Artikelen bij COM(2013)97 - Instelling van een programma voor geregistreerde reizigers

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2013)97 - Instelling van een programma voor geregistreerde reizigers.
document COM(2013)97 NLEN
datum 28 februari 2013

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Onderwerp

In deze verordening worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor deelname aan het programma voor geregistreerde reizigers (RTP) en worden het doel, de functies en de verantwoordelijkheden beschreven met betrekking tot de combinatie token/centraal register als een systeem voor de opslag van gegevens over geregistreerde reizigers in het kader van het RTP.

Artikel 2 - De opzet van het RTP

1. Het RTP wordt gebaseerd op een systeem voor de opslag van gegevens over geregistreerde reizigers dat enerzijds berust op een token dat individuele reizigers bij zich dragen en anderzijds op een centraal register, een centrale fysieke voorziening voor de opslag van RTP-gegevens, en dat in zijn geheel wordt aangeduid als “de combinatie token/centraal register”.

2. De technische architectuur van de combinatie token/centraal register wordt verder uitgewerkt in artikel 21.

3. Het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (hierna “het Agentschap" genoemd) wordt hierbij belast met de ontwikkeling en het operationeel beheer van een centraal register, een centraal back-upregister, de uniforme interface in elke lidstaat, de netwerkaansluitpunten en de communicatie-infrastructuur tussen het centrale register en de netwerkaansluitpunten. Het Agentschap is ook verantwoordelijk voor het vaststellen van de technische specificaties voor een token.

Artikel 3 - Definities

Voor de uitvoering van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

(1) “programma voor geregistreerde reizigers” (Registered Traveller Programme, RTP): een programma dat het voor onderdanen van derde landen die daar na een voorafgaand veiligheidsonderzoek tot zijn toegelaten, gemakkelijker maakt om de buitengrens van de Unie te overschrijden;

(2) “geregistreerde reiziger”: een onderdaan van een derde land die overeenkomstig deze verordening is toegelaten tot het RTP;

(3) “het Agentschap”: het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht ("het Agentschap") dat is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011;

(4) “centraal register”: de centrale fysieke voorziening voor de opslag van RTP-gegevens;

(5) “token”: een hulpmiddel met daarop een unieke identificatiecode, dat aan de geregistreerde reiziger wordt verstrekt. De unieke identificatiecode is de koppeling tussen de reiziger en zijn gegevens in het centrale register;

(6) “operationeel beheer”: alle taken die noodzakelijk zijn om grootschalige IT-systemen te laten werken, met inbegrip van de zorg voor de communicatie-infrastructuur die daarbij wordt gebruikt;

(7) “ontwikkeling”: alle taken die noodzakelijk zijn om een grootschalig IT-systeem op te zetten, met inbegrip van de communicatie-infrastructuur die daarvoor wordt gebruikt;

(8) “bevoegde autoriteiten”: de visum- en grensautoriteiten bedoeld in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad en de autoriteiten die op grond van het nationaal recht zijn belast met het controleren van personen aan de doorlaatposten aan de buitengrens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad;

(9) “onderdaan van een derde land” of “reiziger uit een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie in de zin van artikel 20 van het Verdrag is, noch als burger van een derde land krachtens overeenkomsten tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds en deze derde landen anderzijds rechten van vrij verkeer geniet die gelijkwaardig zijn aan de rechten van burgers van de Unie;

(10) “aanvraagformulier”: een standaardformulier waarmee om toelating tot het RTP wordt verzocht, opgenomen in bijlage 1;

(11) “biometrische gegevens”: vingerafdrukken;

(12) 'reisdocument': een paspoort of een ander, gelijkwaardig document dat de houder ervan het recht geeft de buitengrenzen te overschrijden en waarin een visum kan worden aangebracht;

(13) 'verificatie': het proces waarbij reeksen gegevens worden vergeleken om vast te stellen of een beweerde identiteit correct is (één-op-éénvergelijking);

(14) 'alfanumerieke gegevens': gegevens weergegeven door letters, cijfers, speciale karakters, spaties en leestekens;

(15) “nationaal systeem”: de hardware, software en nationale communicatie-infrastructuur die de apparatuur van de eindgebruikers, namelijk de bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 23, lid 2, verbinden met de netwerkaansluitpunten van de lidstaten;

(16) “de combinatie token/centraal register": een systeem voor de opslag van gegevens over geregistreerde reizigers dat gebruikmaakt van een centraal register en een token;

(17) 'bevoegde lidstaat': de lidstaat die de gegevens in het centrale register heeft ingevoerd;

(18) “gemeenschappelijk aanvraagcentrum”: een centrum als bedoeld in artikel 41, lid 2, van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad;

(19) “toezichthoudende autoriteit”: het overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG opgerichte orgaan.

Hoofdstuk II - Procedures en voorwaarden voor het indienen van een aanvraag tot deelname aan het RTP

Artikel 4 - Bevoegdheid van autoriteiten en lidstaten om een aanvraag tot deelname aan het RTP te behandelen en ter zake een beslissing te nemen

De autoriteiten met de bevoegdheid aanvragen tot deelname aan het RTP te behandelen en ter zake een beslissing te nemen, zijn de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de visum- en grensautoriteiten van de lidstaten.

Artikel 5 - Indiening van een aanvraag

1. Een onderdaan van een derde land kan een aanvraag tot deelname aan het RTP indienen bij het consulaat van om het even welke lidstaat, bij de gemeenschappelijke aanvraagcentra of de doorlaatposten aan de buitengrens. In voorkomend geval is een online-aanvraagformulier aanvaardbaar.

2. Van aanvragers kan worden verlangd dat zij een afspraak maken voor het indienen van een aanvraag. Als algemene regel geldt dat de afspraak plaatsvindt binnen twee weken na de datum waarop om de afspraak is verzocht.

3. Bij een eerste aanvraag tot deelname aan het RTP verschijnt de aanvrager persoonlijk in verband met de afname van zijn vingerafdrukken, een onderhoud en controle van zijn reisdocument.

4. Als een aanvrager een online-aanvraag indient of lid 5 op hem van toepassing is, worden de biometrische gegevens verzameld, het reisdocument gecontroleerd en een onderhoud gevoerd, vinden de verzameling van de biometrische gegevens, de controle van het reisdocument en, in voorkomend geval, het onderhoud plaats wanneer de beslissing over de aanvraag wordt genomen en het token wordt afgegeven.

5. Onverminderd artikel 8 kunnen de bevoegde autoriteiten vrijstelling verlenen van de in lid 3 bedoelde verplichting, indien de aanvrager in het bezit is van een verblijfsvergunning of een verblijfskaart of bij deze autoriteiten bekendstaat om zijn integriteit en betrouwbaarheid.

6. Bij het indienen van de aanvraag moet de aanvrager:

(a) ten minste 12 jaar oud zijn;

(b) een aanvraagformulier als bedoeld in artikel 6 overleggen;

(c) een reisdocument als bedoeld in artikel 7 overleggen;

(d) de afname van zijn vingerafdrukken toestaan, overeenkomstig artikel 8;

(e) bewijsstukken overleggen als bedoeld in artikel 9 en bijlage II, voor zover van toepassing;

(f) de leges betalen overeenkomstig artikel 10.

7. De aanvrager kan zijn aanvraag intrekken zolang daarover geen beslissing is genomen.

Artikel 6 - Aanvraagformulier

1. Elke aanvrager dient een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier in. Minderjarigen leggen een aanvraagformulier over dat is ondertekend door een persoon die permanent het ouderlijke gezag of de wettelijke voogdij uitoefent.

2. Het aanvraagformulier is in ruime mate beschikbaar en gemakkelijk verkrijgbaar en het wordt door de lidstaten kosteloos aan de aanvragers ter beschikking gesteld.

3. Het aanvraagformulier is in elk geval in de volgende talen beschikbaar: de officiële taal/talen van de betrokken lidstaat, de officiële taal/talen van het derde land of de derde landen waar de aanvraag kan worden ingediend en de officiële taal/talen van aangrenzende derde landen, in voorkomend geval.

4. De lidstaten delen de aanvragers mee in welke taal of talen het aanvraagformulier kan worden ingevuld.

Artikel 7 - Reisdocumenten

De aanvrager dient een machineleesbaar reisdocument of een elektronisch machineleesbaar reisdocument in dat ten minste geldig is gedurende de periode waarvoor deelname aan het RTP wordt aangevraagd en dat is afgegeven in de voorafgaande vijf jaar. Ofwel is het reisdocument voorzien van het vereiste visum, ofwel gaat het vergezeld van de vereiste machineleesbare verblijfsvergunning of verblijfskaart. In voorkomend geval kan de aanvrager ook tegelijkertijd een visum en deelname aan het RTP aanvragen.

Artikel 8 - Biometrische gegevens

1. Als een aanvrager nog niet eerder deelname aan het RTP heeft aangevraagd, verzamelen de lidstaten biometrische gegevens van de betrokkene, namelijk vier vlak afgenomen en digitaal verzamelde vingerafdrukken, overeenkomstig de waarborgen vastgelegd in het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.

