Artikelen bij COM(2017)315 - Discussienota over de toekomst van de Europese defensie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2017)315 - Discussienota over de toekomst van de Europese defensie.
document COM(2017)315 NLEN
datum 7 juni 2017
EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 7.6.2017

COM(2017) 315 final

DISCUSSIENOTA

OVER DE TOEKOMST VAN DE EUROPESE DEFENSIE


Discussienota over de toekomst van de Europese defensie (2025)


Voorwoord


Op 1 maart 2017 heeft de Europese Commissie een witboek gepresenteerd over de toekomst van Europa. Dit witboek wordt gevolgd door een reeks discussienota’s over onderwerpen die van belang zijn voor de toekomst van de Europese Unie met 27 lidstaten.


De onderhavige discussienota over de toekomst van de Europese defensie is de vierde in deze reeks. Na een beschrijving van de belangrijkste trends en uitdagingen voor de toekomst van onze veiligheid en defensie worden er opties in uiteengezet voor drie verschillende scenario’s om tot een veiligheids- en defensie-unie te komen. Deze scenario’s sluiten elkaar niet uit, maar gaan uit van verschillende ambitieniveaus wat betreft samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie binnen de EU.


De Europese Unie heeft in ons deel van de wereld voor een ongekende periode van vrede gezorgd. De toenemende instabiliteit – zowel in Europa’s nabuurschap als in de rest van de wereld – en nieuwe dreigingen die ontstaan door economische, technologische en milieufactoren, vormen belangrijke uitdagingen voor onze veiligheid. De burgers zijn in toenemende mate bezorgd over hun veiligheid en gaan ervan uit dat de Unie hen beschermt. Als wij aan hun verwachtingen willen voldoen, moeten veiligheid en defensie in de toekomst van het Europese project een prominentere rol krijgen. Dit is onderkend in de Verklaring van Rome, die een beeld oproept van een veilige Unie, die vastbesloten is haar gemeenschappelijke veiligheid en defensie te versterken.


De eerste ambitieuze stappen richting een veiligheids- en defensie-unie zijn gezet. De discussienota is een aanvulling op de lopende werkzaamheden in verband met het defensiepakket dat de Europese Raad in december 2016 heeft bekrachtigd, namelijk de uitvoering van de integrale EU-strategie inzake veiligheid en defensie, het Europees defensieactieplan en onze samenwerking met de NAVO. Deze drie componenten leiden momenteel tot zeer concrete maatregelen: we hervormen de structuren van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, ontwikkelen civiele en militaire vermogens en instrumenten, versterken de Europese defensiesamenwerking en verbeteren onze partnerschappen met partnerlanden en partnerorganisaties als de VN en de NAVO. Tezelfdertijd moet er meer gebeuren, wil de Unie meer verantwoordelijkheid wil dragen voor de Europese veiligheid.


Uitgaande van de geboekte vooruitgang, is het nu tijd om na te gaan welke concrete ambities er zijn wat betreft de rol die de Unie in de toekomst zal spelen op het gebied van veiligheid en defensie. Deze discussienota is de bijdrage van de Europese Commissie aan het debat over dit onderwerp, dat in de 27 lidstaten zal worden voortgezet.


Er staat voor Europa en onze burgers veel op het spel. Het is onze verantwoordelijkheid om de belofte van vrede waar te maken, voor de huidige en de toekomstige generaties.


“In deze tijden van verandering en ons bewust van de zorgen van onze burgers, onderschrijven wij de Agenda van Rome en beloven wij toe te werken naar:

[…] een Unie die bereid is meer verantwoordelijkheden op zich te nemen en een bijdrage te leveren aan het tot stand brengen van een meer concurrerende en geïntegreerde defensiesector; een Unie die streeft naar het versterken van haar gemeenschappelijke veiligheid en defensie, ook in samenwerking en complementariteit met de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, rekening houdend met nationale omstandigheden en juridische verbintenissen […].”


Verklaring van Rome van 25 maart 2017

“Verder ben ik van mening dat we ervoor moeten zorgen dat Europa ook op het gebied van veiligheid en defensie sterker komt te staan. Natuurlijk is Europa in de eerste plaats een 'soft power'. Maar zelfs de sterkste 'soft powers' kunnen zich op den duur niet staande houden zonder in elk geval een deel van hun defensiecapaciteit te integreren.”


Jean-Claude Juncker

Voorzitter van de Europese Commissie

Politieke beleidslijnen voor de Europese Commissie, 15 juli 2014.


1.Inleiding


Onze Unie is verrezen uit de as van twee wereldoorlogen, die 80 miljoen mensen het leven kostten. Zij is geboren uit de wens om voor blijvende vrede in Europa te zorgen. Ruim zestig jaar later kunnen de meeste Europeanen terugblikken op een vrede die al drie generaties en zeven decennia duurt – langer dan ooit tevoren in de veelbewogen geschiedenis van Europa (zie figuur 1).


De wereld mag in die tijd dan ingrijpend zijn veranderd, wij blijven ons onverminderd inzetten voor vrede. Tegenwoordig hebben we in ons dagelijks leven ongekende mogelijkheden, maar we staan ook voor nieuwe dreigingen en uitdagingen. We kunnen er niet langer blindelings van uitgaan dat binnenlandse vrede en veiligheid voortduren in een wereld waarin mondiale en regionale machten zich herbewapenen, terroristen toeslaan in het hart van Europese en niet-Europese steden, en cyberaanvallen steeds ernstiger worden.


Tegen deze achtergrond hebben de Europese Unie en haar lidstaten de plicht en de verantwoordelijkheid om burgers te beschermen en op te komen voor de Europese belangen en waarden. Veiligheid is momenteel een van de grootste zorgen van de Europeanen. Zij verwachten dat de Unie instaat voor hun bescherming. Zij willen zich veilig kunnen voelen in Europa, en terecht.


Het beschermen van onze samenlevingen en vrijheden is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Als we willen waarborgen dat de generaties na ons in vrede kunnen leven, zoals dat ook voor ons is gedaan, moeten veiligheid en defensie een prominentere rol krijgen in het Europese project. Onze Unie kan een unieke meerwaarde bieden waar het gaat om de toekomst van de Europese veiligheid en defensie.


