Artikelen bij COM(2018)471 - Fonds voor asiel en migratie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2018)471 - Fonds voor asiel en migratie.
document COM(2018)471 NLEN
datum 7 juli 2021


HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp

1. Bij deze verordening wordt het Fonds voor migratie en asiel ("het fonds") opgericht.

2. In deze verordening worden de doelstellingen van het fonds, het budget voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.


Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(a)“verzoeker om internationale bescherming”: een verzoeker als gedefinieerd in artikel 2, punt [X] van Verordening (EU) ../.. [verordening asielprocedures] 30 ;

(b)“begunstigde van internationale bescherming”: een begunstigde in de zin van artikel , punt (2), van Verordening (EU) ../.. [erkenningsverordening] 31 ;

(c)“blendingverrichting”: door de begroting van de Unie ondersteunde actie, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten als gedefinieerd in artikel 2, lid 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun of financiële instrumenten uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

(d)“gezinslid”: een onderdaan van een derde land als gedefinieerd in het kader van het recht van de Unie dat van toepassing is op het beleidsterrein waartoe de uit hoofde van het fonds ondersteunde actie behoort;

(e)“toelating op humanitaire gronden”: toelating in de zin van artikel van verordening (EU) ../.. [EU-kader voor hervestiging [en toelating op humanitaire gronden]] 32 ;

(f)“verwijdering”: “verwijdering” als gedefinieerd in artikel 3, punt 5, van Richtlijn 2008/115/EG;

(g)“hervestiging”: “hervestiging” als gedefinieerd in artikel van verordening (EU)  ../.. [EU-kader voor hervestiging [en toelating op humanitaire gronden]];

(h)“terugkeer”: “terugkeer” als gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Richtlijn 2008/115/EG;

(i)“onderdaan van een derde land”: een persoon die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 20, lid 1, van het VWEU. Onder onderdanen van derde landen worden ook staatlozen en personen met niet-vastgestelde nationaliteit verstaan;

(j)“kwetsbare persoon”: een persoon als gedefinieerd in het kader van het recht van de Unie dat van toepassing is op het beleidsterrein waartoe de uit hoofde van het fonds ondersteunde actie behoort.

Artikel 3

Doelstellingen van het fonds

1. De beleidsdoelstelling van het fonds bestaat erin bij te dragen aan een doeltreffend beheer van migratiestromen in overeenstemming met het relevante EU-acquis en met inachtneming van de verbintenissen van de Unie op het gebied van de grondrechten.

2. In het kader van de beleidsdoelstelling van lid 1 draagt het fonds bij tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen:

(a)het versterken en ontwikkelen van alle aspecten van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, met inbegrip van de externe dimensie ervan;

(b)het ondersteunen van legale migratie naar de lidstaten, onder meer door bij te dragen aan de integratie van onderdanen van derde landen;

(c)het bijdragen aan de bestrijding van irreguliere migratie en aan het waarborgen van doeltreffende terugkeer naar en overname in derde landen.

3. In het kader van de in lid 2 bedoelde specifieke doelstellingen wordt het fonds uitgevoerd aan de hand van de in bijlage II genoemde uitvoeringsmaatregelen.

Artikel 4

Reikwijdte van de steunverlening

1. In het kader van de doelstellingen van artikel 3 en overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen van bijlage II steunt het fonds met name de acties van bijlage III.

2. Teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, kan het fonds, indien nodig, acties ondersteunen overeenkomstig de in bijlage III bedoelde prioriteiten van de Unie met betrekking tot en in derde landen, conform de artikelen 5 en 6.

3. De doelstellingen van deze verordening ondersteunen acties die zijn gericht op een of meer doelgroepen die binnen de werkingssfeer van de artikelen 78 en 79 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.


Artikel 5

Met het fonds geassocieerde derde landen

Derde landen kunnen deelnemen aan het fonds voor asiel en migratie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in een specifieke overeenkomst over die deelname aan het fonds van het derde land, mits de overeenkomst:

–een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan het fonds deelneemt;

–de voorwaarden voor deelname aan het fonds vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan het fonds en de administratieve kosten daarvan. Deze bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel [21, lid 5,] van het Financieel Reglement;

–het derde land geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het fonds verleent;

–de rechten van de Unie om naar een goed financieel beheer te streven en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.

