Artikelen bij COM(2014)717 - Jaarverslag 2013 over het stabiliteitsinstrument

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2014)717 - Jaarverslag 2013 over het stabiliteitsinstrument .
document COM(2014)717 NLEN
datum 2 december 2014

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Jaarverslag 2013 over het stabiliteitsinstrument

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3

2. Structuur van het stabiliteitsinstrument 3

3. Tenuitvoerlegging van het stabiliteitsinstrument 4

4. Overzicht van het stabiliteitsinstrument in 2007-2013 4

5. Stand van zaken van het stabiliteitsinstrument in 2013 5

6. Respons op crises of opkomende crises (artikel 3 van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument) 6

6.1. Hoe heeft het stabiliteitsinstrument in 2013 op crises gereageerd? 6

6.2. Wie was betrokken bij de acties voor crisisbestrijding van het stabiliteitsinstrument? 8

7. Bijstand in het kader van stabiele samenwerkingsvoorwaarden (artikel 4 van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument) 9

7.1. Bedreigingen voor de veiligheid en zekerheid (artikel 4, lid 1, van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument) 10

7.2. Beperking van risico's in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen (artikel 4, lid 2, van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument) 12

7.3. Capaciteitsopbouw vóór en na een crisis (artikel 4, lid 3, van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument) 15

8. Conclusie 18


1. Inleiding

Dit zevende jaarverslag inzake het stabiliteitsinstrument, het laatste verslag op basis van de bestaande rechtsgrondslag,1 wordt aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's gepresenteerd overeenkomstig de verslagleggingsverplichting van artikel 23 van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument.2

Het belangrijke stabiliteitsinstrument valt onder de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter en de commissaris voor Ontwikkeling en stelt de EU in staat om de gevolgen van crisissituaties en bedreigingen voor de veiligheid op lange termijn in de hele wereld te voorkomen, te verzachten en aan te pakken. Dit verslag geeft een overzicht van het gebruik dat in 2013 van het stabiliteitsinstrument is gemaakt.

Het verslag wordt aangevuld met drie werkdocumenten van de diensten van de Commissie waarin een omvattend en gedetailleerd overzicht wordt gegeven over de algemene stand van tenuitvoerlegging van i) urgente crisisresponsmaatregelen in het kader van het stabiliteitsinstrument die in 2013 van start gingen en/of aan de gang waren, overeenkomstig artikel 3 van de verordening (werkdocument delen 1 en 2); en ii) op de langere termijn programmeerbare acties in het kader van het stabiliteitsinstrument, overeenkomstig artikel 4, leden 1 tot en met 3, van de verordening.

2. Structuur van het stabiliteitsinstrument

In de artikelen 3 en 4 van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument worden de activiteiten genoemd waarvoor een beroep kon worden gedaan op het instrument.

Artikel 3 voorziet in hulp voor respons op crises of dreigende crises.

Artikel 4 voorziet in een programmacomponent van het instrument voor acties op de langere termijn op drie gebieden:

- situaties die een bedreiging vormen voor de veiligheid en de zekerheid in een transregionale context (artikel 4, lid 1);

- beperking van risico's in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen (artikel 4, lid 2); en

- capaciteitsopbouw vóór en na een crisis (artikel 4, lid 3).3

3. Tenuitvoerlegging van het stabiliteitsinstrument

De Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI) van de Commissie werkt nauw samen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), die een functioneel autonoom orgaan van de Unie is.4 Beide diensten rapporteren aan hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter Ashton, waarbij de FPI onder haar verantwoordelijkheid valt omdat zij vicevoorzitter van de Commissie is. Werkzaamheden in het kader van artikel 4, leden 1 en 2, worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de Europees commissaris voor Ontwikkeling.

De EDEO gaf de politieke sturing voor artikel 3 van het stabiliteitsinstrument en bereidde maatregelen voor, samen met de FPI, die ervoor zorgde dat de afgesproken acties ook worden uitgevoerd. De EDEO zorgde ook voor de strategische programmering voor artikel 4 via de strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's. De bijhorende jaarlijkse actieprogramma's worden bepaald en uitgevoerd door DG DEVCO (directoraat-generaal Ontwikkeling en Samenwerking) voor artikel 4, leden 1 en 2, en FPI voor artikel 4, lid 3.

4. Overzicht van het stabiliteitsinstrument in 2007-2013

Gedurende de looptijd van zeven jaar heeft het stabiliteitsinstrument ondersteuning geboden aan de omvattende EU-aanpak van conflict- en crisispreventie, respons en herstel in de hele wereld, voor de aanpak van bedreigingen van de veiligheid op nationaal, regionaal en transregionaal niveau, en capaciteitsopbouw voor de preventie van conflicten en voor crisisrespons.

Figuur 1: Financiering uit het stabiliteitsinstrument voor activiteiten overeenkomstig artikel 3 en artikel 4, leden 1 tot en met 3 (Totaal 1,57 miljard euro voor 2007-2013 (uitgesplitst per financiële toewijzing)


In de periode 2007-2013 is via de component 'crisisrespons op korte termijn' van het stabiliteitsinstrument (artikel 3) 1,08 miljard euro vrijgemaakt voor 288 crisisresponsacties in meer dan 70 landen en regio's wereldwijd. Figuur 2 geeft de geografische spreiding voor deze periode weer.


Figuur 2: Geografische spreiding van de crisisresponsmaatregelen van het stabiliteitsinstrument, 2007-2013 (uitgesplitst per financiële toewijzing)


In dezelfde periode werd ongeveer 502,45 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de op de lange termijn programmeerbare elementen van het stabiliteitsinstrument, ter dekking van acties volgens artikel 4, leden 1 tot en met 3. Figuur 1 toont aan hoe de financiering in deze periode werd toegewezen aan de maatregelen voor crisisrespons (artikel 3) en de programma's op langere termijn (artikel 4).

5. Stand van zaken van het stabiliteitsinstrument in 2013

De 309,3 miljoen euro die beschikbaar zijn en volledig zijn vastgelegd voor het stabiliteitsinstrument in 2013,5 zijn als volgt verdeeld:

- 210,7 miljoen euro voor crises of opkomende crises (artikel 3);

- 30,3 miljoen euro voor respons op transregionale bedreigingen (artikel 4, lid 1);

- 44,3 miljoen euro voor de beperking van risico's op chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair gebied (artikel 4, lid 2); en

- 24 miljoen euro voor capaciteitsopbouw vóór en na een crisis (artikel 4, lid 3).