Veel van de dreigingen waar we vandaag de dag mee te maken hebben, houden niet op bij de landsgrenzen. Hoewel het nog altijd de lidstaten zijn die de frontlinie vormen en verantwoordelijk zijn voor de mogelijke inzet van ordediensten en strijdkrachten, kunnen deze nieuwe dreigingen het best worden voorkomen en verholpen door samen te werken.


De EU kan een dergelijke samenwerking initiëren, vergemakkelijken en versterken en zij kan helpen om collectief optreden doeltreffender te maken. De Unie kan haar lidstaten een kader en de prikkels bieden om meer en betere defensievermogens te ontwikkelen en in stand te houden. Dit kan door systematischer samen te werken en gezamenlijk de technologieën en vermogens te ontwikkelen die nodig zijn voor de veiligheid van Europa.


Een van de belangrijkste troeven van de EU-aanpak is de combinatie van 'soft' en 'hard power'. De Unie gebruikt zowel veiligheids- en defensie-instrumenten als diplomatie, sancties, ontwikkelingssamenwerking en handel om conflicten te voorkomen. Zij bevordert vrede, inclusieve groei, mensenrechten, de rechtsstaat en milieubescherming in binnen- en buitenland. 'Soft power' alleen is in een onstabiele wereld wellicht niet toereikend, maar deze geïntegreerde aanpak ligt wel ten grondslag aan duurzame veiligheid.


Onze Unie is ook een uniek platform voor het coördineren van veiligheids- en defensiebeleid met cruciale partners als de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en de Verenigde Naties. Thans brengt een geheel nieuw momentum de EU en de NAVO dichter bij elkaar.


In zijn State of the Union 2016 pleitte voorzitter Juncker voor een “een Europa dat ons verdedigt — zowel binnen als buiten zijn grenzen.” Deze discussienota behandelt de kwesties die van belang zijn voor de toekomst van onze veiligheid en defensie. Daarbij wordt verder gekeken dan de discussies en beslissingen die nu in de aandacht staan. In plaats daarvan volgen een beschrijving van de onderliggende structurele trends, verschillende toekomstscenario’s voor de Europese veiligheid en defensie tegen 2025, en suggesties voor mogelijke vervolgstappen.


Figuur 1: Oorlog en vrede in de Europese geschiedenis


Bron: Europees Centrum voor politieke strategie




2.Hoofdlijnen


Een aantal strategische, politieke, economische en technologische trends doet vermoeden dat de tijd rijp is voor een Europese koerswijziging op het gebied van veiligheid en defensie.


Strategische factoren


Na decennia lang vrede te hebben gekend, krijgt Europa nu te maken met een nieuwe realiteit binnen en buiten zijn grenzen. Ten oosten van de EU hebben landen te maken met militaire, economische, politieke en energiezekerheidsgerelateerde dreigingen en kwetsbaarheden. Aan de overzijde van de Middellandse Zee en in delen van Afrika ten zuiden van de Sahara heeft zich door het ontstaan van niet-bestuurde gebieden en conflicten een vacuüm gevormd waarin terroristen en criminelen kunnen gedijen. Regionale spanningen lopen sterk op en het aantal burgerslachtoffers en vluchtelingen in de wereld is enorm toegenomen: momenteel zijn er meer dan 60 miljoen ontheemden. Meer connectiviteit doet de grenzen tussen binnen- en buitenlandse veiligheid vervagen. Ook klimaatverandering en de schaarste van hulpbronnen, gepaard aan demografische groei en een zwak staatsbestel, kunnen wereldwijd conflicten en instabiliteit veroorzaken.


Tegelijkertijd evolueren de trans-Atlantische betrekkingen. Het is in de eerste plaats aan Europa om zijn veiligheid te verbeteren. De middelen zouden voorhanden moeten zijn: collectief staan de landen van Europa wereldwijd op de tweede plaats qua militaire uitgaven. Samen met de Verenigde Staten en andere landen is Europa medeverantwoordelijk voor vrede en veiligheid in de wereld. Hoewel de EU samenwerking met haar partners als norm en voorkeursoptie blijft beschouwen, zouden we zo nodig ook alleen moeten kunnen optreden.


In 2016 hebben de nationale regeringen een sterker antwoord gegeven op dringende veiligheidsdreigingen en de bezorgdheid onder hun burgers. De defensiebudgetten werden dienovereenkomstig verhoogd. Maar er is nog een lange weg te gaan. Willen we tot een strategisch autonoom Europa komen, dan zullen we meer moeten uitgeven aan defensie en daarbij zowel beter als gezamenlijker te werk moeten gaan (zie figuur 2). De Verenigde Staten investeren al meer dan tweemaal zoveel in defensie dan alle lidstaten samen en zullen hun budget in 2018 met bijna 10 % verhogen. China heeft zijn budget de laatste tien jaar 150 % verhoogd, en zal daar in 2017 naar verwachting nog eens 7 % bij doen, terwijl Rusland vorig jaar 5,4 % van zijn bbp in defensie heeft geïnvesteerd.


Figuur 2: Europese defensie-uitgaven in vergelijkend perspectief




Bron: Stockholm International Peace Research Institute (gegevens over 2016), Janes, Europees Centrum voor politieke strategie


Politieke factoren


De leiders van de EU hebben zich ertoe verbonden de Europese veiligheid en defensie te versterken. En dat is wat de burgers van hen vragen en verwachten. Opiniepeilingen wijzen duidelijk uit dat veiligheid voor de meeste Europese burgers nu de grootste zorg is (zie figuur 3), ook al lopen de redenen waarom zij zich onveilig voelen, uiteen tussen de lidstaten.


Europeanen zijn het er ook over eens dat samenwerking tussen de EU-landen van cruciaal belang is voor hun veiligheid. In alle lidstaten wil een grote meerderheid het liefst “meer Europa” als het gaat om veiligheid en defensie (figuur 3). In een ruimte van vrij verkeer van goederen, diensten, geld en mensen kan veiligheid niet worden opgesplitst, noch ten volle worden gewaarborgd door de lidstaten alleen. Het is glashelder wat de Europeanen willen: veiligheid en defensie zouden een integraal deel moeten uitmaken van het takenpakket van de Unie.


Figuur 3: Zorgen en wensen van burgers




Bron: Eurobarometer


Economische en technologische factoren


Op dit moment zijn de defensiemarkten sterk gefragmenteerd, wat leidt tot een gebrek aan interoperabiliteit en ten minste 30 miljard aan alternatieve kosten. Het tot stand gebrachte defensievermogen valt bij deze uitgaven in het niet (zie figuur 4) en de nationale bijdragen aan de Europese defensie lopen uiteen.


