Artikelen bij COM(2016)475 - Geconsolideerde jaarrekening van de EU 2015 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2016)475 - Geconsolideerde jaarrekening van de EU 2015. |
---|---|
document | COM(2016)475 |
datum | 11 juli 2016 |
Brussel, 11.7.2016
COM(2016) 475 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE 2015
INHOUD DEEL I
FINANCIËLE STATEN - BESPREKING EN ANALYSE
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
BALANS
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN
SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING
EN TOELICHTINGEN DAARBIJ DEEL II
FINANCIËLE STATEN - BESPREKING EN ANALYSE
BEGROTINGSJAAR 2015
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
1. EU: Institutioneel bestuur en activiteiten
De EU functioneert als een rechtsstaat. Dat betekent dat alles wat de EU doet, gebaseerd is op verdragen waarmee alle lidstaten van de EU vrijwillig en op democratische wijze hebben ingestemd. De EU heeft een unieke institutionele structuur:
Europese burgers kiezen rechtstreeks de leden van het Europees Parlement (EP);
de Europese Raad, waarin nationale en Europese leiders samenkomen, bepaalt de hoofdlijnen van het beleid;
De regeringen van de lidstaten zijn vertegenwoordigd in de Raad van de Europese Unie (hierna 'de Raad' genoemd);
de belangen van de EU als geheel worden behartigd door de Europese Commissie ("de Commissie"), waarvan de voorzitter is gekozen door het Europees Parlement en wiens leden in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter door de nationale regeringen worden voorgedragen voor benoeming en als college ter goedkeuring worden onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement.
De EU heeft een eigen rechtsorde, die verschilt van de internationale rechtsorde en integraal deel uitmaakt van de rechtssystemen van de lidstaten. De rechtsorde van de EU steunt op autonome rechtsbronnen. Omdat deze rechtsbronnen van uiteenlopende aard zijn, moest er een hiërarchie worden vastgesteld. Bovenaan staat de primaire wetgeving, belichaamd door het Verdrag betreffende de Europese Unie; het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU); Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; andere verdragen en protocollen. Hierna volgen de door de EU gesloten internationale overeenkomsten, de algemene rechtsbeginselen en de afgeleide wetgeving, berustend op de verdragen.
Het bestuur van de EU is georganiseerd in instellingen, agentschappen en andere EU-organen die vermeld staan in toelichting 9 van de toelichtingen bij de financiële staten. Inzake verantwoordelijkheid voor het opstellen van beleid en het nemen van beslissingen, zijn de belangrijkste instellingen het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad en de Commissie.
2. Belangrijkste politieke doelstellingen van de EU
De Commissie stelde op 3 maart 2010 de Europa 2020-strategie voor, een 10-jarenstrategie om de economie van de EU aan te zwengelen. Zij is gericht op 'slimme, duurzame en inclusieve groei' en behelst een betere coördinatie van nationaal en Europees beleid. Er zijn streefcijfers overeengekomen die de EU tegen eind 2020 moet realiseren. Zij hebben betrekking op werkgelegenheid, onderzoek en ontwikkeling, klimaat/energie, onderwijs, sociale inclusie en armoedebestrijding. Dit beperkte aantal streefcijfers op EU-niveau wordt per lidstaat vertaald naar nationale doelstellingen die rekening houden met de specifieke situaties en omstandigheden.
Europa heeft nieuwe impulsen voor groei en werkgelegenheid aangewezen. Op de desbetreffende gebieden wordt actie ondernomen aan de hand van 7 kerninitiatieven ("flagships"):
• Digitale agenda voor Europa ;
• Innovatie-Unie ;
• Jeugd in beweging ;
• Efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa ;
• Industriebeleid in een tijd van mondialisering ;
• Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen ; en
• Europees platform tegen armoede .
Voor elk initiatief moeten de EU- en de nationale autoriteiten hun activiteiten coördineren, zodat deze elkaar versterken.
De Commissie die in november 2014 is aangetreden, heeft de volgende 10 initiatieven (tot 2019) aangewezen die een voortzetting van de Europa 2020-strategie betekenen:
• Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen:
Het belangrijkste initiatief van de EU onder deze rubriek is het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), dat samen met de EIB-groep is gelanceerd. Het is bedoeld om de huidige investeringskloof in de EU te helpen overbruggen door particuliere financiering te mobiliseren voor strategische investeringen op sleutelgebieden zoals infrastructuur, onderwijs, onderzoek en innovatie, hernieuwbare energie en risicofinanciering voor kleine bedrijven. Verwacht wordt dat extra middelen van de lidstaten, nationale stimuleringsbanken en particuliere investeerders voor een totaal van 315 miljard EUR aan investeringen in de EU zullen opleveren.
• Een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatveranderingsbeleid:
De EU ondersteunt sedert lang de internationale inspanningen ter bestrijding van de klimaatverandering en beschouwt het als haar plicht een voorbeeld te stellen door intern een krachtig beleid te voeren. Op Europees niveau wordt een alomvattend pakket van beleidsmaatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen ten uitvoer gelegd door middel van het Europees programma inzake klimaatverandering (ECCP). De EU heeft zichzelf doelen gesteld om haar uitstoot van broeikasgassen geleidelijk terug te dringen tot 2050. De klimaat- en energiedoelstellingen zijn vastgelegd in het klimaat- en energiepakket voor 2020 en het klimaat- en energiekader voor 2030. Deze doelstellingen moeten de EU op weg helpen om de overgang naar een koolstofarme economie als omschreven in het stappenplan voor 2050 te realiseren. De EU volgt de bij het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen geboekte vooruitgang door middel van regelmatige monitoring en rapportage. De EU heeft het voortouw genomen bij de internationale inspanningen voor een wereldwijde klimaatovereenkomst. Na de ervaringen die zijn opgedaan met het Kyoto-protocol, waaraan slechts een beperkt aantal landen deelneemt, en de klimaattop van Kopenhagen in 2009, waar geen overeenstemming is bereikt, heeft de EU zich sterk gemaakt voor een brede coalitie van ontwikkelde en ontwikkelingslanden met een hoog ambitieniveau, wat zich heeft vertaald in de succesvolle uitkomst van de conferentie van Parijs (COP21) in december 2015. Tijdens deze conferentie keurden 195 landen de eerste universele, wettelijk bindende mondiale klimaatovereenkomst goed. De EU was in maart 2015 de eerste grote economie die haar voorgenomen bijdrage aan de nieuwe overeenkomst indiende. Zij onderneemt al stappen om haar doelstelling van een reductie van de emissies met minstens 40 % tegen 2030 te verwezenlijken.
• Een nieuw migratiebeleid:
Migratie is een van de politieke prioriteiten van de huidige Commissie. Het hoofddoel van de Europese migratieagenda is de kwestie van migratie op een alomvattende manier aan te pakken. Het eerste deel van deze agenda bestaat uit onmiddellijke maatregelen om menselijke tragedies te voorkomen en de mechanismen voor noodsituaties te versterken. Dit omvat een uitbreiding van de aanwezigheid op zee om levens te redden, een gerichte aanpak van criminele netwerken van mensensmokkelaars, de opvang van grote aantallen migranten die aankomen in de EU en het gebruik van de operationele en financiële instrumenten van de EU om de lidstaten in de frontlinie te helpen. Als eerste stap heeft de Commissie in 2015 via gewijzigde begrotingen extra financiering ter beschikking gesteld — zie deel 6 hierna. Bovendien moet een nieuw langetermijnbeleid inzake migratie worden geformuleerd dat op vier pijlers berust: 1) de prikkels voor onregelmatige migratie verkleinen; 2) levens redden en de buitengrenzen beveiligen; 3) een sterk gemeenschappelijk asielbeleid; en 4) een nieuw beleid voor legale migratie.
• Een diepere en eerlijkere interne markt
De eengemaakte markt is een van Europa’s grootste verwezenlijkingen en haar grootste troef in tijden van toenemende globalisering. Het is een motor voor de opbouw van een sterkere en rechtvaardigere economie in de EU. Door personen, goederen, diensten en kapitaal toe te staan vrijer te circuleren, ontstaan nieuwe mogelijkheden voor burgers, werknemers, ondernemingen en consumenten, wat moet leiden tot de banen en groei die Europa zo dringend nodig heeft. Meer geïntegreerde en diepere kapitaalmarkten moeten de financiering van bedrijven, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf, en van infrastructuurprojecten bevorderen. Een grotere arbeidsmobiliteit moet mensen in staat stellen zich vrijer te verplaatsen naar waar hun vaardigheden nodig zijn. En het bestrijden van belastingontduiking en belastingfraude moet ervoor zorgen dat eenieder een faire bijdrage levert.
• Maatregelenpakket voor de digitale eengemaakte markt:
Het internet en digitale technologieën veranderen onze wereld. Maar door onlinebarrières hebben burgers geen toegang tot sommige goederen en diensten, worden internetbedrijven en startups beperkt in hun ontplooiing en kunnen bedrijven en overheden niet ten volle profiteren van digitale instrumenten. Daarom moet de interne markt van de EU toegerust worden voor het digitale tijdperk: regelgevingsbarrières moeten worden gesloopt en van 28 nationale markten moet één markt worden gemaakt. Dit kan de EU-economie een injectie geven van 415 miljard EUR per jaar en honderdduizenden nieuwe banen opleveren.
• Een ruimte van recht en grondrechten:
De EU is meer dan een gemeenschappelijke markt voor goederen en diensten. De Europeanen hebben ook gemeenschappelijke waarden, die zijn vastgelegd in de EU-Verdragen en het Handvest van de grondrechten. De Commissie moet deze waarden altijd voor ogen houden in haar strijd tegen terrorisme, mensenhandel, smokkel en cybercriminaliteit. Het moet voor Europeanen makkelijker worden om te werken, studeren of trouwen in een ander EU-land. Een van de hoofddoelen is dus om bruggen te slaan tussen de verschillende nationale rechtsstelsels in de EU. Een Europese rechtsruimte zonder grenzen of obstakels zorgt ervoor dat burgers overal in Europa dezelfde rechten hebben.
• Een krachtiger optreden op het wereldtoneel:
De EU heeft een krachtig gemeenschappelijk buitenlands beleid nodig om efficiënt in te spelen op mondiale uitdagingen, inclusief de crises in haar nabuurschap, haar waarden uit te dragen en bij te dragen aan vrede en welvaart in de wereld.
• Een evenwichtige vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de VS:
De EU onderhandelt momenteel over een ambitieuze en evenwichtige handels- en investeringsovereenkomst met de VS. Het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen (TTIP) zal nieuwe handels- en investeringsmogelijkheden creëren voor grote én kleine ondernemingen en nieuwe banen opleveren. Voor de consumenten zal het leiden tot lagere prijzen en meer keuze, terwijl de hoge standaarden van de EU inzake consumentenbescherming, sociale rechten en milieuvoorschriften behouden blijven. Het zal tevens haar invloed op wereldvlak versterken: Europa zal de mondiale handel mee vorm geven, zijn waarden uitdragen en meer investeringen aantrekken.
• Een Unie van democratische verandering:
In 2014 dienden de lidstaten voor het eerst met de resultaten van de verkiezingen rekening te houden bij de voordracht van een kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie. Hoewel het een belangrijke stap betreft, is dit slechts één van de vele om de EU democratischer te maken en dichter bij de burgers te brengen. Europeanen hebben het recht te weten met wie commissarissen en personeelsleden van de Commissie, leden van het Europees Parlement en vertegenwoordigers van de Raad ontmoetingen hebben in het kader van het wetgevingsproces. De Commissie is vastbesloten om een nieuwe impuls te geven aan de betrekkingen met het Europees Parlement en nauwer samen te werken met de nationale parlementen.
• Een hechtere economische en monetaire unie - voortdurende inspanningen om de economische stabiliteit te bevorderen en investeerders warm te maken voor Europa:
De werkzaamheden van de Commissie ter voltooiing van de economische en monetaire Unie bouwt voort op het verslag van de vijf voorzitters , waarin vier gebieden worden aangewezen waar vooruitgang nodig is. Het verslag van de vijf voorzitters is het resultaat van uitvoerig overleg tussen de lidstaten, de EU-instellingen en de 5 voorzitters.
3. EU-begroting: van voorbereiding tot kwijting
4. Begroting en financiering
Het meerjarig financieel kader (MFK) weerspiegelt de politieke doelstellingen van de EU en legt de jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) vast voor de EU-uitgaven als geheel en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. De EU-begroting financiert een hele reeks beleidslijnen en programma's in de hele EU. In overeenstemming met de prioriteiten die de het Europees Parlement en de Raad in het MFK hebben neergelegd, voert de Commissie specifieke programma's, activiteiten en projecten in het veld uit. De begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het EP en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten) voor een bepaald begrotingsjaar.
De EU beschikt over twee grote financieringscategorieën: ontvangsten uit eigen middelen en diverse ontvangsten. De eigen middelen kunnen worden onderverdeeld in de traditionele eigen middelen (zoals douanerechten), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen normaal gezien minder dan 10 % van de totale ontvangsten. De ontvangsten uit eigen middelen vormen het leeuwendeel van de EU-financiering en komen automatisch toe aan de EU om haar in staat te stellen haar begroting te financieren zonder dat hiervoor een later besluit van nationale autoriteiten nodig is. Het totale bedrag van de vereiste eigen middelen om de begroting te financieren wordt bepaald door de totale uitgaven min de diverse ontvangsten. Het totale bedrag aan eigen middelen mag niet meer bedragen dan 1,23 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU.
Als algemeen beginsel geldt dat de EU geen geld mag lenen op de kapitaalmarkten of van financiële instellingen om haar begroting te financieren.
5. Hoe de EU-begroting wordt beheerd en besteed
Primaire beleidsuitgaven
De beleidsuitgaven van de EU bestrijken de verschillende rubrieken van het MFK en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. Sinds 2014 deelt de Commissie haar uitgaven als volgt in:
Direct beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.
Indirect beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen.
Gedeeld beheer: bij deze methode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de uitgaven valt onder deze beheersvorm, bv. op gebieden als landbouwuitgaven en structurele maatregelen.
De verschillende financiële spelers binnen de Commissie
Het College van commissarissen neemt gezamenlijk de politieke verantwoordelijkheid, maar oefent in de praktijk zijn bevoegdheden om de begroting uit te voeren, niet zelf uit. Het delegeert deze taken elk jaar aan individuele ambtenaren die verantwoording dienen af te leggen aan het College en die onderworpen zijn aan het Financieel Reglement (FR) en het Statuut van de ambtenaren. De desbetreffende personeelsleden — meestal directeuren-generaal en diensthoofden — staan bekend als 'gedelegeerde ordonnateurs'. Zij kunnen op hun beurt hun taken in verband met de uitvoering van de begroting aan „gesubdelegeerde ordonnateurs” delegeren.
De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt. Elke ordonnateur moet een jaarlijks activiteitenverslag opstellen over de activiteiten die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, waarin hij verslag uitbrengt over de beleidsresultaten en getuigt van redelijke zekerheid over het feit dat de middelen die zijn toegekend voor de activiteiten die in zijn verslag zijn beschreven voor hun doel zijn aangewend overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, en dat de ingestelde controleprocedures de nodige garanties bieden met betrekking tot de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Overeenkomstig artikel 66 van het FR stuurt de Commissie een syntheseverslag over de jaarlijkse activiteitenverslagen naar het Europees Parlement en de Raad, waarmee de Commissie de algehele politieke verantwoordelijkheid neemt voor het beheer van de EU-begroting overeenkomstig artikel 317 VWEU. Dit verslag en de jaarlijkse activiteitenverslagen kunnen worden gevonden op: http://ec.europa.eu/atwork/planning-and-preparing/synthesis-report/index_nl.htm
Overeenkomstig artikel 318 VWEU publiceert de Commissie een evaluatieverslag over de voortgang en prestaties van programma’s van de Commissie op basis van de jaarlijkse activiteitenverslagen van de ordonnateurs. Met ingang van het begrotingsjaar 2015 zijn het syntheseverslag en het evaluatieverslag samengevoegd en gecombineerd met de informatie die wordt gepresenteerd in een nieuw verslag, getiteld 'jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting'.
De rekenplichtige voert de betalings- en invorderingsopdrachten uit die zijn opgesteld door de ordonnateurs en is verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen. Hij schrijft de boekhoudkundige principes en methodes voor, valideert de boekhoudsystemen, voert de boekhouding en stelt de jaarrekening van de instelling op. Voorts moet de rekenplichtige de jaarrekening aftekenen en daarbij verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen geeft.
6. Financiële verslaglegging en boekhouding
De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU gezien vanuit het oogpunt van de boekhouding op transactiebasis en de begroting. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.
De jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen:
a) de financiële staten; en
b) verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin de begrotingsuitvoering in detail wordt beschreven.
Het is de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Commissie om de geconsolideerde jaarrekening van de EU op te stellen en ervoor te zorgen dat die in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de EU geven.
Naast de bovengenoemde jaarlijkse verslaglegging worden er ook ad-hocverslagen over specifieke zaken opgesteld, zoals het verslag inzake begrotings- en financieel beheer, financiële instrumenten, verstrekte garanties en financiële correcties.
Verslaglegging en verantwoording in de Commissie:
7. Controle en kwijting
Controle
De jaarrekening en het beheer van de middelen van de EU worden gecontroleerd door haar externe controleur, de Europese Rekenkamer (de Rekenkamer), die als onderdeel van haar activiteiten het volgende opstelt voor het Europees Parlement en de Raad:
(1) een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting, met gedetailleerde opmerkingen bij de jaarrekening en de onderliggende verrichtingen;
(2) een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag gegeven wordt in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de ontvangsten die geïnd zijn van belastbare personen en de betalingen aan eindbegunstigden; en
(3) speciale verslagen over de resultaten van controles van specifieke terreinen.