2. Indien het niet mogelijk is om vier vingerafdrukken te nemen, wordt het maximale aantal vingerafdrukken afgenomen. De lidstaten zorgen ervoor dat er passende procedures zijn die de waardigheid van de aanvrager waarborgen ingeval zich bij het afnemen van de vingerafdrukken moeilijkheden voordoen.

3. Indien de bij een voorgaande aanvraag van de aanvrager genomen vingerafdrukken minder dan 59 maanden vóór de datum van de nieuwe aanvraag voor het eerst in het centrale register werden opgenomen, mogen zij in de volgende aanvraag worden overgenomen.

Bij gerede twijfel over de identiteit van de aanvrager of wanneer niet onmiddellijk kan worden bevestigd dat de vingerafdrukken werden afgenomen binnen de in de eerste alinea gespecificeerde termijn, nemen de bevoegde autoriteiten evenwel vingerafdrukken van de aanvrager af.

4. De specificaties voor de resolutie en het gebruik van vingerafdrukken voor biometrische verificatie in het RTP worden overeenkomstig artikel 37 vastgesteld door de Commissie.

5. De vingerafdrukken worden afgenomen door bevoegde en naar behoren gemachtigde personeelsleden van de bevoegde autoriteiten.

6. De vingerafdrukken worden niet gekoppeld aan de alfanumerieke gegevens en zij worden in een afzonderlijk deel van het centrale register opgeslagen.

Artikel 9 - Bewijsstukken

1. De aanvrager verstrekt bij het indienen van zijn aanvraag tot deelname aan het RTP het volgende:

(a) documenten waaruit het doel van de reizen blijkt;

(b) bewijs van voldoende middelen van bestaan, wat betreft reis en huisvesting, voor de volgende twee bezoeken;

(c) documenten waaruit de beroeps- of gezinssituatie blijkt, bijvoorbeeld in het geval van zakenlieden, ambtenaren die betrokken zijn bij regelmatige officiële contacten met lidstaten en EU-instellingen, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, personen die reizen voor scholing, studiebijeenkomsten of conferenties, familieleden van burgers van de Unie en familieleden van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven.

2. Als de aanvrager een familielid is van een burger van de Unie en het recht van vrij verkeer geniet, hoeft de aanvrager enkel een verblijfskaart over te leggen die is afgegeven door een lidstaat, in voorkomend geval, alsook een bewijs van zijn identiteit, nationaliteit en familiebanden met een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is.

3. Als een onderdaan van een derde land op hetzelfde moment en dezelfde plaats een aanvraag voor een meervoudig visum en een aanvraag tot deelname aan het RTP indient, is slechts één set bewijsstukken nodig.

4. Als een houder van een meervoudig visum zijn aanvraag tot deelname aan het RTP indient op de plaats waar hij eerder de aanvraag van zijn meervoudig visum heeft ingediend, mag ter beoordeling van de aanvraag tot deelname aan het RTP gebruik worden gemaakt van de bewijsstukken die hij heeft overgelegd voor de aanvraag van zijn meervoudig visum. Als wordt betwijfeld of de eerder overgelegde bewijsstukken nog actueel zijn, kan een lidstaat binnen een periode van tien werkdagen om nieuwe bewijsstukken verzoeken.

In bijlage II is een niet-limitatieve lijst opgenomen van bewijsstukken die de bevoegde autoriteiten van de aanvrager kunnen verlangen.

5. De lidstaten kunnen van de aanvragers verlangen dat zij een bewijs van garantstelling en/of particuliere huisvesting overleggen door een formulier in te vullen dat is opgesteld door de betrokken lidstaat. Om een dergelijk bewijs mag ten hoogste voor de volgende twee bezoeken worden gevraagd. Dit formulier bevat met name de volgende informatie:

(a) de periode waarop de garantstelling en/of huisvesting betrekking hebben;

(b) of het bedoeld is als bewijs van garantstelling en/of huisvesting;

(c) of de gastheer/gastvrouw een particulier, een onderneming of een organisatie is;

(d) de identiteit en contactgegevens van de gastheer/gastvrouw;

(e) de uitgenodigde aanvrager(s);

(f) het verblijfadres;

(g) eventuele verwantschap met de gastheer/gastvrouw.

Naast de officiële taal of talen van de lidstaat wordt het formulier in ten minste één andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie opgesteld. In het formulier wordt aan degene die het ondertekent de in artikel 48, lid 1, vereiste informatie verstrekt. Een model van het formulier wordt aan de Commissie toegestuurd.

6. De bevoegde autoriteiten kunnen vrijstelling verlenen van een of meer van de in lid 1 bedoelde verplichtingen, indien de aanvrager in het bezit is van een verblijfsvergunning of een verblijfskaart of bij deze autoriteiten bekendstaat om zijn integriteit en betrouwbaarheid.

Artikel 10 - Leges

1. Aanvragers voldoen de in bijlage III vermelde leges.

2. Dit bedrag wordt regelmatig herzien en weerspiegelt de administratieve kosten. De Commissie wordt overeenkomstig artikel 59 gemachtigd om gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking het aanpassen van de leges.

3. De leges worden geheven in euro, in de nationale munt van het derde land waar de aanvraag wordt ingediend of in de munt die doorgaans in dat land wordt gebruikt, en zij worden niet terugbetaald, ongeacht het resultaat van de aanvraag of eventuele intrekking van de aanvraag.

4. Indien de leges in een andere munt dan de euro worden geheven, wordt het bedrag ervan bepaald en regelmatig bijgesteld aan de hand van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde wisselkoersen. Het geheven bedrag mag worden afgerond.

5. Aanvragers ontvangen voor de betaalde leges een gedrukte of elektronische kwitantie.

HOOFDSTUK III - Behandelen van en beslissen over aanvragen

Artikel 11 - Ontvankelijkheid

1. De bevoegde autoriteiten gaan na of:

– de aanvrager tenminste 12 jaar oud is;

– de aanvraag de elementen, genoemd in artikel 5, lid 6, onder b), c) en e), bevat;

– de biometrische gegevens van de aanvrager zijn verzameld;

– de leges zijn geïnd.

2. Indien de bevoegde autoriteiten vaststellen dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, is de aanvraag ontvankelijk en

– volgen zij de procedures van artikel 24;

– nemen zij de aanvraag nader in behandeling.

3. Indien de bevoegde autoriteiten vaststellen dat niet aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, is de aanvraag niet ontvankelijk, wat inhoudt dat de autoriteiten de aanvraag niet behandelen en onverwijld:

– het aanvraagformulier en alle door de aanvrager verstrekte documenten terugzenden;

– de verzamelde biometrische gegevens vernietigen.

Artikel 12 - Onderzoeken van een aanvraag

1. Uitsluitend de bevoegde autoriteiten van artikel 4 behandelen aanvragen en voeren, in voorkomend geval, een onderhoud.

2. Bij de behandeling van een aanvraag gaat de bevoegde autoriteit na of:

(a) de aanvrager voldoet aan de inreisvoorwaarden van artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 562/2006;

(b) het reisdocument, het visum, de verblijfsvergunning of de verblijfskaart die de aanvrager overlegt, geldig en niet vals, nagemaakt of vervalst is;

(c) de aanvrager de noodzaak om veelvuldig en/of regelmatig te reizen aantoont of zijn voornemen hiertoe motiveert,

(d) de aanvrager de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten in het verleden niet heeft overschreden, en of hij zijn integriteit en betrouwbaarheid aantoont, en met name zijn oprechte voornemen om het grondgebied tijdig te verlaten;

(e) de aanvrager het doel en de omstandigheden van de voorgenomen verblijven heeft aangetoond;

(f) de aanvrager zijn financiële situatie in het land van herkomst of verblijf staaft en voldoende middelen van bestaan heeft voor zowel de duur van de voorgenomen verblijven als zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of in de mogelijkheid verkeert deze middelen legaal te verkrijgen;

(g) of de aanvrager niet gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem (SIS);

(h) de aanvrager niet wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of hij om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang niet gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten;

(i) deelname aan het RTP de aanvrager al eens is toegestaan of geweigerd en of diens eventuele deelname is verlengd of beëindigd.

Bij het nagaan of de aanvrager voldoet aan de inreisvoorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening nr. 562/2006, wordt bijzondere aandacht geschonken aan de vraag of de aanvrager een risico van illegale immigratie of een risico voor de veiligheid van de lidstaten vertegenwoordigt en of de aanvrager het voornemen heeft het grondgebied van de lidstaten binnen de toegestane verblijfsduur te verlaten.

3. Bij de beoordeling van de middelen van bestaan voor de voorgenomen verblijven wordt rekening gehouden met de duur en het doel van de verblijven, alsmede met de gemiddelde prijzen voor onderdak in de betrokken lidstaat of lidstaten, bepaald op basis van een goedkoop verblijf en aan de hand van de door elk van de lidstaten overeenkomstig artikel 34 van de Schengengrenscode vastgestelde richtbedragen. Een bewijs van garantstelling en/of particuliere huisvesting kan eveneens de toereikendheid van de middelen van bestaan aantonen.

4. Bij de behandeling van een aanvraag worden met name de echtheid en betrouwbaarheid van de overgelegde documenten, alsmede de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager onderzocht. Als de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een aanvraag twijfels heeft over de aanvrager, zijn verklaringen of de verstrekte bewijsstukken, kan deze lidstaat andere lidstaten raadplegen alvorens een beslissing over de aanvraag te nemen.