In de geconnecteerde, gecontesteerde en complexe wereld van vandaag zijn lidstaten gewoon te klein om dingen op eigen kracht voor elkaar te krijgen. Machten die een heel continent omvatten, kunnen zich veel beter handhaven dan kleine tot middelgrote staten. Meer dan ooit zijn schaalvoordelen van belang voor het verbeteren van doeltreffendheid en doelmatigheid.


Dit is des te belangrijker nu de druk op de nationale begrotingen hoog blijft. De spanning tussen budgettaire beperkingen en de concurrerende prioriteiten van het openbaar beleid zal kenmerkend blijven voor de politieke economie van veel lidstaten. Tegelijk zal de mededinging tussen de industriële wereldspelers toenemen, wat noopt tot een efficiënter gebruik van hulpmiddelen (circulaire economie). Als Europa op wereldniveau wil concurreren, moet het zijn beste industriële en technologische vermogens clusteren en integreren.


Technologische innovatie zorgt er ook voor dat de aard en het aanzien van veiligheid en defensie ingrijpend veranderen. Big data, cloud-technologie, onbemande voertuigen en kunstmatige intelligentie ontketenen een ware revolutie binnen de defensiesector. Bovendien wordt hierdoor de technologische voorsprong van de civiele sector op defensiegebied groter. De beschikbaarheid van zulke betrekkelijk toegankelijke technologie werkt echter ook de snelle toename in de hand van niet-conventionele, transnationale en asymmetrische dreigingen, zoals hybride, chemische, biologische, nucleaire en cyberaanvallen. Door de sterke toename van het aantal internetgebruikers zijn cybercriminaliteit en het gebruik van internet voor terroristische doeleinden uitgegroeid tot nieuwe factoren van belang voor oorlogsvoering in de 21e eeuw.


Als we vooruitgaan, zal doeltreffende Europese veiligheid en defensie berusten op efficiënte coördinatie van grote investeringen in onderzoek en ontwikkeling door de EU en haar lidstaten. Hierdoor wordt het gemakkelijker om gelijke tred te houden met nieuwe trends en om de technologische en industriële vermogens te genereren die Europa nodig heeft voor zijn strategische autonomie.


Figuur 4: Duplicatie van Europese defensie-uitgaven


 

Bron: Stockholm International Peace Research Institute (gegevens over 2016), Military Balance (militair situatiebeeld) van het Internationaal Instituut voor strategische studies, Europees Centrum voor politieke strategie


3.Europa in 2025 – naar een veiligheids- en defensie-unie


Veiligheidsdreigingen doen zich niet ver van onze grenzen en burgers voor. Politieke leiders reageren al op dergelijke trends. Er wordt gewerkt aan een aantal initiatieven ter uitvoering van de integrale EU-strategie inzake veiligheid en defensie, om de betrekkingen tussen de EU en de NAVO te versterken en de lidstaten in staat te stellen zich met defensieonderzoek bezig te houden en samen defensievermogens te ontwikkelen.


Geleidelijk wordt het fundament gelegd voor een Europese veiligheids- en defensie-unie. Alleen als we krachtig voortgaan op de ingeslagen weg, zullen onze burgers zich veilig kunnen voelen. We zullen op een aantal gebieden vooruitgang moeten boeken:


Ten eerste kunnen de lidstaten in een gemondialiseerde wereld alleen sterker en soevereiner worden als zij binnen de Europese Unie nauwer samenwerken, ook op defensiegebied. Dit doet absoluut niets af aan de grondwettelijke rechten en verantwoordelijkheden van elk land. Systematische defensiesamenwerking en geleidelijke integratie zullen juist bijdragen tot het behoud van de nationale soevereiniteit.


Ten tweede is dreiging in het verleden op verschillende manieren beleefd en was er ook sprake van verschillende strategische culturen. Ook de aard van de dreigingen is mettertijd veranderd. We hebben nu te maken met hybride en transnationale dreigingen en met de aanzienlijke impact van conflicten in buurtregio’s. Een veiligheids- en defensie-unie zou een sterkere harmonisatie van de strategische culturen moeten bevorderen, alsmede een gemeenschappelijke opvatting van wat een dreiging is en wat een passende reactie. Daarvoor zijn gezamenlijke besluitvorming, gezamenlijk optreden en meer financiële solidariteit op Europees niveau vereist.


Ten derde evolueert de aard van de trans-Atlantische betrekkingen. Het is de hoogste tijd dat we in Europa meer verantwoordelijkheid gaan dragen voor onze eigen veiligheid. Net als nu zouden de EU en de NAVO hun optreden op het gebied van zowel harde als zachte veiligheid blijven coördineren. Daarnaast zou de EU het kader zijn waarbinnen de 27 lidstaten (na de brexit), waarvan er 21 NAVO-bondgenoten zijn (zie figuur 5), hun defensie samen versterken en zwakke punten verhelpen. De EU27-lidstaten zouden hierdoor meer verantwoordelijkheid voor hun eigen veiligheid kunnen dragen en een grote sprong vooruit kunnen maken waar het gaat om internationale vrede en veiligheid.


Ten vierde moeten de defensie-uitgaven breder en efficiënter worden. Duplicaties tussen lidstaten kunnen ten koste gaan van de interoperabiliteit van hun defensie-uitrusting. Ook kunnen duplicaties ten koste van de voorbereiding en de paraatheid van de strijdkrachten gaan en tot lacunes in de defensievermogens leiden. Daarom zouden de defensie-uitgaven van de lidstaten beter moeten worden gecoördineerd. Het grootste deel van de financiële middelen voor defensie zal uit nationale bronnen afkomstig blijven. Als de EU-begroting echter van een nieuwe ambitie op defensiegebied zou getuigen en er een grootschalig Europees Defensiefonds van de grond komt, zouden de lidstaten hun middelen verstandiger kunnen uitgeven en meer waar voor hun geld krijgen. De Europese Raad zou erover kunnen nadenken hoe de huidige beperkingen inzake de gemeenschappelijke financiering van militaire aangelegenheden van de EU zouden kunnen worden overwonnen naarmate het tot een gemeenschappelijke defensie komt.