De Raad werd regelmatig ingelicht door kennisgevingen aan het Politiek en Veiligheidscomité over de planning van de nieuwe maatregelen voor crisisrespons in het kader van artikel 3 en werd ook op de hoogte gehouden over de tenuitvoerlegging van de lopende maatregelen. De werkgroep Conflicten, veiligheid en ontwikkeling van de commissie Buitenlandse Zaken van het Europees Parlement, die werd opgericht in het kader van de democratische controle van het stabiliteitsinstrument, kwam gedurende het jaar zes maal bijeen voor een trialoog op politiek niveau met vertegenwoordigers van de Commissie en de EDEO en ongeveer vijftien maal voor een technische bijeenkomst.

Wat de geografische spreiding betreft, blijkt uit figuur 3 dat voortdurend aanzienlijke steun uit het stabiliteitsinstrument is verleend aan het Midden-Oosten en Noord-Afrika en aan Afrika bezuiden de Sahara, gezien de aanhoudende crises in deze regio's.

Figuur 3: Geografische spreiding van nieuwe crisisresponsmaatregelen van het stabiliteitsinstrument, 2013 (uitgesplitst per financiële toewijzing)


In de volgende twee hoofdstukken worden specifieke voorbeelden beschreven van projecten in het kader van het stabiliteitsinstrument in 2013.

6. Respons op crises of opkomende crises (artikel 3 van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument)

6.1. Hoe heeft het stabiliteitsinstrument in 2013 op crises gereageerd?

In 2013 heeft het stabiliteitsinstrument 216,6 miljoen euro6 vastgelegd via ongeveer 45 crisisresponsmaatregelen voor de korte termijn. In het Midden-Oosten en Noord-Afrika werd de steun voortgezet in het kader van de langdurige crisis in Syrië en de merkbare overloopeffecten voor zijn buurlanden. Ook is veel steun verleend aan Afrika bezuiden de Sahara, die de reacties van de EU weerspiegelde op de onzekere politieke situaties en de bedreigingen voor de veiligheid in de hele regio. In Zuidoost-Azië werd verdere steun verleend voor vredesprocessen en de rechtsstaat.

Volledige details over de maatregelen van het stabiliteitsinstrument die in 2013 ten uitvoer werden gelegd, staan in het werkdocument van de diensten van de Commissie in de bijlage bij dit jaarverslag. Uit de volgende illustratieve acties blijkt dat het stabiliteitsinstrument in 2013 is ingezet op uiteenlopende plaatsen overal ter wereld en voor heel verschillende soorten crisissituaties.

Syrië: Tijdens de aanhoudende crisis in Syrië is voortdurend steun uit het stabiliteitsinstrument geboden, zowel binnen Syrië als in de buurlanden. In Turkije, Irak, maar hoofdzakelijk Jordanië en Libanon, was het stabiliteitsinstrument van cruciaal belang voor de ondersteuning van de autoriteiten bij de ontvangst en opvang van het groeiende aantal Syrische vluchtelingen. Vluchtelingen werden ook rechtstreeks ondersteund, bijvoorbeeld door het verstrekken van contante huursubsidies en de verbetering van de levensomstandigheden, met inbegrip van de bestuursstructuren van de kampen, de aanbieding van alternatief onderwijs en psychosociale steun. In Libanon verleent het stabiliteitsinstrument aanzienlijke steun aan de plaatselijke gezondheidszorg, die onder grote druk staat gezien de aanwezigheid van grote aantallen vluchtelingen en de toenemende vraag die daarmee gepaard gaat.

In Syrië zelf is de situatie wat betreft toegang en andere voorwaarden voor het verstrekken van niet-humanitaire steun duidelijk moeilijker. Niettemin heeft het stabiliteitsinstrument nog altijd enige rechtstreekse steun kunnen verlenen in de vorm van eerstelijnsgezondheidszorg, verhoogde voedselzekerheid en basisonderwijs.

Mali: Het stabiliteitsinstrument was een van de eerste instrumenten die de EU in het kader van de bredere EU-respons tot haar beschikking had om in te zetten tegen de crisis in Mali begin 2013. Een bijstandspakket van 20 miljoen euro uit het stabiliteitsinstrument voorzag hoofdzakelijk in steun op het gebied van veiligheid en justitie, hulp bij het herstel van de aanwezigheid van de staat Mali in het noorden van het land en in de aanloop naar de eerste fasen van het verkiezingsproces. Deze bijstand vormde een aanvulling op de steun uit andere EU-instrumenten, met name uit het stabiliteitsinstrument voor het langetermijnproject Terrorismebestrijding in de Sahel, de twee GVDB-missies - de EU-opleidingsmissie (EUTM) voor het Malinese leger en EUCAP Sahel, evenals EU-steun voor de AFISMA-missie via de Afrikaanse Vredesfaciliteit van het EOF.

Niger: In de loop van 2013 namen de bedreigingen voor de veiligheid in Niger toe als gevolg van de opstand en het militaire conflict in het noorden van Mali. De terugkeer in de afgelopen jaren van naar schatting 250 000 economische migranten vanuit Libië naar Niger alleen al, met inbegrip van voormalige strijders en huurlingen, verslechtert de situatie nog verder. Voortbouwend op bestaande steun uit het stabiliteitsinstrument voor veiligheid en stabilisatie in de noordelijke regio's van Niger en Mali, werd vervolgsteun overeengekomen om bijstand te verlenen op het gebied van de gemeentelijke politie, inkomsten genererende activiteiten en de ondersteuning van door regionale en nationale overheden gelanceerde vredes- en verzoeningsinitiatieven. Deze maatregelen dragen bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Sahel-strategie van de EU, vormen een aanvulling op de ontwikkelingshulp en humanitaire steun van de EU en brengen synergieën met de GVDB-missie EUCAP Sahel in Niger tot stand.

Centraal-Afrikaanse Republiek: Na de staatsgreep van maart 2013 werd het reikwijdte van de activiteiten van het stabiliteitsinstrument in de Centraal-Afrikaanse Republiek uitgebreid zodat hierbij rekening werd gehouden met de nieuwe situatie ter plaatse. Dit gebeurde met behulp van: steunpakketten voor civiele veiligheidstroepen, die op een later moment ook de weg vrij konden maken voor uitgebreide inspanningen voor hervorming van de veiligheidssector; ondersteuning van de media met het oog op de beschikbaarheid van objectieve en conflictgevoelige informatie in Bangui en de provincies; de inzet van waarnemingsmissies voor mensenrechten; en de bevordering van de intracommunautaire dialoog door middel van de inspanningen van maatschappelijke organisaties.