Kwijting
De laatste stap van een begrotingscyclus is de kwijting van de begroting voor een bepaald begrotingsjaar. De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, de Commissie (en andere EU-organen) 'ontslaat' van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting door aan te geven dat die begroting ophoudt te bestaan. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit binnen de EU. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling moet doen en het Europees Parlement kwijting moet verlenen aan de Commissie en andere EU-organen voor de uitvoering van de EU-begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Dat besluit is gebaseerd op een onderzoek van de jaarrekening, het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting (voormalig syntheseverslag en jaarlijks evaluatieverslag) van de Commissie, het jaarverslag, de accountantsverklaring en de speciale verslagen van de Rekenkamer, en de antwoorden van de Commissie op vragen en verdere informatieverzoeken.
Deze kwijtingsprocedure kan drie resultaten opleveren: het verlenen, het uitstellen of het weigeren van de kwijting. De hoorzittingen waarbij commissarissen vragen moeten beantwoorden van de leden van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement over de beleidsterreinen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, vormen een integrerend deel van de jaarlijkse kwijtingsprocedure in het Europees Parlement. Het definitieve kwijtingsverslag, met daarin specifieke aanbevelingen aan de Commissie om maatregelen te nemen, wordt in plenaire zitting door het EP aangenomen. De aanbevelingen tot kwijting van de Raad worden door Ecofin aangenomen. Het kwijtingsverslag van het Europees Parlement en de aanbevelingen tot kwijting van de Raad krijgen navolging in een jaarlijks verslag waarin de Commissie uiteenzet welke concrete maatregelen zij heeft genomen om de gedane aanbevelingen uit te voeren.
8. De geconsolideerde financiële staten van de EU: de financiële situatie in 2015
9. Ontvangsten
De meeste ontvangsten van de instellingen en organen van de Unie zijn ontvangsten uit niet-ruiltransacties. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste ontvangstencategorieën.
Vijfjarige trend van de ontvangsten uit niet-ruiltransacties in miljoen EUR:
De bni-middelen in 2014 bevatten belangrijke herzieningen van het bni die teruggingen tot 2002. Daarom was de aanpassing van de bijdragen, voor een totaal van 10 miljard EUR voor alle EU-lidstaten, van ongekende omvang. Dit verklaart grotendeels de daling in 2015 ten opzichte van het voorgaande jaar.
Terugvordering van uitgaven omvat door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten die zijn geïnd of verrekend met latere betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen, teneinde eerder betaalde uitgaven uit de algemene begroting terug te vorderen.
10. Uitgaven
De uitgaven – 155,9 miljard EUR – bedroegen minder dan vorig jaar (2014: 165,3 miljard EUR). Er was een daling van 4,6 miljard EUR voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF), te wijten aan de trage start van de uitvoering van de programmeringsperiode 2014-2020. De uitgaven van het Europees Sociaal Fonds (ESF) daalden met 2,8 miljard EUR omdat minder kostendeclaraties werden ingediend voor de periode 2007-2013 van het meerjarig financieel kader.
De belangrijkste uitgavenpost (112,4 miljard EUR) zijn betalingen in het kader van het gedeeld beheer. De belangrijkste fondsen zijn: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling, het EFRO en CF en het ESF. In het begrotingsjaar 2015 waren deze goed voor bijna 71 % van de totale uitgaven.
Uitgaven onder direct beheer betreffen in hoofdzaak het door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en, nieuw vanaf 2015, trustfondsen uitgevoerde deel van de begroting. Onder direct beheer staan ook de administratieve uitgaven van alle EU-instellingen en -agentschappen. De begrotingsuitvoering onder indirect beheer wordt gedaan door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten. De uitgaven onder direct en indirect beheer maakten tezamen ongeveer 14 % (22 miljard EUR) van de totale uitgaven uit.
Daarnaast beschouwt de EU toekomstige betalingsverplichtingen als uitgaven die nog niet in de begrotingsboekhouding op kasbasis zijn opgenomen. Zij worden in het bijzonder opgevoerd onder verplichtingen voor landbouw- en plattelandsontwikkeling en de toekomstige betalingsverplichtingen voor pensioenrechten die door commissarissen, leden van het EP en personeelsleden zijn verworven, en leiden doorgaans tot een negatief economisch resultaat (deze betalingen worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen en zijn nog niet opgenomen in de ontvangsten).
11. Economisch resultaat
Het economisch resultaat voor de periode (d.w.z. het tekort) van (13 033) miljoen EUR bleef ten opzichte van vorig jaar op een vergelijkbaar niveau.
12. Activa
154 miljard EUR activa op de geconsolideerde balans van de EU
De belangrijkste posten aan de actiefzijde van de balans zijn financiële activa (leningen, voor verkoop beschikbare financiële activa en geldmiddelen) en voorfinancieringsbedragen die alles bij elkaar goed zijn voor bijna 83 % van de activa van de EU. Het bedrag aan leningen daalde met 1,6 miljard tot 57 miljard EUR, terwijl het bedrag van de voor verkoop beschikbare financiële activa gefinancierd uit de EU-begroting (begrotingsinstrumenten), met ongeveer 460 miljoen EUR toenam. De activa die onder de vaste bedrijfsmiddelen zijn opgenomen, zijn activa die verband houden met het Copernicus-programma (1,7 miljard EUR) en Galileo-activa in aanbouw (2,1 miljard EUR).
In de afgelopen jaren zijn EU-instellingen en -organen erin geslaagd de posten geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar op een laag niveau te houden. Het hoge kassaldo van 21,7 miljard EUR op 31 december 2015 is vooral toe te schrijven aan:
• de uitgestelde betalingen van bni- en btw-saldi van 2014 (5,4 miljard EUR), die werden gespreid over 2015, met een zeer groot deel uitbetaald in september 2015. De bijdrage van de lidstaten aan de EU-begroting op basis van btw en bni is onderworpen aan een jaarlijkse aanpassing die ieder jaar plaatsvindt op de eerste werkdag van december. De aanpassing in 2014 omvatte ingrijpende herzieningen van het bni die teruggingen tot 2002, wat resulteerde in een ongekende aanpassing van 9,5 miljard EUR voor alle EU-lidstaten;
• het bni- en btw-saldo van 2015 (1,4 miljard EUR);
• de door twee lidstaten vooraf betaalde bni-bijdrage voor 2016 (0,7 miljard EUR);
• boetes en andere ontvangsten (1,5 miljard EUR).
Op grond van de eigenmiddelenverordening konden deze tegoeden alleen in 2016 aan de lidstaten worden terugbetaald via een gewijzigde begroting.
Voorfinanciering
Er zij op gewezen dat het niveau van de voorfinanciering sterk wordt beïnvloed door de MFK-cyclus: aan het begin van een MFK-periode kan men verwachten dat er omvangrijke voorschotten worden betaald aan lidstaten in het kader van het cohesiebeleid. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de niveaus van voorfinanciering op een passend niveau worden gehouden. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.
De totale voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan de lidstaten en bijdragen aan trustfondsen) op de balans van de EU bedraagt 40 miljard EUR (2014: 45 miljard EUR), die nagenoeg volledig betrekking hebben op activiteiten van de Commissie. Ongeveer 70 % van de voorfinanciering door de Commissie betreft gedeeld beheer, wat wil zeggen dat de uitvoering van de begroting aan de lidstaten wordt gedelegeerd (waarbij de Commissie haar rol van toezichthouder behoudt).
Voorfinanciering door de Commissie via de beheersvorm
Het grootste deel van de voorfinanciering onder gedeeld beheer betreft het EFRO & CF.
Voorfinanciering op lange termijn is gestegen met 12,6 miljard EUR in verband met het nieuwe MFK, terwijl de kortetermijnvoorfinanciering daalde met 17,7 miljard EUR. De stijging van de voorfinanciering op lange termijn is vooral toe te schrijven aan de nieuwe voorfinancieringen onder gedeeld beheer voor het MFK 2014-2020 (in totaal 10 miljard EUR, waarvan 7 miljard EUR bestemd is voor het cohesiebeleid). Ook de daling van de kortetermijnbedragen is hoofdzakelijk voor rekening van het gedeeld beheer: omdat het MFK 2007-2013 in de afsluitingsfase zit, wordt de daarmee verband houdende voorfinanciering geleidelijk vereffend.
Financieringsinstrumenten onder direct en indirect beheer
De volgende posten worden als financieringsinstrumenten in de jaarrekening van de EU opgevoerd:
• uit begrotingskredieten verstrekte leningen;
• uit geleende middelen verstrekte leningen;
• eigenvermogensinstrumenten;
• garantie-instrumenten en
• garantiefondsen: aan externe entiteiten (voornamelijk de EIB-groep) verstrekte garanties voor instrumenten die niet door de EU-begroting zijn gecreëerd.
Het belang en de omvang van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd onder direct en indirect beheer neemt van jaar tot jaar toe. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze aanpak dat voor elke via de financiële instrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 euro aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit intelligente gebruik van de EU-begroting is gericht op het maximaliseren van het effect van de beschikbare middelen. Eigenvermogensinstrumenten en beleggingen (in aandelen en schuldtitels) in garantie-instrumenten en de garantiefondsen worden in de jaarrekening van de EU opgevoerd als voor verkoop beschikbare financiële activa.
Voor verkoop beschikbare financiële activa van budgettaire financieringsinstrumenten
Garantiefondsen
Garantiefondsen worden door de EU opgezet voor specifieke doeleinden en gevoed met overmakingen uit de EU-begroting, om een liquiditeitsbuffer te vormen tegen potentiële verliezen op gegarandeerde verrichtingen betreffende garanties die uit de EU-begroting aan de EIB-groep worden verstrekt. Het belangrijkste in 2015 nieuw gecreëerde garantiefonds is het EFSI-garantiefonds.
Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep, waardoor de EIB tot 61 miljard EUR in de EU kan investeren. Het EFSI is geen afzonderlijke rechtspersoon of een investeringsfonds in de strikte zin van het woord. De EFSI-risicoreserve biedt bescherming aan de EIB tegen mogelijke verliezen op de onderliggende verrichtingen. Het bestaat uit een inbreng van 5 miljard EUR uit het eigen kapitaal van de EIB en een begrotingsgarantie van de EU ten belope van 16 miljard EUR (maximaal bedrag). Het is de bedoeling dat extra middelen van de lidstaten, nationale stimuleringsbanken en particuliere investeerders voor een totaal van 315 miljard EUR aan investeringen in de EU opleveren.
Het EFSI opereert in twee 'vensters': het venster voor infrastructuur en innovatie (IIW), waarvan de uitvoering door de EIB wordt gedaan, en het mkb-venster (SMEW), uitgevoerd door het EIF, die beide zullen beschikken over een schuldportefeuille (EU-garantie van 12.25 miljard EUR) en een aandelenportefeuille (EU-garantie van 3,75 miljard euro). Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EU.
De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (leningen en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. Wat het IIW betreft, neemt de EIB de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert zij de operaties overeenkomstig haar regels en procedures, op dezelfde wijze als voor haar eigen (risicodragende) operaties. Om erop toe te zien dat de investeringen in het kader van het EFSI gericht blijven op de specifieke doelstelling het marktfalen te verhelpen dat investeringen in de EU belemmert en dat zij in aanmerking komen voor de bescherming van de EU-garantie, is een specifieke governancestructuur opgezet. Het investeringscomité van onafhankelijke deskundigen beoordeelt of elk project dat door de EIB wordt voorgesteld voldoet aan de voorwaarden voor dekking door de EU-garantie. Indien dat bevestigd wordt en de operatie de garantie van het EFSI krijgt; worden de voortzetting van het project en het beheer ervan onderworpen aan de normale projectcyclus en het governanceproces van de EIB.
De rol van de EU behelst het verstrekken van de EU-garantie voor een deel van de potentiële verliezen die de EIB zou kunnen lijden op haar investeringen (leningen en eigenvermogensinstrumenten). De EU bemoeit zich met andere woorden niet met de definitieve selectie en het beheer van de EFSI-operaties, investeert geen geld in die operaties en is niet direct contractpartij bij de onderliggende instrumenten. Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie van de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU (zie ook toelichting 5.2 bij de geconsolideerde jaarrekening).
De EU-garantie is beperkt tot 16 miljard EUR op eender welk moment en de totale nettobetalingen uit de EU-begroting mogen dat bedrag niet overschrijden. De garantiebetalingen van de EU zouden worden gedaan door een nieuw opgericht garantiefonds dat fungeert als liquiditeitsbuffer tegen potentiële nettoverliezen (verwachte verliezen niet gedekt door verwachte ontvangsten) op door het EFSI gegarandeerde operaties. Het EFSI-garantiefonds wordt vanaf 2016 gefinancierd uit de EU-begroting en zal tegen 2022 geleidelijk aangroeien tot 8 miljard EUR, ofwel 50 % van de maximumgarantie van de EU. Op 31 december 2015 is voor het garantiefonds 1 350 miljoen EUR vastgelegd, te storten in 2016 (500 miljoen EUR) en 2017 (850 miljoen EUR); dit bedrag is opgenomen in de 'RAL' (reste à liquider - nog betaalbaar te stellen vastleggingen) die in toelichting 5.3.1 bij de geconsolideerde jaarrekening worden behandeld.
De volgende tabellen geven een overzicht van de financieringsinstrumenten van de EU, per MFK
miljoenen EUR | |||
MFK 2014-2020 | Activa | Passiva | Garanties |
Eigenvermogensinstrumenten: | |||
Eigenvermogensfaciliteit voor groei (COSME) | 39 | (2) | |
Horizon 2020 InnovFin Equity Facility for R&I | 108 | (2) | |
146 | (4) | ||
Garantie-instrumenten | |||
COSME-leninggarantiefaciliteit | 125 | (43) | * |
Werkgelegenheid en sociale innovatie | 10 | (3) | * |
Garantiefaciliteit voor studentenleningen | 16 | (1) | * |
Horizon 2020 – InnovFin Loan & Guarantee Service for R&I | 638 | (97) | (442) |
Horizon 2020 – InnovFin SME Guarantee | 294 | (22) | (17) |
Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal | 12 | - | |
Instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE) | 12 | - | |
1 107 | (166) | (459) | |
Totaal | 1 253 | (170) | (459) |
MFK vóór 2014 | Activa | Passiva | Garanties |
Leningen/Eigenvermogensinstrumenten/Instrumenten voor technische bijstand: | |||
Instrument voor economische en financiële samenwerking in het kader van het Europees-mediterraan partnerschap (MEDA) | 251 | (2) | |
Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) | 153 | (4) | |
404 | (6) | ||
Leninginstrumenten: Steunkrediet voor kleine en middelgrote ondernemingen | 19 | ||
Eigenvermogensinstrumenten: | |||
Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie | 413 | - | |
Europese technologie-startersregeling 1998 (ETF) | 11 | - | |
Wereldwijd Fonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie (GEEREF) | 76 | - | |
Meerjarig kaderprogramma (MAP) eigenvermogensfaciliteit | 192 | - | |
Margueritefonds | 50 | - | |
Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit (PMF) voor werkgelegenheid en sociale insluiting | 71 | - | |
Europees Fonds voor energie-efficiëntie | 128 | (22) | |
Technologieoverdracht proefprojecten | 1 | ||
943 | (22) | ||
Garantie-instrumenten: | |||
Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP SMEG) | 108 | (215) | * |
Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT) | 238 | (3) | (209) |
Meerjarenprogramma (MAP) voor ondernemingen | 23 | (35) | * |
Projectobligatie-initiatief (PBI) | 236 | (1) | (220) |
Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit | 13 | (11) | * |
Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) | 927 | (94) | (845) |
Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen | 16 | (16) | * |
1 561 | (375) | 1 274 | |
Totaal | 2 927 | (403) | 1 274 |
* Het door de EU gedragen risico is volledig gedekt (d.w.z. opgenomen in de passiva).
miljoenen EUR
Meer dan één MFK betreffend | Activa | Passiva | Garanties |
Eigenvermogensinstrumenten: | |||
Europees Fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE) | 118 | - | |
Fonds voor bedrijfsuitbreiding in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan | 10 | - | |
Fonds voor bedrijfsinnovatie (EIF) in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan | 21 | - | |
Green for Growth Fund voor de landen van het Oostelijk Nabuurschap (SE4F) | 52 | - | |
Microfinance Initiative for Asia Debt Fund (Microfinancieringsfonds voor Azië) | 9 | - | |
MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (SANAD) | 10 | - | |
220 | - | ||
Garantie-instrumenten | |||
Garantiefaciliteit in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan (EDIF) | 20 | (14) | * |
20 | (14) | ||
Garantiefondsen | |||
Garantiefonds voor externe acties | 2 108 | (25) | 19 450 |
Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI). | 1 | - | (202) |
2 109 | (25) | 19 652 | |
Totaal | 2 349 | (39) | 19 652 |
Totaal | 6 529 | (612) | 21 385 |
* Het door de EU gedragen risico is volledig gedekt (d.w.z. opgenomen in de passiva).
Uit geleende middelen verstrekte leningen
Krachtens het EU-Verdrag is de EU gemachtigd om leningtransacties te doen waarmee de financiële middelen kunnen worden ingezet die nodig zijn om specifieke opdrachten uit te voeren. Namens de EU voert de Commissie momenteel drie belangrijke programma's uit, namelijk macrofinanciële bijstand (MFB), betalingsbalanssteun (BBS) en het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen en de middelen daartoe kan ophalen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen. In 2015 heeft Ierland officieel verzocht om een verlenging van de termijn voor terugbetaling van zijn eerste EFSM-lening. De tranche van 5 miljard EUR is opgesplitst in drie nieuwe tranches van 2 miljard EUR, 1 miljard EUR en 2 miljard EUR, met vervaldag in respectievelijk 2023, 2029 en 2035. In januari 2016 heeft Portugal officieel verzocht om een verlenging van de termijn voor terugbetaling (3 juni 2016) van zijn eerste EFSM-lening. De tranche van 4,75 miljard EUR is geherfinancierd met drie nieuwe tranches van 1,5 miljard EUR, 2,25 miljard EUR en 1 miljard EUR, met vervaldag in respectievelijk 2023, 2031 en 2036. Op 17 juli 2015 is aan Griekenlandin het kader van het EFSM een overbruggingslening toegestaan als tijdelijke lening voorafgaand aan de leningsovereenkomst tussen Griekenland en het Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM). De eerste en enige uitbetaling heeft plaatsgevonden op 20 juli 2015 en werd volledig terugbetaald nadat het ESM-akkoord was bekrachtigd door de nationale parlementen van de lidstaten van de eurozone. Deze terugbetaling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2015.