Ten slotte is voor systematische samenwerking en integratie op defensiegebied ook een echte eengemaakte defensiemarkt nodig. Dit vereist stimulering van industriële mededinging, grensoverschrijdende toegang van kleinere sectoren in de toeleveringsketen, specialisering, schaalvoordelen voor leveranciers, optimaal productievermogen, lagere productiekosten en voorzieningszekerheid. Een eengemaakte defensiemarkt zou ook bevorderlijk zijn voor het cruciale onderzoek en de nieuwe start-ups die nodig zijn om de essentiële technologieën te ontwikkelen die Europa nodig heeft om het hoofd te bieden aan haar uitdagingen op veiligheidsgebied. Maar dit zal ook tot transitiekosten en terechte bezorgdheid leiden; een en ander vraagt om passende maatregelen en afdoende bescherming van de nationale veiligheidsbelangen.


Figuur 5: EU- en NAVO-leden (2017)



Bron: Europees Centrum voor politieke strategie


Afhankelijk van de politieke wil van de lidstaten om op dit vlak vooruitgang te boeken, zijn tegen de horizon van 2025 drie scenario’s voorstelbaar.


Het gaat om opeenvolgende stappen in dezelfde richting. Elk scenario houdt rekening met de reeds beschreven trends en factoren. De onderdelen van de verschillende scenario’s sluiten elkaar niet wederzijds uit en er zijn ook andere denkbaar. Zij staan veeleer voor verschillende aspecten van de verschillende ambitieniveaus ten aanzien van de veiligheids- en defensie-unie, wat betreft solidariteit, operaties, vermogens, industrie en het gebruik van financiële middelen. De scenario’s illustreren hoe de potentiële meerwaarde van de EU die kan worden aangeboord, afhankelijk is van de wil van de lidstaten. Een aantal van de in de scenario’s genoemde elementen wordt reeds onderzocht of uitgevoerd. De drie scenario’s zijn als voorbeeld bedoeld en lopen geenszins vooruit op het uiteindelijke juridische en politieke standpunt van de Commissie.


a) Samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie


In dit scenario werken de EU27-lidstaten op het gebied van veiligheid en defensie vaker dan in het verleden samen.


Deze samenwerking vindt voornamelijk op vrijwillige basis plaats en is afhankelijk van ad-hocbeslissingen die worden genomen wanneer zich een nieuwe dreiging of een nieuw risico voordoet. Doordat de wereld in toenemende mate complex en onstabiel is, is nauwere samenwerking dan in voorgaande decennia gerechtvaardigd, maar de lidstaten zijn – in politiek of juridisch opzicht – niet verplicht een gemeenschappelijke koers op het gebied van veiligheid en defensie aan te houden. Elke lidstaat bekijkt per geval hoe solidariteit wordt geïnterpreteerd en hoe solidariteit gestalte krijgt.


De Europese Unie kan nog steeds op crisisbeheersing gerichte civiele missies en betrekkelijk kleinschalige militaire missies en operaties uitvoeren. De Unie voert voornamelijk missies inzake capaciteitsopbouw uit teneinde het veiligheids- en defensieapparaat van partnerlanden te versterken en hervormen, waardoor tevens de weerbaarheid van de EU wordt versterkt. Grootschaligere en complexere operaties vinden plaats onder aanvoering van de lidstaten die daartoe het beste in staat zijn. De strategische manoeuvreerruimte van de Unie hangt per geval af van de mate van overeenstemming tussen de lidstaten.


De EU vult de inspanningen van de afzonderlijke lidstaten en van haar belangrijkste partners aan. Met name wordt nauwer met de NAVO samengewerkt op gebieden als hybride dreigingen alsmede cyber- en maritieme veiligheid, wanneer een doeltreffende reactie een combinatie van 'hard power' en 'soft power' vereist. Indien echter zowel de EU als de NAVO aanwezig zijn, blijft de NAVO vertrouwen op de grotere militaire vermogens waarover zij beschikt, terwijl de EU haar bredere instrumentarium benut en haar “zachtere” middelen, instrumenten en maatregelen koppelt aan doelgerichte militaire missies en operaties.


Reacties op niet-conventionele dreigingen op het snijvlak van intern en extern beleid, zoals hybride dreigingen of cyberterrorisme, blijven grotendeels nationaal, maar worden doeltreffender omdat er op EU-niveau meer steun wordt gegeven. De Europese Unie zorgt ervoor dat er meer informatie wordt uitgewisseld, zodat de lidstaten beter op de hoogte zijn en weerbaarder worden. De nationale veiligheids- en inlichtingendiensten wisselen op meer stelselmatige wijze informatie uit, waardoor externe dreigingen beter en gezamenlijk worden doorgrond. De lidstaten wisselen meer informatie uit over cyberdreigingen en -aanvallen; op die manier zijn zij in staat meer doeltreffende nationale strategieën, vermogens en reacties te ontwikkelen. De Unie draagt tevens rechtstreeks bij tot het versterken van de weerbaarheid van kritieke infrastructuurvoorzieningen, toeleveringsketens en van maatschappijen, op gebieden als energie en de ruimte. De Europese grens- en kustwacht helpt de buitengrenzen van de EU te bewaken en beschermen.


Samenwerking op het gebied van defensie blijft een politiek doel. Er worden meer gezamenlijke werkzaamheden verricht, met name met betrekking tot de ontwikkeling van selecte kritieke technologieën en tot de vereiste logistieke middelen voor militaire operaties. Een toename van de samenwerking komt voornamelijk 'bottom-up' tot stand door de hierboven genoemde economische en technologische factoren. Tevens wordt een bijdrage geleverd door inspanningen om de transparantie van de defensieplanning van de lidstaten te verbeteren, door de totstandbrenging van een EU-onderzoeksprogramma inzake defensie en door de oprichting van een Europees Defensiefonds, waarmee gemeenschappelijk nieuwe vermogens worden ontwikkeld. Deze initiatieven bevorderen de strategische autonomie van Europa wat betreft kritieke technologieën en zorgen ervoor dat de kosteneffectiviteit van de defensie-uitgaven toeneemt.