Ivoorkust: Na de benoeming van een nationale instantie voor de uitvoering van het overheidsbeleid voor 2012 voor ontwapening, demobilisering en re-integratie (DDR) verleende de EU bijstand via het stabiliteitsinstrument waaronder: capaciteitsopbouw en technische bijstand, met inbegrip van de voorlichting en voorbereiding van gedemobiliseerde oud-strijders die gere-integreerd zouden worden; ondersteuning van de economische en sociale re-integratie van ongeveer 5 000 eerder gedemilitariseerde en gedemobiliseerde oud-strijders en evenredige bijstand van de ontvangende gemeenschappen om een gunstig klimaat te scheppen voor een dergelijke re-integratie; en nauwlettend, regelmatig toezicht op het DDR-programma om ervoor te zorgen dat deze participatieve benadering zowel gericht is op de behoeften van de ontvangende gemeenschappen als op die van oud-strijders.

Birma/Myanmar: In aanvulling op eerdere en nog voortdurende steun aan het vredesproces, met inbegrip van de oprichting van het 'Myanmar Peace Centre' (MPC) in 2012, initiatieven vanuit zowel het kabinet van de president als het kantoor van Daw Aung San Suu Kyi, en in overeenstemming met de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van april 2013, heeft de EU bijstand ter beschikking gesteld voor de capaciteitsopbouw van de politiemacht in Myanmar om de eerbiediging van de mensenrechten, alsmede de verantwoordingsplicht en professionaliteit op het gebied van het beheersen van mensenmassa's en wijkpolitie te bevorderen.

6.2. Wie was betrokken bij de acties voor crisisbestrijding van het stabiliteitsinstrument?

De maatregelen zijn tot stand gekomen door nauwe samenwerking tussen de EU-instellingen en met de EU-lidstaten, alsook met uiteenlopende partners: maatschappelijke organisaties, het overheidsapparaat, derde landen en andere. De EU-delegaties spelen een sleutelrol doordat zij vroegtijdig waarschuwingen geven en de initiële projectontwerpen en opties voor respons ontwikkelen. In 2013 werd het grootste deel van de nieuwe maatregelen verder 'gesubdelegeerd'7 aan de EU-delegaties voor tenuitvoerlegging ter plaatse. Deze delegaties kennen immers de lokale behoeften en vereisten, hetgeen essentieel is voor het succes van de activiteiten. Hierdoor kan met de uitvoerende organen tijdig over contracten worden onderhandeld en kan de tenuitvoerlegging van deze vaak gevoelige projecten op de voet worden gevolgd. In 2013 kwamen zo 62 % van de vastleggingen en 80 % van de betalingen in het kader van het stabiliteitsinstrument tot stand via de delegaties van de EU.

De figuren 4a en 4b hieronder tonen de verschillende partners voor de uitvoering van maatregelen van het stabiliteitsinstrument voor crisisrespons in het kader van artikel 3 van 2007 tot 2013. De keuze van de uitvoeringspartners wordt veelal bepaald door de sterke aanwezigheid van organisaties of actoren met ervaring ter plaatse, hetgeen een snelle reactie ten goede komt, die gebruik maken van hun solide lokale netwerken in de onstabiele omgevingen waar de crisisresponsacties van het stabiliteitsinstrument plaatsvinden. De VN-familie bleef een zeer belangrijke uitvoeringspartner, evenals niet-gouvernementele organisaties, en in 2013 nam de samenwerking met agentschappen van de lidstaten toe.

Figuur 4a: Uitvoerende partners van de crisisresponsmaatregelen van het stabiliteitsinstrument 2007-2013 (uitgesplitst per financiële toewijzing)


Figuur 4b: Uitvoerende partners van de crisisresponsmaatregelen van het stabiliteitsinstrument 2013 (uitgesplitst per financiële toewijzing)


7. Bijstand in het kader van stabiele samenwerkingsvoorwaarden (artikel 4 van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument)

De Commissie zorgt voor de voorbereiding van de jaarlijkse programmering en voor het beheer van de bijstand krachtens artikel 4 in het kader van stabiele samenwerkingsvoorwaarden. De jaarlijkse actieprogramma's van het stabiliteitsinstrument voor 2013 werden goedgekeurd als volgt: artikel 4, leden 1 en 2, in juli 20138 en artikel 4, lid 3, in maart 2013. Werkdocument II van de diensten van de Commissie bij dit jaarverslag bevat nadere details over de uitvoering van de activiteiten in dit verband.

7.1. Bedreigingen voor de veiligheid en zekerheid (artikel 4, lid 1, van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument)

De programma's die zijn opgezet in de context van transregionale bedreigingen, betreffen voornamelijk capaciteitsopbouw, in nauw overleg met de begunstigde landen. Dit omvat doorgaans de versterking van de veiligheidscapaciteit op nationaal en regionaal niveau, om effectieve mondiale en transregionale samenwerking mogelijk te maken.

In 2013 werd 74 miljoen euro vastgelegd, met in totaal ongeveer 44 miljoen euro aan verrichte betalingen. Tegen eind 2013 waren via de ESF9 meer dan 100 deskundigen gecontracteerd uit gespecialiseerde openbare of semi-openbare organisaties in de EU-lidstaten, om tezamen hun specifieke kennis en deskundigheid ter beschikking te stellen en technische input te bieden voor de vaststelling en gedetailleerde planning van acties in het kader van het stabiliteitsinstrument. Dit omvatte het jaarlijkse actieprogramma 2013 en voorbereidingen voor een volledige tenuitvoerlegging van acties waartoe in het kader van eerdere jaarlijkse actieprogramma's was besloten. De belangrijkste bestreken gebieden zijn:

- Het cocaïnerouteprogramma (35 miljoen euro sinds 2009) heeft betrekking op 38 landen in Afrika (hoofdzakelijk West-Afrika), Latijns-Amerika en het Caribische gebied en ondersteunt de capaciteit van de partnerlanden in de strijd tegen georganiseerde misdaad en drugshandel op het gehele traject, gericht op de onderschepping van de illegale drugsstromen, de strijd tegen het witwassen van geld en de uitwisseling van informatie. Er werden twee nieuwe contracten ondertekend ter uitbreiding van het geografische toepassingsgebied van het AIRCOP-project naar nieuwe landen in Afrika en Latijns-Amerika in de komende drie jaar en ter ondersteuning van de uitrol van het regionaal politie-informatiesysteem (WAPIS) bij de eerste vijf proeflanden.