5. Bij de behandeling van een aanvraag kunnen de bevoegde autoriteiten in gerechtvaardigde gevallen om aanvullende documenten als vermeld in artikel 9 verzoeken.

6. Een eerdere weigering om een aanvrager toe te laten tot het RTP leidt niet automatisch tot weigering van een nieuwe aanvraag. Een nieuwe aanvraag wordt beoordeeld op basis van alle beschikbare informatie.

7. Bij de behandeling van aanvragen van familieleden van burgers van de Unie worden dezelfde criteria toegepast als bij de behandeling van hun visumaanvragen.

Artikel 13 - Beslissing over de aanvraag

1. Over een aanvraag die op grond van artikel 11 ontvankelijk is, wordt door de bevoegde autoriteiten beslist binnen 25 kalenderdagen na de datum van indiening.

2. Tenzij de aanvraag niet-ontvankelijk is bevonden of door de aanvrager is ingetrokken, wordt beslist om:

(a) deelname aan het RTP toe te staan, overeenkomstig artikel 14, of

(b) deelname aan het RTP te weigeren, overeenkomstig artikel 15.

HOOFDSTUK IV - Toestaan, verlengen, weigeren en beëindigen van deelname aan het RTP

Artikel 14 - Toelating tot het RTP en verlenging van deelname

1. In eerste instantie wordt deelname aan het RTP toegestaan voor een periode van één jaar. Voor reizigers die de regels en voorschriften inzake het overschrijden van de buitengrens en verblijf in het Schengengebied in acht hebben genomen, kan de deelname op verzoek tweemaal met twee jaar worden verlengd, zonder nieuwe aanvraag. Deelname wordt toegestaan voor een periode die niet langer is dan de geldigheidsduur van het reisdocument/de reisdocumenten, het visum, de verblijfsvergunning of de verblijfskaart, in voorkomend geval, en berust op de behandeling overeenkomstig artikel 12.

2. Indien aan de inhoudelijke vereisten van deze verordening wordt voldaan, wordt deelname aan het RTP zonder verdere procedurele vereisten toegestaan voor personen die in het bezit zijn van een meervoudig visum of een D-visum met een geldigheidsduur van ten minste één jaar, personen met een verblijfsvergunning en familieleden van burgers van de Unie.

3. Wanneer is beslist om deelname aan het RTP toe te staan, worden de in artikel 26 bedoelde gegevens opgeslagen in het centrale register.

4. Wanneer is beslist om deelname aan het RTP toe te staan, worden de in artikel 27 bedoelde gegevens opgeslagen op het token.

5. Wanneer is beslist om deelname aan het RTP te verlengen, worden de in artikel 30 bedoelde gegevens opgeslagen in het centrale register.

Artikel 15 - Weigering van deelname aan het RTP

1. Deelname aan het RTP wordt geweigerd indien de aanvrager:

(a) een reisdocument overlegt dat niet geldig is, of dat vals, nagemaakt of vervalst is;

(b) niet in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning of verblijfskaart of een visum, indien zulks krachtens Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad is vereist, en niet voldoet aan de vereisten voor een dergelijk document;

(c) de noodzaak om veelvuldig en/of regelmatig te reizen niet aantoont of zijn voornemen hiertoe niet motiveert,

(d) de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten in het verleden heeft overschreden, en hij zijn integriteit en betrouwbaarheid, en met name zijn oprechte voornemen om het grondgebied tijdig te verlaten, niet aantoont;

(e) het doel en de omstandigheden van de voorgenomen verblijven niet aantoont;

(f) zijn financiële situatie in het land van herkomst of verblijf niet staaft en niet voldoende middelen van bestaan heeft voor zowel de duur van de voorgenomen verblijven als zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of niet in de mogelijkheid verkeert deze middelen legaal te verkrijgen;

(g) in het SIS is gesignaleerd;

(h) wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, met name als hij om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten;

of

(i) indien er gerede twijfel bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, of over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager.

2. Zowel de beslissing om een aanvraag af te wijzen als de redenen hiervoor worden kenbaar gemaakt door middel van het standaardformulier van bijlage IV.

3. Onverminderd het recht op rechterlijke toetsing volgens het procedurerecht van de lidstaat die de eindbeslissing over de aanvraag heeft genomen, heeft de aanvrager die niet tot het RTP is toegelaten, recht op herziening van de afwijzing teneinde potentiële fouten te betwisten of recht te zetten, overeenkomstig het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Het beroep wordt ingesteld tegen de lidstaat die de beslissing over de aanvraag heeft genomen en op dit beroep is de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat van toepassing. De lidstaten verstrekken de aanvragers informatie over de beroepsprocedure, zoals gespecificeerd in bijlage IV.

4. Als een aanvraag tot deelname aan het RTP wordt afgewezen, worden gegevens toegevoegd aan het centrale register, overeenkomstig artikel 28.

Artikel 16 - Beëindiging

1. Deelname aan het RTP wordt beëindigd:

(a) als blijkt dat niet werd voldaan aan de voorwaarden voor deelname aan het RTP;

(b) als blijkt dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor deelname aan het RTP;

(c) op verzoek van de geregistreerde reiziger.

2. Deelname mag te allen tijde door de bevoegde autoriteiten van om het even welke lidstaat worden beëindigd op grond van lid 1.

3. Indien andere dan de bevoegde autoriteiten over aanwijzingen beschikken dat deelname aan het RTP op grond van lid 1 moet worden beëindigd, stellen zij de bevoegde autoriteiten daarvan onverwijld in kennis.

4. De beslissing tot beëindiging van deelname aan het RTP en de redenen die deze beslissing ten grondslag liggen, worden aan de geregistreerde reiziger bekendgemaakt door middel van het standaardformulier van bijlage IV.

5. Onverlet het recht op rechterlijke toetsing, overeenkomstig het procedurerecht van de lidstaat die de deelname aan het RTP heeft beëindigd, heeft een geregistreerde reiziger wiens deelname aan het RTP is beëindigd recht op herziening van de beëindiging teneinde potentiële fouten te betwisten of recht te zetten, overeenkomstig het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, tenzij de deelname overeenkomstig lid 1, onder c), op verzoek van de geregistreerde reiziger is beëindigd. Het beroep wordt ingesteld tegen de lidstaat die de beslissing tot beëindiging heeft genomen en op dit beroep is de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat van toepassing. De lidstaten verstrekken de aanvragers informatie over de beroepsprocedure, zoals gespecificeerd in bijlage IV.

6. Als een deelname aan het RTP wordt beëindigd, worden gegevens toegevoegd aan het centrale register, overeenkomstig artikel 29.

7. Indien de deelname wordt beëindigd op verzoek van de geregistreerde reiziger, heeft deze het recht om zijn gegevens onmiddellijk te laten verwijderen. De lidstaten informeren de geregistreerde reiziger over dit recht.

HOOFDSTUK V - Administratief beheer en organisatie

Artikel 17 - Administratie

1. De bevoegde instanties houden een aanvragenregister bij. Elk individueel aanvraagdossier bestaat uit het aanvraagformulier, afschriften van relevante bewijsstukken, aantekeningen van verrichte controles en het referentienummer van de toegestane deelname aan het RTP, zodat personeelsleden in voorkomend geval de voorgeschiedenis van een beslissing over een aanvraag kunnen reconstrueren.

2. Individuele aanvraagdossiers worden voor de duur van de deelname aan het RTP bewaard.

3. Bij weigering of beëindiging van deelname aan het RTP worden de aanvraagdossiers ten hoogste twee jaar bewaard. Deze termijn begint op de datum waarop de bevoegde autoriteit beslist tot weigering of beëindiging van deelname. Aanvragen die door de aanvragers worden ingetrokken, worden onverwijld verwijderd. De lidstaten kunnen de aanvraagdossiers met inbegrip van de bewijsstukken in elektronisch formaat opslaan.

Artikel 18 - Hulpmiddelen voor de behandeling van aanvragen, de uitgifte van tokens, toezicht en statistieken

1. De organisatie van de procedures voor het indienen en behandelen van aanvragen en het uitgeven van tokens valt onder de bevoegdheid van de respectieve lidstaten.

2. De lidstaten zetten genoeg geschikte personeelsleden in voor de uitvoering van de taken in verband met de behandeling van aanvragen, zodat het publiek is verzekerd van een aanvaardbare en geharmoniseerde dienstverlening.

3. De bevoegde autoriteiten bieden hun personeelsleden de benodigde opleiding en verstrekken hun volledige, accurate en actuele informatie over de betrokken nationale en EU-wetgeving.

4. De bevoegde autoriteiten dragen zorg voor een geregeld adequaat toezicht op de behandeling van aanvragen en de afgifte van tokens, en zij nemen corrigerende maatregelen wanneer wordt vastgesteld dat de voorschriften en procedures van deze verordening niet worden gevolgd.

5. De lidstaten stellen jaarlijkse statistieken over het RTP samen op grond van de tabel in bijlage V. Deze statistieken worden jaarlijks uiterlijk op 1 maart bij het Agentschap ingediend. Het Agentschap publiceert deze.