De defensie-industrie van Europa blijft echter versnipperd. Het leeuwendeel van de defensievermogens, en met name complexe platforms, wordt nog steeds op nationale basis ontwikkeld en aangekocht. De defensie-uitgaven van de lidstaten stijgen licht; de extra middelen worden in het algemeen niet gezamenlijk besteed. Als gevolg daarvan beschikt slechts een klein aantal EU-landen of geen enkel EU-land over volwaardige strijdkrachten. EU-acties op het gebied van veiligheid en defensie blijven afhankelijk van vrijwillige nationale bijdragen, hetgeen leidt tot onvoldoende samenwerking op cruciale terreinen, zoals hoogwaardige vermogens. Hierdoor is de EU slechts in beperkte mate in staat om de meest veeleisende missies uit te voeren.


b) Gedeelde veiligheid en defensie


In dit scenario streven de EU27-lidstaten naar gedeelde veiligheid en defensie. Zij geven blijk van een veel grotere mate van financiële en operationele solidariteit op het gebied van defensie, uitgaand van een beter begrip van de verschillende manieren waarop dreigingen worden waargenomen en van de convergentie van strategische culturen.


Daardoor is de EU beter in staat militaire macht te tonen en zich volop te wijden aan externe crisisbeheersing en aan het opbouwen van de veiligheids- en defensievermogens van partners. Tevens is de EU beter in staat Europa te beschermen op gebieden op het snijvlak van intern en extern beleid, zoals terrorismebestrijding, de bestrijding van hybride- en cyberdreigingen, grenscontroles, maritieme veiligheid en energiezekerheid.


De EU werkt nauwer samen met de NAVO. De EU en de NAVO werken op gecoördineerde wijze stelselmatig samen om het volledige scala van hun respectievelijke middelen en instrumenten te mobiliseren. Extern verbeteren de EU en de NAVO de coördinatie van hun acties op het gebied van crisisbeheersing en capaciteitsopbouw, bijvoorbeeld door middel van gecoördineerde bewakingsoperaties, maatregelen tegen terroristische groepen of missies inzake maritieme veiligheid en grensbewaking. Op het snijvlak van interne en externe veiligheid hanteert de EU een doortastender aanpak ten aanzien van dreigingen en uitdagingen waarop de clausule inzake wederzijdse defensie van het Verdrag van Washington niet van toepassing is.


Wat betreft crisisbeheersing zorgt de EU ervoor dat het vermogen om extern blijk te geven van militaire macht aanzienlijk wordt vergroot, waardoor zij in staat is acties met een hoge intensiteit uit te voeren ter bestrijding van terrorisme en hybride dreigingen. De EU-missies inzake civiele en militaire capaciteitsopbouw worden versterkt om landen in omliggende regio's en daarbuiten weerbaarder te maken. Meer doeltreffende en robuustere structuren voor crisisbeheersing dragen hiertoe bij. Bovendien zijn de lidstaten met de sterkste strijdkrachten hierdoor eerder bereid overeenkomstig artikel 44 van het Verdrag betreffende de Europese Unie namens de Unie samen veeleisende missies en operaties op het gebied van crisisbeheersing uit te voeren. De EU wordt uiteindelijk een sterkere en adequater reagerende veiligheidsgarant die over de strategische autonomie beschikt om alleen of samen met haar belangrijkste partners tot actie over te gaan.


In dit scenario is de EU directer betrokken bij de bescherming van de lidstaten en burgers in het geval van significante aanvallen of verstoringen waarmee een land en/of zijn kritieke infrastructuurvoorzieningen worden geconfronteerd. De EU bevordert de samenwerking tussen de lidstaten wat betreft de stelselmatige rapportage over cyberaanvallen. De weerbaarheid wordt vergroot en cyberoefeningen worden geïntensiveerd en van een defensiedimensie voorzien. Dankzij nauwere samenwerking en doeltreffende vervolging wordt het gemakkelijker criminelen op te sporen en te bestraffen, waardoor ten aanzien van cyberaanvallen wordt voorzien in een sterker afschrikwekkend middel. De inlichtingen (dreigingsanalyses en -beoordelingen) waarover de lidstaten beschikken, worden stelselmatig uitgewisseld en samengevoegd, en de Unie blijft zich nadrukkelijk toeleggen op de strijd tegen terrorismefinanciering, georganiseerde criminaliteit en het witwassen van geld. De Europese grens- en kustwacht wordt verder versterkt en ten volle ingezet om de buitengrenzen van de EU te bewaken en beschermen, waarbij synergie-effecten met de strijdkrachten tot stand worden gebracht. De Unie maakt intensiever werk van de diversificatie van energiebronnen, de ontwikkeling en bevordering van veiligheidsnormen inzake energie, de coördinatie van de paraatheid in verband met gezondheidsbedreigingen en de verbetering van het douanerisicobeheer. Tot slot maakt de Unie verder werk van de ontwikkeling van haar ruimteprogramma’s, waarbij wordt voorzien in aanvullende diensten ten behoeve van veiligheid en defensie, met inbegrip van grens- en maritieme bewaking, opsporings- en reddingsfuncties alsmede beveiligde overheidscommunicatie. Het toepassingsgebied van het kader voor bewaking en monitoring kan zodanig worden uitgebreid dat het ook betrekking heeft op de aanpak van cyberdreigingen of andere dreigingen ten aanzien van satellieten of grondinfrastructuurvoorzieningen.


Wat betreft defensie wordt samenwerking tussen de lidstaten regel in plaats van uitzondering. De nationale defensieplanning wordt in veel grotere mate onderling afgestemd, waardoor de samenwerking betreffende de aankoop en de instandhouding van vermogens wordt vergemakkelijkt en de interoperabiliteit wordt verbeterd. Hiermee wordt in de lidstaten veel duplicatie voorkomen. Complexe platforms worden gezamenlijk ontwikkeld en aangekocht. Mede dankzij een ambitieus Europees Defensiefonds gaan de lidstaten stelselmatiger te werk bij de ontwikkeling van multinationale vermogens op verschillende gebieden, waaronder strategisch vervoer, op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, maritieme bewaking en satellietcommunicatie alsmede offensieve vermogens. Deze multinationale vermogens worden gesteund door gezamenlijke plannings- en bevelvoeringsstructuren op EU-niveau, alsmede op logistiek gebied. Meer bepaald zorgen multinationale stand-by-krijgsmachtonderdelen alsmede een medisch bevel en een EU-breed luchttransportcommando voor doeltreffende ondersteuning van EU-missies en -operaties, waarbij een gedeelde Europese militaire cultuur wordt bevorderd door middel van gezamenlijk onderwijs, training en grootschalige oefeningen. Bovendien worden kritieke technologieën ontwikkeld met behulp van Europese programma's, met name op het gebied van kunstmatige intelligentie, biotechnologie en supercomputers. Er kan een Europees waarnemingscentrum worden opgericht dat directe buitenlandse investeringen in deze kritieke technologieën onderzoekt en de mogelijke gevolgen ervan analyseert. De Europeanen winnen aan slagkracht dankzij interoperabele defensievermogens ter land, ter zee en in de lucht. Daarnaast worden de beschikbare middelen op rationele wijze gebruikt, doordat gebruik wordt gemaakt van de schaalvoordelen van een geconsolideerde defensie-industrie die actief is op een EU-brede markt voor defensiemateriaal en doordat kleine en middelgrote ondernemingen kunnen profiteren van gunstige financieringsvoorwaarden binnen de hele toeleveringsketen.