- De strijd tegen georganiseerde misdaad op de heroïneroute werd verder gesteund in vijftien landen in Azië, Centraal-Azië, de Kaukasus, de Zwarte Zee en de westelijke Balkan onder het overkoepelende heroïnerouteprogramma dat bestaat uit twee fasen die momenteel parallel lopen: een project bestaande uit vier onderdelen, waarvan het leeuwendeel van de activiteiten is gericht op Afghanistan en Pakistan; het tweede project bestaat uit drie afzonderlijke projecten. In 2013 gingen twee nieuwe maatregelen van start onder de vlag van de tweede fase van het programma: één project met als streven de samenwerking tussen wetshandhavingsinstanties op operationeel niveau te versterken, met name in Centraal-Azië, en een tweede project dat het probleem van mensenhandel aanpakt in landen die aan de heroïneroute liggen, met activiteiten die gericht zijn op het versterken van de capaciteiten van Azerbeidzjan, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Moldavië en Turkije met betrekking tot het verzamelen van gegevens/inlichtingen, analyse en systematische informatie-uitwisseling.

- Het programma voor kritieke zeeroutes omvat 22 miljoen euro en bestrijkt 25 kustlanden van het hele gebied van de Indische Oceaan (met inbegrip van Zuidoost-Azië) en de Golf van Guinee. Het bevordert de mogelijkheden voor de uitwisseling van informatie en de maritieme rechtshandhavingsfuncties van deze landen zodat zij hulp krijgen bij het streven naar veiliger zeeverkeer door de strijd tegen piraterij en gewapende overvallen op zee, en bij andere aspecten van maritieme veiligheid.

- In 2013 werden projecten inzake terrorismebestrijding op nationaal en regionaal niveau verder gesteund in overeenstemming met de terrorismebestrijdingsstrategie van de EU. In Mali ging de uitvoering van het project Terrorismebestrijding in de Sahel, dat zowel Niger, Mali als Mauritanië bestrijkt, daadwerkelijk van start met het trainen in de respons op terroristische aanslagen, opsporingstechnieken, het verzamelen en gebruiken van inlichtingen, alsmede gerechtelijke procedures voor terrorismebestrijding. Een nieuw project dat een bijdrage zal leveren aan de bestrijding van terrorismefinanciering in de Hoorn van Afrika en Jemen is ontworpen om begin 2014 te worden uitgevoerd. Daarnaast is er ook een contract toegekend aan een nieuw project inzake de bestrijding van gewelddadig extremisme in de Hoorn van Afrika. De samenwerking met Pakistan werd versterkt met nieuwe steun voor de bestrijding van gewelddadig extremisme, die in 2014 beschikbaar zal komen ter aanvulling op bestaande steun aan het gerechtelijke systeem in Punjab. In Zuidoost-Azië was het stabiliteitsinstrument betrokken bij een gezamenlijk antiterrorisme-initiatief van de EU en het UNODC (Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding). Het stabiliteitsinstrument verstrekte ook steun aan het in Malta gesitueerde Instituut voor Justitie en de rechtsstaat om hun toekomstige werkzaamheden op het gebied van terrorismebestrijding in kaart te brengen. In samenwerking met het Bureau van de nationale veiligheidsadviseur in Nigeria werd een studie opgezet over Boko Haram. Ten slotte heeft de Commissie opleidingen voor het voorbereiden van projecten inzake de bestrijding van gewelddadig extremisme georganiseerd voor medewerkers van de EU en van delegaties en ambassades uit EU-lidstaten. De eerste zitting vond plaats in december 2013 in Nairobi en vervolgopleidingen worden in 2014 in Afrika en Azië gehouden.

- De tenuitvoerlegging van een nieuwe aanpak van cybercriminaliteit ging eind 2013 in samenwerking met de Raad van Europa van start. De wereldwijde actie tegen cybercriminaliteit (GLACY) bevordert de toetreding tot het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit en stelt strafrechtelijke autoriteiten in staat om op grond van dit verdrag internationale samenwerking aan te gaan inzake de bestrijding van cybercriminaliteit en elektronisch bewijs.

- Er werd een proefproject voor cyberveiligheid geformuleerd, dat begin 2014 van start zou gaan, met als doelstelling veerkracht in te bouwen in voor de IT vitale infrastructuur en de harmonisatie en ontwikkeling van de nationale wetgeving in overeenstemming met de internationale normen in geselecteerde landen te bevorderen.

- Teneinde nationale justitiële, controle- en rechtshandhavingsautoriteiten in staat te stellen om doeltreffend te reageren op de productie van en handel in vervalste geneesmiddelen, is er een nieuwe maatregel ter bestrijding van bedreigingen voor de volksgezondheid ontworpen en vastgesteld, waarvan de tenuitvoerlegging in 2014 van start zal gaan. Door het creëren van het noodzakelijke wettelijk kader en de noodzakelijke capaciteit kunnen deze acties op het toepasselijke nationale en sub/transregionale niveau worden uitgevoerd, waarbij het geografische zwaartepunt van dit project ligt bij Ghana, Senegal, Jordanië, Marokko en Kameroen als gevolg van de politieke inzet die zij tonen bij de aanpak van uitdagingen met betrekking tot vervalste geneesmiddelen.

- Met betrekking tot ongeoorloofde accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens tegen te gaan en de destabiliserende gevolgen ervan aan te pakken, zijn er enkele mijlpalen bereikt aan de hand van een door het UNODC ingevoerde initiatief ter ratificatie en tenuitvoerlegging van het VN-verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en het daarbij behorende protocol inzake vuurwapens. Het door INTERPOL uitgevoerde iARMS-project ging zijn tweede fase in (2012-2013) na succesvolle voltooiing van de eerste fase (2011-2012). In Afrika liep de eerste fase van steun aan het Regionaal Centrum voor Handvuurwapens (Nairobi, Kenia) in juni 2013 ten einde, waarna de tweede fase met een looptijd van drie jaar van start ging. In Midden-Amerika ging de tweede fase van steun aan het Midden-Amerikaanse programma voor toezicht op handvuurwapens en lichte wapens (CASAC) het tweede jaar van uitvoering door de Veiligheidscommissie van het Centraal-Amerikaans Integratiesysteem (SICA) in.