Overzicht van de uit geleende middelen verstrekte leningen tegen nominale bedragen
miljarden EUR | ||||||||||
BBS | EFSM | Andere* | TOTAAL | |||||||
Hon-garije | Letland | Roemenië | Totaal | Ierland | Portugal | Grie-ken-land | Totaal | Totaal | ||
Totaal verstrekt | 6,5 | 3,1 | 8,4 | 18,0 | 22,5 | 26,0 | 7,2 | 55,7 | 5,1 | 78,8 |
Uitbetaald op 31.12.2014 | 5,5 | 2,9 | 5,0 | 13,4 | 22,5 | 24,3 | - | 46,8 | 2,4 | 62,6 |
Uitbetaald in 2015 | - | - | - | - | 5,0 | - | 7,2 | 12,2 | 1,3 | 13,5 |
Totaal uitbetaald op 31.12.2015 | 5,5 | 2,9 | 5,0 | 13,4 | 27,5 | 24,3 | 7,2 | 59,0 | 3,6 | 76,0 |
Terugbetaalde leningen op 31.12.2015 | (4,0) | (2,2) | (1,5) | (7,7) | (5,0) | - | (7,2) | (12,2) | (0,1) | (20,0) |
Uitstaand bedrag op 31.12.2015 | 1,5 | 0,7 | 3,5 | 5,7 | 22,5 | 24,3 | 0 | 46,8 | 3,5 | 56,0 |
* Macrofinanciële bijstand, Euratom en EGKS in vereffening
** Met inbegrip van anticiperende bijstand.
13. Passiva
226 miljard EUR passiva op de geconsolideerde balans van de EU voor 2015
De passiefzijde bestaat voornamelijk uit vier belangrijke elementen: pensioenen en andere personeelsbeloningen, ontleningen, betaalbaar te stellen vorderingen en toegerekende lasten. De grootste verandering ten opzichte van 2014 is de stijging met bijna 12,4 miljard EUR van de toegerekende lasten in verband met het begin van de uitvoering van het meerjarig financieel kader 2014-2020, waarbij deze lasten zijn geraamd omdat er nog geen declaraties van de lidstaten zijn. Een andere belangrijke verandering is de afname van de te betalen schulden in het cohesiebeleid met circa 12,5 miljard EUR doordat de lidstaten voor de programmeringsperiode 2007-2013 minder kostendeclaraties hebben ingediend. Een andere reden is dat er minder kostendeclaraties zijn ingediend als gevolg van de trage start van het MFK 2014-2020 wegens vertragingen bij de aanwijzing van de beheers- en controleautoriteiten door de lidstaten.
Totaal ontvangen en betaalbaar te stellen kostendeclaraties en facturen
Het feit dat de passiva de activa overschrijden, betekent niet dat de EU-instellingen en -organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste komen van toekomstige jaarlijkse begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan 2015 toegerekend, hoewel zij effectief pas in 2016 (of later) uit de begroting van latere jaren zullen worden betaald en de overeenkomstige ontvangsten slechts in de toekomst zullen worden geboekt. De meest significante te vermelden bedragen, zijn die betreffende de activiteiten van het ELGF (betaald in 2016) en personeelsbeloningen (te betalen in de komende 30 jaar of meer).
14. BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING
Overzicht van financiële correcties en terugvorderingen in 2015
Bij de uitvoering van de EU-begroting is het zeer belangrijk dat systeemtekortkomingen die leiden tot fouten, onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, ontdekt en vervolgens gecorrigeerd. De Rekenkamer verstrekt in haar jaarverslag een betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die aan de rekeningen ten grondslag liggen, evenals het percentage materiële fouten in de betalingen. De bekendmaking van de EU-jaarrekening in het Publicatieblad gaat vergezeld van deze betrouwbaarheidsverklaring.
De impact van deze fouten wordt door de Commissie getemperd door middel van twee mechanismen:
(1) preventieve maatregelen (bijvoorbeeld controles vooraf, onderbrekingen en opschortingen van betalingen); en
(2) corrigerende maatregelen (voornamelijk financiële correcties die aan de lidstaten worden opgelegd of met hen zijn overeengekomen en, in mindere mate, terugvorderingen van ontvangers van EU-betalingen).
Onder gedeeld beheer (uitgaven op het gebied van landbouw en structuurmaatregelen) is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om via de uitgavencyclus ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting betaalde uitgaven wettig en regelmatig zijn.
De corrigerende maatregelen, d.w.z. financiële correcties en terugvorderingen, vinden hun oorsprong in controles en verificaties van de Commissie en, in het geval van uitgaven onder gedeeld beheer, ook van de lidstaten met betrekking tot de subsidiabiliteit van uitgaven die uit de EU-begroting worden gefinancierd. De Commissie houdt bij het besluit over het bedrag van een financiële correctie of terugvordering rekening met de aard en de ernst van de inbreuk op het toepasselijk recht en de financiële gevolgen voor de begroting, ook in geval van tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen. De meeste correcties vinden plaats nadat betaling heeft plaatsgevonden.
Procedure van financiële correctie en terugvordering:
Financiële correcties en terugvorderingen worden voorgesteld in twee procedurestadia. Beide stadia kunnen in hetzelfde jaar of in verschillende jaren plaatsvinden:
(1) Financiële correcties en terugvorderingen in het stadium van bevestiging: deze bedragen zijn ofwel goedgekeurd door de betrokken lidstaat of in een besluit van de Commissie. De totale in 2015 bevestigde financiële correcties en terugvorderingen bedroegen 3 499 miljoen EUR (2014: 4 728 miljoen EUR).
In 2015 bevestigde financiële correcties en terugvorderingen — uitsplitsing per beleidsterrein
(2) Financiële correcties en terugvorderingen in het stadium van tenuitvoerlegging: die bedragen vormen de laatste stap in het proces waarbij de waargenomen situatie van onterechte uitgaven definitief wordt gecorrigeerd. De sectorale regelgevingskaders voorzien in verschillende uitvoeringsmechanismen. De totale in 2015 ten uitvoer gelegde financiële correcties en terugvorderingen bedroegen 3 853 miljoen EUR (2014: 3 285 miljoen EUR). De tenuitvoerlegging van financiële correcties en terugvorderingen kan een aantal jaar in beslag nemen, voornamelijk omdat in het landbouwbeleid aan de lidstaten kan worden toegestaan om in tranches of met uitstel te betalen. Het rechtskader van het cohesiebeleid voorziet in tenuitvoerlegging bij of na de afsluiting van de programmeringsperiode.
In 2015 ten uitvoer gelegde financiële correcties en terugvorderingen — uitsplitsing per beleidsterrein
De toelichting hierboven bevat aanvullende informatie die niet vereist is volgens de boekhoudkundige normen en gegevens die niet altijd rechtstreeks uit de boekhouding zijn afgeleid. Nadere informatie over deze cijfers en over de preventie- en correctiemechanismen kan worden gevonden in de jaarlijkse mededeling over de bescherming van de EU-begroting die door de Commissie wordt opgesteld en die aan de kwijtingsautoriteit wordt toegezonden. Die mededeling kan worden gevonden op de Europa-website van het directoraat-generaal Begroting.
15. Beheer van risico’s en onzekerheden ten aanzien van de uitvoering van de EU-begroting
Risico’s en onzekerheden in de begrotingsuitvoering kunnen worden onderverdeeld in twee grote categorieën:
• algemene en verwachte risico’s en onzekerheden; en
• uitzonderlijke risico’s en onzekerheden.
16. Algemene en verwachte risico’s en onzekerheden
In de loop van het begrotingsjaar opgedoken problemen
Macro-economisch klimaat
Het macro-economisch klimaat in de EU beïnvloedt het vermogen van de lidstaten om te voldoen aan hun financiële verplichtingen jegens de instellingen en organen van de EU en bijgevolg het vermogen van de EU om het EU-beleid te blijven uitvoeren zoals aangegeven in deel 2 hiervoor. De Europese economie wordt nog steeds geschraagd door een aantal positieve factoren, zoals de olieprijs, de wisselkoers van de euro en de financieringskosten, die de uitvoer en particuliere consumptie hebben bevorderd. De investeringen daarentegen, worden nog altijd gehinderd door economische en politieke onzekerheid en een buitensporige schuldenlast in sommige landen. Thans, in het vierde jaar van herstel, wordt de Europese economie geconfronteerd met de negatieve gevolgen en aanzienlijke risico’s van de groeivertraging in de opkomende economieën. Economische groei die krachtig genoeg is om de werkloosheid substantieel terug te dringen, is tot dusver uitgebleven en de tekenen dat de investeringen aantrekken, wat van cruciaal belang is voor de duurzaamheid van het herstel, blijven bescheiden. Bovendien ligt het tempo van uitvoering van de EU-begroting in het MFK 2014-2020 tamelijk traag en zijn er de aanhoudende problemen met Griekenland en de vluchtelingencrisis die het algemene beeld vervolledigen.
Het economische herstel in de eurozone blijft beperkt, ondanks de wezenlijke impuls van de hierboven beschreven positieve factoren, die nu waarschijnlijk iets krachtiger en langduriger zullen zijn dan eerder verwacht. In het bijzonder, voornamelijk als gevolg van een overvloedig aanbod, is de olieprijs weer gedaald en is de verwachting dat hij beduidend lager zal blijven en pas later weer zal opveren. Het begrotingsbeleid in de eurozone wordt iets groeibevorderlijker, voornamelijk als gevolg van overheidsuitgaven in verband met de instroom van asielzoekers in sommige lidstaten. Bovendien betekent de combinatie van kwantitatieve versoepeling en kredietversoepeling door de Europese Centrale Bank (ECB) dat de financieringskosten in de eurozone wellicht gedurende een langere periode dan eerder was verwacht laag zullen blijven en mede ertoe zal bijdragen de financiële versnippering en de verschillen tussen de lidstaten te verminderen. De stimulans die van deze factoren uitgaat wordt echter in toenemende mate tenietgedaan door een verslechtering van het mondiale klimaat en een zekere nasleep van de crisis (voornamelijk sterke politieke onzekerheid, schulden en werkeloosheid) blijft de groei drukken.
Reëel bbp (raming), inflatie en werkloosheid in%, en EU-gemiddelden 1
Reëel bbp | Inflatie | Werkloosheid | |||||||
2015 | 2016 | 2017 | 2015 | 2016 | 2017 | 2015 | 2016 | 2017 | |
België | 1,3 | 1,3 | 1,7 | 0,6 | 1,4 | 1,7 | 8,3 | 8,0 | 7,4 |
Duitsland | 1,7 | 1,8 | 1,8 | 0,1 | 0,5 | 1,5 | 4,8 | 4,9 | 5,2 |
Estland | 0,9 | 2,1 | 2,3 | 0,1 | 1,0 | 2,5 | 6,3 | 6,3 | 7,5 |
Ierland | 6,9 | 4,5 | 3,5 | 0,0 | 0,6 | 1,4 | 9,4 | 8,5 | 7,8 |
Griekenland | 0,0 | (0,7) | 2,7 | (1,1) | 0,5 | 0,8 | 25,1 | 24,0 | 22,8 |
Spanje | 3,2 | 2,8 | 2,5 | (0,6) | 0,1 | 1,5 | 22,3 | 20,4 | 18,9 |
Frankrijk | 1,1 | 1,3 | 1,7 | 0,1 | 0,6 | 1,3 | 10,5 | 10,5 | 10,3 |
Italië | 0,8 | 1,4 | 1,3 | 0,1 | 0,3 | 1,8 | 11,9 | 11,4 | 11,3 |
Cyprus | 1,4 | 1,5 | 2,0 | (1,6) | 0,2 | 1,3 | 15,5 | 14,5 | 13,2 |
Letland | 2,7 | 3,1 | 3,2 | 0,2 | 0,4 | 2,0 | 9,9 | 9,2 | 8,6 |
Litouwen | 1,6 | 2,9 | 3,4 | (0,7) | (0,1) | 2,1 | 9,0 | 8,0 | 7,2 |
Luxemburg | 4,7 | 3,8 | 4,4 | 0,1 | 0,4 | 2,4 | 6,1 | 6,0 | 6,0 |
Malta | 4,9 | 3,9 | 3,4 | 1,2 | 1,7 | 2,1 | 5,4 | 5,4 | 5,4 |
Nederland | 2,0 | 2,1 | 2,3 | 0,2 | 0,9 | 1,5 | 6,9 | 6,6 | 6,4 |
Oostenrijk | 0,7 | 1,7 | 1,6 | 0,8 | 0,9 | 1,8 | 6,0 | 6,2 | 6,4 |
Portugal | 1,5 | 1,6 | 1,8 | 0,5 | 0,7 | 1,1 | 12,6 | 11,7 | 10,8 |
Slovenië | 2,5 | 1,8 | 2,3 | (0,8) | (0,3) | 1,1 | 9,1 | 8,8 | 8,4 |
Slowakije | 3,5 | 3,2 | 3,4 | (0,3) | 0,3 | 1,7 | 11,5 | 10,3 | 9,3 |
Finland | 0,0 | 0,5 | 0,9 | (0,2) | 0,1 | 1,5 | 9,5 | 9,4 | 9,3 |
Eurozone | 1,6 | 1,7 | 1,9 | 0,0 | 0,5 | 1,5 | 11,0 | 10,5 | 10,2 |
Bulgarije | 2,2 | 1,5 | 2,0 | (1,1) | (0,1) | 0,9 | 10,1 | 9,4 | 8,8 |
Tsjechië | 4,5 | 2,3 | 2,7 | 0,3 | 0,4 | 1,4 | 5,1 | 4,8 | 4,7 |
Denemarken | 1,2 | 1,7 | 1,9 | 0,2 | 0,9 | 1,7 | 6,0 | 5,8 | 5,6 |
Kroatië | 1,8 | 2,1 | 2,1 | (0,3) | 0,3 | 1,6 | 16,2 | 15,1 | 13,8 |
Hongarije | 2,7 | 2,1 | 2,5 | 0,1 | 1,7 | 2,5 | 6,7 | 6,0 | 5,2 |
Polen | 3,5 | 3,5 | 3,5 | (0,7) | 0,6 | 1,7 | 7,5 | 7,0 | 6,5 |
Roemenië | 3,6 | 4,2 | 3,7 | (0,4) | (0,2) | 2,5 | 6,7 | 6,6 | 6,5 |
Zweden | 3,6 | 3,2 | 2,9 | 0,7 | 1,1 | 1,4 | 7,4 | 6,9 | 6,7 |
Verenigd Koninkrijk | 2,3 | 2,1 | 2,1 | 0,0 | 0,8 | 1,6 | 5,2 | 5,0 | 4,9 |
EU | 1,9 | 1,9 | 2,0 | 0,0 | 0,5 | 1,6 | 9,5 | 9,0 | 8,7 |
De bbp-groei in de eurozone zal naar verwachting lichtjes versnellen van 1,6 % in 2015 tot 1,7 % in 2016. Zodra de mondiale economische activiteit begint aan te trekken, zouden de positieve effecten later in 2016 en in 2017 voelbaar moeten worden. Ook zouden een aantal van de in de lidstaten uitgevoerde structurele hervormingen de groei positief moeten blijven beïnvloeden. De consumptie en de investeringen zouden moeten profiteren van het wegebben van de nasleep van de crisis. Hoewel de schuldenlast hoog blijft in sommige delen van de economie, zouden tegemoetkomende financieringsvoorwaarden acute druk om de schulden af te bouwen binnen de perken moeten houden. De groei van het bbp van de eurozone zou verder moeten stijgen tot 1,9 % in 2017. In 2016 zouden de lidstaten het pad van herstel moeten blijven volgen, met inbegrip van Griekenland, waar de groei naar verwachting weer zal aantrekken in de loop van het jaar. Het investeringsplan voor Europa is uitgetekend om iets te doen aan het huidige tekort aan investeringen in de EU door particuliere financiering voor strategische investeringen in belangrijke gebieden vrij te maken, en zou eveneens een positief effect moeten sorteren op de publieke en private investeringen. In 2017 zou de economische activiteit in alle lidstaten moeten aantrekken.
Er wordt aangenomen dat het overheidstekort in de eurozone in 2015 is gedaald tot 2,2 % van het bbp en verder zal afnemen tot 1,9 % en 1,6 % in respectievelijk 2016 en 2017. Bij ongewijzigd beleid zal het structurele saldo naar verwachting vrijwel stabiel blijven, zowel in de eurozone als in de EU. De schuldquote van de eurozone zal naar verwachting dalen van haar piek van 94,5 % in 2014 tot 91,3 % in 2017.
De verbetering van de arbeidsmarkt zet zich voort, en de getemperde economische opleving zorgt voor een bescheiden toename in de groei van de werkgelegenheid. De verwachting is dat de werkgelegenheid in de eurozone met 1,1 % is gestegen in 2015 en in ongeveer hetzelfde tempo zal groeien dit en volgend jaar als gevolg van de aantrekkende economische activiteit, het gegroeide ondernemersvertrouwen en de grotere kapitaalvorming.
De economische vooruitzichten voor de eurozone blijven zeer onzeker en de risico’s zijn over het algemeen duidelijk neerwaarts gericht. De risico’s voor de groeivooruitzichten van de mondiale economie en de wereldwijde financiële markten zijn duidelijk toegenomen, met name door de groeivertraging in China en andere opkomende markten, waarvan de overloopeffecten groter dan voorzien zouden kunnen zijn of die erger dan voorspeld zou kunnen uitvallen. In combinatie met de onduidelijkheid over de correctie in China, zou de voortzetting van de normalisering van het monetaire beleid in de VS een negatievere impact kunnen hebben op kwetsbare opkomende markteconomieën, met name die met veel schulden in buitenlandse valuta, en tevens gevolgen hebben voor de stabiliteit van de financiële markten. Mochten deze neerwaartse risico’s werkelijkheid worden, dan zou dit langs verschillende kanalen negatieve overloopeffecten op de lidstaten teweegbrengen. In Europa zijn ook de interne risico’s recentelijk toegenomen. Een onverwachte terugkeer van de Griekse crisis zou zwaarder kunnen wegen op investeringsbeslissingen en dus op de economische groei. Bovendien zou falen om grote politieke uitdagingen op EU-niveau (zoals het beheer van migratiestromen) met succes aan te pakken, aanleiding kunnen geven tot ontwikkelingen die de groei belemmeren.
