Artikelen bij COM(2018)282 - Technische aanpassing van het financieel kader voor 2019 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 23.5.2018

COM(2018) 282 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Technische aanpassing van het financieel kader voor 2019 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni (ESR 2010)(Artikel 6 van Verordening nr. 1311/2013 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020)


Inleiding

De MFK-verordening, als gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2015/623 van de Raad van 21 april 2015 1 en aangepast in het kader van de technische aanpassing voor 2018 2 , bevat de tabel van het financieel kader voor de EU-28 voor 2014-2020, uitgedrukt in prijzen van 2011 (tabel 1).

In artikel 6, lid 1, van de MFK-verordening is bepaald dat de Commissie ieder jaar vóór de begrotingsprocedure van het begrotingsjaar n+1 overgaat tot de technische aanpassing van het meerjarig financieel kader (MFK) op grond van de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU en van de prijzen, en dat de resultaten van deze aanpassing worden meegedeeld aan de Raad en het Europees Parlement. Wat de prijzen betreft, zijn de uitgavenmaxima tegen lopende prijzen vastgesteld op grond van de in artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening vermelde vaste jaarlijkse deflator van 2 %. Wat de ontwikkeling van het bni betreft, zijn de meest recente economische prognoses in deze mededeling opgenomen 3 .

Tegelijkertijd worden de volgende berekeningen door de Commissie verricht: de marge die onder het overeenkomstig Besluit 2014/335/EU, Euratom (eigenmiddelenbesluit - EMB 2014) 4 vastgestelde maximum van de eigen middelen beschikbaar blijft, het absolute bedrag van de in artikel 13 van de MFK-verordening bedoelde marge voor onvoorziene uitgaven, de in artikel 5 bedoelde overkoepelende marge voor betalingen en de in artikel 14 bedoelde overkoepelende marge voor vastleggingen. Voorts moet het submaximum van rubriek 2 met betrekking tot marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen worden aangepast ingevolge overschrijvingen tussen pijler I en plattelandsontwikkeling.

Aangezien het EMB 2014 in werking is getreden, werden de maxima van de eigen middelen en het maximum van de kredieten voor vastleggingen aangepast aan de nieuwe bni-gegevens volgens het Europees rekeningenstelsel (ESR 2010). Het maximumbedrag van de eigen middelen is nu vastgesteld op 1,20 % van het bni (eerder vastgesteld op 1,23 %) en het maximumbedrag van vastleggingen op 1,26 % van het bni (eerder vastgesteld op 1,29 %) 5 .

Het Verenigd Koninkrijk heeft overeenkomstig artikel 50 VEU kennis gegeven van zijn voornemen om de Europese Unie op 30 maart 2019 te verlaten. In het kader van deze technische aanpassing wordt het Verenigd Koninkrijk echter als lidstaat beschouwd. Punt 59 van het gezamenlijk verslag van de onderhandelaars van de Europese Unie en de regering van het Verenigd Koninkrijk 6 en de mededeling van de Commissie aan de Europese Raad 7 bepalen dat 'het Verenigd Koninkrijk zal bijdragen tot en deelnemen aan de uitvoering van de jaarlijkse Uniebegrotingen voor de jaren 2019 en 2020 alsof het lid van de Unie was gebleven'.

Het doel van deze mededeling is het resultaat van de overeenkomstig artikel 6 van de MFK-verordening gedane technische aanpassingen (EU-28) voor het begrotingsjaar 2019 aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen.

2. Aanpassing van de MFK-tabel (Bijlage - tabellen 1-2)

Tabel 1 toont het financieel kader voor de EU-28 in prijzen van 2011, zoals opgenomen in bijlage I bij de MFK-verordening, aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 1, en artikel 5.

Tabel 2 toont het voor 2019 aangepast financieel kader voor de EU-28 (dus uitgedrukt in lopende prijzen). Het in procent van het bni weergegeven financieel kader is geactualiseerd aan de hand van de meest recente economische prognoses (voorjaar 2018) en is aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 1, en artikel 5 van de MFK-verordening.

