Artikelen bij COM(2013)262 - Verordening betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaalwetgeving)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inhoudsopgave

DEEL I - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Toepassingsgebied

Deze verordening bevat voorschriften voor:

a) de productie, met het oog op het op de markt aanbieden, van teeltmateriaal, en

b) het op de markt aanbieden van teeltmateriaal.

Artikel 2 - Uitzonderingen

Deze verordening is niet van toepassing op teeltmateriaal dat:

a) uitsluitend voor onderzoek of wetenschappelijke doeleinden bestemd is;

b) uitsluitend voor kweekdoeleinden bestemd is;

c) uitsluitend bestemd is voor en bewaard wordt door genenbanken, organisaties en netwerken voor de instandhouding van genetische hulpbronnen, of personen die tot die organisaties of netwerken behoren;

d) in natura wordt uitgewisseld tussen personen die geen professionele exploitanten zijn.

Artikel 3 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) 'planten': planten als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publications, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) betreffende de beschermende maatregelen tegen voor planten schadelijke organismen;

2) 'teeltmateriaal': een of meer planten die volledige planten kunnen voortbrengen en daarvoor bedoeld zijn;

3) 'moederplant': een geïdentificeerde plant waarvan teeltmateriaal wordt genomen met het oog op het vermeerderen van nieuwe planten;

4) 'generatie': een groep planten die samen één stap in een afstammingslijn van planten vormen;

5) 'op de markt aanbieden': het voorhanden hebben met het oog op de verkoop in de Unie, met inbegrip van het ten verkoop aanbieden, of enige andere vorm van overdracht, alsmede de eigenlijke verkoop, distributie, invoer in en uitvoer uit de Unie en andere vormen van overdracht, al dan niet gratis;

6) 'professionele exploitant': elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve ten minste een van de volgende activiteiten verricht met betrekking tot teeltmateriaal:

a) produceren;

b) kweken;

c) in stand houden;

d) diensten verlenen;

e) beschermen, inclusief bewaren, en

f) op de markt aanbieden.

7) 'bevoegde autoriteiten': bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) nr. …/…[Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls];

8) 'genetisch gemodificeerd organisme': een genetisch gemodificeerd organisme als omschreven in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2001/18/EG;

9) 'bosbouwkundig teeltmateriaal': teeltmateriaal dat bestemd is voor de bosbouw;

10) 'partij': een eenheid teeltmateriaal, die identificeerbaar is door zijn homogene samenstelling en oorsprong.

Artikel 4 - Vrij verkeer

Voor teeltmateriaal gelden ten aanzien van de productie en het op de markt aanbieden geen andere beperkingen dan zijn vastgelegd in deze verordening, Richtlijn 94/62/EG, Verordening (EG) nr. 338/97, Richtlijn 2001/18/EG, Verordening (EG) nr. 1829/2003, Verordening (EG) nr. 1830/2003, Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants] en in de wetgeving van de Unie ter beperking van de productie of op de markt aanbieden van invasieve uitheemse soorten.

HOOFDSTUK II - PROFESSIONELE EXPLOITANTEN

Artikel 5 - Register van professionele exploitanten

Professionele exploitanten worden geregistreerd in de in artikel 61 van Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) bedoelde registers, overeenkomstig artikel 62 van die verordening.

Artikel 6 - Algemene verantwoordelijkheden van professionele exploitanten

Professionele exploitanten zorgen ervoor dat teeltmateriaal dat onder hun beheer geproduceerd en op de markt aangeboden wordt, aan de voorschriften van deze verordening voldoet.

Artikel 7 - Specifieke verantwoordelijkheden van professionele exploitanten die teeltmateriaal produceren

Professionele exploitanten die teeltmateriaal produceren:

a) zijn persoonlijk beschikbaar, of wijzen iemand aan, om met de bevoegde autoriteiten contacten te onderhouden om de officiële controles te vergemakkelijken;

b) identificeren en monitoren de kritische punten in het productieproces of het op de markt aanbieden, die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van het teeltmateriaal;

c) houden een administratie bij van de monitoring van de onder b) bedoelde kritische punten, die op verzoek door de bevoegde autoriteiten kan worden onderzocht;

d) zorgen ervoor dat partijen afzonderlijk identificeerbaar blijven;

e) houden actuele informatie bij op hun bedrijf en op andere locaties die voor de productie van teeltmateriaal worden gebruikt;

f) zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot de productielocaties, met inbegrip van bedrijfsruimten en percelen van gecontracteerde derden, en tot de administratie van de monitoring en alle bijbehorende documenten;

g) nemen de nodige maatregelen voor de instandhouding van de rasechtheid van het teeltmateriaal overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deze verordening;

h) stellen de bevoegde autoriteiten op verzoek alle contracten met derden ter beschikking.

Artikel 8 - Traceerbaarheid

1. Professionele exploitanten zorgen ervoor dat teeltmateriaal in alle stadia van de productie en het op de markt aanbieden traceerbaar is.

2. Voor de toepassing van lid 1 houden professionele exploitanten informatie bij ter identificatie van de professionele exploitanten die hun teeltmateriaal hebben geleverd en van dat teeltmateriaal.

Zij stellen die informatie op verzoek ter beschikking aan de bevoegde autoriteiten.

3. Voor de toepassing van lid 1 houden professionele exploitanten informatie bij ter identificatie van de personen aan wie zij teeltmateriaal hebben geleverd en van dat teeltmateriaal, tenzij het materiaal op de detailhandelsmarkt is geleverd.

Zij stellen die informatie op verzoek ter beschikking aan de bevoegde autoriteiten.

4. Voor ander dan bosbouwkundig teeltmateriaal houden de professionele exploitanten een administratie bij van het in de leden 2 en 3 bedoelde teeltmateriaal, die zij gedurende drie jaar nadat dat materiaal aan hen respectievelijk door hen geleverd is, bewaren.

Voor bosbouwkundig teeltmateriaal bedraagt die bewaartermijn tien jaar.

DEEL III - ANDER DAN BOSBOUWKUNDIG TEELTMATERIAAL

TITEL I - Algemene bepalingen

Artikel 9 - Toepassingsgebied

Dit deel is van toepassing op de productie met het oog op het op de markt aanbieden alsmede het op de markt aanbieden van ander teeltmateriaal dan bosbouwkundig teeltmateriaal.

Artikel 10 - Definities

Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder:

1) 'ras': een plantengroep binnen een botanisch taxon van de laagst bekende rang, die:

a) gedefinieerd is aan de hand van de expressie van de kenmerken die voortvloeit uit een bepaald genotype of een combinatie van genotypen;

b) onderscheiden is van elke andere groep planten op grond van de expressie van ten minste één van de onder a) bedoelde kenmerken, en

c) beschouwd wordt als een eenheid, gezien zijn geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd;

2) 'officiële beschrijving': een beschrijving van een ras die is opgesteld door een bevoegde autoriteit, de specifieke kenmerken van het ras bevat en het ras identificeerbaar maakt door middel van een onderzoek naar zijn onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid;

3) 'officieel erkende beschrijving': een beschrijving van een ras die is erkend door een bevoegde autoriteit, de specifieke kenmerken van het ras bevat, het ras identificeerbaar maakt en is verkregen op andere wijze dan door middel van een onderzoek naar zijn onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid krachtens de geldende voorschriften ten tijde van de registratie van dat ras overeenkomstig artikel 79;

4) 'kloon': een afzonderlijke nakomeling die oorspronkelijk van een andere plant is verkregen door vegetatieve vermeerdering en genetisch identiek is aan die plant;

5) 'instandhouding van een ras': de handelingen waarmee wordt gewaarborgd dat een ras aan zijn beschrijving blijft voldoen;

6) 'prebasismateriaal': teeltmateriaal in de eerste fase van de productie, bedoeld voor de productie van andere categorieën teeltmateriaal;

7) 'basismateriaal': teeltmateriaal dat uit prebasismateriaal geproduceerd is en bedoeld is voor de productie van gecertificeerd materiaal;

8) 'gecertificeerd materiaal': teeltmateriaal dat uit prebasismateriaal of basismateriaal geproduceerd is;

9) 'standaardmateriaal': ander teeltmateriaal dan prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal;

10) 'categorie': prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd materiaal of standaardmateriaal.

TITEL II - Productie en op de markt aanbieden van teeltmateriaal van de in de lijst in bijlage I opgenomen geslachten of soorten

HOOFDSTUK I - Inleidende bepalingen

Artikel 11 - Toepassingsgebied

1. Deze titel is van toepassing op de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal van geslachten en soorten die aan een of meer van de volgende criteria voldoen:

a) zij vertegenwoordigen een aanzienlijk productiegebied;

b) zij vertegenwoordigen een aanzienlijke productiewaarde;

c) zij worden door een aanzienlijk aantal professionele exploitanten in de Unie geproduceerd of op de markt aangeboden;

d) zij bevatten stoffen waarvoor in verband met alle of bepaalde toepassingen bijzondere voorschriften moeten gelden met betrekking tot de bescherming van de gezondheid van mens en dier en het milieu.

2. De in lid 1 bedoelde geslachten en soorten zijn in de lijst in bijlage I opgenomen.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I teneinde die bijlage aan de ontwikkelingen in de wetenschappelijke en technische kennis en economische gegevens aan te passen.

4. Deze titel is ook van toepassing op onderstammen en andere plantendelen (hierna gezamenlijk 'onderstammen' genoemd) van andere dan de in de lijst van bijlage I opgenomen geslachten en soorten, wanneer materiaal van een van de in de lijst van bijlage I opgenomen geslachten en soorten, of hybriden daarvan, daarop wordt geënt.

Artikel 12 - Categorieën teeltmateriaal

1. Teeltmateriaal mag alleen geproduceerd en op de markt aangeboden worden in een van de volgende categorieën:

a) prebasismateriaal;

b) basismateriaal;

c) gecertificeerd materiaal;

d) standaardmateriaal.

2. Teeltmateriaal mag niet als standaardmateriaal geproduceerd en op de markt aangeboden worden als het behoort tot geslachten of soorten waarvoor de kosten en de certificeringswerkzaamheden die voor het produceren en op de markt aanbieden van het teeltmateriaal als prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal gemaakt moeten worden, in verhouding staan tot:

a) het doel de voedsel- en diervoederzekerheid te waarborgen, en

b) het hogere niveau van rasechtheid, gezondheid en kwaliteit van het teeltmateriaal doordat wordt voldaan aan de vereisten voor prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal in plaats van aan die voor standaardmateriaal.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met lijsten van geslachten of soorten waarvan het teeltmateriaal niet als standaardmateriaal op de markt mag worden aangeboden, als bedoeld in lid 2.

4. In afwijking van de leden 2 en 3 mag teeltmateriaal alleen als standaardmateriaal geproduceerd en op de markt aangeboden worden in de volgende gevallen:

a) het behoort tot een ras dat voorzien is van een officieel erkende beschrijving;

b) het is heterogeen materiaal in de zin van artikel 14, lid 3;

c) het is materiaal voor nichemarkten in de zin van artikel 36, lid 1.

HOOFDSTUK II - Voorschriften voor de productie en het op de markt aanbieden

Afdeling 1 - Lijst van voorschriften


Artikel 13 - Productie en op de markt aanbieden van prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd materiaal en standaardmateriaal

1. Het geproduceerde en op de markt aangeboden teeltmateriaal voldoet aan:

a) de registratievoorschriften van afdeling 2;

b) de productie- en kwaliteitsvoorschriften van afdeling 3 voor de desbetreffende categorie;

c) de voorschriften inzake behandeling van afdeling 4;

d) de voorschriften inzake identificatie en in voorkomend geval certificering van afdeling 5.

2. Lid 1, onder b), is niet van toepassing op de voorschriften voor de productie van teeltmateriaal als bedoeld in artikel 14, lid 3, en artikel 36.

Artikel 14 - Verplichting tot een geregistreerd ras te behoren

1. Teeltmateriaal mag alleen geproduceerd en op de markt aangeboden worden als het behoort tot een ras dat in een nationaal rassenregister als bedoeld in artikel 51 of het in artikel 52 bedoelde EU-rassenregister is geregistreerd.

2. In afwijking van lid 1 mogen onderstammen geproduceerd en op de markt aangeboden worden zonder te behoren tot een ras dat in een nationaal rassenregister of het EU‑rassenregister is geregistreerd.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen dat teeltmateriaal in afwijking van lid 1 geproduceerd en op de markt aangeboden mag worden terwijl het niet tot een ras in de zin van artikel 10, punt 1, behoort (hierna 'heterogeen materiaal' genoemd) en niet voldoet aan de voorschriften inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van de artikelen 60, 61 en 62, en inzake voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde of duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde van de artikelen 58 en 59.

In die gedelegeerde handelingen kan voor heterogeen materiaal het volgende worden vastgesteld:

a) voorschriften inzake etikettering en verpakking;

b) voorschriften betreffende de beschrijving van het materiaal, met inbegrip van de kweekmethoden en het gebruikte oudermateriaal, een beschrijving van het productieschema voor het teeltmateriaal en de beschikbaarheid van standaardmonsters;

c) voorschriften betreffende informatie en productiemonsters die de professionele exploitanten moeten bewaren en de instandhouding van het materiaal;

d) de opstelling van registers voor heterogeen materiaal door de bevoegde autoriteiten, voorschriften voor registratie en de inhoud van die registers;

e) de vaststelling van vergoedingen en de kostenonderdelen voor de berekening van die vergoedingen, voor de registratie van heterogeen materiaal als bedoeld onder d), op zodanige wijze dat de vergoeding geen belemmering voor de registratie van het betrokken heterogeen materiaal vormt.

Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk [Office of Publications, please insert date of application of this Regulation…] vastgesteld. Zij kunnen per geslacht of soort worden vastgesteld.

Artikel 15 - Verplichting tot geregistreerde klonen te behoren

Teeltmateriaal dat tot een kloon behoort, mag alleen geproduceerd en op de markt aangeboden worden als die kloon in een nationaal rassenregister als bedoeld in artikel 51 of het in artikel 52 bedoelde EU-rassenregister is geregistreerd.

Afdeling 2 - Productie- en kwaliteitsvoorschriften


Artikel 16 - Voorschriften inzake de productie en kwaliteit van teeltmateriaal

1. Teeltmateriaal wordt geproduceerd overeenkomstig de productievoorschriften in bijlage II, deel A, en wordt alleen op de markt aangeboden als het voldoet aan de voorschriften inzake kwaliteit in bijlage II, deel B.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de in lid 1 bedoelde voorschriften. Voor zover van toepassing kunnen die voorschriften in die gedelegeerde handelingen gepreciseerd worden, zoals aangegeven in bijlage II, deel D.

3. In die gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met de desbetreffende wetenschappelijke en technische aanbevelingen:

a) de 'Seed Scheme Rules and Regulations' van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO);

b) de normen voor pootaardappelen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE);

c) de voorschriften voor bemonstering en tests van de International Seed Testing Association (ISTA), en

d) de voorschriften van de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee (EPPO).

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de delen A en B van bijlage II teneinde die aan de ontwikkelingen in de wetenschappelijke en technische kennis aan te passen.

Afdeling 3 - Voorschriften inzake behandeling


Artikel 17 - Partijen

1. Teeltmateriaal wordt in partijen op de markt aangeboden. Die partijen moeten voldoende homogeen zijn en als verschillend van andere partijen teeltmateriaal zijn geïdentificeerd.

2. Tijdens de verwerking, verpakking en opslag, het vervoer en bij aflevering mogen partijen teeltmateriaal van verschillende oorsprong tot een nieuwe partij worden samengevoegd. In dat geval houdt de professionele exploitant een administratie bij met gegevens over de oorsprong van de samenstellende delen van de nieuwe partij.

3. Tijdens de verwerking, verpakking en opslag, het vervoer en bij aflevering mogen partijen teeltmateriaal in twee of meer partijen worden gesplitst. In dat geval houdt de professionele exploitant een administratie betreffende de oorsprong van de nieuwe partijen.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met nadere voorschriften voor bepaalde geslachten of soorten ten aanzien van een of meer van de volgende punten:

a) de maximumgrootte van de partijen, om de homogeniteit van het teeltmateriaal te waarborgen;

b) de samenstelling van de partijen, om de instandhouding van de rasechtheid van het teeltmateriaal te waarborgen;

c) de identificatie van de partijen, om de traceerbaarheid van het teeltmateriaal te waarborgen.

Artikel 18 - Verpakkingen, recipiënten en bundels, en voorschriften voor kleine verpakkingen en recipiënten

1. Teeltmateriaal wordt op de markt aangeboden als afzonderlijke planten of in verpakkingen, recipiënten of bundels.

2. Verpakkingen en recipiënten zijn zo gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat de sluiting wordt beschadigd en, in het geval van verpakkingen, zonder dat de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

3. Bundels worden zo samengebonden dat het materiaal waaruit zij zijn samengesteld niet kan worden losgemaakt zonder dat het bindsel wordt beschadigd.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met nadere voorschriften voor bepaalde geslachten of soorten ten aanzien van een of meer van de volgende punten:

a) de sluiting, met inbegrip van verzegeling of nieuwe sluiting, van verpakkingen, recipiënten of bundels om de rasechtheid van het betrokken teeltmateriaal te waarborgen en te vermijden dat partijen ongecontroleerd door elkaar komen;

b) de vaststelling van een voorschrift dat teeltmateriaal alleen in verpakkingen, recipiënten of bundels op de markt aangeboden mag worden, om de traceerbaarheid van de betrokken partijen te waarborgen.

5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met specifieke voorschriften voor de productie en het op de markt aanbieden van bepaalde geslachten of soorten in kleine verpakkingen, recipiënten of bundels. Die voorschriften kunnen een of meer van de volgende punten betreffen:

a) de maximumafmetingen en het maximumvolume van kleine verpakkingen, recipiënten of bundels;

b) de kleur en inhoud van de etiketten en de wijze van etikettering van kleine verpakkingen, recipiënten of bundels;

c) het onderzoek van kleine verpakkingen, recipiënten of bundels en het daarin aanwezige teeltmateriaal;

d) de sluiting van kleine verpakkingen.

Afdeling 4 - Certiferings-, identificatie- en etiketteringsvoorschriften


Artikel 19 - Certificering en identificatie van prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal en identificatie van standaardmateriaal

1. Prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal wordt gecertificeerd en geïdentificeerd door middel van een officieel etiket (hierna 'officieel etiket' genoemd).

2. Met een officieel etiket wordt gecertificeerd dat het prebasismateriaal, basismateriaal respectievelijk gecertificeerd materiaal voldoet aan de toepasselijke productie- en kwaliteitsvoorschriften als bedoeld in artikel 16.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde certificering is gebaseerd op veldinspecties, bemonstering en tests overeenkomstig de in artikel 20 bedoelde voorschriften (hierna 'certificeringsregelingen' genoemd) en de bepalingen van de artikelen 22 tot en met 26.

4. Standaardmateriaal wordt geïdentificeerd door middel van een etiket van de exploitant (hierna 'etiket van de exploitant' genoemd).

5. Met een etiket van de exploitant wordt verklaard dat het standaardmateriaal voldoet aan de toepasselijke kwaliteitsvoorschriften als bedoeld in artikel 16.

Artikel 20 - Certificeringsregelingen

1. De certificeringsregelingen voor prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal zijn opgenomen in bijlage II, deel C.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de certificeringsregelingen. Voor zover van toepassing kunnen die certificeringsregelingen in die gedelegeerde handelingen gepreciseerd worden, zoals aangegeven in bijlage II, deel D.