c) Gemeenschappelijke veiligheid en defensie

In dit scenario zorgen de lidstaten voor intensievere samenwerking en integratie met als doel gemeenschappelijke defensie en veiligheid. Een dergelijke defensie-unie is gestoeld op mondiale strategische, economische en technologische factoren alsmede op de politieke vraag van de Europese burgers om een gemeenschappelijke Europese aanpak van veiligheid en defensie.

Solidariteit en wederzijdse assistentie tussen de lidstaten op het gebied van veiligheid en defensie wordt de norm. Daarbij wordt ten volle gebruikgemaakt van artikel 42 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat onder meer voorziet in de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid van de Unie en leidt tot een gemeenschappelijke defensie.

Met volledige inachtneming van de verplichtingen van de lidstaten, die van oordeel zijn dat hun gemeenschappelijke defensie gestalte krijgt in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, wordt de bescherming van Europa een zich wederzijds versterkende verantwoordelijkheid van de EU en de NAVO. De gemeenschappelijke Europese veiligheid en defensie vormt een aanvulling op de NAVO, maakt Europa weerbaarder, zorgt voor bescherming tegen verschillende soorten tegen de Unie gerichte agressie en biedt de geruststelling die onze burgers verwachten.

De EU is in staat hoogwaardige operaties uit te voeren waardoor Europa beter wordt beschermd, waaronder mogelijkerwijs operaties tegen terroristische groepen, marine-operaties in vijandige omgevingen of acties op het gebied van cyberdefensie.


Veiligheidsdreigingen worden stelselmatig en gezamenlijk gemonitord en beoordeeld, waarbij nauw wordt samengewerkt met de nationale veiligheids- en inlichtingendiensten. Noodplanning vindt plaats op Europees niveau, waarbij interne en externe veiligheid nauwer met elkaar in verband worden gebracht. Doordat de nationale veiligheidsbelangen worden gekoppeld, ontstaan echte Europese veiligheidsbelangen.


De grotere mate van integratie van de strijdkrachten van de lidstaten zorgt ervoor dat het vermogen om op EU-niveau maatregelen te nemen en de solidariteit tussen de lidstaten toeneemt. Dergelijke strijdkrachten bevinden zich op een vooraf bepaalde positie en staan permanent ter beschikking om op korte termijn namens de Unie te worden ingezet. Zij nemen deel aan regelmatige gezamenlijke militaire oefeningen en volgen regelmatig trainingen aan Europese defensiecolleges ter bevordering van de convergentie van strategische culturen.


Op intern vlak wordt de weerbaarheid van de EU en haar lidstaten versterkt door middel van sectoraal beleid op gebieden als cyberbeveiliging, de bescherming van kritieke infrastructuur en het bestrijden van gewelddadig extremisme. Wat betreft cyberbeveiliging coördineert de EU reactiescenario's en maatregelen in het geval van cyberaanvallen of externe inmenging in democratische processen in de lidstaten, onder meer via stelselmatige uitwisseling van informatie, technologische samenwerking en gezamenlijke doctrines. De Europese grens- en kustwacht steunt op Europese permanente zeestrijdkrachten en Europese inlichtingenbronnen, zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen of satellieten. Er wordt een Europese civiele bescherming opgericht die snel kan reageren op natuurlijke of door menselijk toedoen veroorzaakte rampen. Op basis van vaste regelingen tussen de lidstaten kan militaire uitrusting door heel Europa snel worden verplaatst.


De defensieplanning van de lidstaten wordt volledig gesynchroniseerd en bij nationale prioriteiten betreffende de ontwikkeling van vermogens wordt rekening gehouden met Europese prioriteiten. Dergelijke vermogens worden vervolgens ontwikkeld op basis van nauwe samenwerking of zelfs op basis van integratie of specialisatie.


Vermogens op gebieden als ruimte-, lucht- en maritieme bewaking, communicatie, strategisch luchttransport en cyberbeveiliging worden gezamenlijk aangekocht door de lidstaten met steun uit het Europees Defensiefonds, teneinde een onmiddellijke reactie te waarborgen. Europa is in staat om opsporings- en offensieve cybervermogens in te zetten. Gezamenlijke multinationale ontwikkelings- en aankoopprogramma's worden aanzienlijk uitgebreid voor zaken als vrachtvliegtuigen, helikopters, verkenningsmiddelen of CBRN-defensievermogens. Hieraan ligt een echte Europese defensiemarkt ten grondslag, met een Europees mechanisme voor het monitoren en beschermen van belangrijke strategische activiteiten ten aanzien van vijandige externe overnamen. Een speciaal Europees defensie-onderzoeksagentschap biedt ondersteuning aan toekomstgerichte defensie-innovatie en helpt nieuwe technologie om te zetten in de militaire vermogens van de toekomst. Er wordt grensverleggende kennis uitgewisseld, waardoor kritiek onderzoek en start-ups in staat zijn belangrijke technologieën te ontwikkelen waarmee de uitdagingen voor de veiligheid in Europa kunnen worden aangepakt. De defensie-uitgaven worden op een efficiënte manier ingezet en leveren betere resultaten op. Dit wordt bereikt met de juiste combinatie van concurrentie en consolidering, specialisatie, schaalvoordelen, het delen van dure militaire middelen en technologische innovatie die op kosteneffectiviteit is gericht.