Garantiefondsen voor verstrekte garanties
De EU heeft garanties verstrekt aan de EIB-groep voor leningen buiten de EU en voor lening- en eigenvermogensoperaties van het EFSI. Per 31 december 2015 vermeldt de EU in de toelichting bij de financiële staten (zie toelichting 5.2.1) voor beide garanties latente verplichtingen van 19,7 miljard EUR. Om het risico van het aanspreken van de garantie door de EIB op de EU-begroting te beperken, heeft de Commissie afzonderlijke garantiefondsen opgericht, d.w.z. het Garantiefonds voor externe maatregelen en het EFSI-garantiefonds.
Het Garantiefonds voor externe maatregelen wordt gefinancierd uit de EU-begroting en dekt 9% van de op het einde van het jaar uitstaande gegarandeerde leningen. Op 31 december 2015 dekken de activa die een totale waarde van 2,1 miljard EUR hebben, een maximale blootstelling van de EU van 19,45 miljard EUR. Het EFSI garantiefonds zal vanaf 2016 geleidelijk aangroeien tot 8 miljard EUR in 2022, ofwel 50 % van de maximale blootstelling van de EU-garantie van 16 miljard EUR.
Opgenomen en verstrekte leningen
Krachtens het EU-Verdrag is de EU gemachtigd om leningtransacties te doen waarmee de financiële middelen kunnen worden ingezet die nodig zijn om specifieke opdrachten uit te voeren. Namens de EU voert de Commissie momenteel drie belangrijke programma's uit, namelijk macrofinanciële bijstand (MFB), betalingsbalanssteun (BBS) en het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen en de middelen daartoe kan ophalen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen. De opgenomen en verstrekte leningactiviteiten van de EU zijn verrichtingen buiten begrotingsverband. De aangetrokken middelen worden back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden.
De Commissie heeft, om het risico te beperken dat zij niet in staat de leningen af te lossen, procedures invoeren om ervoor te zorgen dat de terugbetaling van de leningen, zelfs in het geval van wanbetaling. Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het (maximum)aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lenings-/financieringsparameters, de termijnen en de betaling van tranches. Daarnaast hangen alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) af van de naleving van strenge voorwaarden, met soortgelijke voorwaarden als voor steun van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), in het kader van gezamenlijke EU/IMF-financiële steun, wat een andere factor is die de timing van de financiering beïnvloedt. De timing en looptijden van emissies hangen dus af van de desbetreffende EU-leningsactiviteit. De financiering is uitsluitend in euro en de looptijden variëren van 3 tot 30 jaar.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen op de datum van ondertekening van deze rekening:
miljarden EUR | ||||||||
BBS | EFSM | TOTAAL | ||||||
Hongarije | Letland | Roemenië | Totaal | Ierland | Portugal | Totaal | ||
2017 | 1,15 | 1,15 | 1,15 | |||||
2018 | 1,35 | 1,35 | 3,9 | 0,6 | 4,5 | 5,85 | ||
2019 | 0,5 | 1,0 | 1,5 | 1,5 | ||||
2021 | 3,0 | 6,75 | 9,75 | 9,75 | ||||
2022 | 2,7 | 2,7 | 2,7 | |||||
2023 | 2,0 | 1,5 | 3,5 | 3,5 | ||||
2024 | 0,8 | 1,8 | 2,6 | 2,6 | ||||
2025 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | |||||
2026 | 2,0 | 2,0 | 4,0 | 4,0 | ||||
2027 | 1,0 | 2,0 | 3,0 | 3,0 | ||||
2028 | 2,3 | 2,3 | 2,3 | |||||
2029 | 1,0 | 0,4 | 1,4 | 1,4 | ||||
2031 | 2,25 | 2,25 | 2,25 | |||||
2032 | 3,0 | 3,0 | 3,0 | |||||
2035 | 2,0 | 2,0 | 2,0 | |||||
2036 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | |||||
2038 | 1,8 | 1,8 | 1,8 | |||||
2042 | 1,5 | 1,5 | 3,0 | 3,0 | ||||
Totaal | 0 | 0,7 | 3,5 | 4,2 | 22,5 | 24,3 | 46,8 | 51,0 |
Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de 28 lidstaten. Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie, indien mogelijk. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 12 van Verordening nr. 1150/2000 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met „back-to-back”-leningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico's.
De intergouvernementele mechanismen voor financiële stabiliteit Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) vallen buiten het kader van het EU-Verdrag en zijn dus niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.
17. Uitzonderlijke risico’s en onzekerheden
De EU krijgt elk jaar te maken met onvoorziene risico’s en onzekerheden waarvoor de EU-instellingen en -organen snelle oplossingen proberen te vinden. In het begrotingsjaar 2015 waren de vluchtelingencrisis, de problemen van de Europese landbouwers en de situatie met betrekking tot de onbetaalde kostendeclaraties en rekeningen aan het einde van het jaar de belangrijkste risico’s en onzekerheden die dienden te worden aangepakt.
Aanpak van de vluchtelingencrisis
De afgelopen zes maanden heeft de Europese Commissie zich ingezet voor een snelle, gecoördineerde Europese respons op de risico’s en onzekerheden in verband met de vluchtelingencrisis, en een aantal voorstellen ingediend om de lidstaten de nodige instrumenten te geven voor een beter beheer van het grote aantal migranten. De aanwezigheid op zee is verdrievoudigd; er is een nieuw systeem voor solidariteit in noodgevallen opgezet, waarmee asielzoekers vanuit de meest getroffen landen worden herplaatst; uit de EU-begroting is een ongekende tien miljard EUR vrijgemaakt om de vluchtelingencrisis aan te pakken en de meest getroffen landen bij te staan; er is een nieuw kader voor coördinatie en samenwerking opgezet voor de landen van de Westelijke Balkan; er is een nieuw partnerschap met Turkije in de steigers gezet; en last but not least is de Commissie met een ambitieus voorstel gekomen voor een nieuwe Europese grens- en kustwacht. Met al deze voorstellen versterkt de Europese Unie het asiel- en migratiebeleid van Europa, zodat het de nieuwe uitdagingen aankan. Ondanks deze maatregelen, blijven de onzekerheid over de sterke instroom van asielzoekers en de economische impact ervan groot.
Als eerste onmiddellijke stap heeft de Commissie de financiering voor de jaren 2015 en 2016 opgetrokken voor Frontex, Europol en het EASO (170 miljoen EUR) en de financiële bijdragen aan het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en het Fonds voor interne veiligheid (ISF) van 2 miljard EUR oorspronkelijk verhoogd tot 3,7 miljard EUR. Directe financiële steun voor activiteiten die verband houden met de vluchtelingencrisis buiten de EU hebben geleid tot een verhoging van de kredieten voor humanitaire hulp (2,2 miljard EUR), de oprichting van een EU-trustfonds voor Syrië (500 miljoen EUR), van het noodtrustfonds voor Afrika (1,8 miljard EUR), van een vluchtelingenfaciliteit voor Turkije (1 miljard EUR) en andere maatregelen op het gebied van veiligheid en grenscontrole (300 miljoen EUR), bestrijding van terrorisme (100 miljoen EUR) en de terugkeer van ontheemden en vluchtelingen (280 miljoen EUR).
Steunpakket voor Europese landbouwers
Het algemene politieke klimaat en de marktomstandigheden (toenemende onstabiliteit van de markten) gedurende het begrotingsjaar 2015 brachten de Europese landbouwers in een lastige cashflowsituatie. De moeilijkheden vormden niet alleen een risico voor de Europese landbouw, maar ook voor een succesvolle implementatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door de EU-instellingen. De Commissie heeft hierop gereageerd door 420 miljoen EUR vrij te maken voor steun om de komende jaren problemen in de sectoren zuivel en varkensvlees aan te pakken. Andere maatregelen die zijn genomen, zijn de invoering van nieuwe steunregelingen voor particuliere opslag van zuivel en varkensvlees en de mogelijkheid om de rechtstreekse betalingen aan landbouwers te vervroegen. Door de maatregelen die in 2015 zijn genomen, komt het totale pakket voor de Europese landbouwers (toekomstige begrotingen) op ongeveer 500 miljoen EUR. Deze onmiddellijke reactie bewijst dat de Commissie haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de landbouwers zeer ernstig neemt en bereid is daarvoor de nodige middelen uit te trekken.
Te betalen kostendeclaraties en rekeningen
De uitdaging op het vlak van te betalen kostendeclaraties en rekeningen was in 2015:
• de onverwachte snelheid waarmee kostendeclaraties en rekeningen werden ingediend, die niet overeenstemde met de prognoses, waardoor de EU-instellingen met onvoorziene betalingsbehoeften werden geconfronteerd; en
• het tekort aan betalingskredieten aan het einde van het jaar om kostendeclaraties en rekeningen te voldoen, dat moest worden gefinancierd door middel van gewijzigde begrotingen.
Na verscheidene jaren van aanhoudende druk op de betalingskredieten kon in het begrotingsjaar 2015 een aanzienlijke verbetering met betrekking tot de betalingen worden vastgesteld. Het bedrag van de aan het einde van het jaar te betalen kostendeclaraties en rekeningen daalde van 25,8 miljard EUR in 2014 tot 15,2 miljard EUR eind 2015. Het grootste deel van deze daling houdt verband met de voorgaande programmeringsperiodes van het cohesiebeleid. Het bedrag van de te betalen kostendeclaraties en rekeningen voor de programma’s 2014-2020 was eind 2014 en 2015 te verwaarlozen.
Binnen de Commissie is er wekelijks (soms dagelijks) sprake van prognoses van de kasmiddelen op korte termijn, om ervoor te zorgen dat voldaan kan worden aan de directe betalingsverplichtingen van de EU, met inachtneming van de grenzen van de in de begroting opgenomen betalingskredieten. Deze prognose op korte termijn vormt de basis voor het schatten van het bedrag aan eigen middelen dat maandelijks bij de lidstaten wordt opgevraagd. Op de eerste werkdag van elke maand moeten de lidstaten een twaalfde van het totale bedrag van de in de Uniebegroting opgenomen btw- en bni-middelen bijschrijven op de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie. Afhankelijk van de kaspositie van de Commissie kan aan de lidstaten worden gevraagd in het eerste kwartaal van het jaar de btw- en bni-middelen met één of twee maanden te vervroegen. Deze voorschotten worden in mindering gebracht op afroepingen van middelen in de volgende maanden, afhankelijk van de geraamde behoeften aan kasstromen.
Voor de middellange en lange termijn controleert de Commissie nauwgezet de betalingsbehoeften van de EU als onderdeel van haar reguliere werkzaamheden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de voorbereiding van voorstellen van de Commissie over het MFK als onderdeel van de opstelling van de jaarlijkse begroting en bij het opstellen van gewijzigde begrotingen. In de onderhandelingsfase van het MFK worden de gebruikte modellen en de onderliggende hypothesen op gezette tijden gecontroleerd en wanneer nodig geactualiseerd. De resultaten van de modelsimulatie worden doorgeleid naar de begrotingsonderhandelingen voor de vaststelling van het betalingsplafond van het MFK.
Gebeurtenis na de balansdatum — referendum in het Verenigd Koninkrijk
Op 23 juni 2016 stemden de burgers van het Verenigd Koninkrijk ervoor de Europese Unie te verlaten. Om uitvoering te geven aan dit besluit van het Britse volk, moet artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden ingeroepen. Dit artikel beschrijft de procedure die moet worden gevolgd wanneer een lidstaat besluit de Europese Unie verlaten, en alleen wanneer dit artikel wordt geactiveerd kunnen de onderhandelingen over het vertrek van het Verenigd Koninkrijk beginnen. Overeenkomstig de richtsnoeren van de Europese Raad sluit de Unie na onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk een akkoord over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie. Op het tijdstip van aftekening van deze rekeningen, heeft nog geen formele kennisgeving van de inleiding van artikel 50 plaatsgehad.
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING
De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2015 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel VII van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.
Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.
Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.
[ondertekend]
Manfred Kraff
Rekenplichtige van de Europese Commissie
8 juli 2016
EUROPESE UNIE
BEGROTINGSJAAR 2015
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUD
BALANS
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN
1. DE BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
2. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
BALANS
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 31.12.2015 | 31.12.2014 | |
VASTE ACTIVA | |||
Immateriële activa | 2,1 | 337 | 282 |
Materiële vaste activa | 2,2 | 8 700 | 7 937 |
Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode | 2,3 | 497 | 409 |
Financiële activa | 2,4 | 56 965 | 56 438 |
Voorfinanciering | 2,5 | 29 879 | 18 358 |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 2,6 | 870 | 1 198 |
97 248 | 84 623 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | |||
Financiële activa | 2,4 | 9 907 | 11 811 |
Voorfinanciering | 2,5 | 15 277 | 34 237 |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 2,6 | 9 454 | 14 380 |
Voorraden | 2,7 | 138 | 128 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 2,8 | 21 671 | 17 545 |
56 448 | 78 101 | ||
TOTAAL ACTIVA | 153 696 | 162 724 | |
LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||
Pensioenen en andere personeelsbeloningen | 2,9 | 63 814 | 58 616 |
Voorzieningen | 2,10 | 1 716 | 1 537 |
Financiële verplichtingen | 2,11 | 51 764 | 51 851 |
117 293 | 112 005 | ||
KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||
Voorzieningen | 2,10 | (314) | (745) |
Financiële verplichtingen | 2,11 | 7 939 | 8 828 |
Crediteuren | 2,12 | 32 191 | 43 180 |
Overlopende posten | 2,13 | 68 402 | 55 973 |
108 846 | 108 726 | ||
TOTAAL PASSIVA | 226 139 | 220 730 | |
NETTOACTIVA | 72 442 | 58 006 | |
Reserve | 2,14 | 4 682 | 4 435 |
Bij de lidstaten op te vragen bedragen* | 2,15 | 77 124 | 62 441 |
NETTOACTIVA | 72 442 | 58 006 |
* Het Europees Parlement heeft op 25 november 2015 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2016 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Aanvullend waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 2015 | 2014 | |
ONTVANGSTEN | |||
Ontvangsten uit niet-ruiltransacties | |||
Bni-middelen | 3,1 | 95 355 | 104 688 |
Traditionele eigen middelen | 3,2 | 18 649 | 17 137 |
Btw-middelen | 3,3 | 18 328 | 17 462 |
Geldboeten | 3,4 | 531 | 2 297 |
Teruggevorderde uitgaven | 3,5 | 1 547 | 3 418 |
Overige | 3,6 | 5 067 | 5 623 |
Subtotaal | 139 478 | 150 625 | |
Ontvangsten uit ruiltransacties | |||
Financiële baten | 3,7 | 1 846 | 2 298 |
Overige | 3,8 | 1 562 | 1 066 |
Subtotaal | 3 408 | 3 364 | |
Totale ontvangsten | 142 886 | 153 989 | |
UITGAVEN* | |||
Uitgevoerd door de lidstaten | 3,9 | ||
Europees Landbouw- en Garantiefonds | 45 032 | 44 465 | |
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 16 376 | 14 046 | |
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds | 38 745 | 43 345 | |
Europees Sociaal Fonds. | 9 849 | 12 651 | |
Overige | 2 380 | 2 307 | |
Implemented by the Commission, executive agencies and trust funds | 3,10 | 15 626 | 15 311 |
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen | 3,11 | 1 209 | 1 025 |
Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties | 3,11 | 3 031 | 2 770 |
Uitgevoerd door andere entiteiten | 3,11 | 2 107 | 1 799 |
Personeels- en pensioenkosten | 3,12 | 10 273 | 9 662 |
Wijzigingen in actuariële hypothesen personeelsbeloningen | 3,13 | 2 040 | 9 170 |
Financieringskosten | 3,14 | 1 986 | 2 926 |
Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen | 3,15 | (641) | (640) |
Overige kosten | 3,16 | 6 623 | 5 152 |
Totaal uitgaven | 155 919 | 165 269 | |
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR | 13 033 | 11 280 |
*
Uitgevoerd door de lidstaten: gedeeld beheer
Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen: direct beheer
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten: indirect beheer
KASSTROOMOVERZICHT
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 2015 | 2014 | |
Economisch resultaat van het jaar | 13 033 | 11 280 | |
Beleidsactiviteiten | 4,2 | ||
Afschrijving | 74 | 61 | |
Afschrijving | 489 | 408 | |
(Toename)/afname leningen | 1 591 | 1 298 | |
(Toename)/afname voorfinanciering | 7 439 | 6 844 | |
(Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 5 253 | 1 898 | |
(Toename)/afname voorraden | (10) | - | |
Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen | 5 198 | 11 798 | |
Toename/(afname) voorzieningen | (253) | 414 | |
Toename/(afname) financiële verplichtingen | (977) | 1 146 | |
Toename/(afname) crediteuren | 10 989 | 6 967 | |
Toename/(afname) in overlopende posten | 12 429 | (309) | |
Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten | 1 435 | 1 005 | |
Overige non-cash mutaties | 32 | 130 | |
Beleggingsactiviteiten | 4,3 | ||
(Toename)/afname immateriële activa en materiële vaste activa | 1 381 | 2 347 | |
(Toename)/afname beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode | (87) | (60) | |
(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa | (213) | 1 536 | |
NETTOKASSTROOM | 4 126 | 8 035 | |
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | 4 126 | 8 035 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar* | 2,8 | 17 545 | 9 510 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar* | 2,8 | 21 671 | 17 545 |
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
miljoenen EUR | |||||
Reserves (A) | Bij de lidstaten op te vragen bedragen (B) | Nettoactiva = (A)+(B) | |||
Reëlewaarde-reserve | Andere reserves | Gecumuleerd overschot/(tekort) | Economisch resultaat van het jaar | ||
SALDO OP 31.12.2013 | 99 | 3 974 | 45 560 | 4 365 | 45 852 |
Mutatie in reserve Garantiefonds | – | 247 | (247) | – | – |
Mutaties reële waarde | 139 | – | – | – | 139 |
Overige | – | (24) | 16 | – | (8) |
Toewijzing economisch resultaat 2013 | – | (0) | 4 365 | 4 365 | – |
Begrotingsresultaat 2013 gecrediteerd aan de lidstaten | – | – | 1 005 | – | 1 005 |
Economisch resultaat van het jaar | – | – | – | 11 280 | 11 280 |
SALDO OP 31.12.2014 | 238 | 4 197 | 51 161 | 11 280 | 58 006 |
Mutatie in reserve Garantiefonds | – | 189 | (189) | – | – |
Mutaties reële waarde | 54 | – | – | – | 54 |
Overige | – | 2 | (24) | – | (22) |
Toewijzing economisch resultaat 2014 | – | 3 | 11 283 | 11 280 | – |
Begrotingsresultaat 2014 gecrediteerd aan de lidstaten | – | – | 1 435 | – | 1 435 |
Economisch resultaat van het jaar | – | – | – | 13 033 | 13 033 |
SALDO OP 31.12.2015 | 292 | 4 390 | 64 091 | 13 033 | 72 442 |
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN
1. DE BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
1.1.RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS
De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1) (hierna 'het Financieel Reglement' genoemd) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften van dat Financieel Reglement (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
Overeenkomstig artikel 143 van het Financieel Reglement heeft de EU haar financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (Ipsas). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen. De rekeningen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.