2.1.Totaalbedrag bni

Het bni voor 2019 is aan de hand van de meest recente prognoses vastgesteld op 16 489 019 miljoen EUR in lopende prijzen voor de EU-28. Overeenkomstig artikel 6, lid 4, van de MFK-verordening worden er geen andere technische aanpassingen verricht ten aanzien van het betrokken jaar, noch in de loop van het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren. Daarom, uitsluitend ter informatie, is het geactualiseerde bni volgens het ESR 2010 vastgesteld op 14 029 175 miljoen EUR voor 2014, op 14 716 840 miljoen EUR voor 2015, op 14 847 036 miljoen EUR voor 2016, op 15 294 451 miljoen EUR voor 2017 en op 15 892 594 miljoen EUR voor 2018. Om dezelfde reden wordt het maximum van de eigen middelen, dat momenteel is vastgesteld op 1,20 % van het bni (ESR 2010), pas vanaf 2018 aangepast in de MFK-tabel in de bijlage. Voor 2017 en voorgaande jaren bedraagt het maximum van de eigen middelen 1,23 % van het bni volgens het ESR 95.

2.2.Belangrijkste resultaten van de technische aanpassing van het MFK voor 2019

Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2019 (164 123 miljoen EUR) komt overeen met 1,00 % van het bni.

Het corresponderende totale maximum voor de betalingskredieten (166 709 miljoen EUR) komt overeen met 1,01 % van het bni. Op basis van de meest recente economische prognoses laat dit een marge van 31 159 miljoen EUR onder het maximum (1,20 %) van de eigen middelen (0,19 % van het bni voor de EU-28).

2.3.Aanpassing van het submaximum van rubriek 2

Op grond van artikel 3, lid 1, van de MFK-verordening moet het submaximum van rubriek 2 voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen (pijler I) in de periode 2014-2020 worden aangepast ingevolge de overschrijvingen tussen pijler I en pijler II overeenkomstig de rechtshandeling tot vaststelling van deze overschrijvingen. Het totale bedrag van het maximum voor rubriek 2 blijft ongewijzigd.

Eerste aanpassing: het submaximum van rubriek 2 werd een eerste keer aangepast in het kader van de technische aanpassing van het MFK voor 2015 8 . Deze in de eerste tabel hierna gespecificeerde aanpassing is weerspiegeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 van de Commissie van 10 april 2014 9 .

Tweede aanpassing: twee rondes van overschrijvingen tussen de pijlers van het GLB werden vastgesteld in de technische aanpassing van het MFK voor 2016 10 (zie tweede tabel hierna). Deze overschrijvingen omvatten de flexibiliteit tussen de pijlers overeenkomstig artikel 136 bis van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad 11 en artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 12 , alsook de geraamde opbrengst van de verlagingen van de rechtstreekse betalingen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze laatste verordening. De eerste ronde overschrijvingen is vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 13 en weerspiegeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1089/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 14 . De tweede ronde van overschrijvingen is vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1378/2014 van de Commissie van 17 oktober 2014 15 en weerspiegeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/141 van de Commissie van 29 januari 2015 16 .

Er is een onvoorziene kleine aanpassing verricht toen de wetgeving tot uitvoering van de voorschriften van de Unie inzake rechtstreekse betalingen in Wales in 2015 door de nationale rechterlijke instanties nietig werd verklaard. Deze wijziging is vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/142 van de Commissie van 2 december 2015 17 en weerspiegeld in Uitvoeringsverordening 2016/257 van de Commissie van 24 februari 2016 18 .

De laatste ronde van overschrijvingen tussen pijlers voor de begrotingsjaren 2019 en 2020 werd op 1 augustus 2017 ter kennis van de Commissie gebracht en vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/162 van de Commissie van 23 november 2017 19 , en weerspiegeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/288 van de Commissie van 19 februari 2018 20 (zie de vierde tabel hieronder).


De wijziging van het submaximum voor rubriek 2 in lopende prijzen moet worden omgezet in prijzen van 2011 met het oog op een technische aanpassing van de MFK-tabel in prijzen van 2011. Hiertoe wordt het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is, eerst omgezet in prijzen van 2011 door gebruik te maken van de vaste deflator van 2 %. Vervolgens wordt het resultaat afgerond om het aangepaste submaximum voor rubriek 2 te verkrijgen, aangezien de MFK-maxima alleen in miljoen EUR worden uitgedrukt. Slechts na deze afronding kan worden gegarandeerd dat het MFK-submaximum altijd hoger is dan het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is. Het resulterende kleine verschil vormt geen beschikbare marge, maar is uitsluitend het gevolg van de afronding, aangezien alle bedragen in de MFK-tabel in miljoen EUR moeten worden uitgedrukt. Voor elke jaarbegroting maakt de Commissie gebruik van de exacte bedragen van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is. Dezelfde benadering werd gevolgd bij de vorige technische aanpassingen van het MFK.

