Artikelen bij COM(2018)838 - Richtsnoeren voor nationale regelgevende instanties inzake de transparantie en beoordeling van tarieven van grensoverschrijdende pakketten overeenkomstig 2018/644 en 2018/1263

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 12.12.2018

COM(2018) 838 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

betreffende richtsnoeren voor nationale regelgevende instanties betreffende de transparantie en beoordeling van tarieven van grensoverschrijdende pakketten overeenkomstig Verordening (EU) 2018/644 en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1263 van Commissie


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

betreffende richtsnoeren voor nationale regelgevende instanties betreffende de transparantie en beoordeling van tarieven van grensoverschrijdende pakketten overeenkomstig Verordening (EU) 2018/644 en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1263 van Commissie

I.Inleiding

Het effect van Verordening (EU) 2018/644 betreffende grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten 1 (hierna: de verordening) zal grotendeels afhangen van het vermogen van nationale regelgevende instanties om informatie te verzamelen en om de noodzakelijke follow-upactiviteiten uit te voeren (met name de beoordeling van de tarieven op grond van artikel 6). Het werk van de nationale regelgevende instanties is dus van essentieel belang voor het bereiken van de doelstellingen van de verordening. Dit is de reden dat deze mededeling voortbouwt op de inbreng van de Europese Groep van regelgevende instanties voor postdiensten (ERGP) 2 .

Deze mededeling bevat richtsnoeren inzake het gebruik van de formulieren van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1263 van de Commissie tot vaststelling van de formulieren voor de indiening van informatie door aanbieders van pakketbezorgdiensten 3 (gebaseerd op artikel 4 van de verordening) en inzake de indiening van informatie aan de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de verordening in een elektronische databank die voor dit doel is opgezet. De mededeling bevat ook de richtsnoeren voor de te gebruiken methodologie ten aanzien van de elementen die moeten worden gebruikt voor de beoordeling van tarieven voor grensoverschrijdende enkelstukszendingen zoals bedoeld in artikel 6, leden 2 en 3 van Verordening (EU) 2018/644. Verder verschaft de mededeling richtsnoeren over het objectief filtermechanisme dat voorafgaat aan de beoordeling voor het vaststellen van deze tarieven. Deze richtsnoeren worden verstrekt in lijn met artikel 6, lid 1, van de verordening (dat voorafgaande vaststelling van de te beoordelen tarieven vereist). Een dergelijke voorafgaande vaststelling vermindert de administratieve belasting van de nationale regelgevende instanties en de aanbieders van pakketbezorgdiensten op wie de universeledienstverplichting van toepassing is.


II.Informatieverstrekking

Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1263 van de Commissie bevat formulieren voor de indiening van informatie op grond van artikel 4 van Verordening (EU) 2018/644 door de aanbieders van pakketbezorgdiensten.

De tabellen 1.1, 1.2 en 1.3 van bijlage II bij deze uitvoeringsverordening bevatten een onderscheid tussen pakketten die worden gemeld als 'in rechtstreekse opdracht van de afzender' en 'afgehandeld namens een andere aanbieder'. Dit onderscheid is nodig om dubbeltelling van pakketten te voorkomen.

Bij het opgeven van dergelijke informatie moeten de aanbieders van pakketbezorgdiensten in het aantal/de omzet van inkomende pakketten een onderscheid maken tussen de gevallen waarin zij handelen in rechtstreekse opdracht van afzender in het buitenland (in een andere lidstaat of een derde land) en de gevallen waarin ze pakketten hebben ontvangen van een andere aanbieder van pakketbezorgdiensten in het buitenland die handelt in rechtstreekse opdracht van de afzender.

In de bijlage bij deze mededeling zijn praktische voorbeelden beschreven over het melden van dergelijke informatie in verschillende commerciële/operationele scenario's.

Het overzicht van intra/extra-EU/EER-pakketten is nodig om een goed beeld te krijgen van de markt, met name de relatieve omvang van invoer/uitvoer. Dit is vooral noodzakelijk vanwege de recente groei van elektronische handel met landen buiten de EU en EER. Dit overzicht is ook noodzakelijk voor het evalueren van de effecten van invoer/uitvoer op de verschillende stappen in de postbezorgketen.