7.2. Beperking van risico's in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen (artikel 4, lid 2, van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument)

Dit programma dekt risico's als ongelukken, natuurrampen of kwaadwillige daden in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen (CBRN) en strekt ertoe de aandacht voor veiligheid en beveiliging te vergroten door goede praktijken te verspreiden en de bewustmaking rond veiligheid en zekerheid uit te breiden. Vóór 2010 werden de verschillende gebieden apart bestreken.10 Het CBRN-programma omvat een regionale strategie en heeft slechts bij uitzondering betrekking op bilaterale projecten in één afzonderlijk land (uitzonderingen zijn Afghanistan en Pakistan voor chemische stoffen, bioveiligheid en biobeveiliging).

De door de EU wereldwijd opgerichte CBRN-topcentra bieden gaandeweg één enkel geïntegreerd platform voor alle acties op deze gebieden als grensbeheer/ongeoorloofde handel, uitvoercontrole, bioveiligheid enz., met inbegrip van civiele beschermingsmaatregelen (planning in noodsituaties, crisisparaatheid en respons). Het initiatief wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de EDEO en met de hulp van het interregionaal Crimineel en Gerechtelijk Onderzoeksinstituut van de Verenigde Naties (UNICRI). Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie zorgt voor de technische ondersteuning van het initiatief. Met deze CBRN-topcentra wordt ernaar gestreefd om het beleid inzake de beperking van risico's op het gebied van chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen te versterken door hulppakketten op maat te ontwikkelen. Zij zullen een belangrijk instrument zijn voor de capaciteitsopbouw, voor de ontwikkeling van samenhangend regionaal beleid en voor het samen inzetten van de nationale en regionale capaciteit op dit terrein. In 2012 richtte de EU een CBRN-topcentrum op in Zuidoost-Azië (Filippijnen), Zuidoost-Europa/Zuidelijke Kaukasus/Oekraïne (Georgië), Noord-Afrika (Algerije), de Atlantische zijde van Afrika (Marokko), het Midden-Oosten (Jordanië) en Oostelijk en Centraal-Afrika (Kenia). In 2013 waren vijf regionale secretariaten van de lokale topcentra operationeel en vier ervan zijn officieel ingehuldigd. Voorts werden contacten gelegd met Centraal-Azië en de landen van de Raad voor samenwerking van de Golfstaten. In 2013 is de Commissie samen met de partnerlanden van het initiatief voor lokale topcentra gestart met het opzetten van een behoeften- en bedreigingenevaluatie om de belangrijkste CBRN-behoeften van de landen in kaart te brengen. Voorts zullen deze evaluaties worden omgezet in nationale CBRN-actieplannen om de betrokken landen te helpen bij het vaststellen van de prioritaire acties. In de toekomst zullen projecten in de regio's van de CBRN-topcentra worden gedefinieerd op basis van deze prioriteiten.

Voorbeelden van belangrijke projecten inzake CBRN-topcentra zijn onder andere het Midden-Oosten, waar het lokale topcentrum in Amman een project betreffende de opleiding van civiel primaire-interventiepersoneel voor CBRN-rampen (HAZMAT) heeft opgezet. Het topcentrum in Rabat aan de Atlantische zijde van Afrika heeft een project opgezet inzake gevaarlijk biologisch en chemisch afval. Hierbij zijn zeven partnerlanden aan de Atlantische zijde van Afrika en Tunesië betrokken. Een tweede project, dat gezamenlijk door de CBRN-topcentra van Rabat en Nairobi wordt uitgevoerd, helpt de partnerlanden bij het opbouwen en versterken van de wetgeving en bij het ontwikkelen van doeltreffende handhavingsmaatregelen om te voldoen aan de internationale verplichtingen. Aan dit project nemen negen landen deel, en nog eens negen landen hebben reeds hun interesse geuit voor deelname aan een soortgelijk project.

Ook wordt steun verleend op andere activiteitengebieden, in samenwerking met het netwerk van CBRN-topcentra.

- De steunmaatregelen inzake controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik, die ertoe hebben geleid dat de programma's succesvol ten uitvoer zijn gelegd in meer dan 23 lidstaten over de hele wereld, zijn uitgebreid. De samenwerking met het programma voor uitvoercontrole van de VS (EXBS)11 werd uitgebreid. In juni 2013 vond in Brussel een gemeenschappelijke, internationale dialoog over hulp bij exportcontrole plaats. Besloten is een gemeenschappelijke werkgroep in het leven te roepen ter versterking van de coördinatie tussen de VS en de EU teneinde dubbel werk bij de uitvoering van uitvoercontroleactiviteiten te vermijden. Op basis van de huidige ontwikkelingen werden de activiteiten in het Midden-Oosten/Centraal-Azië in de tweede helft van 2013 uitgebreid en versterkt. Een nieuwe aanpak van de uitvoercontroleactiviteiten is vastgesteld om te zorgen een positiever effect voor de exploitanten ter plaatse die verantwoordelijk zijn voor de controleactiviteiten.

- Voor de omscholing van en nieuwe banen voor wetenschappers en ingenieurs die voordien in wapengerelateerde sectoren werkten en die afkomstig zijn uit landen van de voormalige Sovjet-Unie, wordt nog steeds steun verleend via het bevoegde centrum (Science and Technology Centre (STCU)) op basis van een versterkt partnerschap tussen de partijen en de cofinanciering van activiteitenregelingen. Daarnaast ondergaat het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (ISTC) een hervormingsproces, dat wil zeggen dat de doelstellingen worden bijgewerkt en het geografische toepassingsgebied wordt verruimd. De Commissie en de EDEO ontvingen een mandaat van de Raad om te onderhandelen over een herziene ISTC-overeenkomst. Het centrum zal worden overgebracht naar Astana, Kazachstan. In 2013 huldigde het ISTC een door de EU gefinancierd project voor een regionaal centrum voor bioveiligheid en biobeveiliging in Dushanbe in en ging de scholing van deskundigen uit Tadzjikistan en Afghanistan van start om de focus van hun activiteiten te verleggen en deze in te zetten voor vreedzaam gebruik. Ook vonden er in 2013 andere heroriënteringsactiviteiten voor wetenschappers plaats in Irak. Er werden 98 radiologische en nucleaire specialisten opgeleid om hun activiteiten te richten op de ontmanteling van nucleaire installaties.