1.2.BOEKHOUDBEGINSELEN
De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala van gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.
De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 1 en zijn dezelfde als die welke in IPSAS 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. Volgens artikel 144 van het Financieel Reglement moet de financiële verslaglegging informatie verschaffen die relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar en begrijpelijk is (kwalitatieve kenmerken).
Bij de voorbereiding van de financiële staten overeenkomstig bovengenoemde regels en beginselen moet het management ramingen maken die van invloed zijn op de bedragen die worden opgegeven voor bepaalde posten in de balans en in de staat van de financiële resultaten, evenals informatie verschaffen over financiële instrumenten en de voorwaardelijke activa en passiva.
1.3.CONSOLIDATIE
Consolidatiebereik
De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (d.w.z. de EU-instellingen (met inbegrip van de Commissie) en de EU-agentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 9 van de EU-jaarrekening. Het omvat thans 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, 7 gemeenschappelijke ondernemingen en één geassocieerde deelneming. In vergelijking met 2014 is het consolidatiebereik ongewijzigd zijn, met dien verstande dat één nieuwe gemeenschappelijke ondernemingen is opgenomen en één is opgeheven (zie toelichting 2.3).
Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend
Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept 'zeggenschap'. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn entiteiten waarin de EU direct of indirect de macht heeft om het financiële en operationele beleid te sturen teneinde voordelen uit hun activiteiten te verwerven. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.
De meeste gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.
Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de ECB) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom zijn zij in het consolidatiebereik opgenomen. Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.
Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.
Gemeenschappelijke ondernemingen
Een gemeenschappelijke onderneming is een contractuele afspraak waarbij de EU en een of meer partijen (de 'ondernemers') een economische activiteit aangaan waarover zij gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de directe of indirecte zeggenschap over een activiteit met dienstenpotentieel. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie 1.5.4 hieronder).
Geassocieerde deelnemingen
Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen zeggenschap uitoefent, doch waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie 1.5.4 hieronder).
Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert
De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.
1.4.OPSTELLINGSGRONDSLAG
Munteenheid en omrekeningsbeginselen
Functionele en rapporteringsvaluta
De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is.
Verrichtingen en saldi
Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.
De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen.
Wisselkoersen met de euro
Valuta | 31.12.2015 | 31.12.2014 | Valuta | 31.12.2015 | 31.12.2014 |
BGN | 1,9558 | 1,9558 | PLN | 4,2639 | 4,2732 |
CZK | 27,0230 | 27,7350 | RON | 4,5240 | 4,4828 |
DKK | 7,4626 | 7,4453 | SEK | 9,1895 | 9,3930 |
GBP | 0,7340 | 0,7789 | CHF | 1,0835 | 1,2024 |
HRK | 7,6380 | 7,6580 | JPY | 131,0700 | 145,2300 |
HUF | 315,9800 | 315,5400 | USD | 1,0887 | 1,2141 |
Veranderingen in de reële waarde van monetaire, in vreemde valuta luidende financiële instrumenten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt, die verband houden met een onderscheid gemaakt in omrekeningsverschillen, worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële activa en passiva die tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening zijn gewaardeerd, worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.
Gebruik van ramingen
Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en hypothesen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden.
1.5.BALANS
Immateriële activa
Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur. De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en hebben uitsluitend betrekking op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer ze zich voordoen.
Materiële vaste activa
Alle materiële vaste activa worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.
De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.
Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:
Type actief | Lineair afschrijvingspercentage |
Gebouwen | 4 % tot 10 % |
Materieel en apparatuur | 10 % tot 25 % |
Meubilair en wagenpark | 10 % tot 25 % |
Computerhardware | 25 % tot 33 % |
Overige | 10 % tot 33 % |
Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Ze worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Leaseovereenkomsten
Leases van materiële activa waarbij de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Het rentebestanddeel van de leasebetalingen wordt gespreid over de leaseperiode ten laste van de uitgaven gebracht volgens een constant periodiek percentage in verhouding tot het uitstaande saldo. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder financiële verplichtingen (vlottend en niet-vlottend). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.
Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen houdt, worden als operationele leases geclassificeerd. Operationele-leasebetalingen worden als last opgenomen in de staat van de financiële resultaten, lineair gespreid over de leaseperiode.
Waardevermindering van niet-financiële activa
Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; ze worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.
De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare (dienst)waarde. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.
Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode
Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen
Belangen in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode en de eerste maal tegen kostprijs. Het belang van de EU in de resultaten van haar geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten van de EU, en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reserves. De boekwaarde van de geassocieerde deelneming of gemeenschappelijke onderneming in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs samen met alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die van een geassocieerde deelneming of gemeenschappelijke onderneming worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.
Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een gemeenschappelijke onderneming gelijk is aan of groter is dan haar belang in de gemeenschappelijke onderneming, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op ("verborgen verliezen"). Het niet-opgenomen aandeel van verliezen is het resultaat van een technische boekhoudkundige verrichting die nodig is wanneer de vermogensmutatiemethode wordt toegepast. Die niet-opgenomen verliezen vormen geen verliezen voor de EU en zijn verschuldigd door het feit dat de opname van de uitgave normaal gezien plaatsvindt vóór de kapitaalverhoging voor de bijdrage in natura van de andere deelnemers dan de EU.
Niet-gerealiseerde baten en verliezen op verrichtingen tussen de EU en haar geassocieerde deelnemingen of gemeenschappelijke ondernemingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten. De boekhoudregels van geassocieerde deelnemingen of gemeenschappelijke ondernemingen kunnen met betrekking tot gelijksoortige verrichtingen en gebeurtenissen onder gelijke omstandigheden verschillen van die van de EU.
Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.
Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden derhalve als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.
Financiële activa
Classificatie
De EU deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.
(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening
Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als ze hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als ze als zodanig door de EU zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd. De EU had in dit begrotingsjaar geen financiële activa van deze categorie.
(II)Leningen en vorderingen
Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU geld, goederen of diensten rechtstreeks aan een debiteur verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen, of indien de EU is gesubrogeerd in de rechten van de oorspronkelijke kredietverstrekker na een betaling door de EU in het kader van een garantieovereenkomst. Betalingen die verschuldigd zijn binnen 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als vlottende activa. Betalingen die verschuldigd zijn binnen 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als niet-vlottende activa. Leningen en kortlopende vorderingen omvatten termijndeposito’s met een oorspronkelijke looptijd van meer dan drie maanden.
(III)Tot het einde van de looptijd aangehouden beleggingen
Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Ze worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen, wat doorgaans de resterende looptijd is. Investeringen in entiteiten die noch geconsolideerd, noch verwerkt worden volgens de vermogensmutatiemethode en andere investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen), worden ook ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa.
Eerste opname en waardering
Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa (m.u.v. geldmiddelen en kasequivalenten) worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Leningen worden opgenomen wanneer geld wordt uitbetaald aan de leningnemer. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.
Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:
- - De 'marktomgeving' waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten; zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en derhalve geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt op zichzelf de markt. Omdat de 'optie' van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.
- Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme of betalingsbalans of van soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.
- - Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.
Waardering na eerste opname
(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie „financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening” worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen. De EU heeft momenteel geen beleggingen van deze categorie.
(II)Leningen en vorderingen en tot einde looptijd aangehouden beleggingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-back-verrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
(III)Tot einde looptijd aangehouden beleggingen – De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve, behalve voor omrekeningsverschillen op monetaire activa die worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of in waarde worden verminderd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.
De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.
Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.
Waardevermindering van financiële activa
De EU gaat op elke balansdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is. De waarde van een financieel actief is verminderd en er worden waardeverminderingsverliezen geleden als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief.
(a)Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.
(b)Activa gewaardeerd tegen reële waarde
In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het gecumuleerde verlies – gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa - uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.
Beleggingen in durfkapitaalfondsen
Beleggingen in durfkapitaalfondsen worden als voor verkoop beschikbare activa ingedeeld en worden bijgevolg geboekt tegen reële waarde met verwerking van in de reëlewaardereserve tot uiting komende waardeveranderingen (inclusief omrekeningsverschillen). Omdat zij niet op een actieve markt zijn genoteerd, worden de beleggingen in durfkapitaalfondsen post voor post gewaardeerd tegen kostprijs of toerekenbare intrinsieke waarde ("net asset value") afhankelijk van welke waarde het laagst is. Niet-gerealiseerde baten die voortvloeien uit de waardering van de reële waarde worden opgenomen via de reserves en niet-gerealiseerde verliezen worden getoetst op waardevermindering, teneinde te bepalen of ze als waardeverminderingsverliezen worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten of als veranderingen in de reëlewaardereserve.
Voorraden
Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden zij gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.
Voorfinanciering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag kan (geheel of gedeeltelijk) worden verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen).
Voorfinanciering wordt op latere balansdata gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans min subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.
Rente op voorfinanciering wordt opgenomen wanneer zij verworven is volgens de bepalingen van de overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.
Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van 'financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer') worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgenomen. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.
De EU-bijdragen aan de trustfondsen van het Europees Ontwikkelingsfonds of andere niet-geconsolideerde entiteiten worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage min subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, door het trustfonds gedaan tijdens de verslagperiode en toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
Omdat de boekhoudregels van de EU vereisen dat ruil- en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven, worden vorderingen voor het opstellen van de rekening omschreven als afkomstig van ruiltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-ruiltransacties (waarbij de EU waarde van een andere entiteit ontvangt zonder onmiddellijk een gelijkwaardige tegenprestatie te leveren) die niet voortvloeien uit een contract (bv. op de lidstaten verhaalbare bedragen betreffende de eigen middelen).
Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie 1.5.5 hierboven). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn.
Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.
Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en worden gedefinieerd als vlottende activa. Zij omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito's, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.
Pensioenen en andere personeelsbeloningen
Pensioenverplichtingen
Bij de EU worden toegezegd-pensioenregelingen gebruikt. Ofschoon de personeelsleden van hun salaris een derde van de verwachte kosten van deze beloningen betalen, is er geen kapitaaldekking van de verplichting. De in de balans opgenomen verplichting in verband met de toegezegd-pensioenregeling is de contante waarde van de toegezegde pensioenen op de balansdatum minus de reële waarde van de activa van de regeling. De pensioenverplichtingen worden berekend door actuarissen volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (projected unit credit method). De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin het pensioen zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.
Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen en veranderingen in actuariële hypothesen worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Kosten na pensionering worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij werknemers gedurende een bepaalde periode (de wachtperiode) in dienst moeten blijven voordat veranderingen in de pensioenregeling effectief worden. In dat geval worden de kosten na pensionering lineair afgeschreven gedurende de wachtperiode.
Ziektekosten na tewerkstelling
De EU biedt haar personeelsleden verstrekkingen in verband met de gezondheid aan via de terugbetaling van medische uitgaven. Voor de dagelijkse administratie daarvan is een afzonderlijk fonds opgericht. Zowel personeelsleden als gepensioneerden, weduwen en weduwnaars en hun verwanten komen voor het stelsel in aanmerking. De voordelen die aan „inactieven” worden toegekend (gepensioneerden, wezen enz.) worden als „personeelsbeloningen na tewerkstelling” ingedeeld. Gelet op de aard van deze voordelen is een actuariële berekening aangewezen. De verplichting in de balans is bepaald op een soortgelijke grondslag als die voor de pensioenverplichtingen (zie hierboven).
Voorzieningen
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.
Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening of als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn. Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Ze worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode.
Financiële verplichtingen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Financiële verplichtingen die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening omvatten derivaten wanneer hun reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening (zie toelichting 1.5.5). De EU had in dit begrotingsjaar geen financiële activa van deze categorie.
Crediteuren
Een aanzienlijk bedrag van de te betalen posten van de EU heeft geen betrekking op ruiltransacties zoals de aanschaf van goederen of diensten. Het betreft daarentegen onbetaalde kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of van andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Ze worden geregistreerd als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.
Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.
De EU-trustfondsen gecreëerd en beheerd door de Commissie worden beschouwd als onderdeel van de operationele activiteiten en worden in de rekeningen van de Commissie opgenomen. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld als passiva totdat de uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen, toegerekend aan de bijdragen van andere donoren overeenkomstig de onderliggende overeenkomsten.
Overlopende posten
Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.
Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven.
1.6.STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
Ontvangsten
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES
De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties:
Bni- en btw-middelen
De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Ze worden gewaardeerd tegen het opgevraagde bedrag. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn ze — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.
Traditionele eigen middelen
De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende inkomsten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.
Geldboeten
Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van de beschikking waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om:
- - hetzij het besluit te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;
- hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EU-wetgeving.
Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven.
Indien de onderneming in beroep gaat tegen de beschikking en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijke verplichting geboekt. Aangezien een beroep tegen een besluit van de EU echter geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist. De gecumuleerde rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke passiva worden evenredig verhoogd.
Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.
ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.
Rentebaten en -lasten
Rentebaten en -uitgaven worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -lasten toe te rekenen aan de periode waarop zij betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.
Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.
Baten uit dividenden
Baten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om de betaling te ontvangen is vastgesteld.
Uitgaven
De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en discretionaire subsidies, bijdragen en giften.
Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.
Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.
De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
1.7.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN
Voorwaardelijke activa
Een voorwaardelijk activum is een mogelijk activum dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover het EOF niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.
Voorwaardelijke verplichtingen
Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover het EOF niet de volledige controle heeft; of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.
2. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
ACTIVA
2.1.IMMATERIËLE ACTIVA
miljoenen EUR | |
Brutoboekwaarde op 31.12.2014 | 577 |
Toevoegingen | 134 |
Afstoting van deelnemingen | (14) |
Overdrachten tussen categorieën van activa | 0 |
Andere wijzigingen | 0 |
Brutoboekwaarde op 31.12.2015 | 698 |
Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2014 | (295) |
Afschrijvingskosten voor het jaar | (74) |
Afstoting van deelnemingen | 9 |
Overdrachten tussen categorieën van activa | 0 |
Andere wijzigingen | - |
Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2015 | (361) |
Nettoboekwaarde op 31.12.2015 | 337 |
Nettoboekwaarde op 31.12.2014 | 282 |
Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.
2.2.MATERIËLE VASTE ACTIVA
De toename van de materiële vaste activa (vaste bedrijfsmiddelen) houdt hoofdzakelijk verband met de verdere ontwikkeling van activa ten behoeve van de ruimteprogramma’s Galileo en Copernicus die met bijstand van het Europees Ruimteagentschap (ESA) worden gebouwd.
Voor Galileo, het wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) van de EU, belopen de activa in aanbouw op 31 december 2015 in totaal 2 110 miljoen EUR (2014: 1 478 miljoen EUR). Een bedrag van 17 miljoen EUR (in 2014: 17 miljoen EUR) aan niet-kapitaliseerbare ontwikkelingskosten is gedurende de periode als uitgave opgenomen. Na voltooiing zal het systeem bestaan uit 30 satellieten en een netwerk van grondstations. Op de balansdatum waren reeds 12 Galileo-satellieten gelanceerd.
Wat betreft Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie, zijn de desbetreffende activa opgenomen op de balans van de EU sinds 2014, na de overdracht van het ESA. Op de balansdatum is 1 188 miljoen EUR met betrekking tot de momenteel gebouwde Copernicus-satellieten opgenomen als activa in aanbouw (2014: 1 288 miljoen EUR). Bovendien is 498 miljoen EUR betreffende de Sentinel 1A en 2A satellieten (in een baan) als activa opgenomen onder de rubriek installaties en uitrusting, exclusief de geaccumuleerde afschrijving (2014: 283 miljoen EUR) nadat Sentinel 2A werd gelanceerd en operationeel werd gedurende de verslagperiode. Satellieten Sentinel 1A en 2A worden afgeschreven over de verwachte gebruiksduur van 7 jaar.