III.Transparantie van grensoverschrijdende tarieven

Overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, en de bijlage bij de verordening moeten de aanbieders van pakketbezorgdiensten die verplicht zijn om informatie te melden, bij de nationale regelgevende instanties van de lidstaat van vestiging de openbare tarievenlijst indienen die op 1 januari van toepassing is voor de bezorging van enkelstukspostzendingen binnen de EU. Deze lijst moet de tarieven bevatten die van toepassing zijn voor maximaal 15 standaard, geregistreerde en traceerbare postzendingen in verschillende gewichtsklassen tussen 500 g en 5 kg.

Aanbieders van pakketbezorgdiensten moeten de prijsgegevens uiterlijk op 31 januari van elk kalenderjaar verstrekken aan de nationale regelgevende instanties. Op hun beurt moeten de nationale regelgevende instanties de ontvangen informatie uiterlijk op 28 februari van elk kalenderjaar doorsturen aan de Commissie. De Commissie publiceert alle ontvangen openbare tarieven uiterlijk op 31 maart van elk kalenderjaar op een speciale website.

Informatie over de postzendingen als bedoeld in de bijlage bij de verordening

In de maximale afmetingen van postzendingen die zijn vermeld in punten a) tot en met i) van de bijlage bij de verordening (brievenpost) wordt rekening gehouden met de afmetingen zoals opgenomen in het Wereldpostverdrag 4 . Zendingen vermeld onder j) tot en met o) (pakketten) mogen niet kleiner zijn dan de enige minimale afmeting voor brievenpost, namelijk 20 mm.

Voor aanbieders van pakketbezorgdiensten die afhankelijk van de lidstaat van bestemming verschillende tarieven voor verzending binnen de EU toepassen, moet de aanbieder van pakketbezorgdiensten de tarieven verstrekken die van toepassing zijn voor elke afzonderlijke lidstaat.

Als er meer dan één postzending is die valt binnen één van de categorieën onder a) tot en met o) die zijn opgenomen in de bijlage bij Verordening (EU) 2018/644, moet alleen de zending met het laagste tarief worden gemeld. Om dit tarief vast te stellen moet de aanbieder van pakketbezorgdiensten, in beginsel, de tarieven vergelijken van verschillende postzendingen die binnen dezelfde categorie vallen in termen van kwaliteit (verzendingsduur), maar moet hij diensten met een verschillende geografische beschikbaarheid of distributie buiten beschouwing laten (bijvoorbeeld een postzending die alleen beschikbaar is voor een zeer specifieke bestemming in de lidstaat van bestemming).

Aanbieders van de universele dienst moeten de producten aangeven waarop een universeledienstverplichting van toepassing is en die, in beginsel, kunnen worden onderworpen aan de beoordeling op grond van artikel 6 van Verordening (EU) 2018/644. De aanbieders moeten tevens aanvullende informatie verstrekken over de producten die vallen binnen deze categorie, zoals: i) de handelsbenaming van het product om identificatie hiervan mogelijk te maken, ii) de specifieke kenmerken van het product (waaronder in het bijzonder de grootte), en iii) informatie over eventuele geografische beperkingen met betrekking tot de levering van het product.

Procedure voor het verzamelen van de gegevens

Ter beperking van de administratieve belasting van de nationale regelgevende instanties en aanbieders van pakketbezorgdiensten wordt in Verordening (EU) 2018/644 gesteld dat informatie op elektronische wijze moet worden overgedragen.

Om deze doelstelling te bereiken heeft de Commissie een webtoepassing ontwikkeld waarmee de nationale regelgevende instanties in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van de verordening informatie aan de Commissie kunnen verzenden. Ter ondersteuning van de nationale regelgevende instanties bij het verzamelen van informatie van de aanbieders, ondersteunt deze webtoepassing daarnaast ook de doorgifte van informatie door aanbieders aan de nationale regelgevende instanties.

In de webtoepassing zijn voor dit doel twee modules ontwikkeld, één voor indiening van gegevens overeenkomstig artikel 5, lid 1, en één voor indiening van gegevens overeenkomstig artikel 5, lid 2.