3. In die gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met de desbetreffende wetenschappelijke en technische aanbevelingen, zoals:

a) de 'Seed Scheme Rules and Regulations' van de OESO;

b) de normen voor pootaardappelen van de VN/ECE;

c) de voorschriften voor bemonstering en tests van de ISTA, en

d) de voorschriften van de EPPO.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de delen C en D van bijlage II teneinde die aan de ontwikkelingen in de wetenschappelijke en technische kennis aan te passen.

Artikel 21 - Inhoud van het officiële etiket en het etiket van de exploitant

1. Het officiële etiket en het etiket van de exploitant bevatten de in bijlage III, deel A, genoemde informatie.

2. Het officiële etiket en het etiket van de exploitant worden in een van de officiële talen van de Unie opgesteld. Zij moeten leesbaar, onuitwisbaar, eenzijdig bedrukt en goed zichtbaar zijn en mogen niet eerder gebruikt zijn.

3. Het officiële etiket heeft voor elke categorie teeltmateriaal een andere kleur.

4. Indien krachtens artikel 74, lid 1, en artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants] een plantenpaspoort moet worden afgegeven, omvat het officiële etiket het plantenpaspoort zoals bepaald in artikel 78, lid 3, van die verordening.

5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met voorschriften voor officiële etiketten en etiketten van de exploitant, ter aanvulling van de voorschriften van de leden 1 en 2. Die voorschriften betreffen een of meer van de volgende punten:

a) de kleuren van het etiket voor specifieke categorieën en andere groepen teeltmateriaal;

b) vermeldingen betreffende een etiketnummer;

c) vermeldingen betreffende generaties prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd materiaal en standaardmateriaal;

d) de vermelding van typen rassen, inclusief intraspecifieke of interspecifieke hybriden;

e) de vermelding van de onderverdelingen van categorieën overeenkomstig verschillende voorwaarden;

f) in geval van mengsels de vermelding van het gewichtspercentage van de verschillende bestanddelen per soort, en indien van toepassing, per ras;

g) vermeldingen betreffende het beoogde gebruik van het materiaal.

6. Dit artikel is van toepassing onverminderd artikel 49, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 betreffende de begeleidende etiketten en documenten van behandeld zaaizaad in de zin van die verordening.

7. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de vorm of vormen van het officiële etiket en het etiket van de exploitant vast. Die vormen kunnen per geslacht of soort worden vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 22 - Verantwoordelijkheid voor het vervaardigen en aanbrengen van officiële etiketten

De officiële etiketten worden vervaardigd en aangebracht door:

a) de professionele exploitant, onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteit, of

b) de bevoegde autoriteit, indien de professionele exploitant daarom verzoekt of er niet toe gemachtigd is krachtens artikel 23.

Artikel 23 - Machtiging van professionele exploitanten om de certificering te verrichten en officiële etiketten te vervaardigen

1. Professionele exploitanten kunnen door de bevoegde autoriteit worden gemachtigd de certificering te verrichten en officiële etiketten te vervaardigen onder officieel toezicht als bedoeld in artikel 22, onder a), mits zij aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

a) zij beschikken over de nodige kennis om te voldoen aan de productie- en kwaliteitsvoorschriften en de certificeringsregelingen krachtens artikel 16, lid 2, en artikel 20, lid 2, en voldoen, indien van toepassing, aan de krachtens lid 3, onder a), van dit artikel vastgestelde voorschriften;

b) zij beschikken over, of hebben toegang tot, de nodige apparatuur en laboratoria om de in artikel 16, lid 2, en artikel 20, lid 2, bedoelde voorschriften op juiste en doelmatige wijze toe te passen, met name apparatuur en laboratoria die voldoen aan de krachtens lid 3, onder b) en c), vastgestelde voorschriften;

c) zij hebben de kritische punten van het productieproces die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit en de rasechtheid van het teeltmateriaal geïdentificeerd, zijn in staat die punten te monitoren en houden een administratie bij van de resultaten van die monitoring;

d) zij kunnen waarborgen dat de partijen identificeerbaar blijven als bedoeld in artikel 7;

e) zij beschikken over systemen en bepalingen om te waarborgen dat aan de traceerbaarheidsvoorschriften van artikel 8 wordt voldaan;

f) zij maken gebruik van naar behoren gekwalificeerd inspectie- en laboratoriumpersoneel, met name inspectie- en laboratoriumpersoneel dat voldoet aan de krachtens lid 3, onder c), vastgestelde voorschriften.

2. De in lid 1 bedoelde machtiging kan worden verleend voor specifieke of voor alle geslachten of soorten.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bepalingen van lid 1 aan te vullen teneinde te waarborgen dat de professionele exploitanten in staat zijn de certificering van het betrokken teeltmateriaal naar behoren op betrouwbare wijze te verrichten. Die gedelegeerde handelingen kunnen een of meer van de volgende punten betreffen:

a) de kwalificatie, opleiding en werkzaamheden van professionele exploitanten en anderen die door de professionele exploitanten kunnen worden belast met veldinspecties, bemonsteringen en tests;

b) de geschiktheid van de werklocaties en de beschikbaarheid van specifieke apparatuur voor gebruik door de professionele exploitanten;

c) voorschriften voor laboratoria die tests mogen uitvoeren in opdracht van de professionele exploitanten.

Artikel 24 - Officieel toezicht door de bevoegde autoriteiten

1. In het kader van het in artikel 22, onder a), bedoelde officiële toezicht verrichten de bevoegde autoriteiten ten minste eenmaal per jaar een audit om te waarborgen dat de professionele exploitant de in artikel 23 bedoelde voorschriften naleeft.

2. In het kader van het in artikel 22, onder a), bedoelde officiële toezicht voeren de bevoegde autoriteiten voorts een officiële inspectie, bemonstering en tests uit op een percentage van de gewassen op het veld en de partijen teeltmateriaal, om te bevestigen dat dat materiaal voldoet aan de in artikel 16, lid 2, bedoelde productie- en kwaliteitsvoorschriften. De hoogte van het percentage wordt vastgesteld aan de hand van het potentiële risico dat niet aan die voorschriften wordt voldaan.

3. Naast de inspectie, bemonstering en tests als bedoeld in lid 2 mogen de bevoegde autoriteiten op verzoek van de professionele exploitant nadere veldinspecties, bemonsteringen en tests uitvoeren.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de leden 1, 2 en 3. Die gedelegeerde handelingen kunnen een of meer van de volgende punten betreffen:

a) het percentage gewassen op het veld waarop inspectie, bemonstering en tests als bedoeld in lid 2 wordt uitgevoerd, voor specifieke geslachten of soorten;

b) door de bevoegde autoriteiten te verrichten monitoringactiviteiten.

Artikel 25 - Door de bevoegde autoriteiten vervaardigde officiële etiketten

Indien de officiële etiketten door de bevoegde autoriteiten worden vervaardigd zoals bedoeld in artikel 22, onder b), voeren de bevoegde autoriteiten alle nodige veldinspecties, bemonsteringen en tests uit overeenkomstig de krachtens artikel 20, lid 2, vastgestelde certificeringsregelingen, om te bevestigen dat de krachtens artikel 16, lid 2, vastgestelde productie- en kwaliteitsvoorschriften zijn nageleefd.

Artikel 26 - Intrekking of wijziging van de machtiging

1. Indien een bevoegde autoriteit na verlening van de in artikel 23, lid 1, bedoelde machtiging constateert dat een professionele exploitant zich niet aan de in dat artikel bedoelde voorschriften houdt, verzoekt zij die professionele exploitant binnen een bepaalde termijn corrigerende maatregelen te nemen.

2. Indien de professionele exploitant de in lid 1 bedoelde corrigerende maatregelen niet binnen de gestelde termijn heeft genomen, trekt de bevoegde autoriteit de machtiging onverwijld in, of wijzigt zij deze, al naar het geval.

Artikel 27 - Kennisgeving van de voorgenomen productie en certificering van prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal

Professionele exploitanten stellen de bevoegde autoriteiten tijdig in kennis van hun voornemen om teeltmateriaal in de vorm van prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal te produceren en de in artikel 19, lid 1, bedoelde certificering uit te voeren. In die kennisgeving worden de betrokken plantensoorten en categorieën vermeld.

Artikel 28 - Opstelling van etiketten van de exploitant voor standaardmateriaal

Etiketten van de exploitant worden door de professionele exploitant vervaardigd en aangebracht nadat deze door eigen inspecties, bemonsteringen en tests heeft nagegaan of het teeltmateriaal aan de in artikel 16 bedoelde productie- en kwaliteitsvoorschriften voldoet.

Artikel 29 - Verwijzing naar partijen

1. Het officiële etiket en het etiket van de exploitant worden vervaardigd met een verwijzing naar een partij. Zij worden afhankelijk van het geval aangebracht op afzonderlijke planten of op de buitenkant van verpakkingen, recipiënten of bundels.

2. Indien een partij in delen wordt gesplitst, wordt voor elk deel een nieuw officieel etiket of etiket van de exploitant vervaardigd. Indien meerdere partijen tot één partij worden samengevoegd, wordt voor die nieuwe partij een nieuw officieel etiket of etiket van de exploitant vervaardigd.

HOOFDSTUK III - Tests

Artikel 30 - Tests na de certificering voor prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal

1. Nadat de in artikel 19, lid 1, bedoelde certificering heeft plaatsgevonden, kunnen de bevoegde autoriteiten tests op het teeltmateriaal uitvoeren (hierna 'tests na de certificering' genoemd) om te bevestigen dat het aan de in artikel 16, lid 2, bedoelde kwaliteitsvoorschriften en de krachtens artikel 20, lid 2, vastgestelde certificeringsregelingen voldoet.

2. De bevoegde autoriteiten zetten de tests na de certificering op en plannen deze aan de hand van een risicoanalyse betreffende de mogelijkheid dat het desbetreffende teeltmateriaal niet aan de bedoelde voorschriften voldoet.

3. De tests na de certificering worden uitgevoerd op door de bevoegde autoriteiten genomen monsters. In die tests wordt de rasechtheid en raszuiverheid van het betrokken teeltmateriaal beoordeeld.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met voorschriften voor de tests na de certificering van teeltmateriaal van bepaalde geslachten of soorten. In die voorschriften wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in de wetenschappelijke en technische kennis. Zij kunnen betrekking hebben op:

a) het aandeel monsters per geslacht, soort en categorie waarop tests worden uitgevoerd;

b) de testprocedure.

Artikel 31 - Niet-naleving van de kwaliteitsvoorschriften en certificeringsregelingen door professionele exploitanten

1. Wanneer uit de tests na de certificering blijkt dat prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal niet met inachtneming van de in artikel 16, lid 2, bedoelde kwaliteitsvoorschriften en de in artikel 20, lid 2, bedoelde certificeringsregelingen geproduceerd of op de markt aangeboden is, zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat de betrokken professionele exploitant de nodige corrigerende maatregelen neemt. Die maatregelen moeten tot resultaat hebben dat het betrokken materiaal aan die voorschriften voldoet, dan wel van de markt wordt gehaald.

2. Wanneer uit de tests na de certificering herhaaldelijk blijkt dat een professionele exploitant teeltmateriaal produceert of op de markt aanbiedt dat niet in overeenstemming is met de in artikel 16, lid 2, bedoelde kwaliteitsvoorschriften of de in artikel 20 bedoelde certificeringsregelingen, is artikel 26, lid 2, van toepassing.

HOOFDSTUK IV - Mengsels

Artikel 32 - Mengsels van in de lijst van bijlage I opgenomen geslachten en soorten

1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met voorschriften voor de productie en het op de markt aanbieden van mengsels van teeltmateriaal van verschillende geslachten of soorten die in de lijst van bijlage I zijn opgenomen, of van verschillende rassen van die geslachten of soorten. Die voorschriften mogen afwijken van de volgende bepalingen:

a) de krachtens artikel 16, lid 2, vastgestelde productie- en kwaliteitsvoorschriften;

b) de bepalingen van artikel 17 betreffende partijen;

c) de bepalingen van artikel 18 betreffende verpakkingen, recipiënten en bundels, en voorschriften voor kleine verpakkingen en recipiënten, en

d) de bepalingen van artikel 21 betreffende de inhoud en vorm van het officiële etiket en het etiket van de exploitant.

2. De in lid 1 bedoelde voorschriften betreffen een of meer van de volgende punten:

a) de maximumafmetingen en het maximumvolume van partijen, verpakkingen, recipiënten of bundels;

b) de kleur en de inhoud van de etiketten;

c) de benaming van het mengsel en de beschrijving van de samenstelling ervan;

d) de sluiting van verpakkingen, recipiënten of bundels;

e) de voorschriften voor de productie en inspecties van die mengsels;

f) voorschriften ter vergemakkelijking van de traceerbaarheid van het gewichtspercentage van de verschillende bestanddelen per soort, en indien van toepassing, per ras;

Artikel 33 - Instandhoudingsmengsels

1. De bevoegde autoriteiten mogen toestaan dat mengsels van teeltmateriaal van in de lijst van bijlage I opgenomen geslachten of soorten met teeltmateriaal van niet in de lijst van bijlage I opgenomen geslachten en soorten geproduceerd en op de markt aangeboden worden, indien die mengsels aan onderstaande voorwaarden voldoen:

a) zij dragen bij tot de instandhouding van genetische hulpbronnen en het behoud van het natuurlijk milieu;

b) zij zijn van nature aan een bepaalde regio (hierna 'regio van oorsprong' genoemd) gebonden. Een dergelijk mengsel wordt hierna 'instandhoudingsmengsel' genoemd.

2. Wanneer een bevoegde autoriteit de productie en het op de markt aanbieden van een instandhoudingsmengsel toestaat, identificeert zij de regio van oorsprong met inachtneming van informatie van autoriteiten of organisaties op het gebied van plantaardige genetische hulpbronnen.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de volgende punten, met betrekking tot alle of bepaalde geslachten of soorten:

a) een procedure voor de in lid 1 bedoelde toestemming;

b) voorschriften voor de in lid 1 bedoelde toestemming, naast de in dat lid opgenomen voorschriften;

c) voorschriften voor de verpakkingen en recipiënten van een instandhoudingsmengsel;

d) etiketteringsvoorschriften voor instandhoudingsmengsels;

e) voorschriften voor de identificatie van de regio van oorsprong;

f) de verplichting van de professionele exploitanten om verslag te doen van de productie en het op de markt aanbieden van instandhoudingsmengsels;

g) de verplichting van de lidstaten om aan de Commissie verslag uit te brengen over de toepassing van dit artikel.

HOOFDSTUK V - Afwijkingen

Afdeling 1 - Afwijkingen van de registratievoorschriften


Artikel 34 - Teeltmateriaal van rassen waarvan de registratie in behandeling is

1. In afwijking van artikel 14, lid 1, mogen de bevoegde autoriteiten professionele exploitanten toestemming verlenen om gedurende bepaalde tijd voor tests en proeven op landbouwbedrijven of andere productieplaatsen tot een bepaald maximum teeltmateriaal op de markt aan te bieden van een ras dat niet krachtens artikel 79 in een nationaal rassenregister of krachtens artikel 94, lid 1, in het EU-rassenregister geregistreerd is.

2. De in lid 1 bedoelde toestemming mag alleen worden verleend als het teeltmateriaal behoort tot een ras waarvoor een aanvraag om registratie in een nationaal rassenregister krachtens artikel 66 of in het EU-rassenregister krachtens artikel 94 is ingediend.

3. Om de in lid 1 bedoelde toestemming te verkrijgen dient de professionele exploitant bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de desbetreffende tests en proeven zullen plaatsvinden, een verzoek in met de volgende informatie:

a) een beschrijving van de voorgestelde tests en proeven;

b) de met de voorgestelde tests en proeven nagestreefde doelstellingen;

c) de plaatsen waar de tests en proeven zullen worden uitgevoerd;

d) de voorlopige benaming van het ras, zoals vermeld in de registratieaanvraag;

e) de procedure voor instandhouding van het ras;

f) informatie over de autoriteit waarbij de registratieaanvraag voor het ras in behandeling is, en de aan die aanvraag toegekende referentie;

g) de duur van de gevraagde toestemming;

h) de hoeveelheden materiaal die op de markt aangeboden zullen worden.

4. De lidstaten waarvan de bevoegde autoriteiten de in lid 1 bedoelde toestemming hebben verleend, stellen de andere lidstaten, de Commissie en het Europees Bureau voor plantenrassen (hierna 'het Bureau' genoemd) hiervan in kennis.

5. Het Bureau brengt jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan de Commissie en de lidstaten verslag uit over de in het voorafgaande jaar krachtens lid 1 verleende toestemmingen en krachtens lid 3 ingediende informatie

6. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de leden 1, 2 en 3, door het vaststellen van voorschriften voor de volgende punten:

a) de etikettering van verpakkingen, en

b) de maximale hoeveelheden die voor specifieke geslachten of soorten krachtens lid 1 op de markt mogen worden aangeboden.

Artikel 35 - Afwijkingen van de registratieverplichtingen bij tijdelijke voorzieningsmoeilijkheden

1. In afwijking van artikel 14, lid 1, mag de Commissie, om eventuele tijdelijke moeilijkheden bij de algemene voorziening met teeltmateriaal in de Unie te ondervangen, de lidstaten door middel van uitvoeringshandelingen toestemming verlenen om gedurende maximaal één jaar de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal van een ras dat niet in een nationaal rassenregister of het EU‑rassenregister is geregistreerd, toe te staan. In die uitvoeringshandelingen kunnen per geslacht of soort de maximale hoeveelheden worden aangegeven die op de markt mogen worden aangeboden.

2. De in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

3. De in lid 1 bedoelde toestemming wordt verleend naar aanleiding van een door de betrokken lidstaat ingediend, met redenen omkleed verzoek.

4. Die toestemming wordt alleen verleend als de in lid 1 bedoelde afwijking nodig en evenredig is om tijdelijke moeilijkheden bij de algemene voorziening met het betrokken teeltmateriaal te ondervangen.

5. Krachtens lid 1 op de markt aangeboden teeltmateriaal wordt voorzien van een bruin etiket. Hierop wordt vermeld dat het desbetreffende teeltmateriaal tot een niet-geregistreerd ras behoort.

Artikel 36 - Afwijkingen van de registratieverplichtingen in het geval van teeltmateriaal voor nichemarkten

1. Artikel 14, lid 1, is niet van toepassing op teeltmateriaal dat aan de onderstaande voorwaarden voldoet:

a) het wordt in kleine hoeveelheden op markt aangeboden door personen die geen professionele exploitanten zijn, of door professionele exploitanten die niet meer dan tien personeelsleden in dienst hebben en wier jaaromzet of balanstotaal niet meer dan 2 miljoen EUR bedraagt;

b) het is voorzien van de vermelding 'materiaal voor nichemarkten'.

Dit teeltmateriaal wordt hierna 'materiaal voor nichemarkten' genoemd.

2. Personen die materiaal voor nichemarkten produceren, houden een administratie bij van de geproduceerde en op de markt aangeboden hoeveelheden materiaal, per geslacht, soort of type materiaal. Zij stellen die administratie op verzoek ter beschikking aan de bevoegde autoriteiten.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin voor de productie en het op de markt aanbieden van materiaal voor nichemarkten van bepaalde geslachten of soorten het volgende wordt vastgesteld:

a) de maximumomvang van verpakkingen, recipiënten of bundels;

b) voorschriften inzake traceerbaarheid, partijen en etikettering van het betrokken materiaal voor nichemarkten;

c) voorschriften voor het op de markt aanbieden.