- De strijd tegen de illegale handel in chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen en bedrieglijke financiële praktijken wordt voortgezet met acties in Centraal- en Zuidoost-Azië en Noord-Afrika. Met de IAEA werd een tweede contract ondertekend om bij te dragen aan het nieuwe laboratorium voor beveiligingsanalyse van nucleair materiaal in Seibersdorf, Oostenrijk. Thailand, Cambodja, Laos, de Filipijnen en de Democratische Republiek Congo ontvingen steun voor de opsporing van radiologisch en nucleair materiaal.

- Door middel van de tenuitvoerlegging van de resultaten van het EpiSouth-project (17 partnerlanden buiten de EU en 10 lidstaten) is in de zuidelijke en oostelijke buurlanden van de EU van start gegaan met een strategie voor bioveiligheid en biobeveiliging voor de buurlanden van de EU. Het EpiSouth-netwerk, in de eerste plaats beperkt tot het Middellandse Zeegebied, is verder uitgebreid met onder meer Armenië, Georgië, Moldavië en Oekraïne. Deze strategie heeft, via het EpiSouth-landennetwerk, geleid tot vier grote projecten die alle eind 2013 zijn gelanceerd. Het eerste en grootste is het project 'MediPIET', dat voorziet in de verdere opleiding van interventie-epidemiologen en hiermee bijdraagt tot de algemene doelstelling van verbetering van de gezondheid en de bioveiligheid in de buurlanden. Het doel ervan is capaciteitsopbouw voor de preventie en bestrijding van natuurlijke of kunstmatige gezondheidsbedreigingen door overdraagbare ziekten. Het tweede biologische project, onder leiding van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), betreft het onderzoek naar nieuwe bacteriologische ziekten. Dit project streeft ernaar de volksgezondheid met het oog op opkomende bacteriële ziekteverwekkers (anthrax, tularemie, pest, tuberculose, enz.) en antimicrobiële surveillancenetwerken voor mogelijke uitbraken te versterken. Een derde, parallel uitgevoerd project betreft het 'Medilabsecure'-project, onder leiding van het Pasteur-instituut, dat de risico's bewaakt die verband houden met nieuwe en opnieuw de kop opstekende virussen bij mensen en dieren en waarbij een netwerk van entomologen tot stand wordt gebracht. Een vierde project, onder leiding van de WHO, heeft ten doel om wereldwijd de bescherming van de gezondheid te verhogen door landen te ondersteunen bij de verbetering en versterking van capaciteiten voor de preventie, opsporing en beheersing van en de reactie op gebeurtenissen op het gebied van de volksgezondheid in verband met activiteiten op zee, in de lucht en aan land als punt van binnenkomst voor internationale reizen en vervoer. Deze multisectorale benadering beoogt de risico's die verband houden met de natuurlijke of moedwillige verspreiding van pathogenen te minimaliseren.

- De verwijdering en vernietiging van de chemische voorraden van Syrië in 2013 is financieel ondersteund door het CBRN-initiatief van het programma van het stabiliteitsinstrument. Na de aanpassing van het jaarlijkse actieprogramma 2013 heeft de EU 12 miljoen euro toegewezen aan de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) voor de neutralisatie en verbranding van de Syrische chemische stoffen in samenwerking met de internationale gemeenschap.

7.3. Capaciteitsopbouw vóór en na een crisis (artikel 4, lid 3, van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument)

Tussen 2007 en 2013 werd 103 miljoen euro vrijgemaakt voor steun aan circa 140 projecten voor de opbouw en versterking van de capaciteit vóór en na de crisis van de Europese Unie en haar partners op nationaal, regionaal en mondiaal niveau. Figuur 5 hieronder toont de belangrijkste voor steun in aanmerking komende thematische gebieden van 2007 tot 2013, terwijl figuur 6 het scala aan uitvoeringspartners in kaart brengt.

Figuur 5: Thematische gebieden van de steun voor capaciteitsopbouw 2007-2013 (uitgesplitst per financiële toewijzing overeenkomstig artikel 4, lid 3, van de verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument)


Figuur 6: Uitvoerende partners 2007-2013 overeenkomstig artikel 4.3 Capaciteitsopbouw (uitgesplitst per financiële toewijzing)


Uit hoofde van het jaarlijkse actieprogramma 2013 werd 24 miljoen euro toegekend. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste resultaten en effecten met betrekking tot de in 2013 lopende projecten.

Conflictpreventie, vredesopbouw en kwetsbaarheid: Met de oprichting van het netwerk voor dialoog met maatschappelijke organisaties (CSDN) is een bruikbaar forum ontstaan voor dialoog over vredesopbouw tussen de EU en maatschappelijke actoren, waarbij deze laatsten de mogelijkheid hebben om bij te dragen tot de besluitvormingsprocessen van de EU. 2013 markeerde het derde jaar van dit platform, en voor het einde van dat jaar hadden 40 bijeenkomsten in het kader van de dialoog plaatsgevonden. Deze dialogen dragen bij tot de verbetering van de langetermijncapaciteiten van de maatschappelijke organisaties in derde landen, alsmede van hun Europese partners, om beter voorbereid te zijn op crisispreventie.

Bemiddeling, dialoog en verzoening: Dankzij de steun van het stabiliteitsinstrument aan de Eenheid bemiddelingsondersteuning van de VN-afdeling politieke aangelegenheden, is er cruciale bijstand verleend bij hoogprioritaire crisissituaties in de Centraal-Afrikaanse Republiek, Mali en Somalië. De participatie van vrouwen aan vredesprocessen werd versterkt door het opleiden van zes vrouwen die in aanmerking kwamen voor de benoeming tot bemiddelaar door de secretaris-generaal van de VN, en door een seminar op hoog niveau te ontwikkelen over gendergelijkheid en inclusieve bemiddelingsprocedures. Het stabiliteitsinstrument heeft samen met het UNDP bijgedragen tot de oprichting van capaciteiten en duurzame nationale mechanismen voor interne bemiddeling en conflictbeheersing in negen proeflanden.12

Een veelzijdige, nieuwe faciliteit binnen het stabiliteitsinstrument, de 'Europese middelen voor bemiddelingssteun' (ERMES), is ontworpen om flexibel en snel technische bemiddelingssteun aan derde partijen te verlenen die zich bezighouden met inclusieve vredesprocessen op internationaal, regionaal en/of lokaal niveau, waarbij de noodzakelijke voorwaarden worden geschapen voor vrouwen, jongeren en andere kwetsbare groepen om hun stem te laten horen in conflictgebieden.