Via de eerste module van de toepassing kunnen aanbieders van pakketbezorgdiensten (waaronder aanbieders van de universele dienst) bij de nationale regelgevende instantie de openbare tarievenlijst indienen voor de door hen aangeboden diensten die vallen in één van de 15 categorieën die zijn opgenomen in de bijlage bij de verordening.

Door middel van de tweede module van de toepassing kan de nationale regelgevende autoriteit de gegevens aan de Commissie verzenden. Elke nationale regelgevende instantie heeft de mogelijkheid om de ontvangen gegevens te controleren en goed te keuren alvorens deze naar de Commissie worden gezonden.

Indien de aanbieders van pakketbezorgdiensten als gevolg van besluiten van de nationale regelgevende instantie gebruikmaken van een ander middel om informatie aan de nationale regelgevende instantie te verzenden, moet de desbetreffende nationale regelgevende instantie de ontvangen tariefgegevens in de webtoepassing invoeren en deze gegevens vervolgens bij de Commissie indienen.


IV.Beoordeling van tarieven voor grensoverschrijdende enkelstukszendingen

1.Filtermechanisme dat voorafgaat aan de beoordeling

Vaststelling van de tarieven

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, moet de nationale regelgevende instantie voor elk van de in de bijlage bij de verordening vermelde enkelstukspostzendingen vaststellen welke aan een universeledienstverplichting onderworpen grensoverschrijdende tarieven zij in alle objectiviteit meent te moeten beoordelen. In de verordening wordt gesteld dat hiervoor gebruik kan worden gemaakt van een objectief filtermechanisme dat voorafgaat aan de beoordeling, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.

Het filtermechanisme dat voorafgaat aan de beoordeling is bedoeld om de administratieve belasting te verminderen van de nationale regelgevende instantie en de aanbieders van pakketbezorgdiensten die onderworpen zijn aan een universeledienstverplichting, daar het mechanisme gericht is op beoordeling op grond van artikel 6, leden 2 en 3, van de verordening van een beperkt aantal tarieven. De toepassing van het filtermechanisme dat voorafgaat aan de beoordeling, is tevens noodzakelijk om het evenredigheidsbeginsel na te leven. Het mechanisme mag niet worden gebruikt ter vervanging of herhaling van het proces van diepgaande beoordeling bedoeld in artikel 6, leden 2 en 3. Het filtermechanisme mag in geen geval worden gebruikt om te beoordelen of de tarieven 'onredelijk hoog' zijn, omdat dit oordeel alleen kan worden geveld nadat de beoordeling die wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 3, is afgerond. Het filtermechanisme moet namelijk worden gebruikt om objectieve aanwijzingen te verstrekken om de verschillende tarieven aan te wijzen die i) makkelijk kunnen worden vastgesteld op basis van de informatie die beschikbaar is overeenkomstig artikel 5, en ii) in afwachting van een uitgebreidere beoordeling onredelijk hoog kunnen zijn.

Zorgen voor een EU-brede vergelijkbaarheid en eerlijkheid

Het gebruik van verschillende filtermechanismen zou een ongelijk beoordelingsproces tot gevolg hebben en zou van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de resultaten van de beoordeling. Desalniettemin kunnen de nationale regelgevende instanties naast de tarieven die zijn vastgesteld volgens het vergelijkbare EU-brede filtermechanisme, ook andere tarieven beoordelen. In dit geval kan de nationale regelgevende instantie dit doen als gevolg van een eigen besluit (bijvoorbeeld op basis van kennis die niet verkregen is op grond van artikel 5), of op basis van een aanvullend filtermechanisme dat voorafgaat aan de beoordeling.