Afdeling 2 - Afwijking van de productie- en kwaliteitsvoorschriften


Artikel 37 - Minder strenge voorschriften inzake kiemkracht en andere minder strenge kwaliteitsvoorschriften in geval van tijdelijke voorzieningsmoeilijkheden

1. Om eventuele tijdelijke moeilijkheden bij de algemene voorziening met teeltmateriaal in een lidstaat te ondervangen, mag de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor het op de markt aanbieden van zaad met een verlaagde kiemkracht, mits die kiemkracht minder dan 5 % lager is dan de krachtens artikel 16, lid 2, voorgeschreven kiemkracht.

Die toestemming wordt naar aanleiding van een door de betrokken professionele exploitant ingediend, met redenen omkleed verzoek verleend voor een bepaalde tijdsduur van maximaal vier maanden.

Op het etiket van het in lid 1 bedoelde zaad wordt de werkelijke lagere kiemkracht vermeld.

2. Om eventuele tijdelijke moeilijkheden bij de algemene voorziening met teeltmateriaal in een lidstaat te ondervangen, mag de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor het op de markt aanbieden van teeltmateriaal dat voldoet aan minder strenge kwaliteitsvoorschriften, afgezien van de in lid 1 bedoelde minder strenge voorschriften inzake kiemkracht, dan de krachtens artikel 16, lid 2, geldende kwaliteitsvoorschriften.

Die toestemming wordt naar aanleiding van een door de betrokken professionele exploitant ingediend, met redenen omkleed verzoek verleend voor een bepaalde tijdsduur van maximaal vier maanden.

Krachtens dit lid op de markt aangeboden teeltmateriaal wordt voorzien van een bruin etiket. Hierop wordt vermeld dat het desbetreffende teeltmateriaal voldoet aan minder strenge kwaliteitsvoorschriften dan bedoeld in artikel 16, lid 2.

3. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van elke krachtens de leden 1 en 2 verleende toestemming.

4. De Commissie mag door middel van uitvoeringshandelingen besluiten dat de in de leden 1 en 2 bedoelde toestemmingen worden ingetrokken of gewijzigd indien die maatregelen niet in overeenstemming zijn met de voorwaarden van die leden of niet passend of niet evenredig geacht worden om de doelstellingen van die leden te bereiken. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Afdeling 3 - Afwijkingen van de etiketterings-, certiferings- en identificatievoorschriften


Artikel 38 - Nog niet definitief gecertificeerd teeltmateriaal

1. Teeltmateriaal met uitzondering van het in artikel 39 bedoelde zaad, dat in een lidstaat is geoogst, maar nog niet definitief overeenkomstig artikel 19, lid 1, als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal is gecertificeerd, mag onder verwijzing naar die categorieën op de markt worden aangeboden, indien:

a) voor de oogst door de bevoegde autoriteit een veldinspectie is verricht waarbij is bevestigd dat het materiaal in overeenstemming is met de in artikel 16, lid 2, bedoelde productie- en kwaliteitsvoorschriften;

b) het teeltmateriaal is geïdentificeerd als nog niet definitief krachtens artikel 19 gecertificeerd materiaal, en

c) aan de voorschriften van de leden 2 tot en met 6 is voldaan.

2. Teeltmateriaal als bedoeld in lid 1 mag slechts eenmaal door een professionele exploitant aan een andere professionele exploitant op de markt worden aangeboden en niet verder aan enige andere persoon worden overgedragen.

3. De professionele exploitant stelt de betrokken bevoegde autoriteit van tevoren in kennis van zijn voornemen om teeltmateriaal als bedoeld in lid 1 op de markt aan te bieden.

4. Indien de lidstaat waar het teeltmateriaal is geoogst (hierna 'lidstaat van productie' genoemd) een andere is dan de lidstaat waar het teeltmateriaal overeenkomstig artikel 19, lid 1, is gecertificeerd (hierna 'lidstaat van certificering' genoemd), wisselen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de nodige informatie uit betreffende het op de markt aanbieden van dat materiaal.

5. De lidstaat van productie verstrekt de lidstaat van certificering op diens verzoek alle relevante productie-informatie. De lidstaat van certificering verstrekt de lidstaat van productie informatie over de gecertificeerde hoeveelheden.

6. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met specifieke voorschriften voor het in lid 1 bedoelde teeltmateriaal, betreffende de volgende punten:

a) verpakkingen, recipiënten en bundels, en voorschriften voor kleine verpakkingen en recipiënten;

b) de etikettering van het materiaal.

7. Teeltmateriaal met uitzondering van het in artikel 39 bedoelde zaad, dat in een derde land is geoogst, maar nog niet definitief overeenkomstig artikel 19, lid 1, als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal is gecertificeerd, mag onder verwijzing naar die categorieën op de markt worden aangeboden, indien:

a) overeenkomstig artikel 44 een gelijkwaardigheidsbesluit is vastgesteld voor dat derde land;

b) aan de voorschriften van lid 1, onder a) en b), en de leden 2 en 3, alsmede de krachtens lid 6 vastgestelde voorschriften is voldaan;

c) de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat en het betrokken derde land de nodige informatie uitwisselen over het op de markt aanbieden van dat materiaal, en

d) de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land de lidstaat van certificering op diens verzoek alle relevante productie-informatie verstrekken.

8. Daartoe worden de verwijzingen naar de lidstaat van productie in die leden gelezen als verwijzingen naar het betrokken derde land, en worden verwijzingen in die leden naar de krachtens artikel 16, lid 2, vastgestelde voorschriften gelezen als verwijzingen naar gelijkwaardige voorschriften.

Artikel 39 - Niet conform de toepasselijke voorschriften inzake kiemkracht gecertificeerd zaad

1. De bevoegde autoriteiten mogen toestemming verlenen voor het gedurende een bepaalde periode op de markt aanbieden van zaad als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal nog voordat de overeenstemming daarvan met de krachtens artikel 16, lid 2, vastgestelde voorschriften inzake kiemkracht is bevestigd, als dit nodig geacht wordt om het zaad snel op de markt te kunnen aanbieden.

2. Zaad als bedoeld in lid 1 mag slechts eenmaal door een professionele exploitant aan een andere professionele exploitant op de markt worden aangeboden en niet verder aan enige andere persoon worden overgedragen, op basis van een voorlopig analyserapport betreffende de kiemkracht.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met de voorwaarden waaronder zaad van bepaalde geslachten of soorten krachtens de leden 1 en 2 als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal op de markt mag worden aangeboden. Die voorwaarden kunnen betrekking hebben op:

a) de etiketteringsvoorschriften;

b) de duur van de periode gedurende welke dergelijk zaad op de markt aangeboden mag worden, en

c) de inhoud van de voorlopige analyserapporten betreffende de kiemkracht.

Afdeling 4 - Afwijkingen van overige voorschriften


Artikel 40 - Strengere kwaliteitsvoorschriften

1. De Commissie mag de lidstaten door middel van uitvoeringshandelingen toestemming verlenen om strengere productie- en kwaliteitsvoorschriften dan de in artikel 16, lid 2, bedoelde voorschriften, of strengere voorschriften inzake certificering dan de in artikel 20, lid 1, bedoelde voorschriften vast te stellen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. Om de in lid 1 bedoelde toestemming te verkrijgen dienen de lidstaten bij de Commissie een verzoek in met:

a) de ontwerpbepalingen die de voorgestelde voorschriften bevatten;

b) een motivering van de noodzaak en de evenredigheid van die voorschriften, en

c) de vermelding of de voorgestelde voorschriften voor onbepaalde of bepaalde tijd bedoeld zijn.

3. De in lid 1 bedoelde toestemming wordt uitsluitend verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de toepassing van de in lid 2, onder a), bedoelde ontwerpbepalingen waarborgt een verbetering van de kwaliteit van het betrokken teeltmateriaal, de bescherming van het milieu of de duurzaamheid van de landbouwontwikkeling, en

b) de ontwerpbepalingen zijn noodzakelijk en evenredig aan het ermee nagestreefde doel.

Artikel 41 - Noodmaatregelen

1. Indien teeltmateriaal waarschijnlijk een ernstig risico voor de gezondheid van mensen, dieren of planten of voor het milieu inhoudt dat niet afdoende kan worden beheerst met door de betrokken lidstaat genomen maatregelen, treft de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen onverwijld passende tijdelijke noodmaatregelen. Die maatregelen kunnen bestaan uit bepalingen waarbij het op de markt aanbieden van het betrokken teeltmateriaal wordt beperkt of verboden, afhankelijk van de ernst van de situatie.

2. De Commissie mag de in lid 1 bedoelde maatregelen op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat nemen. Zij worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

3. Wanneer er naar behoren gerechtvaardigde, urgente dwingende redenen bestaan om een ernstig risico voor de gezondheid van de mens aan te pakken, stelt de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast volgens de in artikel 141, lid 4, bedoelde procedure.

4. Wanneer een lidstaat de Commissie officieel in kennis stelt van de noodzaak om noodmaatregelen te nemen en de Commissie niet overeenkomstig lid 1 heeft gehandeld, mag die lidstaat passende tijdelijke noodmaatregelen vaststellen. Die maatregelen kunnen bestaan uit bepalingen waarbij het op de markt aanbieden van het betrokken teeltmateriaal op het grondgebied van die lidstaat wordt beperkt of verboden, afhankelijk van de ernst van de situatie. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie onverwijld van de vastgestelde maatregelen in kennis, met opgave van de redenen die tot zijn besluit hebben geleid.

5. De Commissie mag door middel van uitvoeringshandelingen besluiten dat de in lid 4 bedoelde nationale tijdelijke maatregelen moeten worden ingetrokken of gewijzigd. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. De betrokken lidstaat mag zijn nationale tijdelijke noodmaatregelen handhaven tot de datum van toepassing van de in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen.

6. Dit artikel is van toepassing onverminderd eventuele maatregelen die zijn vastgesteld krachtens artikel 23, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG of artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, waarbij de teelt van genetisch gemodificeerde organismen wordt verboden of beperkt.

Artikel 42 - Tijdelijke experimenten

1. De Commissie mag door middel van uitvoeringshandelingen besluiten dat tijdelijke experimenten worden opgezet om betere alternatieven voor in of krachtens dit deel vastgestelde maatregelen te vinden. Die uitvoeringshandelingen mogen voorzien in afwijkingen van het bepaalde in dit deel. Zij worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. In de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden de betrokken geslachten of soorten, de voorwaarden voor de experimenten per geslacht of soort, de duur van de experimenten en de verplichtingen inzake monitoring en verslaglegging van de deelnemende lidstaten vastgesteld. Zij houden rekening met de ontwikkeling van de technieken voor vermeerdering, productie en controle van het betrokken teeltmateriaal.

3. De duur van een experiment bedraagt niet meer dan zeven groeicycli van het betrokken teeltmateriaal en in elk geval niet meer dan zeven jaar.

HOOFDSTUK VI - Invoer uit en uitvoer naar derde landen

Afdeling 1 - Invoer


Artikel 43 - Invoer op grond van EU-gelijkwaardigheid

Teeltmateriaal mag alleen uit derde landen worden ingevoerd als krachtens artikel 44 is vastgesteld dat het voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften die gelden voor teeltmateriaal dat in de Unie geproduceerd en op de markt aangeboden wordt.

Artikel 44 - Gelijkwaardigheidsbesluit van de Commissie

1. De Commissie mag door middel van uitvoeringshandelingen besluiten of in een derde land, of bepaalde gebieden van een derde land, geproduceerd teeltmateriaal van specifieke geslachten, soorten of categorieën voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften die gelden voor teeltmateriaal dat in de Unie geproduceerd en op de markt aangeboden is, aan de hand van:

a) een grondig onderzoek van de informatie en gegevens die het betrokken derde land heeft verstrekt krachtens artikel 124, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert the number of the Regulation on official controls], en

b) een bevredigend resultaat van een controle die is uitgevoerd krachtens artikel 119, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert the number of the Regulation on official controls].

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde besluiten gaat de Commissie na of:

a) de in het derde land uitgevoerde controles op de instandhouding van het ras dezelfde waarborgen bieden als de in artikel 86 vastgestelde controles, indien rassen die in een nationaal rassenregister of het EU-rassenregister geregistreerd zijn, in het betrokken derde land in stand gehouden moeten worden, en

b) de voorschriften in het derde land betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal:

i) dezelfde waarborgen bieden als de productievoorschriften in bijlage II, deel A, en de krachtens artikel 16, lid 2, vastgestelde voorschriften;

ii) dezelfde waarborgen bieden als de kwaliteitsvoorschriften in bijlage II, deel B, en de krachtens artikel 16, lid 2, vastgestelde voorschriften;

iii) dezelfde waarborgen bieden als de certificeringsregelingen in bijlage II, deel C, en de krachtens artikel 20, lid 1, vastgestelde voorschriften;

iv) dezelfde waarborgen bieden als de overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls] uitgevoerde controles.

3. Voor de vaststelling van de in lid 1 bedoelde besluiten mag de Commissie artikel 71 van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls] toepassen betreffende de goedkeuring van door het derde land uitgevoerde controles voorafgaande aan de uitvoer.

            Artikel 45 Bij invoer te verstrekken informatie

1. Uit derde landen ingevoerd teeltmateriaal wordt op de markt aangeboden met de volgende informatie:

a) een vermelding dat het betrokken teeltmateriaal 'voldoet aan de regelgeving en normen van de EU';

b) de soort, het ras, de categorie en het partijnummer van het teeltmateriaal;

c) de datum van officiële sluiting, indien het materiaal in recipiënten, verpakkingen of bundels op de markt aangeboden wordt;

d) het derde land van productie en de desbetreffende bevoegde autoriteit;

e) indien van toepassing, het laatste derde land waaruit het teeltmateriaal wordt ingevoerd;

f) het opgegeven netto- of brutogewicht van het ingevoerde teeltmateriaal of het opgegeven aantal ingevoerde partijen teeltmateriaal;

g) de persoon die het teeltmateriaal invoert.

2. De in lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt:

a) in het geval van prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal, in een officieel document of op een aanvullend officieel etiket;

b) in het geval van standaardmateriaal, op het etiket van de exploitant.

Afdeling 2 - Uitvoer


Artikel 46 - Uitvoer uit de Unie

1. Indien de uitvoer van teeltmateriaal naar een derde land onder een overeenkomst met dat derde land valt, moet die uitvoer in overeenstemming zijn met die overeenkomst.

2. Indien de uitvoer van teeltmateriaal naar een derde land niet onder een overeenkomst met dat derde land valt, moet die uitvoer plaatsvinden overeenkomstig de regelgeving van het derde land waarnaar het teeltmateriaal wordt uitgevoerd.

3. Indien de uitvoer van teeltmateriaal naar een derde land niet valt onder een overeenkomst met een derde land en evenmin onder de regelgeving van het derde land waarnaar het teeltmateriaal wordt uitgevoerd, zijn de voorschriften voor de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal op het grondgebied van de Unie, zoals vervat in de artikelen 13 tot en met 42, van toepassing.

TITEL III - Productie en op de markt aanbieden van teeltmateriaal van niet in de lijst van bijlage I opgenomen geslachten of soorten

Artikel 47 - Toepassingsgebied

Deze titel is van toepassing op de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal van geslachten en soorten die niet in de lijst van bijlage I zijn opgenomen.

Artikel 48 - Basisvoorschriften

1. Teeltmateriaal wordt geproduceerd en op de markt aangeboden overeenkomstig de volgende voorschriften:

a) het moet visueel vrij zijn van gebreken die aan de bruikbaarheid ervan voor het beoogde doel afbreuk kunnen doen;

b) het moet een goede groeikracht en de juiste afmetingen hebben, in overeenstemming met de betrokken geslachten en soorten, zodat het bruikbaar is voor het beoogde doel;

c) in het geval van zaad moet dit voldoende kiemkracht hebben, in overeenstemming met de betrokken geslachten en soorten, zodat er na het zaaien voldoende planten per oppervlakte-eenheid uit groeien en bij de productie een maximale opbrengst en kwaliteit worden verkregen;

d) indien het onder verwijzing naar een ras op de markt wordt aangeboden, moet het voldoende rasecht en raszuiver zijn, in overeenstemming met de betrokken geslachten en soorten, zodat de gebruikers een geïnformeerde keuze kunnen maken;

e) het moet nagenoeg vrij zijn van, althans met het blote oog waarneembare, schadelijke organismen die de kwaliteit van het teeltmateriaal aantasten, dan wel tekenen of symptomen daarvan die de bruikbaarheid van het teeltmateriaal schaden.

2. De overeenstemming met de in lid 1, onder a) tot en met e), genoemde voorschriften wordt beoordeeld in het licht van de toepasselijke internationale aanbevelingen inzake normen:

a) de 'Seed Scheme Rules and Regulations' van de OESO;

b) de normen voor pootaardappelen van de VN/ECE;

c) de voorschriften voor bemonstering en tests van de International Seed Testing Association (ISTA) voor de betrokken geslachten en soorten;

d) de voorschriften van de EPPO.

3. Indien voor de betrokken geslachten of soorten geen internationale aanbevelingen inzake normen bestaan, wordt de overeenstemming met lid 1, onder a), tot en met e), beoordeeld in het licht van de desbetreffende nationale normen van de lidstaten, indien het teeltmateriaal voor het eerst op de markt wordt aangeboden.

4. Teeltmateriaal wordt in partijen op de markt aangeboden. Indien uit een aantal partijen teeltmateriaal van verschillende oorsprong tijdens de verpakking, de opslag, het vervoer of bij aflevering een nieuwe partij wordt gevormd, houdt de professionele exploitant een administratie bij met gegevens over de samenstelling en oorsprong van de afzonderlijke bestanddelen van de nieuwe partijen.

Indien een partij wordt gesplitst, houdt de professionele exploitant een administratie bij van elke nieuwe partij en de oorsprong ervan.

Artikel 49 - Etikettering

1. Wanneer teeltmateriaal op de markt aangeboden wordt, gaat het vergezeld van een etiket dat de in bijlage III, deel B, aangegeven informatie bevat.

2. Het in lid 1 bedoelde etiket wordt vervaardigd door de professionele exploitant en moet duidelijk en onuitwisbaar zijn. Het wordt op de buitenkant van de verpakking, recipiënt of bundel teeltmateriaal aangebracht. Het wordt afgedrukt in ten minste een van de officiële talen van de Unie.

3. Wanneer teeltmateriaal in de handel wordt gebracht met een verwijzing naar geslachten of soorten en niet naar een ras, vermeldt de professionele exploitant op het in lid 1 bedoelde etiket de soort of groep soorten op zodanige wijze dat verwarring met een rasnaam wordt voorkomen.

4. De kleur en vorm van het etiket moeten duidelijk verschillen van de kleur en vorm van de in artikel 19, lid 1, bedoelde officiële etiketten.

5. Dit artikel is van toepassing onverminderd artikel 49, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 betreffende de begeleidende etiketten en documenten van behandeld zaaizaad in de zin van die verordening.

Artikel 50 - Op de markt aanbieden onder verwijzing naar rassen

1. Teeltmateriaal mag alleen onder verwijzing naar een ras op de markt aangeboden worden in de volgende gevallen:

a) het ras is wettelijk beschermd uit hoofde van een kwekersrecht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2100/94 of nationale bepalingen;

b) het ras is geregistreerd in een nationaal rassenregister als bedoeld in artikel 51 of in het in artikel 52 bedoelde EU-rassenregister;

c) het ras is met een officiële of officieel erkende beschrijving en een benaming opgenomen in een andere publieke of private lijst.