Vrouwen, vrede en veiligheid, en kinderen: Het stabiliteitsinstrument heeft de steun voor de uitvoering van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad voortgezet door middel van een gezamenlijk met 'UN Women' opgezet project inzake de bevordering van de participatie van vrouwen aan vredesopbouw en post-conflictplanning in Kosovo13, Liberia, en Oost-Timor. In Kosovo woonden honderden mannen, vrouwen en jongeren verzoeningsdialogen bij, waaruit concrete aanbevelingen voortvloeiden over kwesties zoals de wet inzake gendergelijkheid, de arbeidsparticipatie van vrouwen en onderwijs voor meisjes. Ook zijn er in Kosovo afspraken gemaakt met de belangrijkste mediakanalen om kwesties inzake vrouwen, vrede en veiligheid, en kinderen in hun programmering op te nemen. Bovendien staan vrouwen, vrede en veiligheid en kinderen als prioriteit aangemerkt bij lokale oproepen tot het indienen van voorstellen in 17 landen en 3 regio's14, die een breed scala aan genderkwesties bestrijken.

Vroegtijdige waarschuwing en omgevingsbewustzijn: Dankzij de steun uit het stabiliteitsinstrument kon de maatschappelijke organisatie Belun uit Oost-Timor een systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen uitrollen en opschalen, dat is beoordeeld als een van de beste systemen voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen en een succesvolle bijdrage levert tot het terugdringen van het algemene lokale conflictpotentieel en spanningen. Door steun vanuit Saferworld en de Internationale Crisisgroep (ICG) kon de capaciteit van binnenlandse en regionale actoren worden versterkt met betrekking tot de analyse van conflictrisico's op 32 terreinen waar mogelijk conflicten kunnen optreden, en konden beleidsmakers en maatschappelijke organisaties worden voorzien van hoogwaardige conflictanalyses met aanbevelingen voor vroegtijdige responsmaatregelen.

De capaciteit van regionale en subregionale organisaties voor vroegtijdige waarschuwing en herstel na een ramp werd versterkt, onder meer door de crisisresponscapaciteit van de Liga van Arabische Staten te verbeteren, de capaciteit voor mediamonitoring van het secretariaat van de Organisatie van Amerikaanse Staten te ontwikkelen en verdere steun aan de het continentale systeem voor vroegtijdige waarschuwing van de Afrikaanse Unie voort te zetten. Het stabiliteitsinstrument heeft ondersteuning geboden bij de versterking van de capaciteit van de ASEAN en haar lidstaten om te reageren op noodsituaties. In dit verband vond in november 2013 een eerste opleiding plaats voor toekomstig personeel van het nationale crisiscentrum van Myanmar, die samenviel met een bezoek van hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter Ashton aan het centrum.

Civiele capaciteit voor crisisbeheer: Na succesvolle afronding van de eerste fase in 2012 werd het ENTRi-programma (het nieuwe Europese opleidingsprogramma voor civiele crisisbeheersingscapaciteiten) in april 2013 opnieuw gelanceerd. In de loop van het jaar hebben negen op maat ontworpen opleidingen (gemiddeld één per maand) de capaciteiten versterkt van 210 personeelsleden (zowel EU- als niet-EU-onderdanen) die zijn of gaan worden ingezet bij internationale civiele crisisbeheersingsmissies van de EU, de VN, de AU en de OVSE. De cursussen omvatten zowel opleidingen voorafgaand aan de internationale missies in Libië, Georgië en Kosovo, alsook specialisatiecursussen met onderwerpen als mensenrechten, de rechtsstaat, bemiddeling en mentorschap. Voorts werden de interoperabiliteit en de geharmoniseerde aanpak van opleidingen tussen de 13 Europese consortiumleden van ENTRi bevorderd en in september 2013 werd een praktisch handboek gepubliceerd voor burgers die worden ingezet bij internationale crisismissies ("In control").

Onder het EU-programma voor de opleiding van politiediensten (EUPST) werden in 2013 drie belangrijke opleidingssessies gehouden, respectievelijk door de Spaanse guardia civil, de Franse nationale gendarmerie en de Italiaanse carabinieri, voor de capaciteitsopbouw van 1 019 politiefunctionarissen uit 42 landen, waaronder 19 Afrikaanse landen, om deel te nemen aan internationale politiemissies.

Natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering: Het EU-VN-partnerschap voor land, natuurlijke hulpbronnen en conflictpreventie heeft de versterking van de capaciteit van de lokale maatschappelijke organisaties in het gebied van de Grote Meren in Afrika voortgezet om inzicht in de conflictdynamiek te krijgen en conflictgevoelige oplossingen voor controversiële kwesties in verband met het beheer van natuurlijke hulpbronnen te ontwikkelen. Aan de hand van het project 'klimaatverandering en veiligheid in Oost-Europa, Centraal-Azië en de zuidelijke Kaukasus' onder het milieu- en veiligheidsinitiatief (ENVSEC), is een strategisch kader voor de aanpassing aan de klimaatverandering in het stroomgebied van de Dnjestr ontwikkeld.

Spoedig herstel, PCNA/PDNA: In september werd in het kader van een evaluatie van schade en behoeften in de nasleep van conflicten (PCNA) en natuurrampen (PDNA) de opleidingssessie 'Versterking van de samenwerking in kwetsbare en door conflicten getroffen landen' gehouden, die werd bijgewoond door personeel van de centrale diensten en lokale medewerkers van de EU en de VN.

Ontwapening, demobilisering en re-integratie en hervorming van de veiligheidssector: De capaciteit van de AU voor de hervorming van de veiligheidssector werd versterkt door middel van een gezamenlijk EU-VN-project, dat door UNOPS ten uitvoer werd gelegd. In november werden drie nota's met operationele richtsnoeren besproken tijdens een workshop in Addis Abeba, waar vertegenwoordigers van de regionale economische gemeenschappen en de maatschappelijke organisaties bijeen kwamen. 