Een flexibel en aanpasbaar filtermechanisme dat rekening houdt met de veranderingen in de markt

Om de voormelde doelstellingen te verwezenlijken, moeten de nationale regelgevende instanties gebruikmaken van een filtermechanisme 5 dat is gebaseerd op een ranglijst van de grensoverschrijdende tarieven van alle lidstaten voor elk van de 15 categorieën enkelstukspostzendingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de verordening. Dit mechanisme biedt het voordeel dat een EU-brede vergelijking kan worden gemaakt van de respectieve tarieven die voor de nationale regelgevende instanties beschikbaar zijn in de webtoepassing van de Commissie 6 . Bovendien is het een eenvoudig en duidelijk mechanisme. Dit mechanisme steunt niet op kosten (of kostenbenaderingen), die onderdeel uitmaken van het beoordelingsproces. Om te komen tot een echte en eerlijke vergelijking, moeten de tarieven op de internetpagina van de Commissie worden aangepast in overeenstemming met de koopkrachtpariteiten, zoals vastgesteld door Eurostat. Om de starheid die een vast percentage met zich meebrengt tegen te gaan, is het nuttig om een marge te bepalen van tussen 25 % en 5 % van het hoogste tarief voor elke categorie, om te beginnen het hoogste percentage (d.w.z. 25 %) gedurende de eerste 2 jaar, en daarna het percentage geleidelijk te verlagen. Vervolgens moet het percentage dat voor dit mechanisme in aanmerking moet worden genomen, worden vastgesteld in nauwe samenwerking tussen de Commissie, de nationale regelgevende instanties en de ERGP.

2.De te gebruiken methode voor de beoordeling van de tarieven voor grensoverschrijdende enkelstukszendingen (artikel 6, leden 2 en 3)

Artikel 6, lid 2, noemt vier elementen waarmee nationale regelgevende instanties in het bijzonder rekening moeten houden bij de beoordeling van tarieven voor grensoverschrijdende enkelstukszendingen waarop de universeledienstverplichting van toepassing is. Er bestaat geen rangorde tussen deze elementen, en daarom moeten beoordelingen al deze elementen omvatten, rekening houdend met de specifieke voorwaarden die zijn vermeld in de desbetreffende punten. In artikel 6, lid 3, worden twee facultatieve elementen genoemd die in deze beoordeling kunnen worden gebruikt.

a)de binnenlandse en alle andere relevante tarieven van de vergelijkbare pakketbezorgdiensten in de lidstaat van oorsprong en in de lidstaat van bestemming

De vergelijkbare pakketbezorgdiensten (met andere woorden: producten 7 ) zijn in beginsel de overeenkomstige universele dienstproducten in de lidstaat van bestemming. Maar wellicht is het nog nuttig om na te gaan of er nog andere pakketbezorgdiensten zijn die kunnen worden vergeleken met de producten die worden beoordeeld. Tarieven van enkelstukspostzendingen zullen meestal in grote mate afhangen van de kwaliteit van de dienstverlening en andere productkenmerken. Het product dat wordt gebruikt voor de beoordeling van tarieven moet dus identiek of zo veel mogelijk gelijk zijn aan het beoordeelde product, met name met betrekking tot kwaliteit en andere kenmerken.

De nationale regelgevende instantie moet – naast de tarieven voor postzendingen waarop de universeledienstverplichting van toepassing is – in de beoordeling ook andere postzendingen opnemen van aanbieders van pakketbezorgdiensten op wie de universeledienstverplichting niet van toepassing is. Om dergelijke zendingen in de beoordeling te kunnen opnemen, is het van essentieel belang om van tevoren de specifieke productkenmerken en informatie over de kwaliteit van de dienst te verkrijgen (bijvoorbeeld verzekering/aansprakelijkheid, leversnelheid, gegarandeerde of gemiddelde reistijd, territoriale dekking) om ervoor te zorgen dat diensten onder marktvoorwaarden substitueerbaar zijn.

Het kan zijn dat er niet genoeg informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat de betrokken producten, vanuit het perspectief van de gebruiker, in voldoende mate onderling verwisselbaar zijn met de producten die worden beoordeeld (rekening houdend met de kenmerken van de diensten, met inbegrip van eventuele kenmerken van toegevoegde waarde, en de prijsstelling). In dit geval moet de vergelijking alleen worden uitgevoerd voor producten waarop de universeledienstverplichting van toepassing is.


Deze grafiek toont de mogelijke zendingen die in de vergelijking kunnen worden opgenomen: rood is de zending die moet worden beoordeeld, oranje de primaire mogelijk vergelijkbare diensten, en groen de secundaire mogelijk vergelijkbare diensten.