Materiële vaste activa
miljoenen EUR | ||||||||
Terreinen en gebouwen | Installaties en uitrusting | Meubilair en wagenpark | Computer-hardware | Overige | Financiële leases | Activa in aanbouw | Totaal | |
Brutoboekwaarde op 31.12.2014 | 4 768 | 990 | 242 | 623 | 261 | 2 693 | 3 176 | 12 754 |
Toevoegingen | 41 | 58 | 16 | 54 | 34 | 61 | 998 | 1 262 |
Afstoting van deelnemingen | (8) | (25) | (12) | (53) | (8) | (1) | (38) | (145) |
Overdrachten tussen categorieën van activa | 54 | 261 | - | 0 | (11) | 0 | (305) | – |
Andere wijzigingen | 1 | 3 | 2 | 2 | 0 | 31 | 1 | 39 |
Brutoboekwaarde op 31.12.2015 | 4 856 | 1 288 | 248 | 627 | 277 | 2 784 | 3 832 | 13 911 |
Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2014 | 2 549 | (477) | (168) | (501) | (173) | (950) | 4 817 | |
Afschrijvingskosten voor het jaar | (158) | (116) | (18) | (69) | (27) | (103) | (489) | |
Teruggeboekte afschrijving | - | 0 | 0 | 1 | 0 | - | 1 | |
Afstoting van deelnemingen | 6 | 24 | 11 | 52 | 7 | 1 | 101 | |
Overdrachten tussen categorieën van activa | - | (10) | - | 0 | 10 | 0 | – | |
Andere wijzigingen | 0 | (3) | (1) | (1) | 0 | (2) | (6) | |
Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2015 | 2 701 | (581) | (176) | (517) | (182) | 1 054 | 5 211 | |
NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2015 | 2 155 | 708 | 72 | 110 | 94 | 1 730 | 3 832 | 8 700 |
NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2014 | 2 219 | 513 | 74 | 122 | 89 | 1 743 | 3 176 | 7 937 |
2.3.BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen | 2.3.1 | 5 | – |
Participaties in geassocieerde deelnemingen | 2.3.2 | 491 | 409 |
Totaal | 497 | 409 |
Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode.
Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen
miljoenen EUR | ||||||||
GJU | SESAR | BBI | Clean Sky | IMI | ECSEL | FCH | Totaal | |
Deelnemingen op 31.12.2014 | – | 0 | – | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen | – | 93 | 1 | 224 | 147 | 145 | 67 | 677 |
Aandeel van het nettoresultaat | – | (93) | 4 | (163) | (147) | (145) | (67) | (611) |
Opneming van het voorheen niet-opgenomen aandeel van verliezen | – | – | – | (61) | – | – | – | (61) |
Overige vermogensmutaties | – | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | (0) |
Deelnemingen op 31.12.2015 | – | 0 | 5 | 0 | 0 | 0 | 0 | 5 |
Niet-opgenomen aandeel van verliezen* | – | (252) | – | (38) | (161) | (55) | (156) | (662) |
* voor een gedetailleerde toelichting van de niet-opgenomen verliezen, zie toelichting 1.5.4.
De volgende bedragen kunnen aan de Commissie worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang:
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Niet-vlottende activa | 188 | 250 |
Vlottende activa | 301 | 178 |
Niet-vlottende passiva | – | – |
Vlottende passiva | (856) | (813) |
Ontvangsten | 13 | 2 |
Uitgaven | (811) | (666) |
Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie (ITER)
Na een evaluatie van de manier waarop gemeenschappelijke ondernemingen worden geboekt, is vastgesteld dat de ITER-Organisatie niet voldoet aan de criteria voor opname als gemeenschappelijke onderneming. Vanaf 2015 wordt zij niet langer opgenomen bij de gemeenschappelijke ondernemingen en worden de EU-bijdragen aan de ITER-Organisatie als uitgaven behandeld. Omdat de boekwaarde van de ITER-Organisatie op 31 december 2014 nul was en de impact van de verandering niet materieel is, zijn de resultaten van het voorafgaande jaar niet aangepast.
Gemeenschappelijke Onderneming GALILEO
De gemeenschappelijke onderneming Galileo werd eind 2006 in vereffening gesteld en het proces is nog aan de gang. De entiteit was in 2015 niet actief en nog altijd in vereffening.
gemeenschappelijke onderneming SESAR
Op 31 december 2015 had de Commissie een belang van 41,28 % (2014: 43,53 %) in SESAR.
Gezamenlijke technologie-initiatieven
Om de doelstellingen van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid te bereiken, werden publiek-private partnerschappen (PPP's) in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven opgericht (GTI's), die via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag ten uitvoer werden gelegd. De biogebaseerde industrieën (BBI), Clean Sky, het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI), ECSEL (samenvoeging van de vroegere ARTEMIS & ENIAC) en brandstofcellen en waterstof (FCH) GO’s zijn PPP’s opgericht in de vorm van een gezamenlijk technologie-initiatief. Het belang aan het einde van het jaar is als volgt: 57,81 % in BBI (in 2014: n.b.), 63,59 % (2014: 61,39 %) in Clean Sky , 67,07 % (2014: 80,47 %) in IMI, 96,29 % (2014: 95,47 %) in ECSEL, en 64,86 % (2014: 70,85 %) in FCH.
Participaties in geassocieerde deelnemingen
Europees Investeringsfonds
Het belang van de Commissie in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het leveren van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen.
miljoenen EUR | |
EIF | |
Deelnemingen op 31.12.2014 | 409 |
Bijdragen | 44 |
Aandeel van het nettoresultaat | 31 |
Overige vermogensmutaties | 7 |
Deelnemingen op 31.12.2015 | 491 |
De volgende bedragen kunnen aan de Commissie worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang:
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Activa | 578 | 497 |
Passiva | (87) | (87) |
Ontvangsten | 51 | 38 |
Overschot/(tekort) | 26 | 21 |
De Commissie heeft 20 % van haar participatie gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg 909 miljoen EUR.
miljoenen EUR | ||
Totaal kapitaal EIF | Participatie Commissie | |
Totaal aandelenkapitaal | 4 286 | 1 136 |
Volgestort | (857) | (227) |
Niet-opgevraagd | 3 429 | 909 |
2.4.FINANCIËLE ACTIVA
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Niet-vlottende financiële activa | |||
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 2.4.1 | 7 222 | 6 550 |
Verstrekte leningen | 2.4.2 | 49 743 | 49 888 |
Totaal | 56 965 | 56 438 | |
Vlottende financiële activa | |||
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 2.4.1 | 2 399 | 2 856 |
Verstrekte leningen | 2.4.2 | 7 508 | 8 955 |
Totaal | 9 907 | 11 811 | |
Totaal | 66 871 | 68 249 | |
Voor verkoop beschikbare financiële activa
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
BUFI-beleggingen | 2 647 | 3 068 |
Garantiefonds* | 2 002 | 1 825 |
EGKS in vereffening | 1 699 | 1 699 |
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) | 188 | 188 |
Subtotaal | 6 536 | 6 780 |
Begrotingsinstrumenten: | ||
Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) | 773 | 842 |
Horizon 2020 | 765 | 514 |
ETF-startersregeling | 485 | 399 |
Projectobligatie-initiatief | 217 | 125 |
Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten | 208 | 186 |
Verrichtingen met risicodragend kapitaal | 152 | 145 |
Europees Fonds voor Zuidoost-Europa | 118 | 117 |
Other budgetary instruments | 366 | 298 |
Subtotaal | 3 084 | 2 626 |
Totaal | 9 620 | 9 406 |
Niet-vlottend | 7 222 | 6 550 |
Vlottend | 2 399 | 2 856 |
BUFI-beleggingen
Voorlopig geïnde geldboeten in mededingingszaken worden in een speciaal fonds (BUFI) gestort en door de Commissie belegd in de schuldinstrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.
Garantiefonds voor externe maatregelen
Het Garantiefonds voor externe maatregelen dekt de door de EU gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de EIB buiten de EU, alsmede leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU. Het is een langlopend instrument (vast deel: 1 614 miljoen EUR), beheerd door de EIB en bedoeld om de door de EU gegarandeerde leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, te dekken. Het fonds wordt gevoed met betalingen uit de Gemeenschapsbegroting, met de rente op de belegging van de beschikbare middelen van het fonds en met de bij de in gebreke gebleven debiteuren teruggevorderde bedragen voor wie het fonds tot uitbetaling heeft moeten overgaan in verband met een afgegeven garantie. Een eventueel jaarlijks overschot wordt teruggeboekt als ontvangsten voor de EU-begroting. De EU moet een garantiereserve opnemen die leningen aan derde landen dekt. Deze reserve is bedoeld om de verplichtingen van het Garantiefonds te dekken en, indien nodig, aangesproken garanties waarvoor het in het Fonds beschikbare bedrag niet volstaat, zodat deze bedragen ten laste van de begroting kunnen komen. Deze reserve komt overeen met het richtbedrag van 9 % van de aan het einde van het jaar uitstaande leningen.
EGKS in vereffening
Wat de bedragen voor de EKGS in vereffening betreft, zijn alle voor verkoop beschikbare financiële activa schuldvorderingen in euro die genoteerd zijn op actieve markten.
Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling.
Omdat de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) niet beursgenoteerd is en volgens haar statuten participaties ten hoogste tegen aankoopprijs en uitsluitend aan bestaande aandeelhouders mogen worden verkocht, is de participatie van de Commissie gewaardeerd op de kostprijs verminderd met eventuele afschrijvingen voor waardevermindering.
miljoenen EUR | ||
Totaal kapitaal EBWO | Participatie Commissie | |
Totaal aandelenkapitaal | 29 674 | 900 |
Volgestort | 6 202 | (188) |
Niet-opgevraagd | 23 472 | 712 |
Begrotingsinstrumenten:
De EU is voornamelijk de houdster van voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van schuldtitels (bv. obligaties) en eigenvermogensinstrumenten. De schuldtitels worden voornamelijk gebruikt om aan de EU-garantie- en -risicodelingsinstrumenten toegewezen bedragen tijdelijk te beleggen zolang zij niet worden gebruikt om de aanspraken op garanties te voldoen.
Risicodelende financieringsfaciliteit
De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de Commissie in het kader van het MFK 2007-2013 maximaal 1 miljard EUR toegewezen aan de RSFF. In het kader van het MFK 2014-2020 zijn er geen nieuwe bijdragen uit de begroting aan de RSFF gepland. In 2015 werd 65 miljoen EUR van de bijdrage van de EU aan de RSFF overgedragen aan de in het kader van Horizon 2020 ingestelde opvolger ervan. Op 31 december 2015 bedraagt de bijdrage van de Commissie aan de RSFF, inclusief bijdragen van EVA en derde landen, 791 miljoen EUR. Opgemerkt zij dat het totale risico van de Commissie beperkt is tot het bedrag van haar bijdrage aan de faciliteit.
Horizon 2020
Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld om de toegang tot financiering te verbeteren voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn: de InnovFin Loan and Guarantee Service for R&I, waarbij de Commissie een deel van het financiële risico draagt dat verbonden is aan een portefeuille van nieuwe financieringsoperaties door de EIB; de InnovFin SME Guarantee including the SME Initiative Uncapped Guarantee Instrument (SIUGI), door het EIF beheerde garantiefaciliteiten die garanties en tegengaranties verstrekken aan financiële intermediairs voor nieuwe leningportefeuilles (onder SIUGI deelt de Commissie het financiële risico dat verbonden is aan garanties met de lidstaten, de EIB en het EIF); en de InnovFin Equity Facility for R&I dat investeert in risicokapitaalfondsen en door het EIF wordt beheerd. Op 31 december 2015 bedraagt de totale EU-bijdrage aan de financiële instrumenten Horizon 2020 1 060 miljoen euro.
ETF-startersregeling
Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die werden gefinancierd door het programma voor groei en werkgelegenheid, het meerjarenprogramma, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en het proefproject technologieoverdracht, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van beginnende kleine en middelgrote ondernemingen door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.
Reëlewaardehiërarchie van voor verkoop beschikbare financiële activa
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten | 8 123 | 8 183 |
niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen | 188 | 76 |
niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input | 1 310 | 1 147 |
Totaal | 9 620 | 9 406 |
Gedurende de periode is 10 miljoen EUR overgedragen van niveau 2 naar niveau 1.
Afstemming van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3):
miljoenen EUR | |
Beginbalans op 31.12.2014 | 1 147 |
Aan- en verkopen | 98 |
Winsten of verliezen over de periode in financiële inkomsten of financieringskosten | (27) |
Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen | 91 |
Overdrachten naar niveau 3 | – |
Overdrachten vanuit niveau 3 | – |
Overige | – |
Eindbalans op 31.12.2015 | 1 310 |
Verstrekte leningen
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Uit geleende middelen verstrekte leningen | 56 874 | 58 509 |
Uit begrotingskredieten verstrekte leningen | 377 | 334 |
Totaal | 57 251 | 58 843 |
Niet-vlottend | 49 743 | 49 888 |
Vlottend | 7 508 | 8 955 |
Uit opgenomen leningen verstrekte leningen
miljoenen EUR | ||||||
MFB | Euratom-faciliteit | BBS | EFSM | EGKS in vereffening | Totaal | |
Totaal op 31.12.2014 | 1 842 | 349 | 8 590 | 47 507 | 221 | 58 509 |
Nieuwe leningen | 1 245 | - | - | 12 160 | - | 13 405 |
Aflossingen | (67) | (48) | 2 700 | 12 160 | - | 14 975 |
Wisselkoersverschillen | - | - | - | - | 14 | 14 |
Veranderingen in boekwaarde | 4 | - | (79) | 2 | (6) | (79) |
Bijzondere waardevermindering | - | - | - | - | - | – |
Totaal op 31.12.2015 | 3 024 | 301 | 5 811 | 47 509 | 229 | 56 874 |
Niet-vlottend | 2 937 | 251 | 4 200 | 42 050 | 218 | 49 656 |
Vlottend | 87 | 50 | 1 611 | 5 459 | 11 | 7 218 |
De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.
Macrofinanciële bijstand is een financieel beleidsinstrument voor niet-gebonden en niet-specifieke betalingsbalans- en/of begrotingssteun aan derde partnerlanden die momenteel een IMF-programma uitvoeren. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Die leningen zijn gewaarborgd door het Garantiefonds voor externe maatregelen. Op 31.12.2015 is een bedrag van 1 323 miljoen EUR betreffende een leningfaciliteitovereenkomst in het kader van macrofinanciële bijstand toegekend aan Oekraïne (1 200 miljoen euro), Tunesië (100 miljoen EUR), Georgië (13 miljoen EUR) en Kirgizië (10 miljoen EUR), maar nog niet uitbetaald.
De juridische entiteit Euratom (die door de Commissie wordt vertegenwoordigd) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Op 31 december 2015 is 300 miljoen EUR aan leningen aan Oekraïne toegekend, maar nog niet uitbetaald. Een bedrag van 301 miljoen EUR (in 2014: 349 miljoen EUR) aan garanties is ontvangen van derden ter dekking van Euratomleningen.
De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt financiële bijstand op middellange termijn aan de lidstaten van de EU. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Alleen lidstaten die niet deelnemen aan de euro, komen voor dit mechanisme in aanmerking. De betalingsbalansbijstand aan Letland werd toegekend voor de invoering van de euro op 1 januari 2014. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die voor deze leningen worden opgenomen, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Ontleningen in het kader van deze betalingsbalansleningen worden gegarandeerd door de EU-begroting; op 31 december 2015 bedraagt het potentiële risico dat de begroting in verband met deze leningen loopt maximaal 5,8 miljard EUR.
Het EFSM maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 bedragen de middelen van de faciliteit ten hoogste 60 miljard EUR, maar bij wettelijke bepaling wordt het uitstaande bedrag aan leningen of kredietlijnen beperkt tot de marge die beschikbaar is onder het plafond van de eigen middelen. Ontleningen in het kader van deze EFSM-leningen worden gegarandeerd door de EU-begroting; op 31 december 2015 bedraagt het potentiële risico dat de begroting in verband met deze leningen loopt maximaal 47,5 miljard EUR. Aangezien beide EFSM programma’s zijn verstreken, zijn er geen uitstaande niet-uitbetaalde bedragen beschikbaar. Er zijn geen plannen waarbij het EFSM nieuwe financieringsprogramma's zou aangaan of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten zou sluiten.
Leningen van de EGKS in vereffening worden verstrekt uit geleende middelen overeenkomstig de artikelen 54 en 56 van het EGKS-Verdrag.
Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
Verstrekte leningen | 31.12.2015 | 31.12.2014 |
Macrofinanciële bijstand (MFB): | 0 % - 4.54 % | 0.181 % - 4.54 % |
Euratom-faciliteit | 0.08 % - 5.76 % | 0.26 % - 5.76 % |
Betalingsbalans | 2.375 % - 3.625 % | 2.375 % - 3.625 % |
Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) | 0,625 % tot 3,75 % | 1.875 % - 3.750 % |
EGKS in vereffening | 5,2354 % tot 5,8103 % | 5.2354 % - 5.8103 % |
Uit begrotingskredieten verstrekte leningen
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Leningen met bijzondere voorwaarden | 113 | 130 |
Door de EGKS in vereffening verstrekte woningleningen* | 6 | 9 |
Term deposits between 3 and 12 months | 257 | 195 |
Totaal | 377 | 334 |
Niet-vlottend | 88 | 116 |
Vlottend | 290 | 217 |
* Verstrekt uit de eigen middelen van de EGKS in vereffening.
Leningen met bijzondere voorwaarden omvatten voornamelijk leningen met een speciale rentevoet die in het kader van de samenwerking met niet-lidstaten zijn verstrekt.
Afschrijvingen op uit begrotingskredieten verstrekte leningen
miljoenen EUR | ||||||
31.12.2014 | Toevoe-gingen | Terug-boekingen | Afschrijving | Overige | 31.12.2015 | |
Leningen met bijzondere voorwaarden | 6 | 75 | 0 | 0 | 149 | 231 |
Door de EGKS in vereffening verstrekte woningleningen | – | 0 | 0 | 0 | 0 | – |
Totaal | 6 | 75 | 0 | 0 | 149 | 231 |
Deze post omvat voornamelijk leningen met een speciale, d.w.z. ook gesubrogeerde leningen die werden verstrekt leningen waarvoor van wanbetaling sprake is en die door de EIB zijn gesubrogeerd in alle rechten van de EU na de betaling uit het Garantiefonds voor externe acties, en die volledig worden verminderd voor een bedrag van 217 miljoen EUR (2014: 149 miljoen EUR).
