Artikelen bij COM(2016)491 - EU-certificeringssysteem voor apparatuur voor beveiligingsonderzoeken in de luchtvaart

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.




Artikel 1
Onderwerp

Deze verordening stelt een kader vast voor een EU-certificeringssysteem voor apparatuur voor beveiligingsonderzoeken in de luchtvaart.


Artikel 2
Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op alle apparatuur voor beveiligingsonderzoeken in de burgerluchtvaart die binnen de Unie op de markt wordt aangeboden of in gebruik is.

2. Deze verordening is niet van toepassing op explosievenspeurhonden die worden ingezet als alternatief onderzoeksmiddel.


Artikel 3
Definities

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

1) 'apparatuur voor beveiligingsonderzoeken in de luchtvaart' of 'apparatuur': een specifieke voorziening die, los of als onderdeel van een systeem, wordt gebruikt voor het detecteren van verboden voorwerpen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 300/2008 en de aanvullende of uitvoeringshandelingen daarbij;

2) 'burgerluchtvaart': alle luchtvaartactiviteiten die met burgerluchtvaartuigen worden verricht, met uitzondering van activiteiten die worden uitgevoerd door de in artikel 3 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart vermelde staatsluchtvaartuigen;

3) 'op de markt aanbieden': het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

4) 'in de handel brengen': het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een product;

5) 'ingebruikneming': het eerste gebruik van apparatuur in de Unie, overeenkomstig het gebruiksdoel;

6) 'EU-typegoedkeuring': de procedure waarbij een lidstaat certificeert dat apparatuur van een bepaald type en een bepaalde configuratie aan de in bijlage I vermelde prestatievereisten voldoet en dat is voldaan aan de procedurele vereisten van deze verordening;

7) 'virtuele testmethoden': computersimulaties, waarvoor menselijk handelen al dan niet nodig is, die uitwijzen of apparatuur voor beveiligingsonderzoeken in de luchtvaart voldoet aan de in bijlage I vermelde prestatievereisten;

8) 'EU-typegoedkeuringscertificaat': het document waarmee de goedkeuringsinstantie verklaart dat apparatuur van een bepaald type en een bepaalde configuratie is goedgekeurd;

9) 'conformiteitscertificaat': een document waaruit blijkt dat een apparaat is vervaardigd conform het type en de configuratie waarop het EU-typegoedkeuringscertificaat betrekking heeft.

Artikel 4

Verkoop en ingebruikneming van apparatuur

De lidstaten mogen het aanbieden of in gebruik nemen van apparatuur die vergezeld gaat van een geldig conformiteitscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig artikel 5, niet belemmeren. Zij leggen geen aanvullende vereisten op ten aanzien van dergelijke apparatuur.


Artikel 5

Verplichtingen van fabrikanten

1. De fabrikant levert een conformiteitscertificaat bij elk apparaat dat is vervaardigd conform het type en de configuratie waarop een EU-typegoedkeuringscertificaat betrekking heeft.

2. Het conformiteitscertificaat volgt het in bijlage II opgenomen model en wordt afgegeven in een taal die de consumenten en andere eindgebruikers, zoals bepaald door de betrokken lidstaat, gemakkelijk kunnen begrijpen. Een goedkeuringsinstantie mag verlangen dat de fabrikant het conformiteitscertificaat vertaalt in de officiële taal of talen van de lidstaat van de goedkeuringsinstantie.

3. De fabrikant vult het conformiteitscertificaat volledig in. Het conformiteitscertificaat bevat geen beperkingen met betrekking tot het gebruik van de apparatuur.

4. De fabrikant geeft het conformiteitscertificaat af in een vorm die vervalsing voorkomt.

Op verzoek van de goedkeuringsinstantie kan een duplicaat van het conformiteitscertificaat worden afgegeven. Alleen de fabrikant mag een duplicaat van het certificaat afgeven.

Op de voorzijde van het duplicaat is het woord 'duplicaat' duidelijk zichtbaar.

5. Door een conformiteitscertificaat af te geven, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteit van het product met het type en de configuratie waarvoor goedkeuring is verleend.