2. Teeltmateriaal dat krachtens lid 1, onder a) of b), op de markt wordt aangeboden, heeft in alle lidstaten dezelfde rasbenaming.

Indien het ras niet door een kwekersrecht wordt beschermd of krachtens titel IV geregistreerd is, zoals bedoeld in lid 1, onder a) respectievelijk b), maar met een officiële of officieel erkende beschrijving en een rasbenaming is opgenomen in een publieke of private lijst als bedoeld in lid 1, onder b) en c), mag de professionele exploitant het Bureau om advies vragen betreffende de geschiktheid van de benaming in de zin van artikel 64. Naar aanleiding van dat verzoek doet het Bureau de aanvrager een aanbeveling inzake de geschiktheid van de rasbenaming, zoals door de aanvrager verzocht, met inachtneming van de voorschriften van artikel 64.

TITEL IV Registratie van rassen in nationale rassenregisters en het EU‑rassenregister

HOOFDSTUK I Instelling van nationale rassenregisters en het EU‑rassenregister

Artikel 51 - Instelling van nationale rassenregisters

1. Elke lidstaat stelt één nationaal register van rassen en klonen (hierna 'nationaal rassenregister' genoemd) op, maakt dit bekend en houdt het bij.

2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de vorm van de nationale rassenregisters vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 52 - Instelling van een EU-rassenregister

1. Het Bureau stelt één register van rassen en klonen (hierna 'EU-rassenregister' genoemd) op, maakt dit bekend en houdt het bij.

Het EU-rassenregister omvat:

a) rassen en klonen die rechtstreeks in het EU-rassenregister zijn geregistreerd overeenkomstig hoofdstuk V, en

b) rassen en klonen die in nationale rassenregisters zijn geregistreerd overeenkomstig hoofdstuk IV en waarvan door de lidstaten aan het Bureau is kennisgegeven overeenkomstig hoofdstuk VI.

2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de vorm van het EU‑rassenregister vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK II Inhoud van de nationale rassenregisters en het EU‑rassenregister

Artikel 53 - Gegevens over rassen

1. Voor rassen omvatten de nationale rassenregisters en het EU-rassenregister ten minste:

a) de naam van het geslacht of de soort waartoe het ras behoort;

b) de benaming van het ras en, voor rassen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening op de markt aangeboden zijn, eventuele synoniemen;

c) de naam en in voorkomend geval het referentienummer van de aanvrager;

d) de datum van registratie van het ras en in voorkomend geval van de verlenging van de registratie;

e) de datum waarop de geldigheid van de registratie verloopt;

f) de officiële beschrijving van het ras of, indien van toepassing, de officieel erkende beschrijving van het ras met een vermelding van de regio of regio's waar het ras vanouds is geteeld en waaraan het zich op natuurlijke wijze heeft aangepast (de regio of regio's van oorsprong);

g) de naam van de professionele exploitant die voor de instandhouding van het ras verantwoordelijk is;

h) indien van toepassing, de vermelding dat het ras een genetisch gemodificeerd organisme bevat;

i) indien van toepassing, de vermelding dat het ras een kruisingspartner van een ander geregistreerd ras is;

j) indien van toepassing, de vermelding dat het teeltmateriaal dat tot het ras behoort, alleen in de vorm van onderstammen geproduceerd en op de markt aangeboden wordt;

k) indien van toepassing, een samenvatting van de resultaten van de onderzoeken betreffende voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 58 of duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 59.

2. Niettegenstaande lid 1, onder g), hoeven de namen van de professionele exploitanten niet in het register te worden vermeld als meerdere professionele exploitanten voor de instandhouding van het ras verantwoordelijk zijn. In dat geval wordt in de nationale rassenregisters en het EU-rassenregister vermeld welke bevoegde autoriteit beschikt over de lijst met de namen van de voor de instandhouding van het ras verantwoordelijke professionele exploitanten.

Artikel 54 - Gegevens over klonen

Voor klonen omvatten de nationale rassenregisters en het EU-rassenregister ten minste:

a) de naam van het geslacht of de soort waartoe de kloon behoort;

b) de referentie waaronder het ras waartoe de kloon behoort, in het nationale rassenregister of het EU-rassenregister is geregistreerd;

c) de benaming van het ras waartoe de kloon behoort en, voor rassen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening op de markt aangeboden zijn, eventuele synoniemen;

d) de datum van registratie van de kloon en in voorkomend geval van de verlenging van de registratie;

e) het einde van de geldigheidsduur van de registratie;

f) indien van toepassing, de vermelding dat het ras waartoe de kloon behoort, met een officieel erkende beschrijving is geregistreerd, inclusief de regio van oorsprong van dat ras;

g) indien van toepassing, de vermelding dat de kloon geheel of gedeeltelijk uit een genetisch gemodificeerd organisme bestaat.

Artikel 55 - Verdere in het EU-rassenregister op te nemen gegevens

In het geval van een ras of kloon waarvan door een lidstaat aan het Bureau kennis is gegeven overeenkomstig hoofdstuk VI, bevat het EU-rassenregister naast de krachtens de artikelen 53 en 54 vereiste gegeven:

a) de namen van de lidstaten die de desbetreffende nationale rassenregisters hebben ingesteld, en

b) de referentie waaronder het ras of de kloon in die nationale rassenregisters is geregistreerd;

HOOFDSTUK III Voorschriften voor de registratie van rassen in de nationale rassenregisters en het EU‑rassenregister

Afdeling 1 - Rassen


Artikel 56 - Voorschriften voor de registratie van rassen

1. Rassen mogen alleen overeenkomstig hoofdstuk IV in een nationaal rassenregister of overeenkomstig hoofdstuk V in het EU-rassenregister worden geregistreerd als zij aan de volgende voorschriften voldoen:

a) zij zijn voorzien van een benaming die krachtens artikel 64 als geschikt beschouwd wordt;

b) zij vormen geen onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van mensen, dieren en planten of voor het milieu;

c) als het ras tot een genetisch gemodificeerd organisme behoort, is dat genetisch gemodificeerde organisme voor de teelt toegelaten krachtens Richtlijn 2001/18/EG of Verordening (EG) nr. 1829/2003;

2. Om overeenkomstig hoofdstuk IV in een nationaal rassenregister te worden geregistreerd, moet een ras naast de voorschriften van lid 1 aan de volgende voorschriften voldoen:

a) zij zijn voorzien van een officiële beschrijving waaruit blijkt dat zij voldoen aan de voorschriften van de artikelen 60, 61 en 62 inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid, of van een officieel erkende beschrijving krachtens artikel 57;

b) indien zij behoren tot geslachten of soorten die van bijzonder belang zijn voor de bevredigende ontwikkeling van de landbouw in de Unie, als bedoeld in lid 5, hebben zij voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde overeenkomstig artikel 58;

c) indien zij behoren tot geslachten of soorten die van bijzonder belang zijn voor de duurzame ontwikkeling van de landbouw in de Unie, als bedoeld in lid 6, hebben zij duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde overeenkomstig artikel 59.

3. De voorschriften van lid 2, onder b) en c), zijn niet van toepassing op de volgende rassen:

a) rassen die alleen van een officieel erkende beschrijving voorzien zijn;

b) rassen die alleen gebruikt worden als kruisingspartners voor het creëren of produceren van andere rassen.

4. Om overeenkomstig hoofdstuk V in het EU-rassenregister te worden geregistreerd, moeten rassen naast de voorschriften van lid 1 aan de volgende voorschriften voldoen:

a) zij zijn voorzien van een officiële beschrijving waaruit blijkt dat zij voldoen aan de voorschriften van de artikelen 60, 61 en 62 inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid;

b) zij behoren niet tot geslachten of soorten die van bijzonder belang zijn voor de bevredigende ontwikkeling van de landbouw in de Unie, als bedoeld in lid 5;

c) indien zij behoren tot geslachten of soorten die van bijzonder belang zijn voor de duurzame ontwikkeling van de landbouw in de Unie, als bedoeld in lid 6, hebben zij duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde overeenkomstig artikel 59;

d) zij worden niet uitsluitend gebruikt als kruisingspartners voor het creëren of produceren van andere rassen.

5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter opstelling van een lijst van geslachten of soorten die van bijzonder belang zijn voor de bevredigende ontwikkeling van de landbouw in de Unie. Die lijst van geslachten of soorten wordt opgesteld overeenkomstig de criteria in bijlage IV, deel A.

6. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter opstelling van een lijst van geslachten of soorten die van bijzonder belang zijn voor de duurzame ontwikkeling van de landbouw in de Unie. Die lijst van geslachten of soorten wordt opgesteld overeenkomstig de criteria in bijlage IV, deel B.

Artikel 57 - Registratie van rassen die van een officieel erkende beschrijving voorzien zijn

1. Een ras mag in een nationaal rassenregister worden geregistreerd op basis van een officieel erkende beschrijving indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) indien het ras niet eerder in een nationaal rassenregister of het EU-rassenregister is geregistreerd en teeltmateriaal van dat ras vóór de inwerkingtreding van deze verordening op de markt aangeboden is;

b) indien het ras eerder in een nationaal rassenregister of het EU-rassenregister is geregistreerd op basis van een technisch onderzoek krachtens artikel 71, maar meer dan vijf jaar voor de indiening van de huidige aanvraag uit die registers is geschrapt en niet zou voldoen aan de voorschriften van de artikelen 60, 61 en 62 en, indien van toepassing, artikel 58, lid 1, en artikel 59, lid 1.

2. Om op basis van een officieel erkende beschrijving te worden geregistreerd, moet een ras naast de voorwaarden van lid 1 aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) het is geproduceerd in de regio of regio's van oorsprong;

b) het is niet als ras met een officiële beschrijving in een nationaal rassenregister of het EU-rassenregister opgenomen;

c) het wordt niet beschermd door een EU-kwekersrecht als bedoeld in artikel 62 van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad, of door een nationaal kwekersrecht, en er is geen aanvraag voor een dergelijk recht in behandeling.

3. Na de registratie van een ras in een nationaal rassenregister krachtens lid 2, onder a), mogen de bevoegde autoriteiten nog andere regio's van oorsprong voor dat ras goedkeuren.

4. De officieel erkende beschrijving voldoet aan de volgende voorschriften:

a) zij is gebaseerd op informatie, voor zover beschikbaar, van voor plantaardige genetische hulpbronnen bevoegde autoriteiten of van ter zake door de lidstaten erkende organisaties, en

b) de exactheid van de beschrijving wordt gestaafd door de resultaten van eerdere officiële inspecties of niet-officiële onderzoeken en de door praktische ervaring bij de teelt, de vermeerdering en het gebruik verkregen kennis.

Artikel 58 - Voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde

1. Voor de toepassing van artikel 56, lid 2, onder b), wordt een ras geacht voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde te bezitten wanneer de kenmerken ervan ten opzichte van andere onder vergelijkbare agroklimatologische omstandigheden en productiesystemen onderzochte rassen, ten minste voor de productie in een bepaald gebied, globaal genomen een duidelijke verbetering bieden, hetzij voor de teelt in het algemeen, hetzij voor het specifieke gebruik dat van de gewassen of de daaruit verkregen producten kan worden gemaakt.

2. De lidstaten stellen voorschriften vast voor de onderzoeken betreffende voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde van de in hun nationale rassenregister te registreren rassen. Die voorschriften betreffen de kenmerken van de rassen op een of meer van de volgende gebieden:

a) kwaliteits- en agronomische kenmerken, waaronder opbrengsten;

b) de geschiktheid voor de teelt in robuuste en weinig productiemiddelen vergende productiesystemen, onder andere voor de biologische landbouw.

Elke lidstaat maakt die voorschriften bekend en stelt het Bureau, de Commissie en de andere lidstaten ervan in kennis.

Artikel 59 - Duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde

1. Voor de toepassing van artikel 56, lid 2, onder c), en lid 3, onder c), wordt een ras geacht duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde te bezitten wanneer de kenmerken ervan ten opzichte van andere onder vergelijkbare agroklimatologische omstandigheden en productiesystemen onderzochte rassen, ten minste voor de gevoeligheid voor plaagorganismen, behoefte aan productiemiddelen, risico op ongewenste stoffen of aanpassing aan uiteenlopende agroklimatologische omstandigheden globaal genomen een duidelijke verbetering bieden, hetzij voor de teelt in het algemeen, hetzij voor het specifieke gebruik dat van de gewassen of de daaruit verkregen producten kan worden gemaakt.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met voorschriften betreffende de onderzoeken betreffende duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde van de rassen. Die voorschriften betreffen de kenmerken van de rassen op een of meer van de volgende gebieden:

a) de resistentie tegen plaagorganismen;

b) een geringe behoefte aan specifieke productiemiddelen;

c) een verlaagd gehalte aan ongewenste stoffen, of

d) een betere aanpassing aan uiteenlopende agroklimatologische omstandigheden.

Bij die voorschriften wordt waar van toepassing rekening gehouden met de beschikbare technische protocollen.

Artikel 60 - Onderscheidbaarheid

1. In het kader van de in artikel 56, lid 2, onder a), en lid 3, onder a), bedoelde officiële beschrijving wordt een ras als onderscheidbaar aangemerkt, indien het door de expressie van de kenmerken die voortvloeit uit een bepaald genotype of een combinatie van genotypen, duidelijk te onderscheiden is van elk ander ras waarvan het bestaan op de overeenkomstig artikel 70 vastgestelde datum van indiening van de aanvraag algemeen bekend is.

2. Het bestaan van een ander ras als bedoeld in lid 1 wordt met name als algemeen bekend beschouwd, indien op de overeenkomstig artikel 70 vastgestelde datum van indiening van de aanvraag aan een of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) dat ras is opgenomen in een nationaal rassenregister of het EU-rassenregister;

b) er is een registratieaanvraag voor dat ras in een nationaal rassenregister krachtens artikel 66 of in het EU-rassenregister krachtens artikel 95, lid 1, ingediend, dan wel een aanvraag voor de verlening van een kwekersrecht voor dat ras in de Unie;

c) in de Unie is een officiële beschrijving van dat ras opgesteld en het technische onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig artikel 69, artikel 71 en, indien van toepassing, artikel 73.

3. Indien lid 2, onder c), van toepassing is, wordt de officiële beschrijving van het ras ter beschikking van de bevoegde autoriteiten en het Bureau gesteld door de persoon die verantwoordelijk is of de personen die verantwoordelijk zijn voor de technische onderzoeken op dat ras.

Artikel 61 - Homogeniteit

In het kader van de in artikel 56, lid 2, onder a), en lid 3, onder a), bedoelde officiële beschrijving wordt een ras als homogeen aangemerkt indien het, behoudens de variatie die kan worden verwacht van de bijzonderheden die eigen zijn aan de vermeerdering en het type ervan, voldoende homogeen is in de expressie van de relevante kenmerken die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek naar de onderscheidbaarheid, alsmede in de expressie van andere kenmerken die voor de officiële beschrijving van het ras worden gebruikt.

Artikel 62 - Bestendigheid

In het kader van de in artikel 56, lid 2, onder a), en lid 3, onder a), bedoelde officiële beschrijving wordt een ras als bestendig aangemerkt, indien de expressie van de kenmerken die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek naar de onderscheidbaarheid, alsmede van alle andere kenmerken die voor de rasbeschrijving worden gebruikt, onveranderd blijft na achtereenvolgende vermeerderingen of, in het geval van vermeerderingscycli, aan het eind van iedere cyclus.

Artikel 63 - Verleende kwekersrechten

Indien aan een ras een kwekersrecht is toegekend krachtens artikel 62 van Verordening (EG) nr. 2100/1994 of krachtens de wetgeving van een lidstaat, wordt dat ras geacht onderscheidbaar, homogeen en bestendig te zijn in het kader van de in artikel 56, lid 2, onder a), en lid 3, onder a), bedoelde officiële beschrijving en een geschikte rasbenaming te hebben in de zin van artikel 56, lid 1, onder a).

Artikel 64 - Rasbenamingen

1. Voor de toepassing van artikel 56, lid 1, onder a), wordt een rasbenaming niet geschikt geacht als:

a) het gebruik ervan op het grondgebied van de Unie inbreuk maakt op het oudere recht van een derde;

b) zij in het algemeen voor de gebruikers ervan moeilijk als rasbenaming herkenbaar en hanteerbaar is;

c) zij identiek is aan of kan worden verward met een rasbenaming waaronder een ander ras van dezelfde of van een nauw verwante soort in een nationaal rassenregister of het EU-rassenregister is opgenomen of waaronder materiaal van een ander ras in een lidstaat of een andere staat die lid is van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten op de markt is aangeboden, tenzij dat andere ras niet meer bestaat en de rasbenaming ervan geen bijzondere betekenis heeft verkregen;

d) zij identiek is aan of kan worden verward met andere benamingen die algemeen bij het op de markt aanbieden van goederen worden gebruikt of die op grond van andere wetgeving van de Unie vrij gehouden moeten worden;

e) zij in een van de lidstaten aanstootgevend kan zijn of strijdig is met de openbare orde;

f) zij misleidend kan zijn of verwarring kan veroorzaken met betrekking tot de kenmerken, de waarde of de identiteit van het ras, of de identiteit van de kweker.

2. Onverminderd lid 1 wordt, indien het ras al in andere nationale rassenregisters of in het EU-rassenregister is geregistreerd, de benaming alleen geschikt geacht als zij identiek is aan de benaming die in die registraties wordt gehanteerd.

3. Lid 2 is niet van toepassing indien:

a) de benaming in een of meer lidstaten misleidend of verwarrend kan werken wat het ras betreft, of

b) een recht van een derde het vrije gebruik van die benaming voor het betrokken ras in de weg staat.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met specifieke voorschriften betreffende de geschiktheid van rasbenamingen. Die voorschriften kunnen betrekking hebben op:

a) de relatie van die benamingen met handelsbenamingen;

b) de relatie van die benamingen met geografische aanduidingen of oorsprongsbenamingen voor landbouwproducten;

c) schriftelijke toestemming van de houders van oudere rechten om beletsels ten aanzien van de geschiktheid van een benaming weg te nemen;

d) specifieke criteria om te bepalen of een benaming misleidend of verwarrend is als bedoeld in lid 1, onder f), en

e) het gebruik van een benaming in de vorm van een code.

Afdeling 2 - Klonen


Artikel 65 - Voorschriften voor de registratie van klonen

1. Een kloon mag alleen in een nationaal rassenregister of in het EU-rassenregister worden opgenomen als hij aan de volgende voorschriften voldoet:

a) hij behoort tot geslachten of soorten die van bijzonder belang zijn voor bepaalde martksectoren en in de krachtens lid 3 opgestelde lijst zijn vermeld;

b) hij behoort tot een ras dat overeenkomstig hoofdstuk IV in een nationaal rassenregister of overeenkomstig hoofdstuk V in het EU-rassenregister is geregistreerd;

c) hij is ontstaan door genetische selectie;

d) hij is voorzien van een geschikte benaming.