Artikel 19 - Gedrag van het personeel

1. De bevoegde autoriteiten dragen er zorg voor dat aanvragers op correcte wijze worden bejegend.

2. Bij de verrichting van hun taken eerbiedigen de bevoegde autoriteiten de menselijke waardigheid. Elke maatregel staat in verhouding tot de daarmee nagestreefde doeleinden.

3. Bij de uitvoering van hun werkzaamheden mogen de bevoegde autoriteiten aanvragers of geregistreerde reizigers niet discrimineren op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

Artikel 20 - Publieksvoorlichting

De lidstaten lichten het publiek in over alle aspecten die van belang zijn voor het aanvragen van deelname aan het RTP, en met name over:

(a) de criteria, voorwaarden en procedures voor het aanvragen van deelname;

(b) de termijnen voor de behandeling van aanvragen;

(c) de leges;

(d) de plaats waar aanvragen kunnen worden ingediend.

HOOFDSTUK V - I


Technische architectuur van de combinatie token/centraal register, gegevenscategorieën en gegevensinvoer door de bevoegde autoriteiten

Artikel 21 - Technische architectuur van de combinatie token/centraal register

De combinatie token/centraal register omvat:

(a) een centraal register dat bestaat uit een hoofdregister en een back-upregister dat in geval van storing alle functies van het hoofdregister kan overnemen;

(b) een op gemeenschappelijke specificaties gebaseerde uniforme interface in elke lidstaat;

(c) de netwerkaansluitpunten die deel uitmaken van de uniforme interface en als nationale toegangspunten het nationale systeem als omschreven in artikel 3, lid 15, van elke lidstaat met het centrale register verbinden;

(d) een communicatie-infrastructuur tussen het centrale register en de netwerkaansluitpunten; en

(e) een op gemeenschappelijke technische normen gebaseerd token.

Artikel 22 - Gegevenscategorieën in de combinatie token/centraal register

1. Alleen de volgende gegevenscategorieën worden in het centrale register opgeslagen:

(a) alfanumerieke gegevens betreffende de aanvrager en over gevallen van toegestane, geweigerde, beëindigde of verlengde deelname, als bedoeld in artikel 25, leden 1 tot en met 4, artikel 26 en de artikelen 28 tot en met 30;

(b) biometrische gegevens als bedoeld in artikel 25, lid 5;

De alfanumerieke gegevens en biometrische gegevens worden opgeslagen in afzonderlijke delen van het centrale register.

2. Enkel de unieke identificatiecode wordt opgeslagen op het in artikel 27 bedoelde token.

Artikel 23 - Invoeren, wijzigen, verwijderen, raadplegen en doorzoeken van gegevens

1. De toegang tot het centrale register en het token voor het invoeren, wijzigen, verwijderen of rechtstreeks raadplegen of doorzoeken van de in artikel 22, lid 1, bedoelde gegevens is uitsluitend voorbehouden aan de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de autoriteiten die bevoegd zijn voor de doelen van deze verordening. De toegang van deze autoriteiten is beperkt tot de gegevens die vereist zijn voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze doelen en staat in verhouding tot de doelstellingen.

2. Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten aan waarvan de naar behoren gemachtigde personeelsleden toegang hebben tot het centrale register of het token om gegevens in te voeren, te wijzigen, te verwijderen, te raadplegen of te doorzoeken. Elke lidstaat verstrekt het Agentschap onverwijld een lijst van de betrokken autoriteiten, inclusief de autoriteiten als bedoeld in artikel 52, lid 4, en eventuele wijzigingen.

3. Binnen vier maanden nadat deze verordening in werking treedt, maakt het Agentschap een geconsolideerde lijst van de in lid 2 bedoelde autoriteiten bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer de lijst wordt gewijzigd, maakt het Agentschap een keer per jaar een bijgewerkte geconsolideerde versie bekend.

Artikel 24 - Procedures voor het invoeren van gegevens uit de aanvraag

1. Wanneer een aanvraag krachtens artikel 11 ontvankelijk is, stelt de bevoegde autoriteit onverwijld het aanvraagdossier samen door de in artikel 25 genoemde gegevens in het centrale register in te voeren, voor zover deze gegevens door de aanvrager moeten worden verstrekt.

2. Wanneer specifieke gegevens om wettelijke redenen niet vereist zijn, wordt in de rubrieken voor deze gegevens „niet van toepassing” vermeld.

Artikel 25 - Gegevens die moeten worden ingevoerd bij het indienen van een aanvraag tot deelname aan het RTP

De bevoegde autoriteit neemt de volgende gegevens op in het aanvraagdossier:

(1) het unieke aanvraagnummer;

(2) statusinformatie, waaruit blijkt dat wordt verzocht om deelname aan het RTP;

(3) de autoriteit waarbij de aanvraag is ingediend, met plaatsaanduiding;

(4) de volgende uit het aanvraagformulier over te nemen gegevens:

(a) achternaam; voornaam/-namen;

(b) achternaam bij geboorte (vroegere achternaam/-namen), land van geboorte, nationaliteit(en) en geslacht;

(c) geboortedatum, geboorteplaats;

(d) soort en nummer van het reisdocument (evt. meerdere), de autoriteit die het heeft afgegeven, de datum van afgifte van het document en de datum waarop de geldigheidstermijn ervan verstrijkt;

(e) plaats en datum van de aanvraag;

(f) indien artikel 9, lid 5, van toepassing is, gegevens over de persoon die verplicht is de kosten van levensonderhoud van de aanvrager tijdens het verblijf te betalen, namelijk:

(i)      als het gaat om een natuurlijke persoon: achternaam, voornaam, adres en telefoonnummer van die persoon;

(ii)      als het gaat om een bedrijf of een andere organisatie: naam en adres van het bedrijf/de organisatie, achternaam en voornaam van de contactpersoon bij dat bedrijf/die organisatie, en een telefoonnummer;

(g) belangrijkste doeleinden van de reizen,

(h) huisadres en telefoonnummer van de aanvrager;

(i) nummer van de eventuele visumsticker;

(j) nummer van de eventuele verblijfsvergunning of verblijfskaart;

(k) huidig beroep en werkgever; voor studenten: naam van de onderwijsinstelling;

(l) ingeval van minderjarigen: achternaam en voornamen van de persoon die het ouderlijk gezag of de wettelijke voogdij uitoefent over de aanvrager;

(5) vingerafdrukken, overeenkomstig artikel 8.

Artikel 26 - Gegevens die aan het centrale register moeten worden toegevoegd wanneer deelname aan het RTP wordt toegestaan of een aanvraag hiertoe wordt ingetrokken

1. Indien wordt beslist om deelname aan het RTP toe te staan, voegt de bevoegde autoriteit die deelname heeft toegestaan aan het aanvraagdossier de volgende gegevens toe:

(a) statusinformatie waaruit blijkt dat deelname aan het RTP is toegestaan;

(b) de autoriteit die deelname heeft toegestaan, met plaatsaanduiding;

(c) plaats en datum van de beslissing om deelname aan het RTP toe te staan;

(d) begin- en einddatum van de geldigheidsduur van de deelname.

2. Indien een aanvraag door de aanvrager wordt ingetrokken voordat is beslist of deelname aan het RTP wordt toegestaan, vermeldt de bevoegde autoriteit dat de behandeling van de aanvraag om die reden is afgesloten, vermeldt zij de datum van de afsluiting en verwijdert zij de gegevens uit het aanvraagdossier.

Artikel 27 - Gegevens die moeten worden opgeslagen op het token wanneer deelname aan het RTP wordt toegestaan

1. Indien wordt beslist om deelname aan het RTP toe te staan, brengt de bevoegde autoriteit die deelname toestaat een unieke identificatiecode aan op het token. De unieke identificatiecode is gelijk aan het aanvraagnummer.

2. Het token wordt de aanvrager ter hand gesteld.

Artikel 28 - Gegevens die aan het centrale register moeten worden toegevoegd wanneer deelname aan het RTP wordt geweigerd

1. Indien wordt beslist om deelname aan het RTP te weigeren, voegt de bevoegde autoriteit die deelname heeft geweigerd de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier:

(a) statusinformatie waaruit blijkt dat deelname aan het RTP is geweigerd;

(b) de autoriteit die deelname aan het RTP heeft geweigerd, met plaatsaanduiding;

(c) plaats en datum van de beslissing om deelname aan het RTP te weigeren.

2. In het aanvraagdossier worden ook de redenen voor de weigering van deelname aan het RTP vermeld; daarbij gaat het om één of meer van de in artikel 15, lid 1, vermelde redenen.

Artikel 29 - Gegevens die aan het centrale register moeten worden toegevoegd wanneer deelname aan het RTP wordt beëindigd

1. Indien wordt beslist om deelname aan het RTP te beëindigen, voegt de bevoegde autoriteit die daartoe heeft beslist de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier:

(a) statusinformatie waaruit blijkt dat de deelname aan het RTP is beëindigd;

(b) de autoriteit die de deelname heeft beëindigd, met plaatsaanduiding;

(c) plaats en datum van de beslissing om de deelname aan het RTP te beëindigen.

2. In het aanvraagdossier worden ook de redenen voor de beëindiging van deelname aan het RTP vermeld; daarbij gaat het om één of meer van de in artikel 16, lid 1, vermelde redenen.