6. Fabrikanten bewaren de technische documentatie en het conformiteitscertificaat gedurende ten minste tien jaar nadat de apparatuur in de handel is gebracht.

7. De fabrikant brengt een EU-typegoedkeuringsmerk en -nummer zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar aan op de apparatuur die is vervaardigd conform het type en de configuratie waarvoor goedkeuring is verleend.

8. Het EU-typegoedkeuringsmerk en -nummer volgen het in bijlage III opgenomen model.

9. Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van hun productie te waarborgen. Er wordt terdege rekening gehouden met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van de apparatuur en met veranderingen in de prestatievereisten waarvoor een EU-typegoedkeuringscertificaat is afgegeven.

10. Fabrikanten zorgen ervoor dat op hun apparatuur, een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel is aangebracht, of, wanneer dit door de omvang of aard van de apparatuur niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij het apparaat gevoegd document is vermeld.

11. Fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en het contactadres op het apparaat, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het apparaat gevoegd document. Het adres geeft één plaats aan waar contact met de fabrikant kan worden opgenomen.

12. De fabrikanten zien erop toe dat het product vergezeld gaat van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een taal die de consumenten en andere eindgebruikers, zoals bepaald door de betrokken lidstaat, gemakkelijk kunnen begrijpen.

13. Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebrachte apparatuur niet conform is met het type en de configuratie waarvoor goedkeuring is verleend, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om de apparatuur conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Indien de apparatuur een risico oplevert, brengen de fabrikanten de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de apparatuur op de markt hebben aangeboden, hier bovendien onmiddellijk van op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

14. Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een goedkeuringsinstantie deze instantie alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van de apparatuur aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's van door hen in de handel gebrachte apparatuur.


Artikel 6

Goedkeuringsinstanties

1. Iedere lidstaat richt een goedkeuringsinstantie op of wijst deze aan.

De goedkeuringsinstantie is bevoegd voor alle aspecten van de goedkeuring van apparatuur alsook voor de afgifte, wijziging en intrekking van EU-typegoedkeuringscertificaten.

Iedere lidstaat stelt de Commissie in kennis van de naam, het adres, inclusief het elektronische adres, en het bevoegdheidsgebied van zijn goedkeuringsinstantie.

2. Een goedkeuringsinstantie bezit een veiligheidsmachtiging voor het verwerken van EU-informatie die is gerubriceerd als EU Confidential of hoger, als omschreven in Besluit 2015/444/EG van de Commissie 7 .


Artikel 7
Aanvragen voor een EU-typegoedkeuringscertificaat

1. De fabrikant dient een aanvraag bij een goedkeuringsinstantie in.

2. Voor apparatuur van een bepaald type en een bepaalde configuratie mag slechts één aanvraag worden ingediend. De aanvraag mag slechts in één lidstaat worden ingediend.

3. Voor elke goed te keuren apparatuur van een bepaald type en een bepaalde configuratie moet een afzonderlijke aanvraag worden ingediend.

4. Een aanvraag bestaat uit het informatiedossier met het werkingsprincipe van de apparatuur en andere relevante documenten, gegevens, tekeningen en foto's. De fabrikant mag het informatiedossier zowel in papieren als in elektronische vorm verstrekken.

5. Een buiten de Unie gevestigde fabrikant die een EU-typegoedkeuringscertificaat wil aanvragen, wijst een binnen de Unie gevestigde gemachtigde aan om hem voor de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen.

Artikel 8

Tests

1. Na ontvangst van een aanvraag zorgt de goedkeuringsinstantie ervoor dat een technische dienst passende tests uitvoert om vast te stellen of het type en de configuratie van de betrokken apparatuur voldoen aan de in bijlage I vermelde prestatievereisten.

2. Een op grond van artikel 21 in kennis gestelde technische dienst verricht tests, die voldoen aan de vereisten van de in bijlage IV vermelde gemeenschappelijke testmethoden.