2. Om te bepalen of een benaming geschikt is in de zin van lid 1, onder d), van dit artikel is artikel 64 van overeenkomstige toepassing. Verwijzingen naar rassen in artikel 64 worden gelezen als verwijzingen naar klonen.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter opstelling van een lijst van geslachten of soorten waarvan de klonen van bijzonder belang zijn voor bepaalde marktsectoren.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen om:

a) te bepalen dat klonen die tot bepaalde geslachten of soorten behoren een selectie op gezondheid moeten ondergaan om in een nationaal rassenregister of het EU-rassenregister te worden opgenomen, en

b) voorschriften voor de onder a) bedoelde selectie op gezondheid vast te stellen.

HOOFDSTUK IV - Procedures betreffende nationale rassenregisters

Afdeling 1 - Rasregistratieprocedures


Artikel 66 - Indiening van aanvragen

1. Eenieder mag bij de bevoegde autoriteit een aanvraag om registratie van een ras in het nationale rassenregister indienen.

2. De in lid 1 bedoelde aanvraag wordt schriftelijk ingediend. Die indiening mag langs elektronische weg plaatsvinden.

Artikel 67 - Inhoud van de aanvragen

1. De aanvraag om registratie van een ras in een nationaal rassenregister bevat de volgende elementen:

a) een verzoek om registratie;

b) de identificatie van het botanische taxon (geslacht of soort) waartoe het ras behoort;

c) het referentienummer van de aanvrager, indien van toepassing, en diens naam en adres, of in voorkomend geval, de namen en adressen van de gezamenlijke aanvragers, en de bewijzen van aanstelling van een eventuele vertegenwoordiger voor de procedure;

d) een voorlopige benaming;

e) de naam en het adres van de persoon die voor de instandhouding van het ras verantwoordelijk is en, indien van toepassing, diens referentienummer;

f) een beschrijving van de voornaamste kenmerken van het ras en, indien beschikbaar, een ingevulde technische vragenlijst;

g) een beschrijving van de procedure voor de instandhouding van het ras;

h) de geografische oorsprong van het ras;

i) informatie over een eventuele registratie van het ras in een ander nationaal rassenregister of het EU-rassenregister en over een eventuele in behandeling zijnde aanvraag om registratie in die registers waar de aanvrager weet van heeft;

j) als het ras geheel of gedeeltelijk bestaat uit een genetisch gemodificeerd organisme, het bewijs dat dat genetisch gemodificeerde organisme voor de teelt is toegelaten krachtens Richtlijn 2001/18/EG of Verordening (EG) nr. 1829/2003;

k) indien de aanvraag is gebaseerd op een officieel erkende beschrijving van het ras, een dossier met die beschrijving en een document of publicatie ter staving van die beschrijving;

l) in het geval van een aanvraag met betrekking tot rassen waarvoor een kwekersrecht is verleend als bedoeld in artikel 63, het bewijs dat het ras door zo'n kwekersrecht beschermd wordt, met de bijbehorende officiële beschrijving;

m) indien van toepassing, de verklaring dat het ras voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 58, lid 1, en/of duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 59, lid 1, heeft.

2. Bij de aanvraag om registratie van een ras in een nationaal rassenregister wordt een in kwalitatief en kwantitatief opzicht voldoende monster van het ras verstrekt, zoals nader bepaald door de bevoegde autoriteit.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met nadere elementen die in de aanvraag moeten worden opgenomen voor bepaalde geslachten of soorten, in verband met de bijzondere kenmerken van de rassen die tot die geslachten of soorten behoren.

Artikel 68 - Vorm van de aanvragen

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de vorm van de in artikel 66 bedoelde aanvraag vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 69 - Formeel onderzoek van de aanvraag

1. De bevoegde autoriteit registreert elke door haar ontvangen aanvraag om registratie in het nationale rassenregister en voert een formeel onderzoek van die aanvraag uit. Bij het formele onderzoek van de aanvraag wordt nagegaan of de aanvraag voldoet aan:

a) de inhoudelijke voorschriften van artikel 67, en

b) de krachtens artikel 68 vastgestelde vorm.

2. Indien de aanvraag niet aan de voorschriften van artikel 67 of de krachtens artikel 68 vastgestelde vorm voldoet, stelt de bevoegde autoriteit de aanvrager in de gelegenheid om de aanvraag binnen een bepaalde termijn te corrigeren.

Artikel 70 - Datum van de aanvraag

De datum van de registratieaanvraag is de datum waarop een aanvraag die aan de inhoudelijke voorschriften van artikel 67 en de krachtens artikel 68 vastgestelde vorm voldoet, bij de bevoegde autoriteit is ingediend.

Artikel 71 - Technisch onderzoek

1. Indien de aanvraag na het formele onderzoek blijkt te voldoen aan de inhoudelijke voorschriften van artikel 67 en de krachtens artikel 68 vastgestelde vorm, wordt een technisch onderzoek van het ras uitgevoerd teneinde een officiële beschrijving op te stellen.

2. Bij het in lid 1 bedoelde technische onderzoek wordt nagegaan of:

a) wordt voldaan aan de voorschriften van de artikelen 60, 61 en 62 inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van het ras;

b) het ras, indien van toepassing, voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 58, lid 1, en duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 59, lid 1, heeft.

3. Het in lid 1 bedoelde technische onderzoek wordt uitgevoerd door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de in artikel 74 bedoelde voorschriften.

Indien de aanvrager de bevoegde autoriteit daarom verzoekt, mag het technische onderzoek geheel of gedeeltelijk door de aanvrager worden uitgevoerd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 73 en de in artikel 74 bedoelde voorschriften.

4. Indien er al een door het Bureau of een bevoegde autoriteit opgestelde officiële beschrijving van het ras beschikbaar is, besluit de bevoegde autoriteit dat het in lid 1 bedoelde technische onderzoek niet nodig is.

5. In afwijking van lid 4 mag de bevoegde autoriteit besluiten dat het in lid 1 bedoelde technische onderzoek nodig is als het gaat om een ras waarvoor om registratie is verzocht krachtens artikel 57, lid 1, onder b).

Artikel 72 - Audit van de werklocatie en de organisatie van de bevoegde autoriteit

1. De bevoegde autoriteit mag het in artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek alleen uitvoeren als haar werklocatie, die voor dat doel bestemd moet zijn, en haar organisatie door het Bureau zijn geauditeerd.

Bij de audit wordt nagegaan of de werklocatie en de organisatie van de bevoegde autoriteit geschikt zijn om het technische onderzoek uit te voeren ten aanzien van:

a) de naleving van de voorschriften van de artikelen 60, 61 en 62 inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid, en

b) de naleving van de voorschriften betreffende duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 59, lid 1.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met voorschriften voor de in lid 1 bedoelde audit.

3. Op basis van de in lid 1 bedoelde audit kan het Bureau de bevoegde autoriteit zo nodig aanbevelen stappen te nemen om de geschiktheid van haar werklocatie en organisatie te waarborgen. Naar aanleiding van de in lid 1 bedoelde audit kan het Bureau verdere audits uitvoeren en zo nodig de bevoegde autoriteit corrigerende maatregelen aanbevelen om de geschiktheid van haar werklocatie en organisatie te waarborgen.

Artikel 73 - Technisch onderzoek door de aanvrager

1. De aanvrager mag het in artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek alleen dan geheel of gedeeltelijk zelf uitvoeren als hij daarvoor toestemming heeft gekregen van de bevoegde autoriteit. Het door de aanvrager uitgevoerde onderzoek wordt uitgevoerd op een specifieke daarvoor bestemde werklocatie.

2. Voordat de toestemming voor het uitvoeren van het technische onderzoek wordt verleend, voert de bevoegde autoriteit een audit van de werklocatie en de organisatie van de aanvrager uit. Bij de audit wordt nagegaan of de werklocatie en organisatie geschikt zijn om het technische onderzoek uit te voeren ten aanzien van:

a) de naleving van de voorschriften van de artikelen 60, 61 en 62 inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid, en

b) de naleving van de voorschriften betreffende voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 58, lid 1;

c) de naleving van de voorschriften betreffende duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 59, lid 1.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met voorschriften voor de in lid 2 bedoelde audit.

4. Op basis van de in lid 1 bedoelde audit kan het Bureau de aanvrager zo nodig aanbevelen stappen te nemen om de geschiktheid van zijn werklocatie en organisatie te waarborgen.

5. Naar aanleiding van de in lid 1 bedoelde toestemming en audit kan de bevoegde autoriteit verdere audits uitvoeren en zo nodig de aanvrager binnen een vastgestelde termijn corrigerende maatregelen betreffende zijn werklocatie en organisatie aanbevelen.

Indien de bevoegde autoriteit concludeert dat de werklocatie en organisatie van de aanvrager niet geschikt zijn, kan zij de in lid 1 bedoelde toestemming intrekken of wijzigen.

Artikel 74 - Aanvullende voorschriften voor technische onderzoeken

1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de voorschriften voor technische onderzoeken in de artikelen 71, 72 en 73. Die gedelegeerde handelingen kunnen betrekking hebben op:

a) de kwalificatie, opleiding en werkzaamheden van het personeel van de bevoegde autoriteit, of van de aanvrager, voor de uitvoering van het in artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek;

b) de benodigde uitrusting, met inbegrip van laboratoria voor de kenmerken wat betreft ziekteresistentie, om het technische onderzoek uit te voeren;

c) de opstelling van een referentiecollectie van rassen om de onderscheidbaarheid te beoordelen, en het opslagbeheer van die referentiecollectie;

d) de opstelling van kwaliteitsbeheerssystemen, inclusief de registratie van de activiteiten en protocollen of richtsnoeren, voor gebruik bij het technische onderzoek;

e) de uitvoering van veldproeven en laboratoriumtests voor bepaalde geslachten of soorten;

In die gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met de beschikbare wetenschappelijke en technische protocollen.

2. Indien geen voorschriften zijn vastgesteld krachtens lid 1, worden de technische onderzoeken uitgevoerd overeenkomstig nationale protocollen wat betreft de in lid 1, onder a) tot en met e), genoemde aspecten.

Artikel 75 - Vertrouwelijkheid

1. Indien in het kader van het in artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek een onderzoek van de genealogische bestanddelen nodig is, worden de resultaten van dat onderzoek en de beschrijving van de genealogische bestanddelen op verzoek van de aanvrager vertrouwelijk behandeld.

2. Als het gaat om rassen van teeltmateriaal die uitsluitend voor de productie van landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden bestemd zijn, worden de resultaten van het in artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek en het beoogde gebruik van die rassen op verzoek van de aanvrager vertrouwelijk behandeld.

Artikel 76 - Voorlopig onderzoeksverslag en voorlopige officiële beschrijving

1. Naar aanleiding van het in artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek stelt de bevoegde autoriteit een voorlopig onderzoeksverslag op, alsmede, indien zij van oordeel is dat aan de voorschriften inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid als bedoeld in de artikelen 60, 61 en 62 is voldaan, een voorlopige officiële beschrijving van het ras op basis van dat verslag.

2. In het voorlopige onderzoeksverslag mag worden verwezen naar bevindingen van andere onderzoeksverslagen die voor het desbetreffende ras door de betrokken bevoegde autoriteit, andere bevoegde autoriteiten of het Bureau zijn opgesteld.

3. De bevoegde autoriteit deelt het voorlopige onderzoeksverslag en de voorlopige officiële beschrijving van het ras aan de aanvrager mee.

4. Indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat het onderzoeksverslag geen voldoende grondslag voor het nemen van een besluit over de registratie van het ras vormt, voert zij uit eigen beweging, na raadpleging van de aanvrager, of op verzoek van de aanvrager, een aanvullend onderzoek uit. Alle aanvullende onderzoeken die worden uitgevoerd totdat een besluit krachtens artikel 79, lid 1, is genomen, worden beschouwd als deel uitmakend van het in artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek.

Artikel 77 - Onderzoeksverslag en officiële beschrijving

1. Na de aanvrager in de gelegenheid te hebben gesteld opmerkingen te maken over het voorlopige onderzoeksverslag en de voorlopige officiële beschrijving stelt de bevoegde autoriteit een definitief onderzoeksverslag en een definitieve officiële beschrijving op.

2. De bevoegde autoriteiten stellen de onderzoeksverslagen naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek ter beschikking aan derden, met inachtneming van de bepalingen van de lidstaten en de Unie inzake gegevensbescherming en de toepasselijke voorschriften inzake vertrouwelijkheid.

Artikel 78 - Onderzoek van de benaming

1. Na het in artikel 69 bedoelde formele onderzoek van de aanvraag en voordat een ras krachtens artikel 79 in een nationaal rassenregister wordt geregistreerd, raadpleegt de bevoegde autoriteit het Bureau over de door de aanvrager voorgestelde rasbenaming.

2. Het Bureau doet de bevoegde autoriteit een aanbeveling inzake de geschiktheid van de door de aanvrager voorgestelde rasbenaming, overeenkomstig de voorschriften van artikel 64. De bevoegde autoriteit stelt de aanvrager van die aanbeveling in kennis.

Artikel 79 - Besluit inzake registratie

1. Indien op grond van de in de artikelen 66 tot en met 78 vastgelegde procedure wordt geconcludeerd dat het ras voldoet aan de toepasselijke voorwaarden van artikel 56, besluit de bevoegde autoriteit het ras in het nationale rassenregister te registreren.

2. De bevoegde autoriteit stelt een besluit tot weigering van registratie in het nationale rassenregister vast indien:

a) zij vaststelt dat niet is voldaan aan de toepasselijke voorschriften van artikel 56, of

b) de aanvrager niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen zoals vastgesteld in de artikelen 66 tot en met 74.

3. Besluiten tot weigering van registratie worden met redenen omkleed.

4. De bevoegde autoriteit doet de aanvrager een afschrift van het besluit als bedoeld in de leden 1 en 2 toekomen.

Artikel 80 - Al geregistreerde rassen en klonen

1. In afwijking van de artikelen 66 tot en met 79 registreren de bevoegde autoriteiten in hun nationale rassenregisters alle rassen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn toegelaten of geregistreerd in de door hun lidstaten opgestelde lijsten of registers krachtens artikel 3 van Richtlijn 2002/53/EG, artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2002/55/EG, artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2008/90/EG en artikel 5 van Richtlijn 68/193/EEG, en alle klonen die zijn geregistreerd krachtens artikel 5 van Richtlijn 68/193/EEG, artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2008/90/EG, hoofdstuk II van Richtlijn 2008/62/EG en hoofdstuk II, afdeling I, en hoofdstuk III, afdeling I, van Richtlijn 2009/145/EG.

2. Rassen die zijn toegelaten overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2008/62/EG en artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2009/145/EG worden in de nationale rassenregisters geregistreerd als rassen die van een officieel erkende beschrijving voorzien zijn.

Artikel 81 - Nieuwe benaming na registratie

Indien de bevoegde autoriteit na registratie van een ras vaststelt dat de benaming ten tijde van de registratie niet geschikt was in de zin van artikel 64, dient de aanvrager een aanvraag voor een nieuwe benaming in. De bevoegde autoriteit besluit over die aanvraag na raadpleging van het Bureau. De bevoegde autoriteit mag toestaan dat de eerdere benaming tijdelijk wordt gebruikt.

Afdeling 2 - Registratieduur en instandhouding van rassen


Artikel 82 - Geldigheidsduur van de registratie

1. De geldigheidsduur van de registratie van een ras in een nationaal rassenregister bedraagt dertig jaar.

2. Indien het ras geheel of gedeeltelijk bestaat uit een genetisch gemodificeerd organisme, is de registratie geldig zolang dat genetisch gemodificeerde organisme voor de teelt is toegelaten krachtens Richtlijn 2001/18/EG of Verordening (EG) nr. 1829/2003.

Artikel 83 - Duur van de verlenging

1. De registratie van een ras in een nationaal rassenregister kan telkens met dertig jaar worden verlengd overeenkomstig de in artikel 84 vastgelegde procedure en voorwaarden.

2. Indien het ras geheel of gedeeltelijk uit een genetisch gemodificeerd organisme bestaat, is de verlenging geldig zolang dat genetisch gemodificeerde organisme voor de teelt is toegelaten krachtens Richtlijn 2001/18/EG of Verordening (EG) nr. 1829/2003.

Artikel 84 - Procedure en voorwaarden voor de verlenging van een registratie

1. Eenieder die de registratie van een ras wenst te verlengen, dient daartoe niet eerder dan twaalf maanden voor en niet later dan zes maanden na de afloop van de in artikel 82 bedoelde geldigheidsduur een aanvraag in.

2. De aanvraag wordt schriftelijk ingediend. Die indiening mag langs elektronische weg plaatsvinden. Bij de aanvraag worden bewijsstukken gevoegd waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van de leden 3 en 4 is voldaan.

3. De registratie van een ras in een nationaal rassenregister wordt uitsluitend verlengd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) het ras voldoet nog steeds aan de voorschriften van artikel 56 en, indien van toepassing, artikel 57;

b) de bevoegde autoriteit stelt vast dat een persoon verantwoordelijk is voor de instandhouding van het ras overeenkomstig artikel 86.

4. De bevoegde autoriteit mag de registratie van een ras in een nationaal rassenregister verlengen zonder dat een aanvraag krachtens de leden 1 en 2 is ingediend, indien zij van oordeel is dat verlenging van de registratie in het belang is van een duurzame landbouwproductie en het behoud van de genetische diversiteit, mits aan de voorwaarden van lid 3 is voldaan.

Artikel 85 - Schrapping uit nationale rassenregisters

1. De bevoegde autoriteit besluit een ras uit het nationale rassenregister te schrappen in de volgende gevallen:

a) als de bevoegde autoriteit op grond van nieuwe aanwijzingen concludeert dat niet langer aan de voorschriften voor registratie van artikel 56 is voldaan;

b) als de aanvrager een verzoek om schrapping van het ras uit het nationale rassenregister heeft ingediend;

c) als de aanvrager de jaarlijkse vergoeding krachtens artikel 87, lid 1, onder e), niet betaalt;

d) als de voor de instandhouding van het ras verantwoordelijke persoon, als bedoeld in artikel 86, lid 1, daarom verzoekt, tenzij een andere persoon de instandhouding van het ras waarborgt;

e) als het ras niet langer overeenkomstig de voorschriften van artikel 86 in stand wordt gehouden;

f) als het ras in een derde land in stand wordt gehouden en dat land geen hulp heeft verleend bij de controles op die instandhouding krachtens artikel 86, lid 8;           

g) als bij de aanvraag onjuiste of misleidende inlichtingen zijn verstrekt ten aanzien van feiten op basis waarvan tot registratie is besloten;

h) als de aanvrager na afloop van de in artikel 84, lid 1, bedoelde termijn geen aanvraag om verlenging heeft ingediend en de in artikel 82, lid 1, genoemde geldigheidsduur is verlopen.

2. De bevoegde autoriteit mag op verzoek van de aanvrager toestaan dat een overeenkomstig lid 1, onder b), uit het nationale rassenregister geschrapt ras nog tot en met 30 juni van het derde jaar na de schrapping van het ras op de markt wordt aangeboden.

Dat verzoek moet uiterlijk worden ingediend op de datum waarop de geldigheid van de registratie verloopt.

3. Nadat een ras uit het nationale rassenregister is geschrapt, stelt de bevoegde autoriteit een monster van dat ras en de beschrijving ervan ter beschikking van een genenbank die bestemd is voor de instandhouding van genetische hulpbronnen.

Artikel 86 - Instandhouding van rassen

1. In een nationaal rassenregister geregistreerde rassen worden in stand gehouden door de aanvrager of door een andere persoon die in onderling overleg met de aanvrager optreedt. De aanvrager stelt de bevoegde autoriteit in kennis van die andere persoon.