Daarom moeten de volgende tarieven in aanmerking worden genomen voor het uitvoeren van de vergelijking met het tarief dat wordt of de tarieven die worden beoordeeld:

·ten eerste, de som van het binnenlandse tarief van de aanbieder van de universele dienst in de lidstaat van oorsprong en het binnenlandse tarief van de aanbieder van de universele dienst in de lidstaat van bestemming (primaire vergelijking);

·ten tweede, de som van het binnenlandse tarief van de aanbieder van de universele dienst in de lidstaat van oorsprong en het binnenlandse tarief van een relevante concurrent die onderling verwisselbare 8 diensten aanbiedt (zie hierboven) in de lidstaat van bestemming (secundaire vergelijking).

Bovendien moet er bij de beoordeling ook rekening mee worden gehouden dat voor het vaststellen van de tarieven verschillende beginselen worden gehanteerd. De tarieven voor universele postdiensten zijn opgesteld op grond van de verplichting tot naleving van de beginselen die zijn vervat in artikel 12 van de richtlijn postdiensten 9 . Dit betekent dat deze tarieven betaalbaar, transparant en niet-discriminerend en op de kosten gebaseerd moeten zijn.

Indien de beoordeling resulteert in aanzienlijke verschillen tussen het beoordeelde tarief en de som van de binnenlandse tarieven of de vergelijkbare grensoverschrijdende tarieven, is het belangrijk om met name na te gaan wat de onderliggende kosten zijn van de dienst die wordt beoordeeld.

b)de eventuele toepassing van een uniform tarief ten aanzien van twee of meer lidstaten

De toepassing van een uniform tarief kan op zichzelf worden beschouwd als een rechtmatige afwijking van het beginsel van een op de kosten gebaseerd tarief, zoals deze mogelijkheid is voorzien in artikel 12, derde streepje, van de richtlijn postdiensten. In dit verband wordt in de verordening gewezen op het feit dat uniforme tarieven voor grensoverschrijdende bezorgingen in twee of meer lidstaten van belang kunnen zijn met het oog op de bescherming van de regionale en sociale cohesie. Daarom moeten nationale regelgevende instanties er rekening mee houden dat er mogelijk sprake is van een gerechtvaardigd verschil tussen de kosten van een specifieke dienst (d.w.z. de onderliggende kosten van een postzending die wordt verzonden naar een specifieke bestemming) en het tarief van de dienst. In deze gevallen moet een gemiddelde van de verschillende bestemmingen worden geschat, en dus tussen postzendingen met verschillende kostenstructuren 10 .

In de praktijk brengen de meeste aanbieders van de universele dienst één uniform tarief in rekening voor brieven, en vaak ook voor pakketten die naar andere lidstaten worden verzonden. Sommige aanbieders van de universele dienst hebben ook verscheidene uniforme tarieven die over het algemeen gekoppeld zijn aan geografische nabijheid (bijvoorbeeld aangrenzende lidstaten/rest van de EU; twee of drie regio's). Slechts zeer weinige aanbieders van de universele dienst maken meer soorten onderscheid of hebben tarieven die voor de verschillende lidstaten nader zijn gedifferentieerd 11 .

c)bilaterale volumes, specifieke vervoers- of afhandelingskosten, andere relevante kosten en dienstkwaliteitsnormen

De elementen genoemd in artikel 6, lid 2, onder c), van de verordening hebben betrekking op kosten in brede zin, en moeten de kern vormen van de beoordeling die door de nationale regelgevende instantie wordt uitgevoerd. Deze opsomming is niet uitputtend en omvat allerlei mogelijke kosten (zie hierna onder 'overige kosten').

De eerste (en misschien belangrijkste) bron van de in dit verband relevante informatie is het systeem voor kostenberekening van de aanbieders van de universele dienst, dat is ingericht in overeenstemming met artikel 14 van de richtlijn postdiensten (en bijvoorbeeld informatie verschaft over volumes en kosten per dienst). De kosteninformatie kan alleen worden vergeleken met de diensten die zijn vermeld in de bijlage bij Verordening (EU) 2018/644, als deze kosteninformatie wordt opgesplitst in afzonderlijke producten en afzonderlijk wordt uitgelegd. Indien de relevante gedetailleerde informatie niet beschikbaar is uit deze bron, moet de nationale regelgevende instantie gebruikmaken van haar bevoegdheden krachtens artikel 6, lid 5, van de verordening om de betreffende informatie op te vragen.