3. In een met redenen omkleed verzoek kan de goedkeuringsinstantie van de fabrikant verlangen dat hij haar de nodige aanvullende informatie verstrekt om de uitvoering van die tests te vergemakkelijken. De fabrikant verstrekt dergelijke informatie binnen de uiterste termijn die door de goedkeuringsinstantie is vastgesteld.

4. De tests worden verricht op apparatuur van het type en de configuratie waarvoor goedkeuring is gevraagd.

De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie zoveel apparaten ter beschikking als de goedkeuringsinstantie nodig heeft om de EU-typegoedkeuringsprocedure uit te voeren.

5. Voor het opnieuw testen van apparatuur waarvan alleen de detectiesoftware is aangepast, kan gebruik worden gemaakt van virtuele testmethoden.

Deze methoden moeten voldoen aan de vereisten van de in lid 2 bedoelde gemeenschappelijke testmethoden.

Artikel 9 - Goedkeuring van het type en de configuratie van apparatuur

1. De goedkeuringsinstantie keurt het type en de configuratie van de betrokken apparatuur goed indien deze voldoet aan de in bijlage I vermelde prestatievereisten.

2. Indien een goedkeuringsinstantie van oordeel is dat het type en de configuratie van apparatuur een ernstig gevaar vormen voor de veiligheid, dan wel het milieu of de volksgezondheid ernstig kunnen schaden, kan zij weigeren de apparatuur goed te keuren, ook al voldoet deze aan de prestatievereisten.

3. Indien een goedkeuringsinstantie weigert apparatuur goed te keuren, stelt zij de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen voor haar besluit.

4. In het geval van een weigering krachtens lid 2 raadpleegt de Commissie onverwijld de betrokken partijen, en met name de goedkeuringsinstantie die afgifte van een EU-typegoedkeuringscertificaat heeft geweigerd, teneinde te beoordelen of de betrokken vereisten van lid 2 correct zijn toegepast.

5. Als de Commissie van mening is dat de betrokken vereisten van lid 2 niet correct zijn toegepast, verzoekt zij de goedkeuringsinstantie om passende maatregelen te nemen teneinde aan deze vereisten te voldoen.


Artikel 10

Verhouding tussen de Commissie en het orgaan dat verantwoordelijk is voor het opstellen van de gemeenschappelijke testmethoden

1. De Europese Unie [vertegenwoordigd door de Commissie] wordt volwaardig lid van het orgaan dat verantwoordelijk is voor het opstellen van in bijlage IV vermelde gemeenschappelijke testmethoden.


Artikel 11
EU-typegoedkeuringscertificaat

1. De goedkeuringsinstantie geeft een EU-typegoedkeuringscertificaat af voor de apparatuur die zij goedkeurt.

2. Het EU-typegoedkeuringscertificaat wordt opgesteld overeenkomstig het model in bijlage V.

Voor elk type en elke configuratie van apparatuur moet de goedkeuringsinstantie:

a) alle relevante rubrieken van het EU-typegoedkeuringscertificaat invullen;

b) het informatiepakket invullen, met daarin onder meer: de inhoudsopgave, het informatiedossier, vergezeld van het testresultaat, en alle andere documenten die door de technische dienst of de goedkeuringsinstantie zijn toegevoegd;

c) het ingevulde certificaat onverwijld in papieren of elektronische vorm aan de aanvrager verstrekken.

3. Voor elk type en elke configuratie van apparatuur die zij heeft goedgekeurd, stuurt de goedkeuringsinstantie binnen 20 werkdagen na de uitgifte van het typegoedkeuringscertificaat een afschrift van het EU-typegoedkeuringscertificaat naar de andere goedkeuringsinstanties en de Commissie, met inbegrip van de bijlagen. Het afschrift mag worden verstrekt in papieren of elektronische vorm.

4. Op verzoek van de goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat verzendt de goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuringscertificaat heeft afgegeven, binnen 20 werkdagen na ontvangst van dat verzoek een afschrift van het desbetreffende EU-typegoedkeuringscertificaat, inclusief de bijlagen. Het afschrift mag worden verstrekt in papieren of elektronische vorm.