2. Het ras wordt in stand gehouden overeenkomstig aanvaarde praktijken voor de desbetreffende geslachten, soorten of typen rassen.

3. De in lid 1 bedoelde personen houden een administratie bij betreffende de instandhouding van het ras. De bevoegde autoriteit moet te allen tijde de instandhouding van het ras aan de hand van die administratie kunnen controleren. Die administratie omvat ook de productie van prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd materiaal en standaardmateriaal, alsmede de productiestadia die aan prebasismateriaal voorafgaan.

4. Rassen die voorzien zijn van een officieel erkende beschrijving worden in hun regio of regio's van oorsprong in stand gehouden.

5. De bevoegde autoriteit voert controles uit op de wijze waarop rassen in stand worden gehouden en mag daartoe monsters van de betrokken rassen nemen.

6. Indien een bevoegde autoriteit constateert dat de voor de instandhouding van het ras verantwoordelijke persoon niet voldoet aan de leden 1 tot en met 4, stelt zij die persoon in de gelegenheid corrigerende maatregelen te nemen.

7. Indien een ras in stand wordt gehouden in een andere lidstaat dan de lidstaat waar het ras in het rassenregister is geregistreerd, helpen de bevoegde autoriteiten van beide lidstaten elkaar bij de controles betreffende de instandhouding van het ras.

8. Indien een ras in stand wordt gehouden in een derde land, vragen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat in wiens nationale rassenregister dat ras geregistreerd is, de autoriteiten van het derde land om hulp bij de controles op de instandhouding van het ras.

Afdeling 3 - Registratievergoedingen


Artikel 87 - Registratievergoedingen

1. De bevoegde autoriteiten brengen vergoedingen in rekening ter dekking van de kosten van de volgende werkzaamheden:

a) het in artikel 69 bedoelde formele onderzoek van de aanvraag;

b) het technische onderzoek en de audits als bedoeld in artikel 71 en artikel 73, lid 1;

c) het in artikel 78 bedoelde onderzoek van de rasbenaming;

d) het in artikel 79 bedoelde besluit inzake registratie en een eventueel administratief beroep tegen dat besluit overeenkomstig de nationale voorschriften;

e) de opneming van het ras, of indien van toepassing de kloon, in het nationale rassenregister voor elk jaar dat de registratie gehandhaafd blijft;

f) de in artikel 86, lid 5, bedoelde controles op de instandhouding.

2. De in lid 1 bedoelde werkzaamheden worden uitsluitend op verzoek van de aanvrager aan de bevoegde autoriteit uitgevoerd, nadat de desbetreffende vergoedingen zijn betaald. Het verzoek wordt geacht niet te zijn gedaan als de vergoedingen niet betaald zijn binnen een maand na de datum waarop de bevoegde autoriteit om betaling van de vergoedingen heeft gevraagd en daarbij heeft aangegeven wat de gevolgen van niet-betaling zijn.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de krachtens lid 1, onder a) tot en met f), te dekken kostenonderdelen.

Artikel 88 - Vergoedingen voor rassen die van een officieel erkende beschrijving voorzien zijn

1. In het geval van rassen die van een officieel erkende beschrijving voorzien zijn, wordt geen vergoeding gevraagd voor de in artikel 87, lid 1, onder e), bedoelde werkzaamheden.

2. In het geval van rassen die van een officieel erkende beschrijving voorzien zijn, verlagen de bevoegde autoriteiten het bedrag van de vergoeding voor de in artikel 87, lid 1, onder a), c), d) en f), bedoelde werkzaamheden. Die verlaging is zodanig dat de vergoeding geen belemmering voor de registratie van het betrokken ras vormt.

Artikel 89 - Vrijstelling van de betaling van registratievergoedingen

1. De in de artikelen 87 en 88 bedoelde vergoedingen worden rechtstreeks noch indirect terugbetaald, tenzij zij ten onrechte waren geïnd.

2. Aanvragers die minder dan tien personeelsleden hebben en wier jaaromzet of jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt, worden vrijgesteld van het betalen van de in de artikelen 87 en 88 bedoelde vergoedingen.

3. De in de artikelen 87 en 88 bedoelde kosten omvatten niet de kosten voor de uitvoering van de officiële controles op de in lid 2 bedoelde aanvragers.

Afdeling 4 - Registratie van klonen


Artikel 90 - Toepasselijke bepalingen

1. Voor de registratie van een kloon in een nationaal rassenregister zijn de afdelingen 1, 2 en 3 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de volgende bepalingen:

a) de bepalingen omtrent de inhoud van de aanvragen die zijn neergelegd in artikel 67;

b) de bepalingen betreffende rassen die voorzien zijn van een officieel erkende beschrijving;

c) de bepalingen betreffende rassen met duurzame of voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde.

2. Voor de inhoud van aanvragen geldt artikel 92 in plaats van artikel 67.

Artikel 91 - Verwijzingen

Bij de toepassing van de afdelingen 1, 2 en 3 op de registratie van een kloon in een nationaal rassenregister worden de verwijzingen als volgt gelezen:

a) verwijzingen naar rassen worden gelezen als verwijzingen naar klonen;

b) verwijzingen naar artikel 56 worden gelezen als verwijzingen naar artikel 65;

c) verwijzingen naar de voorschriften van de artikelen 60, 61 en 62 worden gelezen als verwijzingen naar de voorschriften van artikel 65, lid 1, onder b), en lid 3;

d) verwijzingen naar artikel 67, betreffende de inhoud van de aanvragen, worden gelezen als verwijzingen naar artikel 92.

Artikel 92 - Inhoud van de aanvragen

1. De aanvraag om registratie van een kloon in een nationaal rassenregister bevat de volgende elementen:

a) een verzoek om registratie;

b) de identificatie van het ras waartoe de kloon behoort;

c) de naam en het adres van de aanvrager, of in voorkomend geval van de gezamenlijke aanvragers, en de bewijzen van aanstelling van een eventuele vertegenwoordiger voor de procedure;

d) een voorlopige benaming;

e) de naam en het adres van de persoon die voor de instandhouding van de kloon verantwoordelijk is en, indien van toepassing, diens referentienummer;

f) een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de kloon en, indien beschikbaar, een ingevulde technische vragenlijst;

g) de geografische oorsprong van de kloon;

h) informatie over een eventuele registratie van de kloon in een ander nationaal rassenregister of het EU-rassenregister en over eventuele in behandeling zijnde aanvragen om registratie in die registers waar de aanvrager weet van heeft;

i) als de kloon geheel of gedeeltelijk bestaat uit een genetisch gemodificeerd organisme, het bewijs dat dat genetisch gemodificeerde organisme voor de teelt is toegelaten krachtens Richtlijn 2001/18/EG of Verordening (EG) nr. 1829/2003.

2. Bij de aanvraag om registratie van een kloon in een nationaal rassenregister wordt een in kwalitatief en kwantitatief opzicht voldoende monster van de kloon verstrekt.

HOOFDSTUK V - Procedures betreffende het EU-rassenregister

Afdeling 1 - Toepassingsgebied van dit hoofdstuk


Artikel 93 - Betrokken rassen en klonen

Dit hoofdstuk is van toepassing op rassen en klonen die niet krachtens artikel 79 in een nationaal rassenregister zijn geregistreerd.

Afdeling 2 - Registratieprocedure


Artikel 94 - Toepasselijke bepalingen

1. Voor de registratie van een ras of kloon in het EU-rassenregister is hoofdstuk IV van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de volgende bepalingen:

a) de bepalingen omtrent het onderzoek van benamingen die zijn neergelegd in artikel 78;

b) de bepalingen omtrent de instandhouding van rassen die zijn neergelegd in artikel 86;

c) de bepalingen betreffende rassen die voorzien zijn van een officieel erkende beschrijving;

d) de bepalingen betreffende vrijstelling van betaling van registratievergoedingen die zijn neergelegd in artikel 89, leden 2 en 3.

2. Ten aanzien van het onderzoek van benamingen, de instandhouding van rassen en klonen en vrijstelling van betaling van registratievergoedingen zijn de artikelen 95, 96 en 97 van toepassing in plaats van de in lid 1, onder a), b) en d), bedoelde bepalingen.

3. Bij de toepassing van hoofdstuk IV op de registratie van een ras of een kloon in het EU-rassenregister worden de verwijzingen als volgt gelezen:

a) verwijzingen naar de bevoegde autoriteit worden gelezen als verwijzingen naar het Bureau;

b) verwijzingen naar nationale rassenregisters worden gelezen als verwijzingen naar het EU-rassenregister;

c) verwijzingen naar artikel 78 worden gelezen als verwijzingen naar artikel 95;

d) verwijzingen naar artikel 86 worden gelezen als verwijzingen naar artikel 96;

e) verwijzingen naar administratieve beroepen die krachtens nationale voorschriften tegen het desbetreffende besluit worden ingediend, worden gelezen als verwijzingen naar het in artikel 98 bedoelde beroep.

Artikel 95 - Onderzoek van de benaming

1. Na het formele onderzoek van de aanvraag als bedoeld in artikel 69, toegepast krachtens artikel 94, en voordat een ras of kloon in het EU-rassenregister wordt geregistreerd, onderzoekt het Bureau de door de aanvrager voorgestelde benaming voor het ras of de kloon.

2. Het Bureau besluit over de geschiktheid van de door de aanvrager voorgestelde benaming van het ras of de kloon, overeenkomstig de voorschriften van artikel 64.

Artikel 96 - Instandhouding van rassen en klonen

1. In het EU-rassenregister geregistreerde rassen en klonen worden in stand gehouden door de aanvrager of door een andere persoon die in onderling overleg met de aanvrager optreedt. Het Bureau wordt van die andere persoon in kennis gesteld.

2. Het ras of de kloon wordt in stand gehouden overeenkomstig aanvaarde praktijken voor de desbetreffende geslachten, soorten of typen rassen.

3. De in lid 1 bedoelde persoon houdt een administratie bij betreffende de instandhouding van het ras of de kloon. Het Bureau moet te allen tijde de instandhouding van het ras of de kloon aan de hand van die administratie kunnen controleren. Die administratie omvat ook de productie van prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd materiaal en standaardmateriaal, alsmede de productiestadia die aan prebasismateriaal voorafgaan.

4. Het Bureau controleert hoe de instandhouding wordt uitgevoerd en mag daartoe monsters nemen van de rassen en klonen.

5. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het ras of de kloon in stand wordt gehouden, helpen het Bureau bij de controles op de instandhouding.

6. Indien het Bureau constateert dat de voor de instandhouding verantwoordelijke persoon niet voldoet aan de leden 1, 2 en 3, stelt het die persoon in de gelegenheid corrigerende maatregelen te nemen.

Artikel 97 - Hoogte van de vergoedingen

1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 87, lid 1, toegepast overeenkomstig artikel 94.

2. De hoogte van de vergoeding zoals vastgesteld krachtens lid 1 is in overeenstemming met de beginselen van goed financieel beheer, zodat het Bureau zijn begroting sluitend kan maken.

Afdeling 3 - Beroep


Artikel 98 - Recht van beroep

Tegen besluiten van het Bureau krachtens afdeling 2 kan beroep worden ingesteld. Het beroep wordt behandeld door de in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 2100/94 bedoelde Kamer van beroep van het Bureau.

Artikel 99 - Bepalingen betreffende beroepen

1. Op de in artikel 98 bedoelde beroepen zijn de bepalingen van deel IV, hoofdstukken V en VI, van Verordening (EG) nr. 2100/94 van overeenkomstige toepassing.

2. Niettegenstaande lid 1 zijn de volgende bepalingen van deel IV, hoofdstukken V en VI, van Verordening (EG) nr. 2100/94 niet van toepassing op de in artikel 98 bedoelde beroepen:

a) artikel 67, leden 1 en 3;

b) artikel 74;

c) artikel 80, lid 5.

Artikel 100 - Verwijzingen

Voor de toepassing van artikel 99, lid 1, worden verwijzingen naar deel IV, hoofdstukken V en VI, van Verordening (EG) nr. 2100/94 als volgt gelezen:

a) de verwijzing in artikel 68 naar artikel 82 vervalt;

b) de verwijzing in artikel 70, lid 1, naar 'de instantie van het Bureau die de beslissing heeft voorbereid' wordt gelezen als een verwijzing naar het Bureau;

c) de verwijzing in artikel 76 naar het 'onderzoek overeenkomstig de artikelen 54 en 55' wordt gelezen als een verwijzing naar het technische onderzoek van de registratieaanvraag door het Bureau krachtens deze verordening;

d) de verwijzing in artikel 78, leden 3 en 4, naar artikel 90, lid 2, vervalt;

e) de verwijzing in artikel 79 naar de 'bevoegde bureaus' wordt gelezen als een verwijzing naar de bevoegde autoriteiten;

f) de verwijzing in artikel 80, lid 1, naar de 'aanvrager van een communautair kwekersrecht, de houder' wordt gelezen als een verwijzing naar de aanvrager van een registratie;

g) de verwijzing in artikel 80, lid 4, naar de "termijnen bedoeld in […] artikel 52, leden 2, 4 en 5" vervalt;

h) de verwijzing in artikel 81 naar 'personeelsleden van de onderzoeksbureaus' vervalt.

HOOFDSTUK VI Kennisgeving van rassen aan het EU‑rassenregister

Artikel 101 - Kennisgevingsprocedure

1. Elke bevoegde autoriteit stelt het Bureau binnen vijf werkdagen in kennis van een aanvraag om registratie van een ras, de vaststelling van een besluit als bedoeld in artikel 79, een nieuwe benaming na registratie krachtens artikel 81, de verlenging van een registratie krachtens artikel 83 en de schrapping van een ras krachtens artikel 85.

2. Elke bevoegde autoriteit stelt het Bureau in kennis van de persoon die verantwoordelijk is voor de instandhouding van het ras krachtens artikel 86. Die kennisgeving wordt gedaan binnen vijf werkdagen vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteit kennis heeft gekregen van de identiteit van die persoon.

3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen procedures voor de indiening van de in lid 1 bedoelde kennisgevingen vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK VII - Bijhouden en verwerken van informatie

Artikel 102 - Documentatie over de nationale rassenregisters en het EU-rassenregister

1. De bevoegde autoriteit houdt een dossier bij van elk in het nationale rassenregister geregistreerd ras, dat de officiële beschrijving, het onderzoeksverslag en eventuele aanvullende onderzoeksverslagen krachtens artikel 76 bevat. Indien van toepassing bevat het dossier alleen de officieel erkende beschrijving van het ras en de documenten ter staving van die beschrijving.

2. Het Bureau houdt een dossier bij van elk in het EU-rassenregister geregistreerd ras, dat de officiële beschrijving en het krachtens artikel 94, lid 1, opgestelde onderzoeksverslag bevat.

Artikel 103 - Toegang tot de informatie in de nationale rassenregisters

1. Elke lidstaat informeert de andere lidstaten, het Bureau en de Commissie over de toegang tot zijn nationale rassenregister.

2. Elke bevoegde autoriteit stelt de andere bevoegde autoriteiten en de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 maart in kennis van de wijzigingen die tijdens het voorafgaande jaar in zijn nationale rassenregister zijn aangebracht.

3. Elke bevoegde autoriteit stelt aan een andere bevoegde autoriteit, het Bureau of de Commissie op verzoek het volgende ter beschikking:

a) indien van toepassing, de onderzoeksverslagen van de in het nationale rassenregister geregistreerde rassen, als bedoeld in artikel 77, lid 1;

b) indien van toepassing, de resultaten van de in artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoeken;

c) de lijst van rassen waarvoor een registratieaanvraag in behandeling is;

d) alle andere beschikbare informatie met betrekking tot geregistreerde of geschrapte rassen.

4. De bevoegde autoriteit neemt passende maatregelen om de informatie in de dossiers van het nationale rassenregister ter beschikking te stellen van eenieder die om toegang tot die informatie verzoekt. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de informatie krachtens artikel 75 vertrouwelijk moeten blijven.

Artikel 104 - Toegang tot de informatie in het EU-rassenregister

1. Het Bureau stelt de bevoegde autoriteiten en de Commissie in kennis van de informatie die vereist is om toegang te krijgen tot het EU-rassenregister.

2. Het Bureau stelt de bevoegde autoriteiten en de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 maart in kennis van de wijzigingen die tijdens het voorafgaande jaar in zijn nationale rassenregister zijn aangebracht met betrekking tot de krachtens artikel 94, lid 1, geregistreerde rassen.

3. Het Bureau stelt een bevoegde autoriteit of de Commissie met betrekking tot de krachtens artikel 94, lid 1, in het EU-rassenregister geregistreerde rassen op verzoek het volgende ter beschikking:

a) de onderzoeksverslagen of de officiële beschrijving van de geregistreerde rassen;

b) de resultaten van de technische onderzoeken;

c) de lijst van rassen waarvoor een registratieaanvraag in behandeling is;

d) alle andere beschikbare informatie met betrekking tot geregistreerde of geschrapte rassen.

4. Het Bureau neemt passende maatregelen om de informatie in de dossiers van het EU‑rassenregister ter beschikking te stellen van eenieder die om toegang tot die informatie verzoekt. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de informatie krachtens artikel 75 vertrouwelijk moeten blijven.

DEEL IV - PRODUCTIE EN OP DE MARKT AANBIEDEN VAN BOSBOUWKUNDIG TEELTMATERIAAL

TITEL I - Algemene bepalingen

Artikel 105 - Toepassingsgebied

Dit deel is van toepassing op de productie en het op de markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal.

