doorgegeven, en dat de rapporterende financiële instelling die persoon tijdig alle inlichtingen verstrekt waarop hij krachtens Verordening (EU) 2016/679 recht heeft, zodat de persoon zijn rechten inzake gegevensbescherming kan uitoefenen en, in elk geval, voordat de betrokken rapporterende financiële instelling de in artikel 8, lid 4, bedoelde inlichtingen rapporteert aan de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van verblijf.

5. Overeenkomstig deze richtlijn verwerkte inlichtingen worden niet langer bewaard dan voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn noodzakelijk is, en in elk geval overeenkomstig de nationale voorschriften ⌦ van iedere verwerkingsverantwoordelijke ⌫ inzake verjaring.


🡻 (EU) 2018/822 Art. 1, punt 6

Artikel 31 - Sancties

De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen ter uitvoering van de artikelen 10 en 11, en treffen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.


🡻 (EU) 2016/881 Art. 1, punt 8

Artikel 32 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake administratieve samenwerking op belastinggebied. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.


🡻 (EU) 2018/822 Art. 1, punt 7 (aangepast)

Artikel 33

Verslaglegging

1. De Commissie dient om de vijf jaar na 1 januari ⌦ 2018 ⌫ bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn.

2. De lidstaten en de Commissie evalueren om de twee jaar na 1 juli 2020 de relevantie van bijlage IV, en de Commissie dient een verslag in bij de Raad. Indien nodig gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel.


🡻 2011/16/EU (aangepast)

Artikel 34 - ⌦ Mededeling ⌫

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 35 - Intrekking

Richtlijn ⌦ 2011/16/EU, zoals gewijzigd bij de in bijlage V, deel A, genoemde richtlijnen, ⌫ wordt ingetrokken ⌦ , onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage V, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht en toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijnen ⌫.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn ⌦ en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI ⌫.

Artikel 36 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op ⌦ 2 juli 2020 ⌫.

Artikel 37 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.