Onderstaande tabel toont het nettoresultaat van de overschrijvingen tussen de twee pijlers van het GLB en de gevolgen daarvan voor het submaximum van rubriek 2.


3. Overkoepelende marge voor betalingen (OMB)

Overeenkomstig artikel 5 van de MFK-verordening wordt het maximum voor betalingen voor de jaren 2015-2020 door de Commissie naar boven bijgesteld met een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de uitgevoerde betalingen en het MFK-maximum voor betalingen van het jaar n-1. Aanpassingen naar boven toe worden volledig verrekend met een overeenkomstige verlaging van het maximum voor de betalingskredieten voor het jaar n-1 in constante prijzen van 2011.

In het kader van de technische aanpassing voor 2016 is de resterende marge van 2014 (104 miljoen EUR in lopende prijzen) overgedragen naar het begrotingsjaar 2015 (106 miljoen EUR in lopende prijzen) en zijn de maxima dienovereenkomstig aangepast. In het kader van de technische aanpassing voor 2017 is de resterende marge van 2015 (1 288 miljoen EUR) overgedragen naar de begrotingsjaren 2018-2020. In het kader van de technische aanpassing voor 2018 is de resterende marge van 2016 (13 991 miljoen EUR) overgedragen naar de begrotingsjaren 2018-2020. In de technische aanpassing van dit jaar wordt de OMB voor 2017 berekend.

De betalingen voor andere speciale instrumenten worden beschouwd als overschrijding van de MFK-maxima 21 . Het maximum voor betalingen bedroeg voor 2017 142 906 miljoen EUR in lopende prijzen. Na verrekening met het bedrag dat in 2014 in de marge voor onvoorziene uitgaven is gebruikt (2 818,2 miljoen EUR), is het overblijvende maximum voor betalingen dat ter vergelijking wordt gebruikt, 140 087,8 miljoen EUR. In 2017 is voor 126 486,6 miljoen EUR aan betalingen verricht. Dit bedrag omvat de betalingen uitgevoerd op de in de begroting 2017 toegestane betalingskredieten (124 690,6 miljoen EUR) en overdrachten van 2017 naar 2018 (1 796,0 miljoen EUR) 22 . De betalingen voor de speciale instrumenten worden buiten de begrotingsuitvoering gelaten (2 713,3 miljoen EUR, waarvan 2 713,1 miljoen EUR uitgevoerd en 0,2 miljoen EUR overgedragen). De voor de berekening van de OMB in aanmerking genomen uitvoering is dus 123 773,3 miljoen EUR (124 690,6 miljoen EUR + 1 796,0 miljoen EUR – 2 713,3 miljoen EUR).

Alle overdrachten van 2016 naar 2017 zijn meegeteld als zijnde uitgevoerd voor de berekening van de OMB 2016, maar niet alle overdrachten zijn ook daadwerkelijk uitgevoerd. De geannuleerde overdrachten moeten daarom bij de berekening worden opgeteld omdat ze in feite onderbesteding vertegenwoordigen. De geannuleerde overdrachten van 2016 naar 2017 belopen 99,3 miljoen EUR, waarvan 0,04 miljoen EUR voor de speciale instrumenten. Het totale bedrag van de in aanmerking genomen geannuleerde overdrachten bedraagt dus 99,2 miljoen EUR.

De resterende marge onder het maximum van de betalingen voor 2017 bedraagt 16 413,7 miljoen EUR in lopende prijzen (nl. 142 906 miljoen EUR – 2 818,2 miljoen EUR – 123 773,3 miljoen EUR + 99,2 miljoen EUR). Daarom is het maximum voor 2017 verlaagd met 16 414 miljoen EUR in lopende prijzen of 14 575 miljoen EUR in prijzen van 2011.

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening wordt voor de berekening van de OMB en de corresponderende aanpassing van de maxima de jaarlijkse deflator van 2 % gebruikt. De OMB wordt overgedragen naar de maxima voor betalingen van de jaren 2019 en 2020. 6 379 miljoen EUR in prijzen van 2011 wordt overgedragen naar 2019 (waardoor het toegestane maximum van 11 miljard EUR in prijzen van 2011 wordt bereikt) en 8 196 miljoen EUR wordt overgedragen naar 2020 (183 miljoen EUR onder het maximum voor de aanpassing van 13 miljard EUR). Dit stemt overeen met een stijging in lopende prijzen van 7 474 miljoen EUR in 2019 en 9 795 miljoen EUR in 2020.