Artikel 106 - Definities

1. Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder:

a) 'bosbouwkundig teeltmateriaal': zaadbron, opstand, zaadgaarde, ouderplanten van familie, kloon of mengsel van klonen;

b) 'zaadbron': bomen in een afgebakend gebied waar zaad wordt verzameld;

c) 'opstand', een afgebakende, wat samenstelling betreft voldoende uniforme populatie bomen;

d) 'zaadgaarde': een aanplanting van geselecteerde klonen of families die wordt afgezonderd of beheerd teneinde bestuiving door externe stuifmeelbronnen te voorkomen of te beperken en die wordt beheerd om veelvuldige, overvloedige en gemakkelijke zaadoogsten te verkrijgen;

e) 'ouderplanten van familie': bomen die ter verkrijging van nakomelingschap worden gebruikt door gecontroleerde of vrije bestuiving van één geïdentificeerde, als moederplant fungerende ouderplant met het stuifmeel van één ouderplant ("full-sib"-nakomelingschap) respectievelijk van een aantal al dan niet geïdentificeerde ouderplanten ("half-sib"-nakomelingschap);

f) 'kloon': een groep individuen (ramets) die door vegetatieve vermeerdering, met inbegrip van stekken, microvermeerdering, enten, afleggen of delen, van één oorspronkelijke uitgangsplant (ortet) zijn afgeleid;

g) 'mengsel van klonen': een mengsel van geïdentificeerde klonen in welbepaalde verhoudingen;

h) 'autochtone opstand' of "autochtone zaadbron”: een opstand of zaadbron

i) waarvan de vernieuwing door continue natuurlijke regeneratie is geschied; of

ii) die kunstmatig is vernieuwd met behulp van teeltmateriaal dat uit dezelfde opstand of zaadbron is verkregen; of

iii) die kunstmatig is vernieuwd met behulp van teeltmateriaal dat uit opstanden of zaadbronnen in de nabije omgeving die voldoen aan de beschrijving in de punten i) en ii) is verkregen;

i) 'inheemse opstand' of 'inheemse zaadbron': een inheemse opstand of die kunstmatig is geteeld uit zaad waarvan de oorsprong in hetzelfde herkomstgebied gelegen is;

j) 'oorsprong':

i) voor een autochtone opstand of zaadbron, de plaats waar de bomen groeien;

ii) voor een niet-autochtone opstand of zaadbron, de plaats vanwaar de zaden of planten oorspronkelijk zijn geïntroduceerd;

k) 'herkomst': de plaats waar een opstand groeit;

l) 'herkomstgebied': voor een soort of ondersoort, het gebied of de groep gebieden waar voldoende uniforme ecologische omstandigheden heersen en waar opstanden of zaadbronnen met soortgelijke fenotypische of genetische kenmerken worden aangetroffen, en die in voorkomend geval door hoogtegrenzen wordt afgebakend;

m) 'categorie': een van de volgende groepen afgeleid bosbouwkundig teeltmateriaal: van bekende origine, geselecteerd, gekeurd of getest teeltmateriaal;

n) 'van bekende origine': afgeleid van bosbouwkundig uitgangsmateriaal bestaande uit een binnen één herkomstgebied gelegen zaadbron of opstand;

o) 'geselecteerd': afgeleid van bosbouwkundig uitgangsmateriaal, bestaande uit een binnen één herkomstgebied gelegen opstand, dat op populatieniveau aan fenotypische selectie is onderworpen;

p) 'gekeurd': afgeleid van bosbouwkundig uitgangsmateriaal, bestaande uit zaadgaarden, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen, waarvan de componenten individueel aan fenotypische selectie zijn onderworpen;

q) 'getest': afgeleid van bosbouwkundig uitgangsmateriaal, bestaande uit opstanden, zaadgaarden, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen van voortreffelijke kwaliteit;

r) 'plantgoed':

i) uit zaadeenheden geteelde planten; of

ii) uit plantendelen geteelde planten; of

iii) uit natuurlijke zaailingen geteelde planten;

s) 'zaadeenheid': kegels, vruchtgestellen, vruchten en zaden bestemd voor de productie van plantgoed;

t) 'plantendelen': houtstekken, blad- en wortelstekken, explantaten of embryo's voor microvermeerdering, knoppen, afleggers, wortels, enten, poten en plantendelen die voor de productie van plantgoed bestemd zijn;

u) 'gebruiksgebied': het gebied waar het bosbouwkundig teeltmateriaal voor een bepaald doel wordt gebruikt.

TITEL II - Bosbouwkundig uitgangsmateriaal

Artikel 107 - Toelating van bosbouwkundig uitgangsmateriaal

1. Bosbouwkundig uitgangsmateriaal wordt door de bevoegde autoriteit toegelaten voor de productie van de desbetreffende categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal indien het voldoet aan de voorschriften van bijlage V, VI, VII of VIII.

2. Elke eenheid toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal (hierna 'toegelaten eenheid' genoemd) wordt geïdentificeerd door middel van een unieke verwijzing naar het in artikel 112, lid 1, bedoelde register.

3. De toelating wordt ingetrokken indien niet langer aan de in lid 1 bedoelde voorschriften wordt voldaan.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen, ter aanvulling van de voorschriften van punt 3 van bijlage VII betreffende klonen en van punt 4 van bijlage VII betreffende mengsels van klonen, door het maximumaantal jaren of het maximumaantal ramets vast te stellen waartoe de toelating van klonen of mengsels van klonen beperkt moet blijven.

Artikel 108 - Voorlopige toelating van bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van getest materiaal

1. Bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie 'getest', waarvan niet is vastgesteld dat het voldoet aan de in artikel 107, lid 1, bedoelde voorschriften, kan door de bevoegde autoriteiten voorlopig worden toegelaten voor een periode van maximaal tien jaar, op voorwaarde dat mag worden verondersteld dat dat bosbouwkundig uitgangsmateriaal, wanneer de tests zullen zijn voltooid, aan de toelatingsvoorschriften zal voldoen. Deze veronderstelling moet zijn gebaseerd op de voorlopige resultaten van de in bijlage VIII bedoelde genetische waardebepaling of vergelijkingsproeven

2. De in lid 1 bedoelde voorlopige toelating kan voor het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat gelden, of voor een deel daarvan.

Artikel 109 - Inspecties na de toelating

Na de in de artikelen 107 en 108 bedoelde toelating wordt bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën 'geselecteerd', 'gekeurd' en 'getest' regelmatig opnieuw door de bevoegde autoriteit geïnspecteerd om te bevestigen dat die artikelen zijn nageleefd.

Artikel 110 - Afbakening van herkomstgebieden

1. De lidstaten bakenen de herkomstgebieden af van bosbouwkundig uitgangsmateriaal bestaande uit opstanden of zaadbronnen en bestemd voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën 'van bekende origine' en 'geselecteerd'.

2. De lidstaten stellen kaarten op die zij publiceren, waarop de afbakening van de herkomstgebieden is aangegeven. Die kaarten worden de Commissie en de andere lidstaten toegezonden.

Artikel 111 - Kennisgeving van het voornemen toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal te verzamelen

De professionele exploitanten stellen de bevoegde autoriteiten tijdig in kennis van hun voornemen materiaal van toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal te verzamelen.

Artikel 112 - Nationaal register en nationale lijst van toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal

1. De lidstaten richten een nationaal register op van het krachtens de artikelen 107 en 108 op hun grondgebied toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal. Dat register bevat gegevens over de toegelaten eenheid, in combinatie met de unieke registerverwijzing daarvan.

2. Elke lidstaat stelt een samenvatting op van het nationale register in de vorm van een nationale lijst, maakt deze bekend en werkt deze bij.

3. De in lid 2 bedoelde nationale lijst wordt opgesteld volgens een gemeenschappelijk model. Zij geeft een opsomming van iedere toegelaten eenheid. Voor bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat is bestemd voor de categorieën 'van bekende origine' en 'geselecteerd', is echter een nadere samenvatting op basis van herkomstgebieden toegestaan.

4. De in lid 2 bedoelde nationale lijst bevat de volgende gegevens:

a) botanische naam;

b) categorie voor de productie waarvan het bosbouwkundig uitgangsmateriaal is bestemd;

c) doel van het bosbouwkundig teeltmateriaal dat van het bosbouwkundig uitgangsmateriaal zal worden afgeleid;

d) type bosbouwkundig teeltmateriaal (zaadbron, opstand, zaadgaarde, ouderplanten van familie, kloon of mengsel van klonen);

e) registerverwijzing naar de toegelaten eenheid of, in voorkomend geval, de samenvatting dan wel de individuele code van het herkomstgebied;

f) de ligging: in voorkomend geval een bondige aanduiding, alsmede de volgende bijzonderheden:

i) voor bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat voor productie van de categorie 'van bekende origine' is bestemd, het herkomstgebied en de geografische ligging ervan, als bepaald door het lengte- en breedte-interval;

ii) voor bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat voor productie van de categorie 'geselecteerd' is bestemd, het herkomstgebied en de geografische ligging ervan, als bepaald door de lengte- en breedtecoördinaat of door het lengte- en breedte-interval;

iii) voor bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat voor productie van de categorie 'gekeurd' is bestemd, de exacte geografische ligging van de plaats(en) waar het uitgangsmateriaal in stand wordt gehouden;

iv) voor bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat voor productie van de categorie 'getest' is bestemd, de exacte geografische ligging van de plaats(en) waar het uitgangsmateriaal in stand wordt gehouden;

g) hoogteligging of hoogte-interval;

h) oppervlak: omvang van de zaadbron(nen), opstand(en) of zaadtuin(en);

i) oorsprong: of het uitgangsmateriaal al dan niet autochtoon/inheems is, dan wel of de oorsprong ervan onbekend is. Voor niet-autochtoon/niet-inheems uitgangsmateriaal moet, indien bekend, de oorsprong worden aangegeven;

j) in het geval van de bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat voor de categorie 'getest' is bestemd, of het al dan niet genetisch gemodificeerd is.

5. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het gemeenschappelijk model vast volgens hetwelk de nationale lijsten worden opgesteld, zoals bedoeld in lid 3. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 113 - EU-lijst van toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal

1. De lidstaten stellen binnen een termijn van vijf werkdagen het Bureau, de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de in artikel 112, lid 2, bedoelde nationale lijst en van elke bijwerking daarvan.

2. Op basis van de door de lidstaten verstrekte nationale lijsten stelt het Bureau een register op onder de titel 'EU-lijst van toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal', maakt dit bekend en houdt het bij.

Het Bureau neemt in dat register alle elementen op van de krachtens artikel 11, lid 1, van Richtlijn 1999/105/EG bekendgemaakte Communautaire lijst van toegelaten uitgangsmateriaal voor de productie van bosbouwkundig overeenkomstig.

3. Die EU-lijst bevat de in artikel 112 bedoelde bijzonderheden uit de nationale lijsten en geven het gebruiksgebied aan en eventuele krachtens artikel 128 verleende toelatingen.

4. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de vorm van de in lid 1 bedoelde kennisgeving en het in lid 2 bedoelde register vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

TITEL III - Op de markt aanbieden van materiaal dat is afgeleid van bosbouwkundig uitgangsmateriaal

Artikel 114 - Toepassingsgebied

Deze titel is van toepassing op het op de markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van bosbouwkundig uitgangsmateriaal.

HOOFDSTUK I - Lijst van voorschriften

Artikel 115 - Voorschriften voor het op de markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal

Bosbouwkundig teeltmateriaal mag slechts dan op de markt worden aangeboden indien het voldoet aan:

a) de registratievoorschriften van hoofdstuk II;

b) de kwaliteitsvoorschriften van hoofdstuk III voor de desbetreffende categorie;

c) de voorschriften inzake behandeling van hoofdstuk IV;

d) de certificerings- en identificatievoorschriften van hoofdstuk V.

HOOFDSTUK II - Registratievoorschriften

Artikel 116 - Bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van in een nationaal register opgenomen bosbouwkundig uitgangsmateriaal

Bosbouwkundig teeltmateriaal mag slechts op de markt worden aangeboden indien het is afgeleid van krachtens artikel 112, lid 1, in een nationaal register opgenomen, toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal, dat krachtens titel II is toegelaten voor de desbetreffende categorie.

HOOFDSTUK III - Kwaliteitsvoorschriften

Artikel 117 - Kwaliteitsvoorschriften

1. Bosbouwkundig teeltmateriaal wordt op de markt aangeboden in de categorieën 'van bekende origine', 'geselecteerd', 'gekeurd' of 'getest'.

2. Bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot de in de lijst van bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige hybriden mag niet op de markt worden aangeboden in de categorie 'van bekende origine' als het is verkregen door vegetatieve vermeerdering van ander bosbouwkundig teeltmateriaal.

3. Bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot de in de lijst van bijlage IX opgenomen kunstmatige hybriden wordt alleen aangeboden in de categorieën 'geselecteerd', 'gekeurd' of 'getest'.

4. Bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot de in de lijst van bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige hybriden, mag slechts op de markt worden aangeboden in de categorie 'geselecteerd' indien het massaal uit zaad is geteeld;

5. Niettegenstaande de leden 1 en 2 mag bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot de in de lijst van bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige hybriden, en dat geheel of gedeeltelijk bestaan uit genetisch gemodificeerde organismen, alleen op de markt worden aangeboden in de categorie 'getest'.

6. De typen bosbouwkundig uitgangsmateriaal die worden gebruikt voor de productie van de verschillende categorieën van bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot de in de lijst van bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige hybriden, zijn in bijlage X vermeld.

Artikel 118 - Aanvullende voorschriften voor bepaalde vormen van bosbouwkundig uitgangsmateriaal

Bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot de soorten en kunstmatige hybriden die in de lijst van bijlage IX zijn opgenomen en waarnaar in bijlage XI wordt verwezen, mag slechts op de markt worden aangeboden indien het voldoet aan de kwaliteitsvoorschriften van bijlage XI, naast de krachtens artikel 117 geldende kwaliteitsvoorschriften.

Artikel 119 - Aanvullende voorschriften voor bepaalde plantendelen en plantgoed

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen, die kwaliteitsvoorschriften bevatten voor het op de markt aanbieden van specifieke plantendelen en plantgoed van in de lijst van bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige hybriden, ter aanvulling van de in de artikelen 117 en 118 bedoelde voorschriften. In die voorschriften wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in de wetenschappelijke en technische kennis.

HOOFDSTUK IV - Voorschriften inzake behandeling

Artikel 120 - Partijen

1. Bosbouwkundig teeltmateriaal wordt in alle stadia van de productie in gescheiden partijen gehouden naar de individuele toegelaten eenheden waarvan het is afgeleid.

2. Bosbouwkundig teeltmateriaal wordt in partijen op de markt aangeboden.

Article 121 - Verpakking van zaadeenheden

Zaadeenheden mogen uitsluitend in gesloten verpakkingen op de markt worden aangeboden. Het sluitingsmechanisme moet zodanig zijn dat het bij het openen van de verpakking onbruikbaar wordt.

HOOFDSTUK V - Certificerings- en identificatievoorschriften

Artikel 122 - Basiscertificaat

1. Na het oogsten wordt door de bevoegde autoriteit een basiscertificaat met de in artikel 112, lid 4, onder e), bedoelde registervermelding afgegeven voor al het bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal.

2. Het basiscertificaat bevat de in deel A, deel B of deel C van bijlage XII vermelde relevante gegevens, naargelang het geval.

3. Voor verdere vegetatieve vermeerdering overeenkomstig artikel 117, lid 2, wordt een nieuw basiscertificaat afgegeven.

4. Wanneer overeenkomstig artikel 126, lid 1, 2, 3 of 5, menging plaatsvindt, wordt een nieuw basiscertificaat afgegeven, of een ander document, waarin de eerdere basiscertificaten van het materiaal waaruit het mengsel is samengesteld, worden gespecificeerd.

5. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het model voor de opmaak van het in lid 1 bedoelde basiscertificaat vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 123 - Identificatie van partijen

1. Iedere partij blijft gedurende het hele proces, van verzameling tot aflevering aan de eindgebruiker, duidelijk identificeerbaar.

2. Iedere partij bosbouwkundig teeltmateriaal wordt geïdentificeerd aan de hand van de volgende gegevens:

a) de code en het nummer van het basiscertificaat;

b) de botanische naam;

c) de categorie bosbouwkundig teeltmateriaal;

d) het doel;

e) het type bosbouwkundig uitgangsmateriaal waaruit het bosbouwkundig teeltmateriaal is afgeleid (zaadbron, opstand, zaadgaarde, ouderplanten van familie, kloon of mengsel van klonen);

f) de registervermelding van het bosbouwkundig uitgangsmateriaal of de individuele code van het herkomstgebied van het bosbouwkundig uitgangsmateriaal;

g) of het bosbouwkundig uitgangsmateriaal waarvan het bosbouwkundig teeltmateriaal is afgeleid, al dan niet autochtoon of inheems is, dan wel of de oorsprong ervan onbekend is;

h) in het geval van zaadeenheden, het rijpingsjaar;

i) de leeftijd van plantgoed, zaailingen of stekken;

j) het type plantgoed (of het afgepende, verspeende of in een container verpakte exemplaren betreft);

k) indien van toepassing, het feit dat het genetisch gemodificeerd materiaal betreft;

l) indien van toepassing, het feit dat het materiaal vegetatief is vermeerderd.

Artikel 124 - Etikettering

1. Elke partij gaat vergezeld van een door de professionele exploitant vervaardigd etiket (hierna 'etiket van de exploitant' genoemd). Naast de op grond van artikel 123 vereiste gegevens bevat het etiket van de exploitant de volgende gegevens:

a) het (de) nummer(s) van het (de) krachtens artikel 122, lid 1, afgegeven basiscertifica(a)t(en) of een verwijzing naar het in artikel 122, lid 4, bedoelde andere document;

b) het referentienummer, indien van toepassing, en de naam van de professionele exploitant;

c) de geleverde hoeveelheid;

d) in het geval van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie 'getest' dat is afgeleid van bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat krachtens artikel 108, lid 1, voorlopig is toegelaten, de woorden: 'voorlopig toegelaten';

2. In het geval van zaden bevat het etiket van de exploitant tevens de volgende gegevens:

a) het gewichtspercentage zuiver zaad, ander zaad en inert materiaal;

b) de kiemkracht van het zuivere zaad of, indien de kiemkracht niet of niet gemakkelijk te bepalen is, het aan de hand van een nader gespecificeerde methode bepaalde percentage levensvatbare zaden;

c) het duizendkorrelgewicht van het zuivere zaad;

d) het aantal kiemkrachtige zaden per kilogram als zaaizaad op de markt aangeboden product, of, indien het aantal kiemkrachtige zaden niet of niet gemakkelijk kan worden bepaald, het aantal levensvatbare zaden per kilogram.

3. De kleur van het etiket van de exploitant is geel in het geval van teelmateriaal 'van bekende origine', groen in het geval van 'geselecteerd' teeltmateriaal, roze in het geval van 'gekeurd' teeltmateriaal en blauw in het geval van 'getest' teeltmateriaal.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin wordt omschreven onder welke omstandigheden het etiket van de exploitant moet worden aangevuld met een ander door de professionele exploitant opgesteld document. In die gedelegeerde handelingen wordt bepaald welke gegevens in dat document moeten worden opgenomen.

Artikel 125 Etikettering van bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot soorten van het geslacht Populus spp.

In het geval van Populus spp. mogen plantendelen slechts op de markt worden aangeboden indien op het etiket van de exploitant het EU-classificatienummer overeenkomstig bijlage XI, deel C, punt 2, onder b), wordt vermeld.

Artikel 126 - Mengsels van bosbouwkundig teeltmateriaal

1. Mengsels van bosbouwkundig teeltmateriaal worden overeenkomstig de bepalingen van dit artikel geproduceerd en op de markt aangeboden.

2. Bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van twee of meer toegelaten eenheden binnen de categorie 'van bekende origine' of binnen de categorie 'geselecteerd' mag worden vermengd, mits de toegelaten eenheden zich in hetzelfde herkomstgebied bevinden.

3. Wanneer bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van verschillende zaadbronnen en opstanden op grond van lid 2 binnen de categorie 'van bekende origine' is vermengd, wordt de nieuwe gecombineerde partij als 'teeltmateriaal afgeleid van een zaadbron' gecertificeerd.

4. Wanneer bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van niet-autochtoon of niet-inheems bosbouwkundig uitgangsmateriaal op grond van lid 2 is vermengd met bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van bosbouwkundig uitgangsmateriaal van onbekende oorsprong, wordt de nieuwe gecombineerde partij als 'van onbekende oorsprong' gecertificeerd.

5. Wanneer menging plaatsvindt overeenkomstig lid 4, mag de individuele code van het herkomstgebied niet ter vervanging dienen van de registervermelding als bedoeld in artikel 123, onder f).

6. Bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van één toegelaten eenheid uit verschillende rijpingsjaren mag worden vermengd, mits de werkelijke rijpingsjaren alsmede het relatieve aandeel van het materiaal van de respectieve rijpingsjaren door de professionele exploitant wordt geregistreerd.

Artikel 127 - Wijzigingen van de bijlagen V tot en met XII

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen V tot en met XII. Die wijzigingen moeten rekening houden met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis en met economische gegevens.