Artikel 12
Regelingen voor de conformiteit van de productie

1. Een goedkeuringsinstantie die apparatuur van een bepaald type en een bepaalde configuratie van apparatuur heeft goedgekeurd, neemt overeenkomstig bijlage VI de nodige maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de andere goedkeuringsinstanties, te verifiëren of er toereikende regelingen zijn getroffen om te waarborgen dat de geproduceerde apparatuur conform is met het type en de configuratie waarvoor goedkeuring is verleend.

2. Een goedkeuringsinstantie die een type en een configuratie van apparatuur heeft goedgekeurd, neemt overeenkomstig bijlage VI in verband met die goedkeuring de nodige maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de andere goedkeuringsinstanties, te verifiëren of de in lid 1 bedoelde regelingen nog toereikend zijn en of de geproduceerde apparatuur nog conform is met het type en de configuratie waarvoor goedkeuring is verleend. De controle van de conformiteit van de productie met het goedgekeurde type kan worden beperkt tot een of meer van de procedures van bijlage VI.

3. Indien een lidstaat die goedkeuring heeft verleend voor apparatuur van een bepaald type en een bepaalde configuratie, vaststelt dat de in lid 1 bedoelde regelingen niet worden toegepast, aanzienlijk afwijken van de overeengekomen regelingen of niet meer worden toegepast, zonder dat de productie is stopgezet, neemt die goedkeuringsinstantie de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de procedure voor de conformiteit van de productie correct wordt nageleefd. In het kader van deze maatregelen kan het EU-typegoedkeuringscertificaat worden ingetrokken. De goedkeuringsinstantie informeert de overige goedkeuringsinstanties en de Commissie over de genomen maatregelen.


Artikel 13

Aanvragen voor wijziging van EU-typegoedkeuringscertificaten

1. Als het nodig is om de gegevens in het informatiepakket te veranderen omdat de betrokken apparatuur is veranderd, vraagt de fabrikant onverwijld een wijziging van het EU-typegoedkeuringscertificaat aan.

2. Een wijzigingsaanvraag wordt ingediend bij de goedkeuringsinstantie die het oorspronkelijke EU-typegoedkeuringscertificaat heeft afgegeven.


Artikel 14
Soorten wijzigingen

1. Indien de goedkeuringsinstantie van oordeel is dat voor het aanbrengen van een wijziging aanvullende tests moeten worden verricht, stelt zij de fabrikant daarvan in kennis. De wijzigingen worden pas aangebracht nadat de aanvullende tests zijn uitgevoerd.

2. Een wijziging wordt aangeduid als een 'uitbreiding van het EU-typegoedkeuringscertificaat', als een of meer van de volgende situaties van toepassing zijn:

a) er zijn aanvullende tests nodig;

b) een gegeven op het EU-typegoedkeuringscertificaat, de bijlagen uitgezonderd, is gewijzigd;

c) er worden nieuwe prestatievereisten inzake de goedgekeurde apparatuur van kracht.

In dergelijke gevallen geeft de goedkeuringsinstantie een bijgewerkt EU-typegoedkeuringscertificaat af, voorzien van een uitbreidingsnummer. Op het bijgewerkte EU-goedkeuringscertificaat wordt duidelijk de reden voor de uitbreiding en de afgiftedatum vermeld.

3. Indien lid 2 niet van toepassing is, wordt de wijziging een 'herziening van een EU-typegoedkeuringscertificaat' genoemd.

Artikel 15
Afgifte en kennisgeving van wijzigingen

1. In geval van een uitbreiding zorgt de goedkeuringsinstantie voor de bijwerking van alle relevante delen van het EU-typegoedkeuringscertificaat, de bijlagen ervan en de inhoudsopgave bij het informatiepakket. Het bijgewerkte certificaat en de bijlagen ervan worden onverwijld aan de fabrikant toegezonden.

2. In geval van een herziening verstrekt de goedkeuringsinstantie de fabrikant onverwijld de bijgewerkte documenten of, in voorkomend geval, de geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiedossier. De goedkeuringsinstantie markeert elke bijgewerkte bladzijde van het informatiepakket met een duidelijke vermelding van de aard van de wijziging en de nieuwe afgiftedatum.