Artikel 6

Subsidiabele entiteiten

1. De volgende entiteiten kunnen subsidiabel zijn:

(a)juridische entiteiten die gevestigd zijn in een van de volgende landen:

(1)een lidstaat of een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee;

(2)een met het fonds geassocieerd derde land;

(3)een in het werkprogramma opgenomen derde land, onder de daarin vermelde voorwaarden;

(b)elke juridische entiteit die is opgericht krachtens het recht van de Unie of elke internationale organisatie.

2. Natuurlijke personen kunnen niet subsidiabel zijn.

3. Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een derde land, zijn bij wijze van uitzondering subsidiabel voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaalde actie.

4. Juridische entiteiten die deelnemen aan consortia van ten minste twee onafhankelijke entiteiten en die zijn gevestigd in verschillende lidstaten of met die lidstaten verbonden landen of gebieden overzee of in derde landen, zijn subsidiabel.


HOOFDSTUK II

FINANCIEEL EN UITVOERINGSKADER

Afdeling 1
Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 7

Algemene beginselen

1. De krachtens deze verordening verleende steun is complementair aan nationaal, regionaal en lokaal optreden en is erop gericht waarde toe te voegen uit het oogpunt van de doelstellingen van deze verordening.

2. De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat de steun die krachtens deze verordening en door de lidstaten wordt verleend, consistent is met de betreffende activiteiten, beleidsmaatregelen en prioriteiten van de Unie en complementair is aan andere instrumenten van de Unie.

3. Het fonds wordt uitgevoerd in gedeeld, direct of indirect beheer, overeenkomstig artikel [62, lid 1, onder a), b) en c)], van het Financieel Reglement.

Artikel 8

Budget

1. De financiële middelen voor de uitvoering van het fonds voor de periode 2021-2027 bedragen 10 415 000 000 EUR in lopende prijzen.

2. De financiële middelen worden als volgt gebruikt:

(a)6 249 000 000 EUR wordt toegewezen aan in gedeeld beheer uitgevoerde programma's;

(b)4 166 000 000 EUR wordt toegewezen aan de thematische faciliteit.

3. Tot 0,42 % van de financiële middelen wordt toegewezen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie als bedoeld in artikel 29 van Verordening (EU) ../.. [verordening gemeenschappelijke bepalingen]


Artikel 9

Algemene bepalingen betreffende de uitvoering van de thematische faciliteit

1. De financiële middelen bedoeld in artikel 8, lid 2, onder b), worden flexibel toegewezen via de thematische faciliteit in het kader van gedeeld, direct of indirect beheer, overeenkomstig werkprogramma's. De financiering uit de thematische faciliteit wordt gebruikt voor de onderdelen ervan:

a) specifieke acties,

b) acties van de Unie,

c) noodhulp,

d) hervestiging.

e) steun aan de lidstaten bij hun inspanningen op het gebied van solidariteit en het delen van verantwoordelijkheid, en

f) het Europees Migratienetwerk.

De financiële middelen voor de thematische faciliteit worden ook gebruikt voor ondersteuning van technische bijstand op initiatief van de Commissie.

2. De financiering uit de thematische faciliteit wordt gebruikt voor prioriteiten met een hoge toegevoegde waarde voor de Unie of om te voorzien in dringende behoeften, conform de overeengekomen prioriteiten van de Unie zoals uiteengezet in bijlage II.

3. Wanneer financiering uit de thematische faculteit in direct of indirect beheer aan de lidstaten wordt toegekend, wordt gewaarborgd dat de geselecteerde projecten niet worden beïnvloed door een met redenen omkleed advies van de Commissie met betrekking tot een inbreuk als bedoeld in artikel 258 VWEU die de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven of de prestatie van projecten in gevaar brengt.

4. Wanneer financiering uit de thematische faculteit in gedeeld beheer wordt uitgevoerd, beoordeelt de Commissie voor de toepassing van artikel 18 en artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. ../.. [verordening gemeenschappelijke bepalingen] of de geplande acties niet worden beïnvloed door een met redenen omkleed advies van de Commissie met betrekking tot een inbreuk als bedoeld in artikel 258 van het VWEU die de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven of de prestatie van de projecten in gevaar brengt.