Artikel 30 - Gegevens die aan het centrale register moeten worden toegevoegd wanneer deelname aan het RTP wordt verlengd

Indien wordt beslist om deelname aan het RTP te verlengen, voegt de bevoegde autoriteit die daartoe heeft beslist de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier:

(a) statusinformatie waaruit blijkt dat de deelname aan het RTP is verlengd;

(b) de autoriteit die de deelname heeft verlengd, met plaatsaanduiding;

(c) plaats en datum van de beslissing;

(d) begin- en einddatum van de verlengde geldigheidsduur.

HOOFDSTUK VII - Gebruik van gegevens

Artikel 31

Gebruik van gegevens voor de behandeling van aanvragen, bij verlies of diefstal van een token of wanneer zich problemen voordoen bij het vergemakkelijken van de grensoverschrijding door geregistreerde reizigers

1. De bevoegde autoriteit raadpleegt het centrale register met het oog op de behandeling van aanvragen en de beslissingen in verband met deze aanvragen, inclusief de beslissing tot beëindiging of verlenging van deelname aan het RTP. Daarnaast raadplegen de bevoegde autoriteiten het centrale register bij verlies of diefstal van een token of wanneer zich problemen voordoen bij het vergemakkelijken van de grensoverschrijding door geregistreerde reizigers.

2. De bevoegde autoriteit doorzoekt het centrale register voor de in lid 1 genoemde doeleinden aan de hand van een of meer van de volgende gegevens:

(a) het unieke aanvraagnummer;

(b) de in artikel 25, lid 4, onder a), b) en c), bedoelde gegevens;

(c) de in artikel 25, lid 4, onder d), bedoelde gegevens over het reisdocument;

(d) het nummer van de eventuele visumsticker, verblijfsvergunning of verblijfskaart.

3. Indien de zoekopdracht aan de hand van één of meer van de in lid 2 genoemde gegevens uitwijst dat in het centrale register gegevens betreffende de aanvrager zijn opgeslagen, krijgt de bevoegde autoriteit toegang tot het aanvraagdossier, maar niet tot het afzonderlijke deel met biometrische gegevens.

4. Alleen wanneer de geregistreerde reiziger het token en de vingerafdrukken tegelijk aanbiedt, mag de bevoegde autoriteit met het oog op verlenging van deelname aan het RTP of wanneer zich problemen voordoen bij het vergemakkelijken van de grensoverschrijding door geregistreerde reizigers, het afzonderlijke deel van het centrale register met biometrische gegevens doorzoeken. Indien deze zoekopdracht uitwijst dat in het centrale register gegevens betreffende de geregistreerde reiziger zijn opgeslagen, wordt de bevoegde autoriteit toegang verleend tot het aanvraagdossier, met inbegrip van de biometrische gegevens.

5. De bevoegde autoriteit mag het afzonderlijke deel van het centrale register met biometrische gegevens enkel zonder token doorzoeken voor het behandelen van aanvragen, het beslissen over eventuele beëindiging van deelname aan het RTP en bij verlies of diefstal van het token. Indien deze zoekopdracht uitwijst dat in het centrale register gegevens betreffende de aanvrager zijn opgeslagen, wordt de bevoegde autoriteit toegang verleend tot het aanvraagdossier, met inbegrip van de biometrische gegevens.

Artikel 32 - Gebruik van gegevens bij grensdoorlaatposten aan buitengrenzen

1. Teneinde grensoverschrijding door geregistreerde reizigers te vergemakkelijken door de identiteit van de geregistreerde reiziger te controleren en na te gaan of deze deelneemt aan het RTP en/of voldoet aan de in de Schengengrenscode vastgestelde voorwaarden voor binnenkomst op en vertrek van het grondgebied van de lidstaten, kunnen de bevoegde autoriteiten het centrale register doorzoeken aan de hand van de unieke identificatiecode (token) en het nummer van het reisdocument om na te gaan of de betrokkene is toegelaten tot het RTP, alsook de identiteit van een geregistreerde reiziger te controleren door diens vingerafdrukken te verifiëren.

2. Als de zoekopdracht aan de hand van de in lid 1 bedoelde gegevens uitwijst dat in het centrale register gegevens over de geregistreerde reiziger zijn opgeslagen, ontvangt de bevoegde autoriteit hit/no hit-informatie.

3. Bij een niet-automatische grenscontrole kan, zonder afbreuk te doen aan lid 1, de identiteit van een geregistreerde reiziger worden geverifieerd door het reisdocument op zicht te controleren.

Artikel 33 - Gebruik van gegevens voor verslagen en statistieken

De bevoegde autoriteiten mogen, uitsluitend met het oog op het opstellen van verslagen en statistieken en zonder dat daarbij een individuele aanvrager kan worden geïdentificeerd, de volgende gegevens raadplegen:

(1) de statusinformatie;

(2) de huidige nationaliteit van de aanvrager;

(3) plaats en datum van de aanvraag;

(4) de soort(en) beslissing(en) inzake deelname aan het RTP en de reden(en) hiervoor;

(5) het soort reisdocument(en) en het land van afgifte,

(6) de bevoegde autoriteit, met plaatsaanduiding, die heeft beslist om deelname aan het RTP toe te staan, te weigeren, te beëindigen of te verlengen en de datum van deze beslissing;

(7) het doel van de reizen;

(8) verlies of diefstal van tokens.

HOOFDSTUK VIII - Bewaringstermijn, wijziging van gegevens en verlies of diefstal van token

Artikel 34 - Bewaringstermijn van opgeslagen gegevens

1. Onverminderd de verwijdering van gegevens als bedoeld in artikel 16, lid 7, artikel 26, lid 2, en artikel 35 en de registratie van gegevens als bedoeld in artikel 45, wordt elk afzonderlijk aanvraagdossier voor ten hoogste vijf jaar in het centrale register opgeslagen.

Deze termijn gaat in:

(a) op de datum waarop de al dan niet verlengde geldigheidsduur van de deelneming aan het RTP verstrijkt;

(b) op de datum waarop het aanvraagdossier in het centrale register is aangemaakt, indien de aanvraag is ingetrokken;

(c) op de datum waarop de bevoegde autoriteit heeft beslist tot weigering of beëindiging van de deelname.

2. Bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde periode wordt het afzonderlijke aanvraagdossier automatisch uit het centrale register verwijderd.

3. De geregistreerde reiziger mag het token houden.

Artikel 35 - Wijziging van gegevens en vervroegde verwijdering van gegevens

1. Alleen de bevoegde lidstaat die de gegevens in het centrale register heeft ingevoerd, heeft het recht om wijzigingen aan te brengen door deze gegevens recht te zetten of te verwijderen.

2. Indien de bevoegde lidstaat over aanwijzingen beschikt dat in het centrale register onjuiste gegevens zijn verwerkt of dat de verwerking daarin niet strookt met deze verordening, controleert hij de betrokken gegevens om deze onverwijld recht te zetten of te verwijderen, indien nodig. Dit kan ook op verzoek van de geregistreerde reiziger gebeuren.

3. Indien een andere dan de bevoegde lidstaat over aanwijzingen beschikt dat in het centrale register onjuiste gegevens zijn verwerkt of dat de verwerking daarin niet strookt met deze verordening, stelt hij de bevoegde lidstaat hiervan onverwijld in kennis. De bevoegde lidstaat controleert de betrokken gegevens en zorgt, indien nodig, onverwijld voor rechtzetting of verwijdering.

4. Indien vóór het verstrijken van de in artikel 34, lid 1, bedoelde termijn een aanvrager de nationaliteit van een lidstaat heeft verworven, worden de aanvraagdossiers onverwijld uit het centrale register verwijderd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de nationaliteit is verworven.

5. Wanneer de beslissing tot weigering van deelname aan het RTP door een rechter of beroepsinstantie is vernietigd, worden de in artikel 28 bedoelde gegevens onverwijld door de lidstaat die deelname heeft geweigerd, verwijderd, zodra de vernietiging van de beslissing tot weigering van deelname onherroepelijk is geworden. De individuele aanvraag waarop het voornoemde besluit van een rechter of beroepsinstantie betrekking heeft, wordt opnieuw onderzocht door de bevoegde autoriteit, waarbij rekening wordt gehouden met het oordeel van de rechter of beroepsinstantie.

Artikel 36 - Verlies of diefstal van een token

1. De geregistreerde reiziger stelt de autoriteit van uitgifte in kennis van verlies en/of diefstal van het token.

2. Wanneer een derde de bevoegde autoriteiten in kennis stelt van verlies of diefstal van een token, blokkeren deze de deelname aan het RTP en stellen zij de lidstaat die deelname toestond hiervan in kennis. De bevoegde lidstaat stelt de geregistreerde reiziger per telefoon, fax, post of e-mail in kennis van het verlies of de diefstal van het token.

3. Wanneer het verlies of de diefstal van een token door een geregistreerde reiziger wordt gemeld, verifieert de bevoegde lidstaat of de betrokkene tot het RTP is toegelaten. De bevoegde lidstaat geeft op verzoek van de geregistreerde reiziger een nieuw token uit. Bij gebreke van een dergelijk verzoek wordt de deelname geblokkeerd.

4. De geregistreerde reiziger is verplicht de kosten van een nieuw token te voldoen.

HOOFDSTUK IX - Ontwikkeling, werking en verantwoordelijkheden

Artikel 37 - Vaststelling van uitvoeringsmaatregelen door de Commissie

1. De Commissie neemt de nodige maatregelen voor de ontwikkeling, de technische uitvoering en de verdere uitwerking van het centrale register, de uniforme interfaces en de communicatie-infrastructuur, met name wat betreft:

(a) de specificaties inzake de resolutie en het gebruik van vingerafdrukken voor biometrische verificatie in het RTP overeenkomstig artikel 8;

(b) het ontwerp van de fysieke architectuur van het systeem, met inbegrip van de communicatie-infrastructuur;

(c) de gegevensinvoer overeenkomstig artikel 24;

(d) de toegang tot gegevens overeenkomstig de artikelen 31 tot en met 33;

(e) de bewaring, wijziging, verwijdering en vervroegde verwijdering van gegevens overeenkomstig de artikelen 34 en 35;

(f) het blokkeren van deelname bij verlies of diefstal van tokens overeenkomstig artikel 36;

(g) het registreren van informatie en de toegang tot de geregistreerde informatie overeenkomstig artikel 45;

(h) de prestatievoorschriften;

(i) de vaststelling van de bedrijfsmatige vereisten, waaronder de indeling van het token.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 57 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 38 - Ontwikkeling en operationeel beheer

1. Onmiddellijk na de inwerkingtreding van deze verordening en de vaststelling door de Commissie van de in artikel 37 bedoelde maatregelen wordt het Agentschap verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het hoofdregister, het back-upregister, de uniforme interfaces en netwerkaansluitpunten, de communicatie-infrastructuur tussen de nationale systemen en de netwerkaansluitpunten, alsook voor de vaststelling van de technische specificaties van een token. Het Agentschap stelt, na een gunstig advies van de Commissie, de technische specificaties vast voor het token, het centrale register, de uniforme interfaces en de communicatie-infrastructuur.

De ontwikkeling omvat het uitwerken en toepassen van de technische specificaties, het testen en de algehele projectcoördinatie.

Het Agentschap onderwerpt het centrale register samen met de lidstaten aan een uitgebreide test. De Commissie informeert het Europees Parlement over de resultaten van de test.

2. Het Agentschap is verantwoordelijk voor het operationeel beheer van het hoofdregister, het back-upregister en de uniforme interfaces. Het zorgt er in samenwerking met de lidstaten voor dat te allen tijde de meest geavanceerde technologie wordt gebruikt, onder voorbehoud van een kosten-batenanalyse. Het agentschap is ook verantwoordelijk voor het operationeel beheer van de communicatie-infrastructuur tussen het centrale systeem en de netwerkaansluitpunten.

Het operationeel beheer van het centrale register omvat alle taken die nodig zijn om het centrale register 24 uur per dag en zeven dagen per week overeenkomstig deze verordening te laten functioneren, met name de onderhoudswerkzaamheden en technische ontwikkelingen die nodig zijn voor een bevredigend niveau van operationele kwaliteit van het systeem, in het bijzonder wat betreft de tijd die nodig is voor de raadpleging van het centrale register door consulaire posten en grensdoorlaatposten, welke zo kort mogelijk moet zijn.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 17 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie past het Agentschap passende voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe op elk personeelslid dat met RTP-gegevens moet werken. Deze geheimhoudingsplicht blijft ook gelden nadat een dergelijk personeelslid zijn functie of dienstverband heeft beëindigd of zijn werkzaamheden heeft stopgezet.

Artikel 39 - Nationale verantwoordelijkheden

1. Elke lidstaat is verantwoordelijk voor:

(a) de ontwikkeling van zijn nationale systeem, de verbinding met het centrale register en de uitgifte van tokens;

(b) de organisatie, het beheer, de werking en het onderhoud van zijn nationale systeem;

(c) het beheer en de regelingen op grond waarvan de bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening toegang hebben tot het centrale register, en de opstelling en regelmatige bijwerking van een lijst van de betrokken personeelsleden en hun profiel.

2. Elke lidstaat wijst een nationale autoriteit aan die de bevoegde autoriteiten toegang tot het centrale register biedt, en verbindt deze autoriteit met het netwerkaansluitpunt.

3. Elke lidstaat maakt voor de verwerking van de gegevens gebruik van geautomatiseerde procedures.

4. Alvorens te worden gemachtigd om in het centrale register opgeslagen gegevens te verwerken, krijgt het personeel van de autoriteiten met recht op toegang tot en gebruik van het centrale register een passende opleiding over de regels inzake gegevensbeveiliging en -bescherming.

5. De kosten in verband met de nationale systemen en met het hosten van de nationale interface komen ten laste van de begroting van de Unie.

Artikel 40 - Verantwoordelijkheid voor het gebruik van gegevens

1. Elke lidstaat ziet erop toe dat de gegevens op rechtmatige wijze worden verwerkt en dat met name alleen naar behoren gemachtigde personeelsleden toegang tot de in het centrale register verwerkte gegevens hebben voor de uitvoering van de taken overeenkomstig deze verordening. De bevoegde lidstaat ziet er in het bijzonder op toe dat:

(a) de gegevens op rechtmatige wijze worden verzameld;

(b) de gegevens op rechtmatige wijze aan het centrale register worden doorgegeven;

(c) de gegevens accuraat en up-to-date zijn wanneer zij aan het centrale register worden doorgegeven.

2. Het Agentschap ziet erop toe dat het centrale register wordt gebruikt overeenkomstig deze verordening en de in artikel 37 bedoelde uitvoeringsmaatregelen. Dit houdt met name in dat het Agentschap:

(a) onverminderd de op elke lidstaat rustende verantwoordelijkheden, de nodige maatregelen neemt ter beveiliging van het centrale register en de communicatie-infrastructuur tussen het centrale register en de netwerkaansluitpunten;

(b) erop toeziet dat alleen naar behoren gemachtigde personeelsleden toegang tot de in het centrale register verwerkte gegevens hebben voor de uitvoering van de taken van het Agentschap overeenkomstig deze verordening.

3. Het Agentschap stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van de maatregelen die het op grond van lid 2 neemt met het oog op de ingebruikneming van het RTP.

Artikel 41 - Opslag van gegevens in nationale bestanden

1. Een lidstaat mag de alfanumerieke gegevens die hij heeft ingevoerd in het centrale register bewaren in zijn nationale bestanden, overeenkomstig de doelen van het RTP en de betrokken wettelijke bepalingen, waaronder die inzake gegevensbescherming.

2. De gegevens worden in de nationale bestanden niet langer bewaard dan in het centrale register.

3. Elk gebruik van gegevens dat niet in overeenstemming is met lid 1 wordt als misbruik in de zin van het nationale recht van elke lidstaat beschouwd.

4. Uit dit artikel volgt niet dat het centrale register technisch moet worden aangepast. De lidstaten mogen gegevens overeenkomstig dit artikel enkel op eigen kosten en met eigen technische middelen bewaren.

Artikel 42 - Doorgifte van gegevens aan derde landen of naar internationale organisaties

De overeenkomstig deze verordening in het centrale register of bij de behandeling van aanvragen verwerkte gegevens worden onder geen beding doorgegeven aan of ter beschikking gesteld van een derde land of een internationale organisatie.

Artikel 43 - Beveiliging van gegevens

1. De bevoegde lidstaat zorgt voor de beveiliging van de gegevens vóór en tijdens de doorgifte aan het netwerkaansluitpunt. Elke lidstaat zorgt voor de beveiliging van de gegevens die afkomstig zijn uit het centrale register.

2. Elke lidstaat stelt met betrekking tot zijn nationale systeem de nodige maatregelen vast, met inbegrip van een beveiligingsplan, om:

(a) gegevens fysiek te beschermen, onder met noodplannen ter bescherming van kritieke infrastructuur;

(b) onbevoegden de toegang te ontzeggen tot de nationale installaties waarin de lidstaat handelingen verricht in overeenstemming met het doel van het RTP (controle op de toegang tot de installatie);

(c) te voorkomen dat onbevoegden de gegevensdragers lezen, kopiëren, wijzigen of verwijderen (controle op de gegevensdragers);

(d) te verhinderen dat onbevoegden gegevens invoeren of opgeslagen persoonsgegevens inzien, wijzigen of verwijderen (opslagcontrole);

(e) te voorkomen dat gegevens onrechtmatig in het centrale register worden verwerkt en dat in het centrale register verwerkte gegevens onrechtmatig worden gewijzigd of verwijderd (controle op het invoeren van gegevens);

(f) te waarborgen dat degenen die bevoegd zijn om het centrale register te raadplegen, uitsluitend toegang hebben tot de gegevens waarop hun toegangsbevoegdheid betrekking heeft, en uitsluitend met persoonlijke en unieke gebruikersidentiteiten en geheime toegangsprocedures (controle op de toegang tot de gegevens);

(g) te waarborgen dat alle autoriteiten met toegangsrecht tot het centrale register profielen opstellen waarin de taken en verantwoordelijkheden worden omschreven van de personen die bevoegd zijn om gegevens in te voeren, te wijzigen, te verwijderen, te raadplegen en te doorzoeken, en deze profielen desgevraagd en onverwijld ter beschikking te stellen van de toezichthoudende autoriteiten bedoeld in artikel 52 (personeelsprofielen);

(h) te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke instanties persoonsgegevens mogen worden doorgegeven door middel van datatransmissieapparatuur (controle op de doorgifte);

(i) te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld welk soort gegevens wanneer, door wie en met welk doel in het centrale register zijn verwerkt (controle op de opslag van gegevens);

(j) te voorkomen, in het bijzonder door middel van passende versleutelingstechnieken, dat bij de doorgifte van persoonsgegevens van en naar het centrale register of gedurende het transport van gegevensdragers de gegevens onrechtmatig worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd (controle op het transport);

(k) de doelmatigheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen te controleren en met betrekking tot de interne controle de nodige organisatorische maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd (interne controle).

3. Het Agentschap neemt de nodige maatregelen ter verwezenlijking de doelstellingen van lid 2 ten aanzien van de werking van het centrale register, met inbegrip van de vaststelling van een beveiligingsplan.

Artikel 44 - Aansprakelijkheid

1. Iedere persoon of lidstaat die als gevolg van onrechtmatige gegevensverwerking of een andere met deze verordening strijdige handeling schade heeft geleden, is gerechtigd om van de lidstaat die voor de geleden schade verantwoordelijk is, vergoeding te ontvangen. De betrokken lidstaat wordt geheel of gedeeltelijk van zijn aansprakelijkheid ontheven, indien hij kan aantonen dat hij niet verantwoordelijk is voor het feit dat de schade heeft veroorzaakt.

2. Indien schade aan het RTP ontstaat doordat een lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet is nagekomen, is deze lidstaat aansprakelijk, tenzij en voor zover het Agentschap of een andere lidstaat die aan het RTP deelneemt, heeft nagelaten redelijke stappen te ondernemen om het optreden van de schade te voorkomen of de omvang ervan zo veel mogelijk te beperken.

3. Op vorderingen tegen een lidstaat tot vergoeding van de in de leden 1 en 2 bedoelde schade zijn de bepalingen van de nationale wetgeving van de verwerende lidstaat van toepassing.

Artikel 45 - Registratie van gegevensverwerkingsactiviteiten

1. De lidstaten en het Agentschap registreren alle gegevensverwerkingsactiviteiten in het centrale register. Geregistreerd worden het doel van het gebruik van de gegevens als bedoeld in artikel 23, lid 1, en de artikelen 31 tot en met 33, de datum en het tijdstip, het soort doorgegeven gegevens als bedoeld in de artikelen 25, 26 en 28 tot en met 30, het soort bij het zoeken gebruikte gegevens als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 en de naam van de autoriteit die de gegevens invoert of opvraagt. Voorts registreert elke lidstaat de personeelsleden die gemachtigd zijn de gegevens in te voeren of op te vragen.

2. De geregistreerde gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor het toezicht op de toelaatbaarheid van de gegevensverwerking vanuit een oogpunt van gegevensbescherming en voor het verzekeren van de gegevensbeveiliging. De geregistreerde gegevens worden met passende maatregelen tegen ongeoorloofde toegang beschermd en één jaar na het verstrijken van de in artikel 33, lid 1, bedoelde bewaringstermijn van vijf jaar verwijderd, indien zij niet voor reeds aangevangen controleprocedures noodzakelijk zijn.

Artikel 46 - Interne controle

De lidstaten zorgen ervoor dat elke instantie met toegangsrecht tot het centrale register de nodige maatregelen treft met het oog op de naleving van deze verordening en, indien nodig, medewerking verleent aan de toezichthoudende autoriteit.

Artikel 47 - Sancties

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat elk misbruik van in het centrale register ingevoerde gegevens wordt bestraft door middel van sancties, met inbegrip van administratieve en/of strafrechtelijke sancties overeenkomstig het nationale recht, die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

HOOFDSTUK X - Rechten van de betrokkenen en toezicht

Artikel 48 - Recht op informatie

1. Aanvragers en de personen bedoeld in artikel 25, lid 4, onder f), worden door de bevoegde lidstaat geïnformeerd over:

(a) de identiteit van de in artikel 52, lid 4, bedoelde voor de verwerking verantwoordelijke, met inbegrip van zijn contactgegevens;

(b) de doelen van de verwerking van de gegevens in het RTP;

(c) de categorieën gegevensontvangers;

(d) de bewaringstermijn van de gegevens;

(e) het feit dat het verzamelen van de gegevens met het oog op de behandeling van de aanvraag verplicht is;

(f) het recht op toegang tot de hen betreffende gegevens en het recht te verzoeken om hen betreffende onjuiste gegevens recht te laten zetten of hen betreffende onrechtmatig verwerkte gegevens te laten verwijderen, met inbegrip van het recht op het ontvangen van informatie over de procedures om die rechten te doen gelden en van de contactgegevens van de in artikel 52, lid 1, bedoelde toezichthoudende autoriteiten die bevoegd zijn kennis te nemen van verzoeken betreffende de bescherming van persoonsgegevens.

2. De in lid 1 bedoelde informatie wordt de aanvrager schriftelijk verstrekt bij het verzamelen van de gegevens van het aanvraagformulier en de vingerafdrukgegevens als bedoeld in artikel 25, leden 4 en 5.

3. De in lid 1 bedoelde informatie wordt aan de in artikel 25, lid 4, onder f), bedoelde personen meegedeeld in de formulieren die zij moeten ondertekenen ter staving van een uitnodiging, een garantstellingsverklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring.

Als de betrokkenen een dergelijk formulier niet hebben ondertekend, wordt deze informatie verstrekt overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 95/46/EG.

Artikel 49 - Recht van toegang, rechtzetting en verwijdering

1. Eenieder heeft, onverminderd de verplichting tot het verstrekken van andere informatie zoals bedoeld in artikel 12, punt a), van Richtlijn 95/46/EG, het recht te vernemen welke gegevens over hem in het centrale register zijn opgeslagen en welke lidstaat deze gegevens aan het centrale register heeft doorgegeven. Deze toegang tot gegevens kan slechts door een lidstaat worden verleend. Elke lidstaat registreert alle verzoeken om toegang.

2. Eenieder kan verzoeken dat hem betreffende onjuiste gegevens worden rechtgezet en dat onrechtmatig opgeslagen gegevens worden verwijderd. De rechtzetting en de verwijdering worden door de lidstaat die de gegevens heeft doorgegeven, onverwijld uitgevoerd, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat.

3. Indien het in lid 2 bedoelde verzoek tot een andere dan de bevoegde lidstaat wordt gericht, nemen de autoriteiten van de lidstaat waarbij het verzoek werd ingediend binnen 14 dagen contact op met de autoriteiten van de bevoegde lidstaat. De bevoegde lidstaat controleert binnen een maand de juistheid van de gegevens en de rechtmatigheid van de verwerking ervan in het centrale register.

4. Indien blijkt dat de in het centrale register opgeslagen gegevens onjuist zijn of onrechtmatig zijn opgeslagen, worden zij door de lidstaat die de gegevens heeft doorgegeven, overeenkomstig artikel 35, leden 2 en 3, rechtgezet of verwijderd. De bevoegde lidstaat deelt de betrokkene onverwijld schriftelijk mee het nodige te hebben gedaan om de gegevens die op de betrokkene betrekking hebben, recht te zetten of te verwijderen.

5. Indien de bevoegde lidstaat niet van oordeel is dat de in het centrale register opgeslagen gegevens onjuist zijn of daarin onrechtmatig zijn opgeslagen, deelt die lidstaat de betrokkene onverwijld schriftelijk mee waarom de lidstaat niet bereid is om de gegevens die op de betrokkene betrekking hebben, recht te zetten of te verwijderen.

6. De bevoegde lidstaat licht de betrokkene ook in over de stappen die deze kan ondernemen indien hij geen genoegen neemt met de verstrekte uitleg. Dit houdt mede in dat de betrokkene wordt ingelicht over de wijze waarop hij een rechtsvordering kan instellen of een klacht kan indienen bij de bevoegde autoriteiten of bij de rechter van die lidstaat, alsmede over de bijstand , onder meer door de in artikel 52 bedoelde toezichthoudende autoriteiten, die hem overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat kan worden verleend.

Artikel 50 - Samenwerking om het recht op gegevensbescherming te waarborgen

1. De lidstaten werken er actief aan mee dat de in artikel 49, leden 2 en 3, genoemde rechten kunnen worden uitgeoefend.

2. In elke lidstaat verleent de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG de betrokkene desgevraagd bijstand en advies bij de uitoefening van zijn recht op rechtzetting of verwijdering van de op hem betrekking hebbende gegevens.

3. De toezichthoudende autoriteit van de bevoegde lidstaat die de gegevens heeft doorgegeven en de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten waarbij het verzoek werd ingediend, werken daartoe actief samen.

Artikel 51 - Rechtsmiddelen

1. In elke lidstaat heeft eenieder het recht een rechtsvordering in te stellen of een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteiten, respectievelijk het recht op een doeltreffende voorziening in rechte bij de rechter van die lidstaat, die hem de bij artikel 49, leden 1 en 2, geboden rechten inzake toegang tot en rechtzetting of verwijdering van gegevens die op hem betrekking hebben, heeft ontzegd.

2. Gedurende deze procedure blijft de bijstand van de nationale toezichthoudende autoriteiten beschikbaar.

Artikel 52 - Toezicht door de nationale toezichthoudende autoriteit

1. De toezichthoudende autoriteit houdt toezicht op de rechtmatigheid van de verwerking van de in artikel 22, lid 1, bedoelde persoonsgegevens door de betrokken lidstaat, met inbegrip van de doorgifte van die gegevens naar en vanuit het centrale register.

2. De toezichthoudende autoriteit zorgt ervoor dat ten minste om de vier jaar een audit van de gegevensverwerking in het nationale systeem wordt verricht overeenkomstig de desbetreffende internationale auditnormen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat hun toezichthoudende autoriteit over voldoende middelen beschikt om haar taken uit hoofde van deze verordening te kunnen vervullen.

4. Elke lidstaat wijst voor de verwerking van persoonsgegevens in het RTP de autoriteit aan die moet worden beschouwd als de voor de verwerking verantwoordelijke in de zin van artikel 2, onder d), van Richtlijn 95/46/EG en die de centrale verantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking door deze lidstaat heeft. Elke lidstaat deelt de naam van deze autoriteit mee aan de Commissie.

5. Elke lidstaat verstrekt de door de toezichthoudende autoriteiten gevraagde informatie en in het bijzonder informatie over de in overeenstemming met artikel 39 en artikel 40, lid 1, verrichte activiteiten, biedt deze autoriteiten inzage in de in artikel 39, lid 1, onder c), bedoelde lijsten en zijn in artikel 45 bedoelde geregistreerde gegevens en verleent deze te allen tijde toegang tot al zijn gebouwen en terreinen.

Artikel 53 - Toezicht door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

1. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming controleert of de verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap in overeenstemming met deze verordening geschiedt. De in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EG) nr. 45/2001 genoemde taken en bevoegdheden zijn van overeenkomstige toepassing.

2. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zorgt ervoor dat ten minste om de vier jaar een audit van de activiteiten van het Agentschap op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens wordt verricht overeenkomstig de betreffende internationale auditnormen. Het auditrapport wordt toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, het Agentschap, de Commissie en de toezichthoudende autoriteiten. Voordat het rapport wordt aangenomen, wordt het Agentschap in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen.

3. Het Agentschap verstrekt de door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming gevraagde informatie,biedt deze inzage in zijn documenten en alle in artikel 45, lid 1, bedoelde geregistreerde gegevens en verleent deze te allen tijde toegang tot al zijn gebouwen en terreinen.

Artikel 54 - Samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

1. De toezichthoudende autoriteiten en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming werken, elk binnen hun eigen bevoegdheden en in het kader van hun eigen verantwoordelijkheden, actief samen en zorgen voor een gecoördineerd toezicht op het RTP.

2. Zij wisselen, elk binnen hun eigen bevoegdheden, relevante informatie uit, staan elkaar bij in de uitvoering van audits en inspecties, behandelen problemen bij de uitlegging of toepassing van deze verordening, behandelen problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van de personen wier gegevens worden verwerkt, formuleren geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen, en vestigen zo nodig de aandacht op gegevensbeschermingsrechten.

3. Daartoe komen de toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming elk jaar ten minste tweemaal bijeen. De kosten van deze bijeenkomsten komen ten laste van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt een reglement van orde vastgesteld. Indien nodig worden in onderling overleg verdere werkmethoden vastgesteld.

4. Om de twee jaar wordt een gezamenlijk activiteitenverslag toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het Agentschap. Het verslag bevat een hoofdstuk van elke lidstaat, dat door de toezichthoudende autoriteit van de betrokken lidstaat wordt opgesteld.

HOOFDSTUK XI - Slotbepalingen

Artikel 55 - Begin van de doorgifte

1. Elke lidstaat stelt de Commissie ervan in kennis dat hij de nodige technische en wettelijke regelingen heeft getroffen om de in artikel 22, lid 1, bedoelde gegevens door te geven aan het centrale register.

2. Het Agentschap stelt de Commissie ervan in kennis dat het de nodige technische regelingen als bedoeld in artikel 38, lid 1, heeft getroffen.

Artikel 56 - Ingebruikneming

De Commissie stelt de datum vast waarop het RTP in gebruik wordt genomen, wanneer:

(a) de in artikel 37, leden 1 en 2, bedoelde maatregelen zijn goedgekeurd;

(b) de lidstaten, na validering van de technische regelingen, de Commissie ervan in kennis hebben gesteld dat zij de nodige technische en wettelijke regelingen hebben getroffen om de in artikel 22, lid 1, bedoelde gegevens te verzamelen en aan het centrale register door te geven;

(c) het Agentschap heeft verklaard dat de in artikel 38, lid 1, bedoelde uitgebreide test van het centrale register met succes is afgesloten; en

(d) het Agentschap de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat het centrale register in gebruik kan worden genomen.

Artikel 57 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 58 - Wijzigingen in de bijlagen

De Commissie krijgt de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 59 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen bij deze verordening.

Artikel 59 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2. De in artikel 10, lid 2, en artikel 58 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van X.X.201X. (Datum van inwerkingtreding van deze verordening).

3. De in artikel 10, lid 2, en artikel 58 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomstig artikel 10, lid 2, en artikel 58 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 60 - Kennisgevingen en mededelingen

1. De lidstaten geven de Commissie kennis van het volgende:

(a) in voorkomend geval, het in artikel 9, lid 5, bedoelde bewijs van garantstelling en/of particuliere huisvesting;

(b) de autoriteit die moet worden beschouwd als de in artikel 52, lid 4, bedoelde voor de verwerking verantwoordelijke;

(c) de nodige technische en wettelijke regelingen bedoeld in artikel 56.

2. De lidstaten delen het Agentschap het volgende mee:

(a) de in artikel 23 bedoelde bevoegde autoriteiten die gemachtigd zijn om gegevens in te voeren, te wijzigen, te verwijderen, te raadplegen of te doorzoeken;

(b) de overeenkomstig artikel 18, lid 5, en bijlage V opgestelde statistieken.

3. Het Agentschap deelt de Commissie mee dat het de nodige technische regelingen heeft getroffen en dat het centrale register in gebruik kan worden genomen.

4. De Commissie stelt de haar op grond van lid 1, onder a), ter kennis gebrachte informatie ter beschikking van de lidstaten en het publiek door middel van een permanent bijgewerkte elektronische publicatie.

5. Bulgarije, Cyprus en Roemenië stellen de Commissie er binnen tien werkdagen van in kennis of zij de RTP-deelname van de geregistreerde reizigers unilateraal erkennen teneinde de grenscontroles aan hun buitengrenzen te vergemakkelijken. De Commissie publiceert de door deze lidstaten verstrekte informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 61 - Adviesgroep

Een adviesgroep levert het Agentschap expertise met betrekking tot het RTP, in het bijzonder bij de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma en van het jaarlijkse activiteitenverslag.

Artikel 62 - Opleiding

Het Agentschap vervult taken met betrekking tot de opleiding in het technische gebruik van het centrale register.

Artikel 63 - Toezicht en evaluatie

1. Het Agentschap zorgt ervoor dat er procedures zijn om de resultaten, kosteneffectiviteit, veiligheid en kwaliteit van de dienstverlening van het centrale register te toetsen aan de doelstellingen.

2. Met het oog op het technisch onderhoud heeft het Agentschap toegang tot de nodige informatie over de in het centrale register verrichte gegevensverwerkingshandelingen.

3. Twee jaar na de ingebruikneming van het RTP, en vervolgens om de twee jaar, legt het Agentschap aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag voor over de technische werking en de beveiliging van het RTP.

4. Drie jaar na de ingebruikneming van het RTP, en vervolgens om de vier jaar, verricht de Commissie een algemene evaluatie van het RTP. In deze algemene evaluatie worden de bereikte resultaten getoetst aan de doelstellingen en wordt nagegaan of de uitgangspunten nog relevant zijn, hoe deze verordening is toegepast met betrekking tot het RTP, hoe het met de beveiliging van het RTP is gesteld, hoe de biometrische gegevens worden verzameld en gebruikt, of de gegevenbeschermingsregels worden nageleefd en hoe de procedures met betrekking tot aanvragen en de afgifte van tokens zijn opgezet. De Commissie legt het evaluatieverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. Dit verslag gaat indien nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

5. De lidstaten verstrekken het Agentschap en de Commissie de informatie die nodig is om de in de leden 3 en 4 bedoelde verslagen op te stellen overeenkomstig de door respectievelijk het Agentschap en de Commissie te bepalen kwantitatieve parameters.

6. Het Agentschap verstrekt de Commissie de informatie die nodig is om de in lid 4 bedoelde algemene evaluaties op te stellen.

Artikel 64 - Inwerkingtreding en toepasselijkheid

1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2. Zij is van toepassing met ingang van de in artikel 56 bedoelde datum.

3. De artikelen 37, 38, 39, 43, 55, 56, 57, 58, 59 en 60 zijn van toepassing met ingang van de in lid 1 bedoelde datum.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten, overeenkomstig de Verdragen.