3. Bij iedere afgifte van bijgewerkte documenten of van een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiedossier wordt in de bij het goedkeuringscertificaat gevoegde inhoudsopgave bij het informatiepakket de datum van de recentste uitbreiding of herziening of die van de recentste consolidering van de bijgewerkte versie vermeld.

4. De goedkeuringsinstantie stelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 3, in kennis van alle wijzigingen van EU-typegoedkeuringscertificaten.

Artikel 16
Einde van de geldigheid van een EU-typegoedkeuringscertificaat

1. Een EU-typegoedkeuringscertificaat verliest zijn geldigheid wanneer een of meer van de volgende situaties optreden:

a) nieuwe prestatievereisten die van toepassing zijn op de goedgekeurde apparatuur, worden verplicht voor de verkoop of het de ingebruikneming van nieuwe apparatuur, en de goedkeuring kan niet dienovereenkomstig worden bijgewerkt;

b) de productie van de goedgekeurde apparatuur wordt vrijwillig definitief stopgezet.

2. Indien de productie van de goedgekeurde apparatuur vrijwillig definitief wordt stopgezet, stelt de fabrikant de goedkeuringsinstantie die de apparatuur heeft goedgekeurd, hiervan in kennis. Uiterlijk 20 werkdagen na ontvangst van deze kennisgeving stelt die instantie de overige goedkeuringsinstanties en de Commissie hiervan in kennis.

Artikel 17
Procedure voor apparatuur die op nationaal niveau een risico vertoont

1. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat maatregelen hebben genomen krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of voldoende redenen hebben om aan te nemen dat onder deze verordening vallende apparatuur een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor andere onder deze verordening vallende aspecten van de bescherming van het algemeen belang vormt, voeren zij een beoordeling van de betrokken apparatuur uit in het licht van alle in deze verordening vastgestelde vereisten. De fabrikanten werken op elke vereiste wijze met de markttoezichtautoriteiten samen.

Wanneer de markttoezichtautoriteiten bij deze beoordeling vaststellen dat de apparatuur niet aan de vereisten van deze verordening voldoet, verlangen zij onverwijld van de fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt om de apparatuur in overeenstemming met deze vereisten te brengen of binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte.

Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op de in de tweede alinea genoemde maatregelen.

2. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de fabrikant hebben verlangd.

3. De fabrikant zorgt ervoor dat alle passende corrigerende maatregelen worden toegepast op de betrokken apparatuur die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden.

4. Wanneer de fabrikant niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van de apparatuur te verbieden of te beperken, dan wel het product in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

Zij brengen de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie onverwijld van deze maatregelen op de hoogte.

5. De in lid 4 bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de non-conforme apparatuur te identificeren en om de oorsprong van de apparatuur, de aard van de beweerde non-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die worden aangevoerd door de desbetreffende fabrikant.

6. Andere goedkeuringsinstanties dan de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de procedure in gang heeft gezet, brengen de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de non-conformiteit van de apparatuur waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

7. Indien binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 4 bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een goedkeuringsinstantie van een lidstaat is ingebracht door een andere goedkeuringsinstantie of door de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

8. De goedkeuringsinstanties zorgen ervoor dat ten aanzien van de betrokken apparatuur onverwijld passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van deze apparatuur.

Artikel 18
Vrijwaringsprocedure van de Unie

1. Wanneer na voltooiing van de procedure van artikel 17, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van de goedkeuringsinstantie van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat een nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de goedkeuringsinstantie van de lidstaten en de betrokken fabrikant en beoordeelt zij de nationale maatregel. Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

De Commissie richt haar besluit tot de goedkeuringsinstanties van alle lidstaten en brengt hen en de betrokken fabrikant er onmiddellijk van op de hoogte.

2. Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen de goedkeuringsinstanties van alle lidstaten de nodige maatregelen om de apparatuur die niet conform is uit de handel te nemen, en stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de goedkeuringsinstantie van de betrokken lidstaat de maatregel in.