5. De Commissie stelt het totaalbedrag vast dat voor de thematische faciliteit beschikbaar is in het kader van de jaarlijkse begrotingskredieten van de Unie. De Commissie stelt voor de thematische faciliteit financieringsbesluiten vast als bedoeld in artikel van het Financieel Reglement, waarin de doelstellingen en te ondersteunen acties worden vermeld, alsmede de bedragen voor elk van de onderdelen daarvan, als bedoeld in lid 1. In de financieringsbesluiten wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.

6. De thematische faciliteit ondersteunt met name acties die onder uitvoeringsmaatregel 2 b) van bijlage II vallen en worden uitgevoerd door de lokale en regionale autoriteiten of door maatschappelijke organisaties.

7. Na de vaststelling van een financieringsbesluit als bedoeld in lid 5 kan de Commissie de in gedeeld beheer uitgevoerde programma’s dienovereenkomstig aanpassen.

8. De financieringsbesluiten zijn jaarlijks of meerjarig en kunnen betrekking hebben op één of meer onderdelen van de thematische faciliteit.


AFDELING 2

ONDERSTEUNING EN UITVOERING IN GEDEELD BEHEER

Artikel 10

Toepassingsgebied

1. Deze afdeling betreft het in artikel 8, lid 2, onder a), bedoelde deel van de financiële middelen en de aanvullende middelen die overeenkomstig het in artikel 9 bedoelde besluit van de Commissie inzake de thematische faciliteit in gedeeld beheer moeten worden uitgevoerd.

2. De steun in het kader van deze afdeling wordt uitgevoerd in gedeeld beheer, overeenkomstig artikel van het Financieel Reglement en Verordening (EU) ../.. [verordening gemeenschappelijke bepalingen].

Artikel 11

Begrotingsmiddelen

1. De in artikel 8, lid 2, onder a), bedoelde middelen worden indicatief als volgt toegewezen aan de door de lidstaten in gedeeld beheer uitgevoerde nationale programma's (hierna “de programma's” genoemd):

(a)5 207 500 000 EUR aan de lidstaten overeenkomstig bijlage I;

(b)1 041 500 000 EUR aan de lidstaten voor de aanpassing van de toewijzingen voor de programma's als bedoeld in artikel 14, lid 1.

2. Indien het in lid 1, onder b), bedoelde bedrag niet wordt toegewezen, kan het resterende bedrag worden toegevoegd aan het in artikel 8, lid 2, onder b), bedoelde bedrag.

Artikel 12

Medefinancieringspercentages

1. De bijdrage uit de Uniebegroting bedraagt ten hoogste 75 % van de totale subsidiabele uitgaven van een project.

2. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 90 % van de totale subsidiabele uitgaven voor in het kader van specifieke acties uitgevoerde projecten.

3. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 90 % van de totale subsidiabele uitgaven voor in bijlage IV vermelde acties.

4. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 100 % van de totale subsidiabele uitgaven voor operationele steun.

5. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 100 % van de totale subsidiabele uitgaven voor noodhulp.

6. In het besluit van de Commissie tot goedkeuring van een programma worden het medefinancieringspercentage en het maximumbedrag van de steun uit dit fonds bepaald voor de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde actietypes.

7. Voor elke specifieke doelstelling wordt in het besluit van de Commissie vastgesteld of het medefinancieringspercentage voor de specifieke doelstelling van toepassing is op:

(a)het totaal van de particuliere bijdrage en de overheidsbijdrage, of

(b)de overheidsbijdrage alleen.

Artikel 13

Programma's

1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat de door zijn programma bestreken prioriteiten consistent zijn met en afgestemd zijn op de prioriteiten en uitdagingen van de Unie op het gebied van migratiebeheer, en dat zij stroken met het relevante acquis en de overeengekomen prioriteiten van de Unie. Bij het vaststellen van de prioriteiten van hun programma's zorgen de lidstaten ervoor dat de in bijlage II vastgestelde uitvoeringsmaatregelen voldoende aan bod komen.