BeginselenActiesVermogensEfficiëntie
Scenario A

Samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie
EU vult inspanningen van de lidstaten aan, solidariteit blijf ad hoc en wordt door de lidstaten afzonderlijk geïnterpreteerd.Missies inzake capaciteitsopbouw, kleinschalige crisisbeheersingsoperaties, meer uitwisseling van inlichtingen, EU ondersteunt weerbaarheid van de lidstaten. Samenwerking EU-NAVO wordt op dezelfde voet voortgezet.Ontwikkelen van selecte kritieke technologieën op EU-niveau, maar moeilijkheden bij het handhaven van volwaardige vermogens; beperkt gebruik van het Europees Defensiefonds.Aanvankelijke schaalvoordelen.
Scenario B

Gedeelde veiligheid en defensie
EU vult inspanningen van de lidstaten aan, operationele en financiële solidariteit tussen de lidstaten wordt de norm.Crisisbeheersing, capaciteitsopbouw en bescherming op snijvlak intern-extern. Lidstaten monitoren/helpen elkaar op cybergebied en wisselen inlichtingen uit, Europese grens- en kustwacht beschermt buitengrenzen. Coördinatie EU-NAVO betreffende volledig scala van 'harde'/"zachte" veiligheidsgebieden.Gemeenschappelijke financiering van cruciale vermogens en gezamenlijke aankoop van multinationale vermogens met ondersteuning uit het Europees Defensiefonds;

gemeenschappelijke planning en ontwikkeling van waardeketens.
Aanzienlijke schaalvoordelen op de defensiemarkt op Europese schaal, gunstige financieringsvoorwaarden binnen de volledige defensietoeleveringsketen.
Scenario C

Gemeenschappelijke veiligheid en defensie
Solidariteit en wederzijdse bijstand, gemeenschappelijke defensie als voorzien in het Verdrag.

Veeleisende operaties onder aanvoering van de EU; gezamenlijke monitoring/beoordeling van dreigingen en noodplanning. Cyberveiligheid op EU-niveau; Europese grens- en kustwacht steunt op permanente zeestrijdkrachten en Europese inlichtingenbronnen, zoals drones/satellieten; Europese civiele bescherming. Gemeenschappelijke Europese veiligheid en defensie vormt een aanvulling op de NAVO, maakt Europa weerbaarder en zorgt voor bescherming tegen verschillende soorten tegen de Unie gerichte agressie.Gemeenschappelijke financiering en aankoop van vermogens met steun uit de EU-begroting. Technologische onafhankelijkheid.Efficiënte defensie-uitgaven dankzij schaalvoordelen, specialisatie, het delen van militaire middelen, technologische innovatie die gericht is op verlaging van de defensiekosten en grotere bestendigheid tegen internationale concurrentie.


Figuur 6: De elementen van een Europese defensie-unie





4. Volgende stappen


De veiligheid in Europa moet worden verbeterd. De lidstaten zullen het roer in handen hebben. Zij zullen bepalen wat het Europese ambitieniveau is en ervoor zorgen dat het wordt toegepast, met ondersteuning van de EU-instellingen. De huidige initiatieven wijzen er duidelijk op dat de lidstaten en de EU-instellingen deze weg al zijn ingeslagen. Maar hoe snel willen de lidstaten een echte Europese defensie-unie tot stand brengen? In welke mate zijn zij bereid om op de strategische context te anticiperen in plaats van erop te reageren? In hoeverre zijn zij van mening dat Europese veiligheid een Europese verantwoordelijkheid is?


De aloude punten van voorbehoud moeten losgelaten. De toekomst van de Europese Unie als vredesproject voor de komende generaties is nu ook gegrondvest op een defensie-unie: de lidstaten zullen met het oog op 2025 beslissen welk traject zij willen inslaan en hoe snel zij de bescherming van onze burgers ter hand willen nemen.


BIJLAGE


Verdrag betreffende de Europese Unie

Bepalingen inzake het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid


Artikel 42


1. Het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid is een integrerend deel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het voorziet de Unie van een operationeel vermogen dat op civiele en militaire middelen steunt. De Unie kan daarvan gebruik maken voor missies buiten het grondgebied van de Unie met het oog op vredeshandhaving, conflictpreventie en versterking van de internationale veiligheid overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties. De uitvoering van deze taken berust op de door de lidstaten beschikbaar gestelde vermogens.


2. Het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid omvat de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid van de Unie. Dit zal tot een gemeenschappelijke defensie leiden zodra de Europese Raad met eenparigheid van stemmen daartoe besluit. In dat geval beveelt hij de lidstaten aan een daartoe strekkend besluit aan te nemen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.


Het beleid van de Unie overeenkomstig deze afdeling laat het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten onverlet, eerbiedigt de uit het Noord-Atlantisch Verdrag voortvloeiende verplichtingen van bepaalde lidstaten waarvan de gemeenschappelijke defensie gestalte krijgt in de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), en is verenigbaar met het in dat kader vastgestelde gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid.


3. De lidstaten stellen civiele en militaire vermogens ter beschikking van de Unie voor de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, om zodoende bij te dragen aan het bereiken van de door de Raad bepaalde doelstellingen. Lidstaten die onderling multinationale troepenmachten vormen, kunnen deze troepenmachten tevens ter beschikking van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid stellen.


De lidstaten verbinden zich ertoe hun militaire vermogens geleidelijk te verbeteren. Er wordt een agentschap op het gebied van de ontwikkeling van defensievermogens, onderzoek, aankopen en bewapening (hierna genoemd: 'het Europees Defensieagentschap') opgericht, dat de operationele behoeften bepaalt, maatregelen bevordert om in die behoeften te voorzien, bijdraagt tot de vaststelling en, in voorkomend geval, tot de uitvoering van alle nuttige maatregelen om de industriële en technologische basis van de defensiesector te versterken, deelneemt aan het bepalen van een Europees beleid inzake vermogens en bewapening, en de Raad bijstaat om de verbetering van de militaire vermogens te evalueren.


4. Besluiten betreffende het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, waaronder begrepen het opzetten van een missie als bedoeld in dit artikel, worden op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid of op initiatief van een lidstaat door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld. De hoge vertegenwoordiger kan, in voorkomend geval samen met de Commissie, voorstellen om gebruik te maken van nationale middelen en van instrumenten van de Unie.


5. De Raad kan de uitvoering van een missie in het kader van de Unie toevertrouwen aan een groep lidstaten, teneinde de waarden van de Unie te beschermen en haar belangen te dienen. De uitvoering van een dergelijke missie wordt beheerst door artikel 44.


6. De lidstaten waarvan de militaire vermogens voldoen aan strengere criteria en die terzake verdergaande verbintenissen zijn aangegaan met het oog op de uitvoering van de meest veeleisende taken, stellen in het kader van de Unie een permanente gestructureerde samenwerking in. Deze samenwerking wordt beheerst door artikel 46. Zij laat de bepalingen van artikel 43 onverlet.


7. Indien een lidstaat op zijn grondgebied gewapenderhand wordt aangevallen, rust op de overige lidstaten de plicht deze lidstaat met alle middelen waarover zij beschikken hulp en bijstand te verlenen overeenkomstig artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties. Dit laat het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten onverlet.


De verbintenissen en de samenwerking op dit gebied blijven in overeenstemming met de in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie aangegane verbintenissen, die voor de lidstaten die er lid van zijn, de grondslag en het instrument van hun collectieve defensie blijft.


Artikel 43


1. De in artikel 42, lid 1, bedoelde missies, waarbij de Unie civiele en militaire middelen kan inzetten, omvatten gezamenlijke ontwapeningsacties, humanitaire en reddingsmissies, advies en bijstand op militair gebied, conflictpreventie en vredeshandhaving, missies van strijdkrachten met het oog op crisisbeheersing, daaronder begrepen vredestichting, alsmede stabiliseringsoperaties na afloop van conflicten. Al deze taken kunnen bijdragen aan de strijd tegen het terrorisme, ook door middel van steun aan derde landen om het terrorisme op hun grondgebied te bestrijden.


2. De Raad regelt bij besluit de in lid 1 bedoelde missies en stelt doel en reikwijdte ervan vast, alsmede de algemene voorschriften voor de uitvoering ervan. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid draagt onder gezag van de Raad en in nauw en voortdurend contact met het politiek en veiligheidscomité zorg voor de coördinatie van de civiele en militaire aspecten van deze missies.


Artikel 44


1. In het kader van de overeenkomstig artikel 43 vastgestelde besluiten kan de Raad de uitvoering van een missie toevertrouwen aan een groep lidstaten die dat willen en die over de nodige vermogens voor een dergelijke missie beschikken. Deze lidstaten regelen in samenspraak met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid onderling het beheer van de missie.


2. De lidstaten die aan de missie deelnemen, brengen de Raad regelmatig op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat op de hoogte van het verloop van de missie. De deelnemende lidstaten wenden zich onverwijld tot de Raad indien de uitvoering van de missie zwaarwegende gevolgen met zich meebrengt of een wijziging vereist van de doelstelling, de reikwijdte of de uitvoeringsbepalingen van de missie, zoals vastgesteld bij de in lid 1 bedoelde besluiten. In dat geval stelt de Raad de nodige besluiten vast.


Artikel 45


1. Het in artikel 42, lid 3, bedoelde Europees Defensieagentschap, dat onder het gezag van de Raad ressorteert, heeft tot taak:


a) de na te streven militaire vermogens van de lidstaten te helpen bepalen en de nakoming van de door de lidstaten aangegane verbintenissen inzake vermogens te evalueren;


b) het harmoniseren van de operationele behoeften en het hanteren van doelmatige en onderling verenigbare aankoopmethoden te bevorderen;


c) multilaterale projecten voor te stellen die erop gericht zijn de doelstellingen met betrekking tot militaire vermogens te verwezenlijken, de door de lidstaten uit te voeren programma's te coördineren en samenwerkingsprogramma's te beheren;


d) het onderzoek inzake defensietechnologie te ondersteunen, alsmede gezamenlijk onderzoek naar en studie van technische oplossingen die voldoen aan toekomstige operationele behoeften, te coördineren en te plannen;


e) bij te dragen aan het bepalen en in voorkomend geval uitvoeren van alle nuttige maatregelen om de industriële en technologische basis van de defensiesector te versterken en de doelmatigheid van de militaire uitgaven te verbeteren.


2. Het Europees Defensieagentschap staat open voor alle lidstaten die daarvan deel wensen uit te maken. De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid een besluit vast houdende vastlegging van het statuut, de zetel en de voorschriften voor de werking van het Agentschap. In dat besluit wordt rekening gehouden met de mate van werkelijke deelneming aan de activiteiten van het Agentschap. Binnen het Agentschap worden specifieke groepen lidstaten gevormd die gezamenlijke projecten uitvoeren. Het Agentschap vervult zijn taken voor zover nodig in overleg met de Commissie.


Artikel 46


1. De lidstaten die wensen deel te nemen aan de in artikel 42, lid 6, bedoelde permanente gestructureerde samenwerking, die voldoen aan de criteria en die de verbintenissen inzake militaire vermogens als vermeld in het Protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking onderschrijven, stellen de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid in kennis van hun voornemen.


2. Binnen drie maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving stelt de Raad een besluit tot instelling van de permanente gestructureerde samenwerking en tot opstelling van de lijst van deelnemende lidstaten vast. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de hoge vertegenwoordiger.


3. Iedere lidstaat die in een later stadium aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst deel te nemen, stelt de Raad en de hoge vertegenwoordiger van zijn voornemen in kennis.


De Raad stelt een besluit vast houdende bevestiging van de deelneming van de betrokken lidstaat die aan de criteria voldoet en de verbintenissen onderschrijft als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de hoge vertegenwoordiger. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen.


De gekwalificeerde meerderheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 238, lid 3, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


4. Indien een deelnemende lidstaat niet langer aan de criteria voldoet of zich niet langer kan houden aan de verbintenissen als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking, kan de Raad een besluit tot schorsing van de deelneming van deze lidstaat vaststellen.


De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, met uitzondering van de betrokken lidstaat.


De gekwalificeerde meerderheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 238, lid 3, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


5. Indien een lidstaat zijn deelneming aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst te beëindigen, geeft hij daarvan kennis aan de Raad, die er akte van neemt dat de deelneming van de betrokken lidstaat afloopt.


6. Andere dan de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde besluiten en aanbevelingen van de Raad in het kader van de permanente gestructureerde samenwerking worden met eenparigheid van stemmen vastgesteld. Voor de toepassing van dit lid wordt eenparigheid van stemmen alleen door de stemmen van de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten gevormd.