Artikel 19
Uitrusting die niet conform is met het goedgekeurde type

1. Een goedkeuringsinstantie kan op elk tijdstip verifiëren of apparatuur die van een conformiteitscertificaat vergezeld gaat of van een EU-typegoedkeuringsmerk is voorzien, nog conform is met het type of de configuratie waarvoor zij goedkeuring heeft verleend.

Deze verificatie moet worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage VI. Zij kan echter beperkt blijven tot één of meer van de daar vermelde procedures.

2. Indien de goedkeuringsinstantie van oordeel is dat de in lid 1 bedoelde apparatuur niet conform is met het type en de configuratie waarvoor zij goedkeuring heeft verleend, neemt zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de fabrikant de apparatuur conform maakt met het type en de configuratie waarvoor goedkeuring is verleend. In het kader van deze maatregelen kan het EU-typegoedkeuringscertificaat worden ingetrokken.

De goedkeuringsinstantie stelt de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie in kennis van de genomen maatregelen.

3. Indien een goedkeuringsinstantie een EU-typegoedkeuringscertificaat intrekt, stelt zij de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie binnen 20 werkdagen in kennis van haar besluit en de redenen daarvoor.

4. Voor de toepassing van lid 1 worden afwijkingen van de gegevens op het EU-typegoedkeuringscertificaat of in het informatiedossier beschouwd als gebrek aan conformiteit met het type en de configuratie waarvoor goedkeuring is verleend.

5. Indien een goedkeuringsinstantie van oordeel is dat apparatuur die van een conformiteitscertificaat vergezeld gaat of van een EU-typegoedkeuringsmerk is voorzien, niet conform is met het type en de configuratie waarvoor een andere goedkeuringsinstantie goedkeuring heeft verleend, maakt zij tijdelijk een einde aan het op de markt aanbieden of de ingebruikneming van die apparatuur in die lidstaat en verzoekt zij de goedkeuringsinstantie die het EU-typegoedkeuringscertificaat heeft afgegeven, onverwijld om te verifiëren of de apparatuur die in productie is, nog conform is met het type en de configuratie waarvoor goedkeuring is verleend.

Na ontvangst van een dergelijk verzoek moet de betrokken goedkeuringsinstantie zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen drie maanden na de datum van het verzoek de nodige maatregelen nemen. Zij stelt de overige goedkeuringsinstanties en de Commissie daarvan onverwijld in kennis

6. Indien de goedkeuringsinstantie die het EU-typegoedkeuringscertificaat heeft afgegeven, van oordeel is dat de betrokken apparatuur niet conform is met het type en de configuratie waarvoor zij goedkeuring heeft verleend, tracht zij het geschil op te lossen. De Commissie wordt door de twee partijen op de hoogte gehouden en pleegt zo nodig passend overleg om tot een vergelijk te komen. Tot een oplossing is gevonden, blijven de tijdelijke maatregelen van lid 5 van kracht.


Artikel 20
Kennisgeving van besluiten en beschikbare rechtsmiddelen

Elk krachtens de artikelen 17, 18 en 19 genomen besluit wordt gemotiveerd. De lidstaten zorgen ervoor dat er een rechtsmiddel voor handen is voor elk besluit krachtens deze artikelen.

De goedkeuringsinstantie brengt een dergelijk besluit ter kennis van alle betrokken partijen en informeert hen tegelijkertijd over de rechtsmiddelen waarover zij krachtens het nationale recht beschikken over de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.


Artikel 21

Aanmelding van technische diensten


1. Voor de toepassing van artikel 8 stelt ten minste één goedkeuringsinstantie de Commissie in kennis van de naam, het adres, inclusief het elektronische adres, de verantwoordelijke personen en de activiteitencategorie van elke technische dienst. De goedkeuringsinstantie stelt de Commissie in kennis van latere wijzigingen daarvan.

2. Een technische dienst voert zijn taken uit hoofde van deze verordening enkel uit nadat hij bij de Commissie is aangemeld.

3. Goedkeuringsdiensten kunnen voor de toepassing van artikel 8 om het even welke aangemelde technische dienst aanwijzen.

4. De Commissie publiceert de lijst en de contactgegevens van de goedkeuringsinstanties en de technische diensten op haar website.

Artikel 22
Vereisten inzake technische diensten


1. De technische dienst voert de uit hoofde van artikel 8 vereiste tests uit of houdt er toezicht op. Hij voert geen tests of verificaties uit in verband met een categorie van activiteiten waarvoor hij niet overeenkomstig artikel 21 is aangemeld bij de Commissie.

2. Er zijn vier categorieën technische diensten:

a) categorie A – de technische diensten die de in artikel 8, lid 1, bedoelde tests in hun eigen voorzieningen uitvoeren;

b) categorie B – technische diensten die toezien op de in artikel 8, lid 1, bedoelde tests, die in de voorzieningen van de fabrikant of in de voorzieningen van een derde worden uitgevoerd;

c) categorie C – technische diensten die de door de fabrikant toegepaste procedures voor de verificatie van de conformiteit van de productie op regelmatige basis beoordelen en monitoren;

d) categorie D – technische diensten die tests of verificaties uitvoeren of hierop toezien in het kader van de regelingen inzake de conformiteit van de productie.

3. De technische dienst beschikt over passende vaardigheden, specifieke technische kennis en aantoonbare ervaring op zijn werkterrein. Ook moeten technische diensten alle materialen kunnen aankopen of genereren die nodig zijn om de tests overeenkomstig artikel 8, lid 2, uit te voeren.

Voorts voldoen de technische diensten aan de vereisten van bijlage VII.

4. De technische diensten waarborgen dat er gemiddeld ten hoogste 6 maanden verstrijken tussen het verzoek om apparatuur te testen en het verstrekken van de testresultaten aan de goedkeuringsinstantie. Deze termijn kan in uitzonderlijke gevallen of op formeel verzoek van de fabrikant worden verlengd.

5. Een goedkeuringsinstantie kan optreden als technische dienst.

6. Een technische dienst of een als technische dienst optredende goedkeuringsinstantie is in het bezit van een veiligheidsmachtiging voor het verwerken van EU-informatie die is gerubriceerd als EU Confidential of hoger, als omschreven in Besluit 2015/444/EG van de Commissie 8 .

7. Een goedkeuringsinstantie kan een in een derde land gevestigde technische dienst enkel aanwijzen in het kader van een bilaterale overeenkomst tussen de Unie en dat derde land.


Artikel 23
Beoordeling van de vaardigheden van technische diensten

1. De in artikel 22, lid 3, bedoelde vaardigheden worden aangetoond door middel van een door een nationale erkenningsinstantie afgegeven erkenningscertificaat.

2. Het erkenningscertificaat wordt desgevraagd aan de Commissie toegezonden.

3. Een goedkeuringsinstantie die als technische dienst optreedt, toont aan dat zij over de in artikel 22, lid 3, bedoelde vaardigheden beschikt door middel van bewijsmateriaal, waaronder een beoordeling door van de beoordeelde activiteit onafhankelijke controleurs. Deze controleurs kunnen uit dezelfde organisatie komen, mits zij onafhankelijk van het personeel dat de beoordeelde activiteit uitoefent, worden bestuurd. De Commissie kan controleurs sturen om na te gaan of er wordt voldaan aan de bepalingen van artikel 22, lid 3.


Artikel 24
Coördinatie van technische diensten

1. Technische diensten organiseren bezoeken aan elkaars kantoor voor het uitwisselen van informatie en beste praktijken inzake het uitvoeren van de krachtens artikel 8, lid 1, vereiste tests.

2. De Commissie zet een sectorale groep van technische diensten op om te waarborgen dat er passende coördinatie van en samenwerking tussen de technische diensten tot stand komt. Goedkeuringsinstanties zorgen ervoor dat de door hen aangewezen technische diensten rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers aan de werkzaamheden van die groep deelnemen.

3. De Commissie treedt op als voorzitter van de sectorale groep.

4. De sectorale groep heeft met name de volgende taken:

a) vaststellen van kwaliteitsrichtsnoeren voor de toepassing van de in artikel 8, lid 2, bedoelde gemeenschappelijke testmethoden;

b) coördineren en ontwikkelen van maatregelen voor het waarborgen van de geharmoniseerde toepassing van gemeenschappelijke testmethoden door technische diensten, met inbegrip van testmateriaal uit één bron, gemeenschappelijke formaten voor het delen van documenten en vergelijkende testcampagnes;

c) ontwikkelen en organiseren van opleiding voor personeel van technische diensten;

d) coördineren van technische harmonisatie met derde landen inzake de conformiteitsbeoordeling van apparatuur voor beveiligingsonderzoeken in de luchtvaart.


Artikel 25
Wijzigingen van de aanwijzing

1. Wanneer een aanwijzende goedkeuringsinstantie heeft geconstateerd of vernomen dat een door haar aangewezen technische dienst niet meer aan de van deze verordening voldoet of zijn verplichtingen niet nakomt, wordt de aanwijzing door de aanwijzende goedkeuringsinstantie beperkt, opgeschort of, in voorkomend geval, ingetrokken. De goedkeuringsinstantie informeert onverwijld de Commissie en de overige goedkeuringsinstanties. De Commissie past de in artikel 21, lid 4, bedoelde lijst dienovereenkomstig aan.

2. Wanneer de aanwijzing van een technische dienst wordt beperkt, opgeschort of ingetrokken, of de technische dienst zijn activiteiten heeft gestaakt, doet de goedkeuringsinstantie waardoor de technische dienst is aangewezen, het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die technische dienst hetzij door een andere technische dienst worden behandeld, hetzij op verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld van de bevoegde nationale instantie.

Artikel 26
Betwisting van de bekwaamheid van technische diensten

1. De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfels heeft of in kennis wordt gesteld van twijfels omtrent de bekwaamheid van een technische dienst of omtrent de vraag of een technische dienst nog aan de voorschriften voldoet en zijn verantwoordelijkheden nakomt.

2. De goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de technische dienst in kennis heeft gesteld, verstrekt de Commissie op verzoek alle relevante informatie.

3. Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

4. Wanneer de Commissie vaststelt dat de aangemelde technische dienst niet of niet meer aan de erkenningsvereisten voldoet, brengt zij de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de technische dienst heeft aangemeld, daarvan op de hoogte en verzoekt zij deze instantie de nodige corrigerende maatregelen te nemen, en zo nodig de aanmelding in te trekken.

Artikel 27
Wijzigingen van de bijlagen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen als volgt te wijzigen:

a) zij kan bijlage I wijzigen naar aanleiding van de invoering van nieuwe prestatievereisten voor apparatuur voor beveiligingsonderzoeken in de luchtvaart;

b) zij kan de bijlagen zo nodig wijzigen om deze aan te passen aan de ontwikkeling van wetenschappelijke en technische kennis.

Artikel 28
Uitoefening van de delegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 27 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van tien jaar [met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 27 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van in kennis.

5. Een overeenkomstig artikel 27 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.


Artikel 29
Sancties

De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die gelden voor overtredingen van deze verordening, en met name van de bepalingen van de artikelen 5, 7 en 8, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties ook worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten brengen de Commissie van deze regels en maatregelen op de hoogte en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen.

Artikel 30
Overgangsbepalingen

De lidstaten kunnen apparatuur tot [drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] blijven goedkeuren overeenkomstig hun nationale regels.

Op verzoek van de fabrikant geeft een goedkeuringsinstantie die apparatuur van een bepaald type en een bepaalde configuratie vóór die datum heeft goedgekeurd, een EU-typegoedkeuringscertificaat af voor de apparatuur van dat type en die configuratie, indien die apparatuur overeenkomstig artikel 8, lid 2, is getest.

Artikel 31
Evaluatie

1. Uiterlijk [vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] informeren de lidstaten de Commissie over de tenuitvoerlegging van deze verordening.

2. Uiterlijk [vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de tenuitvoerlegging van deze verordening, indien nodig vergezeld van relevante wetgevingsvoorstellen.

Artikel 32
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf [één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.