2. De Commissie zorgt ervoor dat het Asielagentschap van de Europese Unie en het Europees Grens- en kustwachtagentschap in een vroeg stadium bij het proces van de ontwikkeling van de programma's worden betrokken, binnen het kader van hun bevoegdheidsgebieden. De Commissie raadpleegt het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het Asielagentschap van de Europese Unie over de ontwerpprogramma’s, teneinde voor consistentie en complementariteit tussen de acties van de agentschappen en die van de lidstaten te zorgen.

3. De Commissie kan het Asielagentschap van de Europese Unie en het Europees Grens- en kustwachtagentschap in voorkomend geval betrekken bij toezicht- en evaluatietaken als bedoeld in afdeling 5, met name om te waarborgen dat de met de steun van het fonds uitgevoerde acties in overeenstemming zijn met het relevante acquis van de Unie en de overeengekomen prioriteiten van de Unie.

4. Nadat toezicht is uitgeoefend zoals in overeenstemming met Verordening (EU) [../..] [Verordening betreffende het EU-asielagentschap] of aanbevelingen zijn vastgesteld in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1053/2013 die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, onderzoekt de betrokken lidstaat, samen met de Commissie en, in voorkomend geval, het Asielagentschap van de Europese Unie en het Europees Grens- en kustwachtagentschap, hoe op de bevindingen, met inbegrip van eventuele tekortkomingen of kwesties inzake capaciteit en paraatheid, moet worden gereageerd en voert hij de aanbevelingen via zijn programma uit.

5. Zo nodig wordt het betrokken programma aangepast om rekening te houden met de in lid 4 bedoelde aanbevelingen. Afhankelijk van de impact van de aanpassing kan het herziene programma door de Commissie worden goedgekeurd.

6. In samenwerking en overleg met de Commissie en, in voorkomend geval, de relevante agentschappen in zoverre zij bevoegd zijn, kunnen middelen in het kader van het programma opnieuw worden toegewezen om uitvoering te geven aan de in lid 4 bedoelde aanbevelingen die financiële gevolgen hebben.

7. De lidstaten streven met name de uitvoering na van de in bijlage IV vermelde acties die in aanmerking komen voor een hoger medefinancieringspercentage. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in bijlage IV opgenomen lijst van acties die in aanmerking komen voor een hoger medefinancieringspercentage.

8. Wanneer een lidstaat besluit met steun van het fonds projecten uit te voeren met of in een derde land, raadpleegt de betrokken lidstaat de Commissie vóór het begin van het project.

9. Programmering als bedoeld in artikel 17, lid 5, van Verordening (EU) ../2021 [verordening gemeenschappelijke bepalingen] wordt gebaseerd op de in de tabel 1 van bijlage VI vermelde interventietypes.

Artikel 14

Tussentijdse evaluatie

1. In 2024 wijst de Commissie het aanvullend bedrag bedoeld in artikel 11, lid 1, onder b), toe aan de programma's van de betrokken lidstaten overeenkomstig de criteria bedoeld in bijlage I, punt 1, onder b), tot en met punt 5. De financiering geldt voor de periode vanaf het kalenderjaar 2025.

2. Indien ten minste 10 % van de initiële toewijzing van een programma als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a), niet wordt gedekt door betalingsaanvragen die zijn ingediend overeenkomstig artikel van Verordening (EU) ../2021 [verordening gemeenschappelijke bepalingen], komt de betrokken lidstaat niet in aanmerking voor de in lid 1 bedoelde aanvullende toewijzing voor zijn programma.

3. Bij de toewijzing van de middelen uit de thematische faciliteit vanaf 2025 wordt in voorkomend geval rekening gehouden met de vooruitgang bij het bereiken van de mijlpalen van het prestatiekader bedoeld in artikel van Verordening (EU) ../2021 [verordening gemeenschappelijke bepalingen], en met de bij de uitvoering vastgestelde tekortkomingen.

Artikel 15

Specifieke acties

1. Specifieke acties zijn transnationale of nationale projecten die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze verordening en waarvoor één, meerdere of alle lidstaten een aanvullende toewijzing voor hun programma’s kunnen ontvangen.

2. Naast hun overeenkomstig artikel 11, lid 1, berekende toewijzing kunnen de lidstaten een aanvullend bedrag ontvangen, mits dit bedrag daarvoor in het programma wordt aangewezen en wordt gebruikt om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

3. Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring van de Commissie door middel van de wijziging van het programma.