Volumes naar een bepaalde lidstaat zijn van invloed op de kosten per eenheid. In het geval van grote volumes bestaan er mogelijk schaalvoordelen. In het geval van kleine volumes zijn er waarschijnlijk geen schaalvoordelen (en is de kostprijs per eenheid dus hoger). Volumes moeten worden gemeten als het aantal pakketten voor de dienst die wordt beoordeeld en, in voorkomend geval, andere diensten die tezamen worden vervoerd. Zelfs indien er bijvoorbeeld heel weinig zendingen van een bepaalde dienst zijn van lidstaat A naar lidstaat B zijn, kunnen er nog steeds zendingen zijn van een of meer gezamenlijk vervoerde dienst(en) waardoor schaalvoordelen kunnen ontstaan en de kosten per eenheid dalen. Als geen gedetailleerde gegevens over de volumes beschikbaar zijn, moet de nationale regelgevende instantie een schatting van het volume maken. Deze schatting van het volume kan bijvoorbeeld worden gebaseerd op gegevens over inkomsten.

Vervoerskosten zijn grotendeels afhankelijk van het gekozen vervoersmiddel. De kosten van vervoer door de lucht (dat voor lidstaten die eilanden zijn mogelijk de enige beschikbare optie is) zijn bijvoorbeeld veel hoger dan die van vervoer over land (waaronder per spoor). Vereiste kwaliteitsnormen van de dienst 12 kunnen ook rechtstreeks van invloed zijn op het gebruik van een bepaald vervoermiddel (dit is vooral het geval voor vervoer over lange afstand).

Afhandelingskosten zullen waarschijnlijk grote verschillen vertonen voor de verschillende zendingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de verordening, omdat brieven over het algemeen door middel van machines worden gesorteerd. Andere soorten zendingen, met name bepaalde pakketten, worden vaak handmatig afgehandeld. Hierdoor kunnen de arbeidskosten voor deze zendingen hoger zijn.

Er moet ook rekening worden gehouden met overige kosten. Dit zijn onder andere de kosten van eindvergoedingen. Zoals vastgesteld in de relevante door de Wereldpostunie aangenomen bepalingen, worden met de term eindvergoedingen zowel eindkosten 13 (die van toepassing zijn op briefpost) als territoriale bestellingsquota 14 (die van toepassing zijn op pakketten) bedoeld. In dit opzicht zijn aanbieders van pakketbezorgdiensten verplicht om aan de nationale regelgevende instantie de specifieke eindvergoedingen door te geven voor de tarieven die worden beoordeeld.

Daarnaast kunnen andere kosten relevant zijn die specifiek van toepassing zijn voor een bepaalde (bilaterale) route. Dergelijke kosten kunnen het gevolg zijn van de bezorging op eilanden of in dunbevolkte gebieden en berggebieden.

d)de waarschijnlijke gevolgen van de geldende grensoverschrijdende tarieven voor particuliere gebruikers en kleine en middelgrote ondernemingen, met inbegrip van die in afgelegen of dunbevolkte gebieden, en voor particuliere gebruikers met een handicap of beperkte mobiliteit, waar mogelijk zonder onevenredige lasten op te leggen

De waarschijnlijke gevolgen van het geldende grensoverschrijdende tarief dat wordt beoordeeld, moeten worden beoordeeld vanuit het perspectief van de gebruiker (met name vanuit het oogpunt van betaalbaarheid en beschikbaarheid). De gevolgen van dergelijke tarieven zijn daarom niet zuiver hypothetisch. Er zijn redenen (zoals onderzoeksuitkomsten) om aan te nemen dat gebruikers die als kwetsbaar worden beschouwd daadwerkelijk gevolgen ondervinden van de tarieven in kwestie.