2.5.VOORFINANCIERING
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Niet-vlottende voorfinanciering | |||
Voorfinanciering | 2.5.1 | 28 543 | 15 980 |
Overige voorschotten voor de lidstaten | 2.5.2 | 1 332 | 2 378 |
Bijdragen aan trustfondsen | 4 | – | |
Totaal | 29 879 | 18 358 | |
Vlottende voorfinanciering | |||
Voorfinanciering | 2.5.1 | 11 498 | 29 222 |
Overige voorschotten voor de lidstaten | 2.5.2 | 3 779 | 5 015 |
Totaal | 15 277 | 34 237 | |
Totaal | 45 156 | 52 595 |
Voorfinanciering maakt een groot deel uit van de totale activa van de EU en krijgt daarom regelmatige en passende aandacht. Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit. De Commissie heeft met al deze elementen rekening gehouden om de follow-up van voorfinanciering te proberen te verbeteren.
Voorfinanciering
miljoenen EUR | ||||||
Brutobedrag | Afgewikkeld in het kader van afsluiting | Netto-bedrag op 31.12.2015 | Bruto-bedrag | Afgewikkeld in het kader van afsluiting | Netto-bedrag op 31.12.2014 | |
Gedeeld beheer | ||||||
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 4 726 | 1 629 | 3 097 | 5 644 | 2 115 | 3 529 |
EFRO en CF | 24 268 | 7 416 | 16 852 | 24 934 | 2 182 | 22 752 |
ESF | 7 251 | 1 325 | 5 926 | 6 884 | (953) | 5 931 |
Overige | 4 359 | 2 365 | 1 994 | 4 626 | 2 535 | 2 091 |
Totaal | 40 604 | 12 735 | 27 869 | 42 088 | 7 785 | 34 303 |
Direct beheer | ||||||
Ten uitvoer gelegd door: | ||||||
Commissie | 12 512 | 9 536 | 2 976 | 13 173 | 10 215 | 2 958 |
Uitvoerende agentschappen van de EU | 11 065 | 7 767 | 3 298 | 9 079 | 6 618 | 2 461 |
Trustfondsen | 14 | (5) | 9 | - | - | - |
Totaal | 23 591 | 17 308 | 6 283 | 22 252 | 16 833 | 5 419 |
Indirect beheer | ||||||
Ten uitvoer gelegd door: | ||||||
andere EU-agentschappen & -organen | 627 | (95) | 532 | 548 | (98) | 450 |
Derde landen | 2 151 | 1 229 | 922 | 1 981 | 1 169 | 812 |
Internationale organisaties | 6 640 | 4 014 | 2 626 | 6 236 | 3 476 | 2 760 |
Andere entiteiten | 5 330 | 3 521 | 1 809 | 4 370 | 2 910 | 1 460 |
Totaal | 14 748 | 8 859 | 5 889 | 13 135 | 7 653 | 5 482 |
Totaal | 78 943 | 38 902 | 40 041 | 77 474 | 32 273 | 45 202 |
Niet-vlottend | 28 543 | – | 28 543 | 15 980 | – | 15 980 |
Vlottend | 50 401 | 38 902 | 11 498 | 61 495 | 32 273 | 29 222 |
De afsluiting van programmeringsperiode 2007-2013 en de geleidelijke invoering van programma’s in het kader van de periode 2014-2020 zijn de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de omvang van de activa: de voorfinanciering met betrekking tot de oude programma's neemt af naarmate kosten worden aanvaard en voor de nieuwe programmeringsperiode zijn er nieuwe voorschotten uitbetaald.
Wat het gedeeld beheer betreft, verklaart deze overgang van de ene naar de andere programmeringsperiode ook het verloop tussen vlottende en niet-vlottende saldi. De uitbetaalde nieuwe voorfinanciering met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 wordt doorgaans geboekt als niet-vlottend: de totale uitbetalingen in 2015 bedragen 10 miljard EUR, waarvan 7 miljard verband houdt met het cohesiebeleid. De programmeringsperiode 2007-2013 bevindt zich in de afsluitende fase en dus zullen binnen twaalf maanden meer bedragen verschuldigd zijn.
Garanties met betrekking tot voorfinanciering
Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Er zijn twee waarden om voor dit soort garantie op te nemen: de 'nominale waarde' en de 'lopende waarde'. Voor de „nominale” waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de 'lopende' waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2015 beliep de 'nominale waarde' van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 844 miljoen EUR. De 'lopende waarde' van die garanties beliep 626 miljoen EUR (in 2014: respectievelijk 957 miljoen EUR en 605 miljoen EUR).
Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico's te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % bij aan de totale bijdrage aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers.
Op 31 december 2015 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 1,7 miljard EUR (2014: 1,8 miljard EUR). De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt voor de deelnemers op als uitvoerend orgaan van het Garantiefonds, maar het fonds is eigendom van de deelnemers.
Aan het einde van het jaar beliepen de activa van het Garantiefonds in totaal 1 838 miljoen EUR (2014: 1 640 miljoen EUR). De activa van het Garantiefonds voor de deelnemers bevatten ook financiële activa die door het directoraat-generaal Economische en Financiële zaken worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EU-jaarrekening geconsolideerd.
Overige voorschotten voor de lidstaten
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Voorschotten aan de lidstaten voor financiële instrumenten in het kader van gedeeld beheer | 3 287 | 3 823 |
Steunregelingen | 1 824 | 3 570 |
Totaal | 5 111 | 7 393 |
Niet-vlottend | 1 332 | 2 378 |
Vlottend | 3 779 | 5 015 |
Onder de kaderregeling voor programma’s van de structuurfondsen en ook onder het Elfpo 2007-2013 was het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (in de vorm van leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn evenwel eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief in de balans van de EU opgenomen. In de rechtsgrondslagen is echter niet bepaald dat de lidstaten periodiek over het gebruik van die voorschotten verslag moeten uitbrengen aan de Commissie, en in sommige gevallen zijn die voorschotten niet eens opgenomen in de bij de Commissie ingediende uitgavenstaten.
Inzake plattelandsontwikkeling heeft de Commissie informatie over de ongebruikte bedragen rechtstreeks bij de betaalorganen in de lidstaten opgevraagd. Op basis van deze informatie wordt geraamd dat op 31 december 2015 56 miljoen EUR nog ongebruikt was.
Voor het cohesiebeleid verzamelt de Commissie bij de lidstaten informatie over deze financieringsinstrumenten, die zij in een jaarlijks uitvoeringsverslag consolideert. De termijn voor het volgende verslag over de eind 2015 ongebruikte bedragen is 1 oktober 2016, zodat de informatie niet op tijd beschikbaar zal zijn voor verwerking in deze rekeningen. Bijgevolg moet de waarde van deze activa wordt geraamd op basis van de meest recent beschikbare betrouwbare informatie, d.w.z. het jaarlijkse uitvoeringsverslag per 31 december 2014 en de in 2015 verrichte betalingen. De raming berust deels op de aanname dat de middelen volledig en gelijkmatig zullen worden gebruikt over de resterende looptijd (tot 31 maart 2017). Geschat wordt dat aan het einde van het begrotingsjaar 2015 nog 3 231 miljoen EUR overbleef voor investeringen in de eindbegunstigden.
Omdat de periode van activiteit het einde nadert, is gericht informatie opgevraagd bij de lidstaten over de middelen die niet zijn uitgegeven op 31 december 2015. Uit de verstrekte gegevens blijkt duidelijk dat de door de Commissie berekende raming betrekkelijk juist is.
De totale bijdrage die de lidstaten van de Commissie vroegen aangaande deze instrumenten, bedroeg 10 938 miljoen EUR. 1 353 miljoen EUR daarvan bleef aan het einde van het jaar onbetaald. In 2015 zijn beperkte sommen uitbetaald voor de programmeringsperiode 2014-2020.
Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt; de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven. Geraamd wordt dat van het totale bedrag 972 miljoen EUR voor voorschotten in het kader van plattelandsontwikkeling einde 2015 ongebruikt is gebleven.
2.6.VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Niet-vlottend | |||
Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties | 2.6.1 | 857 | 1 158 |
Vorderingen uit wisseltransacties | 2.6.2 | 13 | 40 |
Totaal | 870 | 1 198 | |
Vlottend | |||
Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties | 2.6.1 | 8 882 | 13 828 |
Vorderingen uit wisseltransacties | 2.6.2 | 572 | 551 |
Totaal | 9 454 | 14 380 | |
Totaal | 10 324 | 15 578 |
Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Niet-vlottend | |||
Lidstaten | 857 | 305 | |
Overlopende posten | 2.6.1.3 | – | 853 |
Totaal | 857 | 1 158 | |
Vlottend | |||
Lidstaten | 2.6.1.1 | 6 845 | 10 679 |
Geldboeten | 2.6.1.2 | 1 601 | 2 270 |
Overlopende posten | 2.6.1.3 | 369 | 832 |
Andere verhaalbare bedragen | 67 | 48 | |
Totaal | 8 882 | 13 828 | |
Totaal | 9 739 | 14 987 |
3. Op de lidstaten verhaalbare bedragen
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Vastgesteld in de A-boekhouding | 3 041 | 2 789 |
Vastgesteld in de specifieke boekhouding | 1 283 | 1 617 |
Te ontvangen eigen middelen | – | 5 413 |
Bijzondere waardevermindering | (760) | 1 144 |
Overige | 10 | 12 |
Verhaalbare bedragen uit eigen middelen | 3 573 | 8 686 |
Europees Landbouwgarantiefonds | 3 846 | 2 250 |
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO); | 750 | 52 |
Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling | 26 | 27 |
Speciaal toetredingsprogramma op het gebied van landbouw en plattelandstonwikkeling (Sapard) | 175 | 166 |
Bijzondere waardevermindering | 1 092 | (840) |
Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling | 3 705 | 1 655 |
Verwachte terugvordering van voorfinanciering | 313 | 437 |
Betaalde en terugvorderbare btw | 36 | 44 |
Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen | 75 | 161 |
Totaal | 7 701 | 10 984 |
Niet-vlottend | 857 | 305 |
Vlottend | 6 845 | 10 679 |
De door de lidstaten verschuldigde niet-vlottende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) die in jaarlijkse tranches en/of latenties moeten worden uitgevoerd.
Verhaalbare bedragen uit eigen middelen
De bijdrage van de lidstaten aan de EU-begroting op basis van btw en bni is onderworpen aan een jaarlijkse aanpassing die ieder jaar plaatsvindt op de eerste werkdag van december. De aanpassing in 2014 omvatte grote bni-herzieningen die teruggingen tot 2002, voor een ongekend bedrag van 9,5 miljard EUR, gespreid over alle lidstaten, waarvan op het einde van het jaar nog 5,4 miljard EUR te innen was. De uitstaande bedragen werden ontvangen in 2015, in overeenstemming met de plannen voor gespreide betaling.
De aanpassing van 2015 gaf geen aanleiding tot bij de lidstaten te innen bedragen.
Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling
Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de verhaalbare bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.
4. Geldboeten
Dit betreft door de Commissie opgelegde geldboeten die (voorlopig) niet werden geïnd aan het einde van het jaar (2 165 miljoen EUR) minus de afgeschreven bedragen (181 miljoen EUR) en de bedragen van rechterlijke beslissingen ten gunste van een onderneming (384 miljoen EUR). Voor de geldboeten die aan het einde van het jaar uitstonden, is voor in totaal 1 428 miljoen EUR aan garanties ontvangen (2014: 1 916 miljoen EUR). Opgemerkt zij dat op 31 december 2015 116 miljoen EUR van deze vorderingen nog niet vervallen was.
De daling van het saldo van de openstaande boetes aan het eind van het jaar is toe te schrijven aan het feit dat geldboeten definitief werden en naar de begroting werden overgeboekt in 2015, en dat sommige geldboeten door het Hof van Justitie zijn verlaagd.
5. Overlopende posten
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Cohesie-, landbouw en plattelandsontwikkelingsfondsen: financiële correcties | 10 | 1 502 |
Overige toegerekende baten | 162 | 83 |
Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties | 196 | 101 |
Totaal | 369 | 1 686 |
Niet-vlottend | – | 853 |
Vlottend | 369 | 832 |
Vorderingen uit ruiltransacties
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Niet-vlottend | ||
Andere vorderingen | 13 | 40 |
Totaal | 13 | 40 |
Vlottend | ||
Klanten | 225 | 211 |
Waardevermindering van vorderingen op afnemers | (107) | (103) |
Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties | 228 | 219 |
Overige | 227 | 224 |
Totaal | 572 | 551 |
Totaal | 585 | 591 |
De hierboven vermelde waardevermindering van vorderingen op afnemers omvat een waardevermindering van 39 miljoen EUR vastgesteld op individuele basis.
5.1.VOORRADEN
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Wetenschappelijk materieel | 55 | 66 |
Overige | 83 | 62 |
Totaal | 138 | 128 |
5.2.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Rekeningen bij schatkisten en centrale banken | 17 119 | 11 840 | |
Rekeningen-courant | 110 | 303 | |
Gelden ter goede rekening | 4 | 4 | |
Transfers (geld in omloop) | – | – | |
Andere termijndeposito's | 28 | 28 | |
Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's | 2.8.1 | 17 262 | 12 174 |
Geldmiddelen van financieringsinstrumenten | 2.8.2 | 1 298 | 1 275 |
Geldmiddelen betreffende geldboeten | 2.8.3 | 1 908 | 2 738 |
Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen en organen | 1 012 | 1 358 | |
Geldmiddelen van trustfondsen | 192 | – | |
Totaal | 21 671 | 17 545 |
Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's
Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen.
Het belangrijke saldo aan het einde van 2015 is vooral toe te schrijven aan de hoge eigenmiddelenbijdragen voor het deel van de btw- en bni-saldi van 2014 dat door de lidstaten pas in de loop van 2015 is betaald, aan de in 2015 betaalde btw- en bni-saldi van 2015 en aan een groot, definitief geworden boetebedrag wegens inbreuk op de mededingingsregels. De gewijzigde begroting op basis van de eigenmiddelenverordening waarbij de bijdragen van de lidstaten dienovereenkomstig zijn verlaagd, is pas laat in 2015 goedgekeurd, zodat de betrokken bedragen – in totaal 9,5 miljard EUR – maar in januari 2016 aan de lidstaten zijn teruggestort. Ook hebben twee lidstaten hun bni-saldo voor 2016 vooruitbetaald.
Geldmiddelen van financieringsinstrumenten
De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma's met financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd. De tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.
Geldmiddelen betreffende geldboeten
Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als een vlottend passief in toelichting 5.2.
De daling in dit saldo is toe te schrijven aan het feit dat alle voorlopig geïnde geldboeten sinds 2010 door de Commissie worden beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds (BUFI) en worden belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).
VERPLICHTINGEN
5.3.PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN
Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen
miljoenen EUR | |||||
Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren | Andere pensioen-stelsels | Gemeenschap-pelijk stelsel van ziektekosten-verzekering | Totaal op 31.12.2015 | Totaal op 31.12.2014 | |
Verplichtingen uit hoofde van op vaste toezeggingen gebaseerde regelingen | 54 967 | 1 613 | 7 662 | 64 242 | 59 053 |
Fondsbeleggingen | (149) | (280) | (428) | (437) | |
Nettoverplich-tingen | 54 967 | 1 465 | 7 382 | 63 814 | 58 616 |
De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is vooral toe te schrijven aan veranderingen in de twee belangrijkste regelingen:
de pensioenregeling van de Europese ambtenaren:
• er was een aanzienlijke impact van de verdere verlaging van de reële disconteringsvoet van 0,7 % tot 0,6 %. Door de verlaging van de disconteringsvoet zijn de actuele waarde van de uitkeringen en de aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten toegenomen.
• Er was ook een mutatie in het verwachte percentage van de salarisaanpassingen, van 1,1 % naar 1,2 %.
• Andere wijzigingen in de actuariële hypothesen en parameters (bijvoorbeeld actuariële winsten/verliezen op basis van ervaring en veranderingen in de populatie) hadden een invloed op de berekening van de verplichtingen.
Voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering zijn de financiële aannames geactualiseerd.
De brutoverplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is een theoretische schatting van de bijdrage van de werkgever aan het stelsel om te voldoen aan de verplichtingen ten aanzien van deelnemers aan de pensioenregeling op dat moment. Omdat de regelingen 'ongoing' zijn, moeten alle uit hoofde van de regeling in een jaar te verrichten betalingen elk jaar worden opgenomen in de EU-begroting.
Pensioenregeling van de Europese ambtenaren
Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Er is voor deze regeling geen kapitaaldekking, maar de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Tevens dragen de ambtenaren door middel van een verplichte bijdrage van hun salaris voor een derde bij in de langetermijnfinanciering van deze pensioenregeling.
De verplichtingen van de pensioenregeling werden op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2015 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut geëvalueerd. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van IPSAS 25 (en derhalve ook boekhoudregel 12 van de EU). De Commissie zal de processen die worden gebruikt voor de berekening van de verplichting voor personeelsbeloningen in 2016 verder verfijnen; de resultaten zullen in voorkomend geval worden weerspiegeld in de jaarrekening van 2016.
Andere pensioenstelsels
Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de secretarissen-generaal van de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van bepaalde Parlementsleden.
Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen).
Mutatie in contante waarde van de brutoverplichting personeelsbeloningen
De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de contante waarde, zonder aftrek van fondsbeleggingen, van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden.
De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:
miljoenen EUR | ||||
Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren | Andere pensioen-stelsels | Gemeen-schappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering | Totaal | |
Contante waarde op 31.12.2014 | 50 897 | 1 488 | 6 668 | 59 053 |
Aan het dienstjaar toegerekende kosten | 3 323 | 77 | 243 | 3 643 |
Rentekosten | 1 170 | 27 | 140 | 1 337 |
Netto actuariële winsten en verliezen | 1 429 | 91 | 674 | 2 194 |
Bijdragen van leden | 21 | 21 | ||
Betaalde uitkeringen | 1 244 | (52) | (85) | 1 380 |
Toename/(afname) van de verplichting als gevolg van belastingen op pensioenen | (608) | (17) | (625) | |
Contante waarde op 31.12.2015 | 54 967 | 1 613 | 7 662 | 64 242 |
De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in de lopende periode.