TITEL IV - Afwijkingen

Artikel 128 - Strengere voorschriften en verbodsbepalingen

1. De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen de lidstaten machtigen om:

a) strengere kwaliteitsvoorschriften vast te stellen dan die bedoeld in de artikelen 117 en 118; en

b) het op de markt aanbieden van bepaald bosbouwkundig teeltmateriaal met het oog op zaaien of planten op zijn gehele grondgebied of een deel daarvan te verbieden.

Het verbod als bedoeld onder b), mag worden beperkt tot uitsluitend het op de markt aanbieden aan de eindgebruikers.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. Om de in lid 1, onder a) en b), bedoelde toestemming te verkrijgen dienen de lidstaten bij de Commissie een verzoek in met:

a) ontwerpbepalingen betreffende de voorgestelde voorschriften of verbodsbepalingen;

b) een motivering van de noodzaak en de evenredigheid van die voorschriften of verbodsbepalingen;

c) de vermelding of de voorgestelde voorschriften of verbodsbepalingen voor onbepaalde of bepaalde tijd bedoeld zijn.

3. De in lid 1 bedoelde toestemming wordt verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de toepassing van de in lid 1 bedoelde beperkingen of verbodsbepalingen waarborgt een verbetering van de kwaliteit van het betrokken bosbouwkundig teeltmateriaal, de bescherming van het milieu of de instandhouding van genetische hulpbronnen; en

b) de in lid 1 bedoelde beperkingen of verbodsbepalingen zijn noodzakelijk en evenredig aan het ermee nagestreefde doel.

4. De in lid 1 bedoelde machtiging wordt verleend op basis van:

a) gegevens die betrekking hebben op het herkomstgebied of de oorsprong van het materiaal, alsmede documentatie waaruit de verschillen tussen de respectieve klimatologische en ecologische gegevens blijken; of

b) bekende uitkomsten van proeven, wetenschappelijk onderzoek, of de resultaten van bosbouwpraktijken betreffende het overleven en ontwikkelen van plantgoed, met inbegrip van de groei, in relatie tot morfologische en fysiologische kenmerken.

Artikel 129 - Tijdelijke voorzieningsmoeilijkheden

1. Om eventuele tijdelijke moeilijkheden bij de algemene voorziening met bosbouwkundig teeltmateriaal in een lidstaat te ondervangen, mag de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor het op de markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot de in de lijst van bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige hybriden en dat voldoet aan minder strenge kwaliteitsvoorschriften dan die van de artikelen 117 en, in voorkomend geval, 118 en 119.

Die toestemming wordt naar aanleiding van een door de betrokken professionele exploitant ingediend, met redenen omkleed verzoek verleend voor een bepaalde tijdsduur.

Krachtens dit lid op de markt aangeboden bosbouwkundig teeltmateriaal wordt voorzien van een bruin etiket. Daarop wordt vermeld dat het bosbouwkundig teeltmateriaal voldoet aan minder strenge kwaliteitsvoorschriften dan zoals bedoeld in de artikelen 117 en, in voorkomend geval, 118 en 119.

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van elke krachtens dit lid verleende toestemming.

2. De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen vereisen dat een lidstaat een krachtens lid 1 verleende toestemming intrekt of wijzigt, indien zij tot de conclusie komt dat die toestemming niet noodzakelijk is, of niet evenredig aan het ermee nagestreefde doel om de tijdelijke moeilijkheden bij de algemene voorziening met bosbouwkundig teeltmateriaal te ondervangen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 130 - Snel op de markt aangeboden zaad

Teneinde ervoor te zorgen dat het zaad van het lopende seizoen spoedig beschikbaar komt, mag bosbouwkundig teeltmateriaal op de markt worden aangeboden tot en met de eerste koper, zonder dat de gegevens betreffende kiemkracht en levensvatbaarheid krachtens artikel 124, lid 2, onder b) en d), op het etiket van de exploitant worden vermeld. De in artikel 124, lid 2, onder b) en d) bedoelde gegevens worden zo spoedig mogelijk door de professionele exploitant verstrekt.

Artikel 131 - Vrijstelling voor kleine hoeveelheden

1. In het geval van zaad dat in kleine hoeveelheden op de markt wordt aangeboden, zijn de informatieverplichtingen met betrekking tot kiemkracht of levensvatbaarheid van artikel 124, lid 2, onder b) en d), niet van toepassing.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin voor bepaalde categorieën of soorten bosbouwkundig teeltmateriaal de maximale omvang van de in lid 1 bedoelde kleine hoeveelheden wordt omschreven, om te waarborgen dat de vrijstelling van lid 1 op evenredige wijze wordt toegepast.

Artikel 132 - Noodmaatregelen

1. Indien bosbouwkundig teeltmateriaal klaarblijkelijk een ernstig risico voor de gezondheid van mensen, dieren of planten of voor het milieu inhoudt dat niet afdoende kan worden beheerst met door de betrokken lidstaat of lidstaten genomen maatregelen, treft de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat onverwijld passende tijdelijke noodmaatregelen, met inbegrip van maatregelen waarbij het op de markt aanbieden van het betrokken teeltmateriaal wordt beperkt of verboden, afhankelijk van de ernst van de situatie. Die maatregelen worden door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld overeenkomstig de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. Wanneer er naar behoren gerechtvaardigde, urgente dwingende redenen bestaan om een ernstig risico voor de gezondheid van de mens aan te pakken, stelt de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast volgens de in artikel 141, lid 4, bedoelde procedure.

3. Wanneer een lidstaat de Commissie officieel in kennis heeft gesteld van de noodzaak om noodmaatregelen te nemen en de Commissie niet overeenkomstig lid 1 heeft gehandeld, mag de betrokken lidstaat alle passende tijdelijke noodmaatregelen nemen om het op de markt aanbieden van het betrokken bosbouwkundig teeltmateriaal op zijn grondgebied te beperken of te verbieden, afhankelijk van de ernst van de situatie. Hij stelt de overige lidstaten en de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis onder aanvoering van de motieven van zijn besluit. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen die de lidstaat verplichten de tijdelijke noodmaatregelen te wijzigen of in te trekken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. De lidstaat mag zijn nationale tijdelijke noodmaatregelen handhaven tot de datum van toepassing van de in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen.

4. Dit artikel is van toepassing onverminderd eventuele maatregelen die zijn vastgesteld krachtens artikel 23, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG of artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, waarbij de teelt van genetisch gemodificeerde organismen wordt verboden of beperkt.

Artikel 133 - Tijdelijke experimenten

1. De Commissie mag door middel van uitvoeringshandelingen besluiten dat tijdelijke experimenten worden opgezet om betere alternatieven voor in de artikelen 107, 117 en, in voorkomend geval, 118 en 119 vastgestelde bepalingen te vinden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. In de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden de betrokken geslachten of soorten, de voorwaarden voor de experimenten per geslacht of soort, de duur van de experimenten en de verplichtingen inzake monitoring en verslaglegging van de deelnemende lidstaten vastgesteld. Zij houden rekening met de ontwikkeling van de technieken voor vermeerdering, productie en controle van het betrokken materiaal.

De duur van een experiment bedraagt niet meer dan zeven jaar.

Artikel 134 - Minder strenge voorschriften met het oog op de instandhouding van genetische hulpbronnen

1. De lidstaten mogen minder strenge voorschriften vaststellen dan die van de artikelen 107, 117 en, in voorkomend geval, 118 en 119, in het belang van de instandhouding en een duurzaam gebruik van bosbouwkundige genetische hulpbronnen. Daarbij houden zij rekening met de noodzaak van het produceren en op de markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal dat van nature aan de lokale en regionale omstandigheden is aangepast en dat door genetische erosie wordt bedreigd.

De lidstaten dienen bij de Commissie en de andere lidstaten een met redenen omklede kennisgeving van deze maatregelen in.

2. De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen vereisen dat een lidstaat de in lid 1 bedoelde maatregelen intrekt of wijzigt, indien zij tot de conclusie komt dat die maatregelen niet noodzakelijk zijn, of niet evenredig aan het ermee nagestreefde doel van de instandhouding en een duurzaam gebruik van bosbouwkundige genetische hulpbronnen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

TITLE V - Vergoedingen

Artikel 135 - Registratie- en certificeringsvergoedingen

1. De bevoegde autoriteiten brengen vergoedingen in rekening voor de volgende acties:

a) de registratie van toegelaten bosbouwkundig materiaal krachtens artikel 112; en

b) de afgifte van een basiscertificaat krachtens artikel 122.

2. De in lid 1 bedoelde werkzaamheden worden uitsluitend op verzoek van de professionele exploitant aan de bevoegde autoriteit uitgevoerd. Het verzoek wordt geacht niet te zijn gedaan als de vergoedingen niet betaald zijn binnen een maand na de datum waarop de bevoegde autoriteit om betaling van de vergoedingen heeft gevraagd en daarbij heeft aangegeven wat de gevolgen van niet-betaling zijn.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de krachtens lid 1, onder a) en b), te dekken kostenonderdelen.

Artikel 136 - Vrijstelling van de betaling van registratievergoedingen

1. De in artikel 135, lid 1, bedoelde vergoedingen worden rechtstreeks noch indirect terugbetaald, tenzij zij ten onrechte waren geïnd.

2. Aanvragers die minder dan tien personeelsleden hebben en wier jaaromzet of jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt, worden vrijgesteld van het betalen van de in artikel 135, lid 1, bedoelde vergoedingen.

3. De in artikel 135, lid 3, bedoelde kosten omvatten niet de kosten voor de registratie van toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal en de afgifte van een basiscertificaat als bedoeld in lid 2.

TITEL VI - Invoer uit en uitvoer naar derde landen van bosbouwkundig teeltmateriaal

Artikel 137 - Invoer op grond van EU-gelijkwaardigheid

1. Bosbouwkundig teeltmateriaal mag alleen uit derde landen worden ingevoerd als krachtens artikel 138 is vastgesteld dat het voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften die gelden voor bosbouwkundig teeltmateriaal dat in de Unie geproduceerd en op de markt aangeboden wordt.

2. Wanneer zaaizaad en plantgoed in de Unie worden ingevoerd, stelt de professionele exploitant die dat bosbouwkundig teeltmateriaal invoert de desbetreffende bevoegde autoriteit van tevoren in kennis van de invoer.

3. Ingevoerd bosbouwkundig teeltmateriaal moet vergezeld gaan van een door het derde land van oorsprong afgegeven basiscertificaat of officieel certificaat, alsmede door de professionele exploitant in dat derde land verstrekte documentatie met nadere gegevens over dat materiaal

Artikel 138 - Gelijkwaardigheidsbesluit van de Commissie

1. De Commissie mag door middel van uitvoeringshandelingen besluiten of in een derde land, of bepaalde gebieden van een derde land, geproduceerd bosbouwkundig teeltmateriaal van specifieke geslachten, soorten of categorieën voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften die gelden voor bosbouwkundig teeltmateriaal dat in de Unie geproduceerd en op de markt aangeboden is, aan de hand van:

a) een grondig onderzoek van de informatie en gegevens die het betrokken derde land heeft verstrekt krachtens artikel 124, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert the number of the Regulation on official controls]; en

b) in voorkomend geval, een bevredigend resultaat van een controle die is uitgevoerd krachtens artikel 119, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert the number of Regulation on Official Controls].

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde besluiten houdt de Commissie rekening met de vraag of de in het betrokken derde land gehanteerde systemen voor toelating en registratie van bosbouwkundig uitgangsmateriaal en de daaropvolgende productie van bosbouwkundig teeltmateriaal uit dat bosbouwkundig uitgangsmateriaal dezelfde waarborgen bieden als die van de artikelen 107, 117 en, in voorkomend geval, 118 en 119, voor de categorieën 'van bekende origine', 'geselecteerd', 'gekeurd' en 'getest'.

3. Voor de vaststelling van de in lid 1 bedoelde besluiten mag de Commissie artikel 71 van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls] toepassen betreffende de goedkeuring van door het derde land uitgevoerde controles voorafgaande aan de uitvoer.

Artikel 139 - Uitvoer uit de Unie

1. Indien de uitvoer van bosbouwkundig teeltmateriaal naar een derde land onder een overeenkomst met dat derde land valt, moet die uitvoer in overeenstemming zijn met die overeenkomst.

2. Indien de uitvoer van bosbouwkundig teeltmateriaal naar een derde land niet onder een overeenkomst met dat derde land valt, moet die uitvoer plaatsvinden overeenkomstig de regelgeving van het derde land waarnaar het bosbouwkundig teeltmateriaal wordt uitgevoerd.

3. Wanneer de uitvoer van bosbouwkundig teeltmateriaal naar een derde land niet valt onder een overeenkomst met een derde land en evenmin onder de regelgeving van het derde land waarnaar het bosbouwkundig teeltmateriaal wordt uitgevoerd, zijn de voorschriften voor de productie en het op de markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal op het grondgebied van de Unie, zoals vervat in de artikelen 105 tot en met 134, van toepassing.

DEEL V - PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 140 - Gedelegeerde handelingen

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 11, lid 3, artikel 13, lid 3, artikel 14, lid 3, artikel 15, lid 5, artikel 16, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 18, leden 4 en 6, artikel 20, lid 4, artikel 21, lid 5, artikel 23, lid 3, artikel 30, lid 4, artikel 32, lid 1, artikel 33, lid 3, artikel 34, lid 6, artikel 36, lid 4, artikel 38, lid 4, artikel 39, lid 3, artikel 44, lid 1, artikel 56, leden 5 en 6, artikel 59, lid 2, artikel 64, lid 4, artikel 65, lid 3, artikel 67, lid 2, artikel 72, lid 2, artikel 74, lid 1, artikel 119, artikel 124, lid 4, artikel 127, artikel 131, lid 2, artikel 135, lid 4, en artikel 138, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van de inwerkingtreding van deze verordening.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 11, lid 3, artikel 13, lid 3, artikel 14, lid 3, artikel 15, lid 5, artikel 16, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 18, leden 4 en 6, artikel 20, lid 4, artikel 21, lid 5, artikel 23, lid 3, artikel 30, lid 4, artikel 32, lid 1, artikel 33, lid 3, artikel 34, lid 6, artikel 36, lid 4, artikel 38, lid 4, artikel 39, lid 3, artikel 44, lid 1, artikel 56, leden 5 en 6, artikel 59, lid 2, artikel 64, lid 4, artikel 65, lid 3, artikel 67, lid 2, artikel 72, lid 2, artikel 74, lid 1, artikel 119, artikel 124, lid 4, artikel 127, artikel 131, lid 2, artikel 135, lid 4, en artikel 138, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomstig artikel 11, lid 3, artikel 13, lid 3, artikel 14, lid 3, artikel 15, lid 5, artikel 16, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 18, leden 4 en 6, artikel 20, lid 4, artikel 21, lid 5, artikel 23, lid 3, artikel 30, lid 4, artikel 32, lid 1, artikel 33, lid 3, artikel 34, lid 6, artikel 36, lid 4, artikel 38, lid 4, artikel 39, lid 3, artikel 44, lid 1, artikel 56, leden 5 en 6, artikel 59, lid 2, artikel 64, lid 4, artikel 65, lid 3, artikel 67, lid 2, artikel 72, lid 2, artikel 74, lid 1, artikel 119, artikel 124, lid 4, artikel 127, artikel 131, lid 2, artikel 135, lid 4, en artikel 138, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 141 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingesteld bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten of door een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom wordt verzocht.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten of door een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom wordt verzocht.

4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.

DEEL VI - SLOTBEPALINGEN


Artikel 142 Wijziging van Verordening (EG) nr. 2100/94

Verordening (EG) nr. 2100/94 wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 4 wordt vervangen door:

"Artikel 4 - Bureau van de Unie

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt een Europees Bureau voor plantenrassen opgericht, hierna 'het Bureau' genoemd.

2. Het Bureau:

a) doet aanbevelingen inzake rasbenamingen, indien het daar krachtens artikel 50, lid 2, en artikel 78, lid 2, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert number of this Regulation] om wordt verzocht;

b) bevordert en coördineert de ontwikkeling van krachtens artikel 71 van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert number of this Regulation] en, in voorkomend geval, de krachtens artikel 74 van die verordening vastgestelde rechtshandelingen uitgevoerd uniform technisch onderzoek van rassen, met inbegrip van de ontwikkeling van protocollen;

c) verricht audits van bevoegde autoriteiten die technisch onderzoek uitvoeren zoals bedoeld in artikel 72 van de verordening inzake teeltmateriaal, met inbegrip van hun werklocaties en organisatie van de werkzaamheden;

d) biedt opleidingen aan en neemt deel aan het aanbieden van opleidingen op het gebied dat tot haar opdracht behoort;

e) verleent technische ondersteuning aan de Commissie op de gebieden die tot haar opdracht behoren;

f) laat de studies verrichten die nodig zijn om haar opdracht te vervullen;

g) zoekt, verzamelt, vergelijkt en analyseert technische gegevens op de gebieden die tot haar opdracht behoren en vat deze gegevens samen;

h) zorgt ervoor dat het publiek en de belanghebbenden snelle, betrouwbare, objectieve en begrijpelijke informatie krijgen op de gebieden die tot haar opdracht behoren;

i) verleent op verzoek van de Commissie technische bijstand teneinde de samenwerking tussen de Unie, kandidaat-lidstaten, internationale organisaties en derde landen op de gebieden die tot haar opdracht behoren te verbeteren;

j) zet een databank over referentiecollecties van rassen op, maakt deze bekend en houdt deze bij.

3. Tevens ondersteunt en beheert het Bureau het overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert number of this Regulation] opgezette EU-rassenregister. Het voert de procedure voor de registratie van rassen in het EU-rassenregister uit in overeenstemming met titel IV, hoofdstuk V, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert number of this Regulation].".

2) Het volgende artikel 4 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 4 - bis Verwijzingen naar het Communautair Bureau voor plantenrassen (Bureau)

Verwijzingen in deze verordening naar het Bureau en verwijzingen in de wetgeving van de Unie naar het Communautair Bureau voor plantenrassen worden gelezen als verwijzingen naar het bij artikel 4 opgerichte Europees Bureau voor plantenrassen.".

Artikel 143 - Sancties

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

De lidstaten delen deze bepalingen binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de Commissie mede en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen.

Artikel 144 - Intrekking

1. De in bijlage XIII bedoelde rechtshandelingen worden ingetrokken.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken rechtshandelingen gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in bijlage XIV opgenomen concordantietabel.

Artikel 145 - Overgangsbepalingen

1. Uiterlijk op [Office of Publications, please insert date of application of this Regulation] evalueren de lidstaten de maatregelen die krachtens artikel 5 van Richtlijn 66/401/EEG, artikel 5 van Richtlijn 66/402/EEG, artikel 4, lid 1, van Richtlijn 68/193/EEG, artikel 7 van Richtlijn 2002/54/EG, artikel 24 van Richtlijn 2002/55/EG, artikel 5 van Richtlijn 2002/56/EG en artikel 7 van Richtlijn 2002/57/EG zijn vastgesteld, en:

a) trekken zij die maatregelen in, of

b) wijzigen zij die maatregelen zodat zij in overeenstemming zijn met de toepasselijke wetgeving van de Unie inzake het betrokken teeltmateriaal.

2. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten:

a) uiterlijk op [Office of Publications, please insert date of application of this Regulation] in kennis van alle maatregelen die zij krachtens de in lid 1 genoemde richtlijnen hebben vastgesteld, en

b) in kennis van alle maatregelen die zij krachtens lid 1, onder a) of b), hebben genomen.

Artikel 146 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [Office of Publications please insert date counting 36 months from the entry into force].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.