Het resultaat is dat het algemene maximum voor betalingen voor de periode 2014-2020 in prijzen van 2011 ongewijzigd blijft en met 855 miljoen EUR stijgt in lopende prijzen.

Onderstaande tabel toont de details van de berekening van de OMB voor 2017.


Onderstaande tabel toont de overeenkomstige aanpassingen van de maxima voor betalingen:


4. Speciale instrumenten

Er zijn instrumenten die buiten de in het financieel kader 2014-2020 overeengekomen uitgavenmaxima vallen. Deze instrumenten dienen om snel te kunnen reageren op uitzonderlijke of onvoorziene gebeurtenissen, en geven – binnen bepaalde grenzen – enige flexibiliteit boven de overeengekomen uitgavenmaxima.


4.1.Reserve voor noodhulp

Overeenkomstig artikel 9 van de gewijzigde MFK-verordening kan de reserve voor noodhulp voor maximaal 300 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 351,5 miljoen EUR in 2019 in lopende prijzen (2 301,4 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het niet-bestede bedrag van het voorgaande jaar kan worden overgedragen naar het volgende jaar. De overdracht van 2017 naar 2018 bedraagt 61,7 miljoen EUR.

Onderstaande tabel toont de details van de jaarlijkse beschikbare middelen en het gebruik van de reserve voor noodhulp sinds 2014:


4.2.Solidariteitsfonds van de Europese Unie

Overeenkomstig artikel 10 van de MFK-verordening kan het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor maximaal 500 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 585,8 miljoen EUR in 2019 in lopende prijzen (3 944,7 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het niet-bestede bedrag van het voorgaande jaar kan worden overgedragen naar het volgende jaar. De overdracht van 2017 naar 2018 bedraagt 140,8 miljoen EUR. Eind 2017 verviel geen bedrag. 294 miljoen EUR van het deel voor 2018 werd toegewezen aan 2017, om te voorzien in voldoende financiering voor de behoeften (aardbevingen in Italië).

Onderstaande tabel toont de details van de jaarlijks beschikbare bedragen en het gebruik van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie sinds 2014:


4.3.Flexibiliteitsinstrument

Overeenkomstig artikel 11 van de gewijzigde MFK-verordening kan het Flexibiliteitsinstrument voor maximaal 600 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 703 miljoen EUR in 2019 in lopende prijzen (4 315 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). De niet-bestede jaarlijkse bedragen van de voorgaande drie jaren kunnen worden overgedragen.

Volgens artikel 6, lid 1, onder f), waarin wordt verwezen naar artikel 11, lid 1, tweede alinea, wordt met ingang van 2017 het beschikbare jaarlijkse bedrag voor het flexibiliteitsinstrument elk jaar verhoogd met de bedragen gelijk aan het deel van het jaarlijkse bedrag voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie en het deel van het jaarlijkse bedrag voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering die in het voorgaande jaar zijn vervallen.

Onderstaande tabel toont de details van de jaarlijks beschikbare middelen en het gebruik van het flexibiliteitsinstrument sinds 2014:


4.4.Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

Overeenkomstig artikel 12 van de MFK-verordening kan het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor maximaal 150 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 175,7 miljoen EUR in 2019 in lopende prijzen (1 183,4 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). De ongebruikte bedragen van voorgaande jaren kunnen niet worden overgedragen. Het bedrag van 151 miljoen EUR dat eind 2017 is vervallen, wordt gebruikt om het flexibiliteitsinstrument in 2018 te versterken.

Onderstaande tabel toont de details van de jaarlijks beschikbare middelen en het gebruik van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering sinds 2014:


4.5.Marge voor onvoorziene uitgaven

Overeenkomstig artikel 13 van de MFK-verordening wordt een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie gevormd buiten de in het financieel kader vastgestelde maxima voor de periode 2014-2020.

Het absolute bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven voor het jaar 2019 is 4 946,7 miljoen EUR.