Rentekosten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.
Netto actuariële winsten en verliezen omvatten:
- ervaringsaanpassingen (de gevolgen van verschillen tussen de voorgaande actuariële hypothesen en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden); en
- de gevolgen van wijzigingen in actuariële hypothesen zoals financiële hypothesen, sterftecijfers en verwachte loonontwikkeling. Deze aannamen zijn inherent onzeker en kunnen derhalve aanzienlijke schommelingen van jaar tot jaar vertonen.
Betaalde uitkeringen zijn in de loop van het jaar betaalde uitkeringen volgens het reglement van de regeling (bv. pensioenen aan gepensioneerden). Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten als zij niet langer in de toekomst te betalen zijn.
Actuariële hypothesen — personeelsbeloningen
De belangrijkste actuariële hypothesen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU, worden in de tabel hierna weergegeven:
Pensioenregeling van de Europese ambtenaren | Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering | |
2015 | ||
Nominale disconteringsvoet | 2,0 % | 2,1 % |
Verwacht inflatiepercentage | 1,4 % | 1,4 % |
Reële disconteringsvoet | 0,6 % | 0,7 % |
Verwacht percentage van loonsverhogingen | 1,2 % | 1,2 % |
Trend van de medische kosten (in %) | N.v.t. | 3,0 % |
Pensioengerechtigde leeftijd**** | 63/64/65 | 63/64/66 |
2014 | ||
Nominale disconteringsvoet | 2,0 % | 2,1 % |
Verwacht inflatiepercentage | 1,3 % | 1,3 % |
Reële disconteringsvoet | 0,7 % | 0,8 % |
Verwacht percentage van loonsverhogingen | 1,1 % | 1,1 % |
Trend van de medische kosten (in %) | N.v.t. | 3,0 % |
Pensioengerechtigde leeftijd**** | 63/64/65 | 63 |
Sterftecijfers gebaseerd op de International Civil Servants Life Table (ICSLT 2013).
De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 18 jaar, in december 2015, voor het pensioenstelsel van de Europese ambtenaren en een looptijd van 20 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). De inflatie is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode. Zij moet empirisch worden vastgesteld, gebaseerd op de voorspelde waarde zoals deze tot uiting komt in aan een index gekoppelde obligaties op de Europese financiële markten. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.
Mutatie in contante waarde van fondsbeleggingen
miljoenen EUR | |||
Andere pensioenstelsels | Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering | Totaal | |
Contante waarde op 31.12.2014 | 165 | 272 | 437 |
Nettomutatie van fondsbeleggingen | (16) | 8 | (8) |
Contante waarde op 31.12.2015 | 149 | 280 | 428 |
5-jarige trend
miljoenen EUR | |||||
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
Verplichting personeelsbeloningen | 34 835 | 42 503 | 46 818 | 58 616 | 63 814 |
De aanzienlijke toename van de verplichting voor werknemersbeloningen over een periode van vijf jaar kan grotendeels worden verklaard door een verlaging van de reële disconteringsvoet voor de toekomstige kasstromen. Deze verlaging houdt verband met de uitzonderlijke onderliggende economische omstandigheden, met name de lage rente. Voor de belangrijkste pensioenregeling voor de Europese ambtenaren bijvoorbeeld, is de reële disconteringsvoet gedaald van 3,0 % eind 2011 tot 0,6 % eind 2015.
In de staat van de financiële resultaten opgenomen bedragen
miljoenen EUR | ||||
Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren | Andere pensioen-stelsels | Gemeen-schappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering | Totaal | |
2015 | ||||
Aan het dienstjaar toegerekende kosten | 2 981 | 68 | 243 | 3 293 |
Rentekosten | 1 050 | 24 | 140 | 1 214 |
Verandering in de fondsbeleggingen | (71) | (71) | ||
Subtotaal — opgenomen in personeels- en pensioenkosten | 4 031 | 92 | 312 | 4 435 |
Actuariële winsten en verliezen | 1 282 | 84 | 674 | 2 040 |
Opgenomen totaal | 5 313 | 176 | 986 | 6 475 |
Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
Een verandering van één procentpunt in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische verzorging zou het volgende effect hebben:
miljoenen EUR | ||
toename met één procentpunt | vermindering met één procentpunt | |
Het totaal van de componenten aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten en rentekosten van de nettoperiodekosten voor medische verzorging na uitdiensttreding; | 88 | (54) |
De geaccumuleerde brutoverplichting uit hoofde van de vergoeding na uitdiensttreding van kosten voor medische verzorging. | 2 765 | 1 686 |
5.4.VOORZIENINGEN
miljoenen EUR | |||||||
Bedrag op 31.12.2014 | Aanvul-lende voorzie-ningen | Terug-geboekte ongebruikte bedragen | Gebruikte bedragen | Over-dracht naar vlottend | Wijziging in raming | Bedrag op 31.12.2015 | |
Rechtszaken | 728 | 252 | (52) | (469) | – | 0 | 459 |
Ontmanteling kerninstal-laties | 1 091 | – | – | (32) | – | 19 | 1 078 |
Financieel | 332 | 262 | (0) | (179) | – | (5) | 411 |
Geldboeten | 30 | 4 | (30) | – | – | – | 4 |
Overige | 102 | 19 | (19) | (24) | – | 0 | 79 |
Totaal | 2 282 | 537 | (101) | (703) | – | 15 | 2 030 |
Niet-vlottend | 1 537 | 315 | (48) | (22) | (87) | 20 | 1 716 |
Vlottend | 745 | 222 | (53) | (681) | 87 | (6) | 314 |
Rechtszaken
Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De afname in 2015 is het gevolg van het aanspreken van eerder aangelegde voorzieningen voor rechtszaken in verband met financiële correcties in het kader van het EFRO (457 miljoen EUR). Deze zaken zijn verloren en het merendeel van de sommen is tegen het einde van het jaar betaald. In 2015 zijn nieuwe voorzieningen opgenomen voor rechtszaken betreffende cohesie (120 miljoen EUR) en landbouw (123 miljoen EUR).
Ontmanteling kerninstallaties
In 2014 is dit uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de in 2104 geactualiseerde JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer. Dit vormt de follow-up van de opmerkingen die in 2012 zijn gemaakt door externe deskundigen bij de herziening van het JRC-programma inzake ontmanteling en afvalbeheer. In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro). Op 31 december 2015 resulteerde dat in een voorziening van 1 078 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2016 zal worden betaald (25 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 053 miljoen EUR).
Gezien de geraamde duur van dit programma (ongeveer twintig jaar) moet worden opgemerkt dat er enige onzekerheid bestaat ten aanzien van deze raming, en dat de uiteindelijke kosten van de huidige raming kunnen afwijken.
Financiële voorzieningen
Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de door de verschillende financiële instrumenten verstrekte garanties. Het EIF en de EIB zijn bevoegd om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de Commissie, garanties te verstrekken. Het financiële risico dat verbonden is aan de opgevraagde en de niet-opgevraagde garanties is echter beperkt. De niet-vlottende financiële voorzieningen worden omgerekend tot hun netto contante waarde (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro).
5.5.FINANCIELE VERPLICHTINGEN
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Niet-vlottende financiële verplichtingen | |||
Opgenomen leningen | 2.11.1 | 49 642 | 49 743 |
Overige financiële verplichtingen | 2.11.2 | 2 122 | 2 108 |
Totaal | 51 764 | 51 851 | |
Vlottende financiële verplichtingen | |||
Opgenomen leningen | 2.11.1 | 7 218 | 8 727 |
Overige financiële verplichtingen | 2.11.2 | 721 | 101 |
Totaal | 7 939 | 8 828 | |
Totaal | 59 703 | 60 680 |
Opgenomen leningen
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Opgenomen leningen | 56 860 | 58 491 |
Eliminatie: Garantiefonds* | - | (20) |
Totaal | 56 860 | 58 470 |
* Op 31.12.2014 was het Garantiefonds houder van EFSM-obligaties die door de Commissie zijn uitgegeven en daarom buiten beschouwing dienden te worden gelaten.
Opgenomen leningen per financieel instrument
miljoenen EUR | ||||||
MFB | Euratom-faciliteit | BBS | EFSM | EGKS in vereffe-ning | Totaal | |
Totaal op 31.12.2014 | 1 842 | 349 | 8 590 | 47 507 | 203 | 58 491 |
Nieuwe leningen | 1 245 | - | - | 12 160 | - | 13 405 |
Aflossingen | (67) | (48) | 2 700 | 12 160 | - | 14 975 |
Wisselkoersverschillen | - | - | - | - | 13 | 13 |
Veranderingen in boekwaarden | 4 | - | (79) | 2 | (1) | (74) |
Totaal op 31.12.2015 | 3 024 | 301 | 5 811 | 47 509 | 215 | 56 860 |
Niet-vlottend | 2 937 | 251 | 4 200 | 42 050 | 204 | 49 642 |
Vlottend | 87 | 50 | 1 611 | 5 459 | 11 | 7 218 |
De leningen omvatten de in een waardepapier belichaamde schulden, die 3,131 miljard EUR belopen (in 2014: EUR 58 261 million). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.
Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
Opgenomen leningen | 31.12.2015 | 31.12.2014 |
Macrofinanciële bijstand (MFB): | 0 % - 4.54 % | 0.181 % - 4.54 % |
Euratom-faciliteit | 0 % - 5.6775 % | 0.138 % - 5.6775 % |
Betalingsbalans | 2.375 % - 3.625 % | 2.375 % - 3.625 % |
Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) | 0,625 % tot 3,75 % | 1.875 % - 3.750 % |
EGKS in vereffening | 6.92 % - 9.78 % | 6.92 % - 9.78 % |
Overige financiële verplichtingen
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Niet-vlottend | ||
Financiëleleaseschulden | 1 648 | 1 674 |
Gebouwen betaald in termijnen | 352 | 371 |
Verplichting uit hoofde van de financiële garantie voor het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) | – | - |
Overige | 122 | 63 |
Totaal | 2 122 | 2 108 |
Vlottend | ||
Terug te betalen geldboeten | 625 | – |
Financiëleleaseschulden | 75 | 81 |
Gebouwen betaald in termijnen | 21 | 20 |
Totaal | 721 | 101 |
Totaal | 2 842 | 2 209 |
Financiëleleaseschulden
miljoenen EUR | ||||
Omschrijving | In de toekomst te betalen bedragen | |||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal verplich-tingen | |
Terreinen en gebouwen | 69 | 385 | 1 256 | 1 711 |
Overige materiële activa | 6 | 7 | – | 13 |
Totaal op 31.12.2015 | 75 | 392 | 1 256 | 1 723 |
Rentebestanddeel | 57 | 265 | 352 | 674 |
Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2015 | 132 | 658 | 1 608 | 2 396 |
Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2014 | 151 | 638 | 1 700 | 2 489 |
5.6.CREDITEUREN
miljoenen EUR | ||||||
Brutobedrag | Aan- passingen* | Netto-bedrag op 31.12.2015 | Bruto-bedrag | Aan- passingen* | Netto-bedrag op 31.12.2014 | |
Kostendeclaraties & facturen ontvangen van: | ||||||
lidstaten: | ||||||
het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 2 621 | (230) | 2 391 | 318 | (23) | 295 |
het Europees fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds | 8 361 | (950) | 7 411 | 19 928 | 2 306 | 17 622 |
het Europees Sociaal Fonds | 3 355 | (2) | 3 353 | 5 893 | (272) | 5 621 |
Overige | 434 | (102) | 332 | 751 | (93) | 658 |
particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten | 1 928 | (223) | 1 705 | 1 718 | (106) | 1 612 |
Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen | 16 699 | 1 507 | 15 192 | 28 608 | 2 800 | 25 808 |
Europees Landbouw- en Garantiefonds | 6 851 | N.v.t. | 6 851 | 11 066 | N.v.t. | 11 066 |
Schulden uit eigen middelen | 9 506 | N.v.t. | 9 506 | 5 945 | N.v.t. | 5 945 |
Diverse crediteuren | 356 | N.v.t. | 356 | 156 | N.v.t. | 156 |
Overige | 286 | N.v.t. | 286 | 204 | N.v.t. | 204 |
Totaal | 33 698 | 1 507 | 32 191 | 45 980 | 2 800 | 43 180 |
* Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen
De crediteuren omvatten kostendeclaraties die de Commissie in het kader van subsidieactiviteiten heeft ontvangen. Ze worden gecrediteerd voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Indien de tegenpartij een lidstaat is, worden zij als zodanig ingedeeld. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor facturen en kredietnota's bij opdrachten. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij deze afsluitingsboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen daarom als uitgaven vermeld, terwijl de niet-subsidiabele bedragen zijn vermeld als 'geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen' (zie hieronder).
De belangrijkste mutatie in crediteuren betreft het cohesiebeleid (10 763 miljoen EUR in 2015 tegenover 23 243 miljoen EUR in 2014) en komt hoofdzakelijk doordat de lidstaten voor de programmeringsperiode 2007-2013 minder kostendeclaraties hebben ingediend. De ingediende kostendeclaraties met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 zijn eveneens beperkt omdat de lidstaten vertraging hebben opgelopen bij de naleving van een essentiële voorwaarde — de aanwijzing van de beheers- en controleautoriteiten.
Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de bijdrage van de lidstaten aan de EU-begroting die aan het einde van het jaar, na de achtste gewijzigde begroting van 2015, diende te worden teruggestort. De beduidende toename in vergelijking met vorig jaar is toe te schrijven aan de late vaststelling van gewijzigde begroting nr. 8/2015 op basis van de eigenmiddelenverordening, die pas in januari 2016 aan de lidstaten is betaald.
Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen
Deze schulden worden verminderd met dat deel van de verzoeken om terugbetaling dat ontvangen maar nog niet gecontroleerd werd, dat niet-subsidiabel werd geraamd. De grootste bedragen betreffen de DG's die instaan voor de structuurmaatregelen. De crediteuren worden ook verminderd met dat deel van de verzoeken om terugbetaling dat is ontvangen met betrekking tot andere voorschotten aan de lidstaten (zie toelichting 2.5.2) die aan het einde van het jaar nog moeten worden betaald (770 miljoen EUR).
Verzoeken om voorfinanciering
In aanvulling op de bovenstaande bedragen, is voor 711 miljoen EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen en deze zijn nog niet betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.
5.7.OVERLOPENDE POSTEN
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Toegerekende lasten | 67 358 | 55 798 |
Uitgestelde baten | 869 | 56 |
Overige | 175 | 118 |
Totaal | 68 402 | 55 973 |
De stijging van de toegerekende lasten houdt verband met het begin van de uitvoering van het meerjarig financieel kader 2014-2020; de Commissie heeft de kosten uit hoofde van het nieuwe MFK geraamd, maar er zijn nog geen kostendeclaraties ontvangen.
De toename in uitgestelde baten is het gevolg van voorschotbetalingen ten belope van 726 miljoen EUR op eigenmiddelenbijdragen. Dergelijke betalingen zijn vrij gebruikelijk; in 2014 is 557 miljoen EUR vooruitbetaald, maar het bedrag maakte deel uit van de verschuldigde bedragen. In 2015 werd besloten dat deze bedragen naar hun aard uitgestelde baten vormen en als zodanig moeten worden vermeld.
De toegerekende lasten zijn als volgt verdeeld:
miljoenen EUR | ||
31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Europees Landbouw- en Garantiefonds | 38 263 | 33 667 |
het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 14 806 | 13 414 |
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds | 5 026 | 3 157 |
het Europees Sociaal Fonds | 2 636 | 976 |
Overige | 6 627 | 4 584 |
Totaal | 67 358 | 55 798 |
NETTO-ACTIVA
5.8.RESERVES
miljoenen EUR | |||
Aantekening | 31.12.2015 | 31.12.2014 | |
Reëlewaarde-reserve | 2.14.1 | 292 | 238 |
Reserve Garantiefonds | 2.14.2 | 2 561 | 2 372 |
Andere reserves | 2.14.3 | 1 829 | 1 825 |
Totaal | 4 682 | 4 435 |
Reëlewaarde-reserve
Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.
Mutaties in de reëlewaardereserve betreffende voor verkoop beschikbare financiële activa in de periode:
miljoenen EUR | ||
2015 | 2014 | |
Opgenomen in de reëlewaardereserve | 79 | 135 |
Opgenomen in de staat van de financiële resultaten | (33) | (10) |
Totaal | 46 | 125 |
Daarnaast heeft een bedrag van 7 miljoen EUR (2014: 15 miljoen EUR) in het totale overzicht van de mutatie in de reëlewaardereserve betrekking op beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode.
Reserve Garantiefonds
Deze reserve vormt de neerslag van het streefbedrag van 9 % van de uitstaande en door het Fonds gegarandeerde bedragen, die als activa moeten worden gehouden.
Andere reserves
Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in vereffening (1 534 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS.
5.9.BIJ LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN
miljoenen EUR | |
Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2014 | 62 441 |
Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2014 aan de lidstaten | 1 435 |
Mutatie in reserve Garantiefonds | 189 |
Overige mutaties in reserves | 26 |
Economisch resultaat van het jaar | 13 033 |
Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2015 | 77 124 |
Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, zijn activiteiten in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds. In feite wordt het grootste deel van de op te vragen bedragen door de lidstaten betaald binnen twaalf maanden na het einde van het betrokken begrotingsjaar als onderdeel van de begroting van het daaropvolgende jaar.
Opgemerkt zij dat het voorgaande geen effect heeft op het begrotingsresultaat. De begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter dan de begrotingsuitgaven, aangezien elk overschot op de ontvangsten aan de lidstaten wordt terugbetaald.
(1)
Bron: Europese Commissie, European Economic Forecast, najaar 2016.