Artikel 16

Middelen voor het EU-kader voor hervestiging en [toelating op humanitaire gronden]

1. De lidstaten ontvangen naast de overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), berekende toewijzing een bijdrage van 10 000 EUR per hervestigde persoon, in overeenstemming met de specifieke hervestigingsregeling van de Unie. Die bijdrage wordt verleend in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel van het Financieel Reglement.

2. Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt aan de lidstaten toegewezen via de wijziging van hun programma, mits de persoon ten aanzien van wie de bijdrage is toegewezen, daadwerkelijk werd hervestigd in overeenstemming met het EU-kader voor hervestiging en [toelating op humanitaire gronden].

3. Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring van de Commissie door middel van de wijziging van het programma.

4. De lidstaten bewaren de informatie die nodig is om de identiteit van de hervestigde personen en de datum van hun hervestiging naar behoren te kunnen vaststellen.

Artikel 17

Middelen ter ondersteuning van de uitvoering van Verordening ../.. [Dublin-verordening]

1. Een lidstaat ontvangt, in aanvulling op zijn overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), berekende toewijzing, een bijdrage van [10 000] EUR voor elke verzoeker om internationale bescherming voor wie die lidstaat verantwoordelijk wordt, vanaf het moment waarop die lidstaat in moeilijke omstandigheden verkeert als gedefinieerd in Verordening (EU) ../.. [Dublin-verordening].

2. Een lidstaat ontvangt, in aanvulling op zijn overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), berekende toewijzing, een bijdrage van [10 000] EUR voor elke verzoeker om internationale bescherming die aan die lidstaat wordt toegewezen, wanneer door die toewijzing het billijke aandeel van de begunstigde lidstaat wordt overstegen.

3. Een lidstaat als bedoeld in de leden 1 en 2 ontvangt een aanvullende bijdrage van [10 000] EUR per verzoeker aan wie internationale bescherming is verleend, ten behoeve van de uitvoering van integratiemaatregelen.

4. Een lidstaat als bedoeld in de leden 1 en 2 ontvangt een aanvullende bijdrage van [10 000] EUR per persoon ten aanzien van wie de lidstaat op basis van de actualisering van de in artikel 11, onder d), van Verordening (EU) ../.. [Eurodac-verordening] bedoelde reeks gegevens kan vaststellen dat hij op grond van een terugkeerbesluit of een uitzettingsbevel het grondgebied van de lidstaat gedwongen dan wel vrijwillig heeft verlaten.

5. Een lidstaat ontvangt, in aanvulling op zijn overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), berekende toewijzing, een bijdrage van EUR voor elke verzoeker om internationale bescherming die van een lidstaat naar een andere lidstaat is overgebracht, voor elke verzoeker die is overgebracht op grond van artikel 34 decies, lid 1, onder c), van Verordening (EU) ../.. [Dublin-verordening] en, in voorkomend geval, voor elke verzoeker die is overgebracht op grond van artikel 34 undecies, onder g), van Verordening (EU) ../.. [Dublin-verordening].

6. De in dit artikel bedoelde bedragen worden uitgekeerd in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel van het Financieel Reglement.

7. De in de leden 1 tot en met 5 bedoelde aanvullende bedragen worden aan de lidstaten in hun programma’s toegewezen mits de persoon ten aanzien van wie de bijdrage werd toegewezen, daadwerkelijk naar een lidstaat werd overgebracht of daadwerkelijk is teruggekeerd of als een verzoeker werd geregistreerd in de lidstaat die verantwoordelijk is overeenkomstig Verordening (EU) ../.. [Dublin-verordening], al naargelang het geval.

8. Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring van de Commissie door middel van de wijziging van het programma.

Artikel 18

Operationele steun

1. Operationele steun is een onderdeel van een toewijzing van een lidstaat dat kan worden gebruikt ter ondersteuning van overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het vervullen van de taken en diensten die een openbare dienstverlening ten bate van de Unie vormen.

2. Een lidstaat kan tot 10 % van het in het kader van het fonds aan zijn programma toegewezen bedrag gebruiken voor de financiering van operationele steun in het kader van de doelstellingen vermeld in artikel 3, lid 2, onder a) en c).

3. De lidstaten die gebruikmaken van operationele steun, dienen het acquis van de Unie inzake asiel en terugkeer na te leven.

4. De lidstaten motiveren in het programma en in het jaarlijkse prestatieverslag bedoeld in artikel 30 het gebruik van operationele steun voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. Vóór de goedkeuring van het programma beoordeelt de Commissie met het Asielagentschap van de Europese Unie en het Europees Grens- en kustwachtagentschap overeenkomstig artikel 13 de uitgangssituatie in de lidstaten die kenbaar hebben gemaakt dat zij van plan zijn gebruik te maken van operationele steun. De Commissie houdt rekening met de door die lidstaten verstrekte informatie en, in voorkomend geval, de informatie die beschikbaar is in het licht van de in overeenstemming met Verordening (EU) ../.. [verordening EU-asielagentschap] en Verordening nr. 1053/2013 uitgevoerde toezichtactiviteiten die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

5. Operationele steun wordt geconcentreerd op specifieke taken en diensten als opgenomen in bijlage VII.

6. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst van specifieke taken en diensten in bijlage VII.

AFDELING 3

ONDERSTEUNING EN UITVOERING IN DIRECT EN INDIRECT BEHEER

Artikel 19

Toepassingsgebied

De Commissie voert de steun van de Unie in het kader van deze afdeling ofwel op directe wijze uit, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement, ofwel op indirecte wijze, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

Artikel 20

Acties van de Unie

1. Acties van de Unie zijn transnationale projecten of projecten die van bijzonder belang zijn voor de Unie en die overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening worden uitgevoerd.

2. Op initiatief van de Commissie kan het fonds worden gebruikt voor het financieren van acties van de Unie in verband met de doelstellingen van deze verordening als bedoeld in artikel 3 en overeenkomstig bijlage III.

3. In het kader van acties van de Unie kan financiering worden verstrekt in alle vormen die zijn vastgesteld in het Financieel Reglement, zoals met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financiële instrumenten in het kader van blendingverrichtingen.

4. In gedeeld beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig [titel VIII] van het Financieel Reglement.

5. Het evaluatiecomité dat de voorstellen beoordeelt, kan uit externe deskundigen bestaan.

6. Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen het risico in verband met de terugvordering van door ontvangers verschuldigde middelen dekken en worden beschouwd als een toereikende garantie krachtens het Financieel Reglement. De bepalingen in [artikel X van] Verordening (EU) …/ [opvolger van de verordening betreffende het Garantiefonds] zijn van toepassing.


Artikel 21

Europees Migratienetwerk

1. Het fonds ondersteunt het Europees Migratienetwerk en verleent de financiële bijstand die nodig is voor zijn activiteiten en zijn toekomstige ontwikkeling.

2. Het voor het Europees Migratienetwerk bestemde deel van de jaarlijkse kredieten van het fonds en het werkprogramma met de prioriteiten voor de activiteiten van het netwerk worden, na goedkeuring door de Raad van bestuur, door de Commissie vastgesteld volgens artikel 4, lid 5, onder a), van Beschikking 2008/381/EG (als gewijzigd). Het besluit van de Commissie vormt een financieringsbesluit op grond van artikel van het Financieel Reglement. Om ervoor te zorgen dat de middelen op tijd beschikbaar zijn, kan de Commissie het werkprogramma voor het Europees migratienetwerk in een afzonderlijk financieringsbesluit vaststellen.

3. De financiële bijstand voor de activiteiten van het Europees Migratienetwerk wordt naargelang het geval verstrekt in de vorm van subsidies aan de nationale contactpunten bedoeld in artikel 3 van Beschikking 2008/381/EG en van overheidsopdrachten, in overeenstemming met het Financieel Reglement.

Artikel 22

Blendingverrichtingen

Blendingverrichtingen waartoe in het kader van dit fonds wordt besloten, worden uitgevoerd in overeenstemming met [de InvestEU-verordening] en titel X van het Financieel Reglement.

Artikel 23

Technische bijstand op initiatief van de Commissie

Het fonds kan maatregelen op het gebied van technische bijstand ondersteunen die op initiatief van of namens de Commissie worden uitgevoerd. Dergelijke maatregelen kunnen voor 100 % worden gefinancierd.

Artikel 24

Audits

Audits inzake het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van Verordening (EU) [Financieel Reglement].

Artikel 25

Informatie, communicatie en publiciteit

1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het fonds alsmede de acties en de resultaten ervan. De aan het fonds toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij met de doelstellingen van deze verordening verband houden.


Afdeling 4

ondersteuning en uitvoering in gedeeld, direct en indirect beheer

Artikel 26

Noodhulp

1. Het fonds verstrekt financiële bijstand om in urgente en specifieke behoeften te voorzien ingeval van een noodsituatie die voortvloeit uit een of meer van de volgende omstandigheden:

(a)zware migratiedruk in een of meer lidstaten die wordt gekenmerkt door een grote of onevenredige instroom van onderdanen van derde landen, waardoor de voorzieningen voor opvang en detentie en de asiel- en migratiebeheersstelsels en -procedures van die lidstaten onder grote en acute druk komen te staan;

(b)de tenuitvoerlegging van tijdelijke beschermingsmechanismen in de zin van Richtlijn 2001/55/EG 33 ;

(c)zware migratiedruk in derde landen, onder meer wanneer personen die bescherming behoeven, daar gestrand zijn als gevolg van politieke ontwikkelingen of conflicten, met name wanneer deze druk van invloed kan zijn op migratiestromen naar de EU.

2. Noodhulp kan bestaan in direct aan de gedecentraliseerde agentschappen verleende subsidies.

3. Noodhulp kan aan programma’s van lidstaten worden toegewezen, bovenop hun overeenkomstig artikel 11, lid 1, en bijlage I berekende toewijzing, mits het bedrag daarvoor in het programma wordt aangewezen. Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring van de Commissie door middel van de wijziging van het programma.

4. In gedeeld beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig [titel VIII] van het Financieel Reglement.

Artikel 27

Cumulatieve, complementaire en gecombineerde financiering

1. Aan een actie waaraan in het kader van het fonds een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit andere programma's van de Unie, met inbegrip van fondsen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De voor elk bijdragend programma van de Unie geldende regels zijn van toepassing op de respectieve bijdrage aan deze actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie en de steun uit de verschillende programma's van de Unie kan pro rata worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

2. Acties waaraan een Excellentiekeur is toegekend of die voldoen aan elk van de volgende, cumulatieve, vergelijkbare voorwaarden:

(a)zij zijn beoordeeld in verband met een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het instrument;

(b)zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen;

(c)zij kunnen wegens budgettaire beperkingen wellicht niet worden gefinancierd in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen,

komen in aanmerking voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel , lid 5, van Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] en artikel van Verordening (EU) .../... [financiering, beheer en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], op voorwaarde dat dergelijke acties in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het desbetreffende programma. De regels van het fonds waaruit steun wordt verleend, zijn van toepassing.


Afdeling 5

Toezicht, verslaglegging en evaluatie

onderafdeling 1 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 28

Toezicht en verslaglegging

1. Overeenkomstig haar verplichtingen inzake verslaglegging op grond van artikel [43, lid 3, onder h), punten i) en iii),] van het Financieel Reglement verstrekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad informatie over de prestaties overeenkomstig bijlage V.

2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage V te wijzigen om de nodige aanpassingen aan te brengen in de informatie over de prestaties die aan het Europees Parlement en de Raad dient te worden verstrekt.

3. De indicatoren voor de verslaglegging over de vorderingen van het fonds bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de onderhavige verordening zijn opgenomen in bijlage VIII. Voor de outputindicatoren bedragen de uitgangswaarden nul. De mijlpalen voor 2024 en de streefdoelen voor 2029 zijn cumulatief.

4. Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het programma op doelmatige en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van financiële middelen van de Unie en, in voorkomend geval, de lidstaten.

5. Teneinde te waarborgen dat effectief wordt beoordeeld in hoeverre het fonds zijn doelstellingen verwezenlijkt, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage VIII te herzien en de indicatoren aan te vullen indien dit noodzakelijk is, alsmede om deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een kader voor toezicht en evaluatie, onder meer met betrekking tot het verstrekken van projectinformatie door de lidstaten.