e)het feit dat de tarieven op grond van nationale wetgeving aan een specifieke prijsregulering onderworpen zijn

Volgens het ERGP-rapport over tariefregulering in een context van afnemende volumes 15 , bestaan in verschillende lidstaten verschillende vormen van prijsregulering. In principe is regelgeving betreffende prijsplafonds of afzonderlijke prijscontroles de voorkeursmethode voor tariefregulering. Regelgeving betreffende prijsplafonds of afzonderlijke prijscontroles is echter alleen zinvol als het tarief voor het specifieke type zending uit de bijlage bij de verordening onderworpen is aan een specifieke afzonderlijke prijscontrole (d.w.z. dat het beginsel van kostprijsgerichtheid wordt toegepast op het niveau van elke afzonderlijke dienst).

De nationale regelgevende instantie moet de tijdens het proces van tariefregulering verzamelde informatie gebruiken om vast te stellen of er een objectieve reden is voor het tarief dat door de instantie als potentieel onredelijk hoog is aangemerkt (zie hierboven onder IV.1).

f)overeenkomstig het toepasselijke recht vastgestelde gevallen van misbruik van een dominante marktpositie

Het tweede facultatieve element dat de nationale regelgevende instantie in aanmerking kan nemen zijn eventuele eerdere maatregelen in het kader van handhaving van de mededingingsregels. Er kunnen bijvoorbeeld gevallen zijn waarin de mededingingsautoriteit in het verleden heeft vastgesteld dat de aanbieder van de universele dienst bij de levering van grensoverschrijdende zendingen misbruik heeft gemaakt van dominante marktpositie. In het kader van de beoordeling is een dergelijke vaststelling door de mededingingsautoriteit voornamelijk relevant wanneer het misbruik van een dominante marktpositie betrekking had op de uitbuiting van de eindgebruikers (zoals een te hoge prijsstelling), in plaats van op het uitsluiten van een concurrent (zoals dumpingprijzen of margedruk).

(1)

Verordening (EU) 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 betreffende grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten, PB L 112 van 2.5.2018.

(2)

Met name document ERGP (18) 36 – input voor de richtsnoeren van de Commissie met betrekking tot artikel 6.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1263 van de Commissie van 20 september 2018 tot vaststelling van de formulieren voor de indiening van informatie door aanbieders van pakketbezorgdiensten overeenkomstig Verordening (EU) 2018/644, PB L 238 van 21.9.2018.

(4)

Artikel 17-104, 1.1, van het Wereldpostverdrag.

(5)

Hierbij is rekening gehouden met de van de ERGP ontvangen input, zie: ERGP (18) 36.

(6)

Dit mechanisme zal een functie bevatten voor het berekenen van de tarieven die moeten worden beoordeeld.

(7)

Het begrip 'product' is in het kader van deze richtsnoeren hetzelfde als het begrip 'postzending' in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14.

(8)

Dit is met name van belang in gevallen waarin de aanbieder van de universele dienst in de lidstaat van oorsprong een leveringsovereenkomst is aangegaan met een concurrent van de aanbieder van de universele dienst in de lidstaat van bestemming, en daardoor de traditionele grensoverschrijdende waardeketen voor bezorging van twee aanbieders van de universele dienst overslaat.

(9)

Richtlijn 97/67/EG.

(10)

Een dergelijke schatting van een gemiddelde kan verschillen naargelang deze wordt uitgevoerd voor alle bestemmingen/postzendingen of betrekking heeft op een beperkt aantal lidstaten.

(11)

Zie voor meer informatie ERGP (18) 36, blz. 6-7.

(12)

Voor sommige soorten postzendingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de verordening gelden de kwaliteitsnormen voor het grensoverschrijdende postverkeer binnen de Gemeenschap die zijn vastgesteld in bijlage II bij de richtlijn postdiensten. Deze kwaliteitsnormen kunnen in sommige gevallen zelfs strenger zijn dan bepaalde binnenlandse kwaliteitseisen.

(13)

Artikel 29 van het Wereldpostverdrag.

(14)

De artikelen 35 en 36 van het Wereldpostverdrag.

(15)

ERGP-verslag (14) 22 over tariefregulering.