Aan het einde van de programmeringsperiode van zeven jaar van de verordening tot invoering van het stabiliteitsinstrument werd opdracht gegeven tot een externe evaluatie om het effect te beoordelen van de projectresultaten in de periode 2007-2013 van artikel 4, lid 3, (de component crisisparaatheid) van deze verordening. Uit deze evaluatie bleek dat de component crisisparaatheid van het stabiliteitsinstrument een onmisbaar onderdeel van de alomvattende beleidsstructuur inzake vrede, veiligheid en ontwikkeling in de EU is en volledig in deze structuur moet worden geïntegreerd. Verder heeft de evaluatie uitgewezen dat deze component de EU in staat stelt om conflictvraagstukken in de breedste zin van het woord aan te pakken en dat individuele projecten de capaciteit van organisaties hebben opgebouwd of versterkt teneinde een bijdrage te leveren aan de inspanningen voor vredesopbouw en het concept van een gemeenschap voor mensen uit de praktijk te versterken. Ondanks een beperkt budget hebben de gesteunde acties bijgedragen tot het nakomen van de verbintenissen van de EU met betrekking tot vrouwen, vrede en veiligheid, bemiddeling en dialoog. Investeringen in maatschappelijke organisaties door burgers zelf in 26 door conflicten getroffen landen en regio's zijn cruciaal gebleken om de ongeveer 80 projecten aan te passen aan de context van het land en om deze projecten te laten aansluiten op de prioriteiten en behoeften, niet alleen op nationaal niveau, maar ook ter plaatse. De component crisisparaatheid van het stabiliteitsinstrument is succesvol ingezet voor de oprichting van strategische partnerschappen, met name op multilateraal niveau met VN-projecten, is van grote invloed geweest op de betrekkingen van de EU met verscheidene gespecialiseerde VN-organen.

8. Conclusie

De maatregelen van het stabiliteitsinstrument die in 2013 ten uitvoer zijn gelegd als aanvulling op andere acties in het kader van de instrumenten voor geografische en thematische ontwikkeling van de EU, humanitaire steun en GVDB-missies, heeft in aanzienlijke mate bijgedragen aan de inspanningen van de EU om conflicten te voorkomen, op crisissituaties te antwoorden en de vrede te handhaven. In dit verband heeft het brede spectrum van interventies in het kader van het stabiliteitsinstrument significante en zichtbare EU-respons mogelijk gemaakt in vele mondiale crisissituaties.

Gezien de voortdurende politieke instabiliteit en het groeiende aantal natuurrampen in diverse delen van de wereld is het van het grootste belang de beschikbare EU-instrumenten doeltreffender en doelmatiger in te zetten. In dit verband moet de EU ervoor zorgen dat de acties van het stabiliteitsinstrument worden uitgevoerd als onderdeel van de volledige cyclus van crisispreventie, crisisrespons en vredesopbouw. Dankzij het stabiliteitsinstrument beschikte de EU over een ongekend responsvermogen en het instrument fungeerde in veel gevallen als toegangspoort en katalysator om een breed scala aan EU-responsmaatregelen mogelijk te maken, die tezamen de strategische en alomvattende aanpak van de EU voor conflictpreventie en crisisrespons vormen. Zoals reeds vermeld in de gezamenlijke mededeling over een alomvattende aanpak van de EU, "zijn engagement op de lange termijn voor vredesopbouw en staatsopbouw en duurzame ontwikkeling op de lange termijn onontbeerlijk om de onderliggende oorzaken van conflicten aan te pakken en om vreedzame en veerkrachtige samenlevingen op te bouwen. De algemene doelstellingen van duurzame vrede en ontwikkeling moeten van meet af aan centraal staan binnen de respons van de EU – de EU moet ook beschikken over een langetermijnvisie voor haar kortlopende verplichtingen en acties".15

In 2014 zal het stabiliteitsinstrument plaats maken voor het nieuwe instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede. De raadplegingen over dit nieuwe instrument hebben opnieuw bevestigd dat de EU haar capaciteit moet handhaven en uitbreiden om een snelle en gerichte respons te bieden op crisissituaties elders in de wereld en ook op mondiale en transregionale bedreigingen en opkomende bedreigingen (bestrijding van georganiseerde misdaad, bescherming van kritieke infrastructuur, bestrijding van terrorisme, CBRN-risicobeperking). In het nieuwe instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede zal voorts nog meer nadruk worden gelegd op conflictpreventie, vredesopbouw en crisisparaatheid, hiermee erkennende dat een vroegtijdige respons van de EU vaak een doeltreffend middel kan zijn om te voorkomen dat spanningen uitlopen op een crisis.

1De verordening tot invoering van een stabiliteitsinstrument was van toepassing van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013. Het nieuwe instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede), waarvoor de toekomstige jaarverslagen zullen worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad, zoals bepaald onder titel IV, artikel 13 van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Unie voor de financiering van extern optreden, is van toepassing met ingang van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

2Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 1).

3Ook bekend als het Partnerschap voor vredesopbouw van het stabiliteitsinstrument.

4Overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).

5Zie het overzicht van vastleggingen en betalingen voor het stabiliteitsinstrument in 2013 in het werkdocument van de diensten van de Commissie in de bijlage bij dit verslag.

6Dit cijfer is inclusief het bedrag van 6 miljoen euro dat uit 2012 is overgedragen of is teruggevorderd in 2013.

7De juridische en financiële verantwoordelijkheid voor het gebruik van EU-middelen, met inbegrip van de bevoegdheid tot ondertekenen en wijzigen van overeenkomsten, wordt overgedragen van de centrale diensten van de Europese Commissie naar de betrokken EU-delegatie.

8De herziene versie van het jaarlijks actieprogramma werd op 23 december 2013 goedgekeurd.

9"Export Support Facility", waarvoor deskundigen uit openbare of semi-openbare organisaties uit heel de EU worden ingezet. Sinds 2008 hebben deskundigen uit ongeveer 60 organisaties in 17 lidstaten meer dan 100 missies uitgevoerd.

10Bv. uitvoercontrole van goederen voor tweeërlei gebruik, ongeoorloofde handel, heroriëntering van voormalige wapenspecialisten, veiligheids- en beveiligingscultuur.

11Uitvoercontroles en de daarbij behorende bijstand inzake grensbeheer.

12Bolivia, Tsjaad, Ghana, Guyana, de Malediven, Mauritanië, Nepal, Togo en Jemen.

13Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

14Afghanistan, Bolivia, Bosnië en Herzegovina, Brazilië, Tsjaad, Democratische Republiek Congo, El Salvador, Guinee-Bissau, India, Kirgizië, Liberia, Nepal, Nicaragua, Peru, Senegal, Solomon-eilanden, Jemen, de regio Midden-Amerika, Zuid-Azië, zuidelijke regio van Centraal-Afrika.

15Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad: De alomvattende aanpak van de Europese Unie van externe conflicten en crises: Brussel, 11.12.2013, JOIN(2013) 30 final.

NL NL