Artikel 29

Evaluatie

1. De Commissie onderwerpt deze verordening en de in het kader van het fonds uitgevoerde acties aan een tussentijdse en een retrospectieve evaluatie.

2. De tussentijdse en de retrospectieve evaluatie worden tijdig uitgevoerd zodat ze in het besluitvormingsproces kunnen worden meegenomen.


onderafdeling 2 bepalingen inzake gedeeld beheer

Artikel 30

Jaarlijkse prestatieverslagen

1. De lidstaat dient uiterlijk op 15 februari 2023 en vervolgens uiterlijk op dezelfde dag van elk volgend jaar tot en met 2031 een jaarlijks prestatieverslag als bedoeld in artikel 36, lid 6, van Verordening (EU) .../2021 [verordening gemeenschappelijke bepalingen] bij de Commissie in. Het in 2023 ingediende verslag heeft betrekking op de uitvoering van het programma in de periode tot en met 30 juni 2022.

2. Het jaarlijks prestatieverslag bevat met name informatie over:

(a)de vorderingen bij de uitvoering van het programma en bij het bereiken van de mijlpalen en streefdoelen, rekening houdend met de meest recente gegevens, zoals vereist op grond van artikel van Verordening (EU) .../2021 [verordening gemeenschappelijke bepalingen];

(b)kwesties die van invloed zijn op de prestaties van het programma en de actie die is ondernomen om deze op te lossen;

(c)de complementariteit tussen de in het kader van het fonds ondersteunde acties en de door andere fondsen van de Unie verleende ondersteuning, met name die in of met betrekking tot derde landen;

(d)de bijdrage van het programma aan de tenuitvoerlegging van het acquis en de actieplannen van de Unie ter zake;

(e)de uitvoering van acties op het gebied van communicatie en zichtbaarheid;

(f)de vervulling van de toepasselijke randvoorwaarden en de toepassing daarvan tijdens de gehele programmeringsperiode;

(g)het aantal personen dat met hulp van het fonds is hervestigd in overeenstemming met de in artikel 16, lid 1, bedoelde bedragen;

(h)het aantal personen dat om internationale bescherming verzoekt of internationale bescherming geniet dat overeenkomstig artikel 17 naar een andere lidstaat is overgebracht.

3. De Commissie kan opmerkingen maken over het jaarlijks prestatieverslag binnen twee maanden na ontvangst daarvan. Als de Commissie geen opmerkingen maakt binnen deze termijn, wordt het verslag geacht te zijn aanvaard.

4. Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te waarborgen, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarbij het model voor het jaarlijks prestatieverslag wordt bepaald. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 31

Toezicht en verslaglegging

1. Toezicht en verslaglegging overeenkomstig titel IV van Verordening (EU) .../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] worden gebaseerd op de in de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage VI vermelde interventietypes. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de interventietypes.

2. Deze indicatoren worden gebruikt overeenkomstig artikel 12, lid 1, artikel 17 en artikel 37 van Verordening (EU) .../2021 [verordening gemeenschappelijke bepalingen].


HOOFSTUK III

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 32

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De bevoegdheid om de in de artikelen 13, 18, 28 en 31 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend tot en met 31 december 2028.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 13, 18, 28 en 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in dat besluit genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 zijn neergelegd.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig de artikelen 13, 18, 28 en 31 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 33

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het coördinatiecomité voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor grensbeheer en visa. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing,

3. Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan. Dit geldt niet voor de uitvoeringshandeling bedoeld in artikel 30, lid 4.

Artikel 34

Overgangsbepalingen

1. Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties in het kader van het Fonds voor asiel en migratie dat voor de periode 2014-2020 is opgericht bij Verordening (EU) nr. 516/2014 en op de betrokken acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.

2. De financiële middelen voor het fonds kunnen ook kosten dekken voor technische en administratieve bijstand die nodig is om de overgang naar het fonds te waarborgen voor de maatregelen die zijn vastgesteld krachtens zijn voorganger, het Fonds voor asiel, migratie en integratie, opgericht bij Verordening (EU) nr. 516/2014.

Artikel 35

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.