4.6.Overkoepelende marge voor vastleggingen voor groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren, en voor maatregelen op het gebied van migratie en veiligheid (OMV)

Overeenkomstig artikel 14 van de MFK-verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) nr. 2017/1123 van de Raad, vormen marges die beschikbaar blijven onder de MFK-maxima voor vastleggingskredieten een overkoepelende marge voor vastleggingen, die beschikbaar worden gesteld boven de maxima die in het MFK zijn vastgesteld voor de jaren 2016 tot en met 2020 voor beleidsdoelstellingen met betrekking tot groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren, en migratie en veiligheid.

In de definitieve begroting van 2017 bedraagt de onder het maximum voor vastleggingen resterende marge in 2017 1 115,5 miljoen EUR. De vastleggingen op speciale instrumenten (inclusief het gebruik van de OMV en de marge voor onvoorziene uitgaven) worden niet in aanmerking genomen, aangezien ze worden uitgevoerd boven de maxima van het MFK.

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening wordt voor de berekening van de OMV de jaarlijkse deflator van 2 % gebruikt. De resterende marge van 2017 die voor 2018 beschikbaar wordt gesteld, bedraagt 1 115,5 miljoen EUR in lopende prijzen in 2017 of 1 137,8 miljoen EUR in lopende prijzen in 2018 23 (1 160,6 miljoen EUR in lopende prijzen in 2019). De OMV in prijzen van 2011 komt uit op 990,5 miljoen EUR.

Onderstaande tabel toont de details van de berekening van de OMV 2017:


Momenteel blijft een deel van de OMV 2016 (550,9 miljoen EUR in prijzen van 2018) beschikbaar. De totale beschikbaarheid van de OMV in 2018 is dus 1 688,7 miljoen EUR (in lopende prijzen).

Onderstaande tabel toont de details van de beschikbare middelen en het gebruik van de OMV sinds 2014:


5. Overzichtstabel en conclusies

De onderstaande tabellen geven een overzicht van de uit artikel 3, lid 1, en artikel 5 van de MFK-verordening voortvloeiende aanpassingen van de maxima voor vastleggings- en betalingskredieten in het financieel kader, in lopende prijzen en in prijzen van 2011:


(1) PB L 103 van 22.4.2015, blz. 1.
(2) COM(2017) 473 final van 15.9.2017.
(3) https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-performance-and-forecasts/economic-forecasts/spring-2018-economic-forecast_en
(4) PB L 168 van 7.6.2014.
(5) COM(2016) 829 final van 21.12.2016.
(6) Gezamenlijk verslag van de onderhandelaars van de Europese Unie en de regering van het Verenigd Koninkrijk over de vooruitgang tijdens fase 1 van de onderhandelingen uit hoofde van artikel 50 VEU inzake de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, 8 december 2017, blz. 9.
(7) COM(2017) 784 final, blz. 10.
(8) COM(2014) 307 final van 28.5.2014.
(9) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 van de Commissie tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 108 van 11.4.2014, blz. 13).
(10) COM(2015) 320 final van 22.5.2015.
(11) Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).
(12) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
(13) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot wijziging van de bijlagen VIII en VIII quater bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II, III en VI bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 280 van 24.9.2014, blz. 1).
(14) Uitvoeringsverordening (EU) 1089/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 299 van 17.10.2014, blz. 7).
(15) Gedelegeerde verordening (EU) nr. 1378/2014 van de Commissie van 17 oktober 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 367 van 23.12.2014, blz. 16).
(16) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/141 van de Commissie van 29 januari 2015 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 24 van 30.1.2015, blz. 11).
(17) Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/142 van de Commissie van 2 december 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 28 van 4.2.2016, blz. 8).
(18) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/257 van de Commissie van 24 februari 2016 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 49 van 25.2.2016, blz. 1).
(19) Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/162 van de Commissie van 23 november 2017 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 30 van 2.2.2018, blz. 6).
(20) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/288 van de Commissie van 19 februari 2018 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2014/367 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 55 van 27.2.2018, blz. 18).
(21) Mochten het Europees Parlement, de Raad en de Commissie anders overeenkomen wat betreft de betalingen voor de speciale instrumenten, dan zal de Commissie met die overeenkomst rekening houden bij de berekening van de OMB in toekomstige technische aanpassingen.
(22) Mocht een van de overdrachten van 2017 naar 2018 worden geannuleerd in 2018, dan zal het overeenkomstige bedrag worden opgeteld bij de berekening van de OMB in 2019.
(23) Bij gebruik van de totaliteit of een deel van het bedrag in de jaren 2019-2020 zal het dienovereenkomstig worden aangepast door toepassing van de jaarlijkse deflator van 2 % overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening.