Artikelen bij COM(2011)706 - Actieprogramma voor belastingen en douane in de EU voor de periode 2014-2020 (FISCUS)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Hoofdstuk I - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Onderwerp

1. Er wordt een meerjarig actieprogramma 'FISCUS' (hierna 'het programma' genoemd) vastgesteld ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt en van de werking van de douane-unie.

2. Het programma omvat een onderdeel douane en een onderdeel belastingen.

3. Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(a) belasting- of douaneautoriteiten: de autoriteiten die belast zijn met de toepassing van de voorschriften op het gebied van belastingen of douane;

(b) externe deskundigen:

(1) vertegenwoordigers van overheidsinstanties, daaronder begrepen van landen die niet deelnemen aan het programma overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2,

(2) marktdeelnemers en hun organisaties,

(3) vertegenwoordigers van internationale en andere relevante organisaties;

(c) belastingen:

(1) belasting over de toegevoegde waarde overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG,

(2) accijnzen op alcohol overeenkomstig Richtlijn 92/83/EEG,

(3) accijnzen op tabaksproducten overeenkomstig Richtlijn 2011/64/EU,

(4) belastingen op energieproducten en elektriciteit overeenkomstig Richtlijn 2003/96/EG,

(5) alle andere belastingen die onder het toepassingsgebied van artikel 2, lid 1, onder a), van Richtlijn 2010/24/EU vallen.

Artikel 3 - Deelname aan het programma

1. De deelnemende landen zijn de lidstaten en de in lid 2 bedoelde landen mits aan de in de leden 2 en 3 bepaalde voorwaarden is voldaan.

2. Aan het programma kan worden deelgenomen door de volgende landen:

a) toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten die onder een pretoetredingsstrategie vallen, overeenkomstig de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van deze landen aan programma’s van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten, besluiten van de Associatieraad of soortgelijke overeenkomsten;

b) partnerlanden van het Europese nabuurschapsbeleid, mits de relevante wetgeving en bestuurlijke methoden in deze landen voldoende zijn aangepast aan die in de Unie. De partnerlanden in kwestie nemen deel aan het programma overeenkomstig met deze landen overeen te komen bepalingen na de vaststelling van kaderovereenkomsten betreffende hun deelname aan programma’s van de Unie.

3. Externe deskundigen kunnen aan in het kader van het programma opgezette activiteiten deelnemen wanneer dit dienstig is voor de verwezenlijking van de in de artikelen 4 en 5 vermelde doelstellingen. Deze deskundigen worden gekozen op basis van hun vaardigheden, ervaring en kennis met betrekking tot de specifieke activiteiten.

Artikel 4 - Algemene doelstelling

De algemene doelstelling van het programma bestaat erin de werking van de douane-unie te ondersteunen en de interne markt te versterken door de belastingstelsels beter te laten functioneren door middel van samenwerking tussen de deelnemende landen, hun belasting- en douaneautoriteiten, hun ambtenaren en externe deskundigen.

De verwezenlijking van deze doelstelling zal onder meer worden gemeten aan de hand van de volgende indicator: de ontwikkeling van de perceptie onder de stakeholders van het programma over de bijdrage die het programma levert aan de werking van de douane-unie en de versterking van de interne markt.

Artikel 5 - Specifieke doelstellingen

1. De specifieke doelstellingen van het programma zijn:

(a) steun verlenen aan de opstelling, coherente toepassing en effectieve uitvoering van EU-wetgeving op het gebied van belastingen en douane;

(b) bijdragen aan het efficiënte functioneren van belasting- en douaneautoriteiten door hun bestuurlijke capaciteit te versterken en de administratieve lasten te verlagen;

(c) fraude en belastingontduiking voorkomen alsmede het concurrentievermogen en de veiligheid verhogen door middel van sterkere samenwerking met internationale organisaties, andere overheidsinstanties, derde landen, marktdeelnemers en hun organisaties;

(d) het concurrentievermogen van Europese bedrijven verhogen door het handelsverkeer te vergemakkelijken en de nalevingskosten te verlagen;

(e) de financiële en economische belangen van de Europese Unie en haar lidstaten beschermen door fraude en belastingontduiking te bestrijden;

(f) voor het onderdeel douane: de douane ondersteunen bij de bescherming van de burgers en de economie in termen van veiligheid, alsook bij de bescherming van het milieu.

2. Elk van de bovenstaande specifieke doelstellingen wordt gemeten aan de hand van een indicator die gebaseerd is op de perceptie onder de stakeholders van het programma over de bijdrage die het programma levert aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen.

Hoofdstuk II - Subsidiabele acties

Artikel 6 - Subsidiabele acties

Uit hoofde van het programma wordt, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in het in artikel 13 bedoelde jaarlijkse werkprogramma, financiële steun verleend voor de volgende soorten acties:

(a) gezamenlijke gemeenschappelijke acties ten behoeve van operationele samenwerking en coördinatie:

(1) seminars en workshops;

(2) stuurgroepen die de onder hen ressorterende acties moeten sturen en coördineren;

(3) projectgroepen, bestaande uit een beperkt aantal landen, die actief zijn gedurende een beperkte tijd om te streven naar een vooraf bepaald doel met een welomschreven resultaat;

(4) werkbezoeken, opgezet door de deelnemende landen of een derde land, om ambtenaren in staat te stellen deskundigheid of kennis op het gebied van belasting- of douaneaangelegenheden te verwerven of te vergroten. Voor werkbezoeken, opgezet door derde landen, komen alleen reis- en verblijfkosten (logies en dagvergoeding) in aanmerking voor vergoeding uit hoofde van het programma;

(5) deskundigenteams, die een gestructureerde vorm van samenwerking vormen, met een tijdelijk of permanent karakter, waarin deskundigheid wordt samengebracht om taken uit te voeren op specifieke terreinen of operationele activiteiten te verrichten, eventueel met de steun van online-samenwerkingsdiensten, administratieve bijstand en faciliteiten op het gebied van infrastructuur en apparatuur;

(6) acties voor bestuurlijke capaciteitsopbouw en ‑ondersteuning;

(7) studies;

(8) communicatieprojecten;

(9) overige activiteiten ter ondersteuning van de in de artikelen 4 en 5 vermelde algemene en specifieke doelstellingen.

(b) specifieke gemeenschappelijke acties onder het onderdeel douane, met inbegrip van toezichtactiviteiten door gemeenschappelijke teams van ambtenaren van de Commissie en de deelnemende landen, om douanepraktijken te analyseren, problemen met de toepassing van de regels in kaart te brengen en in voorkomend geval voorstellen te doen voor de aanpassing van de regels en de werkmethoden van de Unie;

(c) specifieke gemeenschappelijke acties onder het onderdeel belastingen, met inbegrip van multilaterale controles door twee of meer deelnemende landen, waaronder ten minste één lidstaat, om een gecoördineerde controle te verrichten van de fiscale aansprakelijkheid van een of meer onderling verbonden belastingplichtigen;

(d) IT-capaciteitsopbouw, namelijk ontwikkeling, onderhoud, exploitatie en kwaliteitsborging, van de in punt 4 van bijlage II genoemde EU-componenten in de volgende systemen:

(1) Europese informatiesystemen als bedoeld in de punten 1, 2 en 3 van bijlage II en

(2) nieuwe Europese informatiesystemen die in het kader van EU-wetgeving worden opgezet;

(e) competentieontwikkeling: gemeenschappelijke opleidingsacties ter ondersteuning van de vereiste beroepsbekwaamheid en vakkennis op het gebied van belastingen en douane.

Artikel 7 - Specifieke uitvoeringsbepalingen voor gemeenschappelijke acties

1. De deelnemende landen dragen er zorg voor dat ambtenaren met een passend profiel en passende kwalificaties worden aangewezen voor deelname aan de gemeenschappelijke acties.

2. De deelnemende landen nemen de voor de uitvoering van de gemeenschappelijke acties vereiste maatregelen, met name door bekendheid eraan te geven bij hun belasting- of douaneautoriteiten en door ervoor te zorgen dat de gerealiseerde outputs optimaal worden benut.

Artikel 8 - Specifieke uitvoeringsbepalingen voor de Europese informatiesystemen

1. De Commissie en de deelnemende landen dragen er zorg voor dat de in de punten 1, 2 en 3 van bijlage II bedoelde Europese informatiesystemen ontwikkeld, geëxploiteerd en naar behoren onderhouden worden.

2. De Commissie coördineert in samenwerking met de deelnemende landen het opzetten en het functioneren van de EU- en niet-EU-componenten van de in de punten 1, 2 en 3 van bijlage II bedoelde systemen en infrastructuur voor zover de desbetreffende aspecten van belang zijn om de werking, interconnectiviteit en voortdurende verbetering ervan te garanderen.

Artikel 9 - Specifieke uitvoeringsbepalingen voor gemeenschappelijke opleidingen

1. De deelnemende landen nemen gezamenlijk ontwikkelde opleidingsinhoud, met inbegrip van e-learningmodules, opleidingsprogramma's en gezamenlijk overeengekomen opleidingsnormen, in hun nationale opleidingsprogramma's op.

2. De deelnemende landen dragen er zorg voor dat hun ambtenaren de voor het verwerven van de gemeenschappelijke beroepsbekwaamheid en vakkennis vereiste basis- en vervolgopleiding ontvangen in overeenstemming met de opleidings­programma’s.

3. De deelnemende landen voorzien in de vereiste talenopleiding die hun ambtenaren in staat moet stellen een toereikende talenkennis te verwerven om aan het programma deel te nemen.

Hoofdstuk III - Financieel kader

Artikel 10 - Financieel kader

1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma bedragen 777 600 000 euro (in huidige prijzen).

2. De financiële middelen voor het programma kunnen eveneens de kosten dekken van voorbereidende werkzaamheden, toezicht, bewaking, controles en evaluaties die voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma noodzakelijk zijn, met name studies, bijeenkomsten van deskundigen, voorlichtings- en communicatie­campagnes, daaronder begrepen corporate communicatie over de politieke prioriteiten van de Europese Unie voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening, kosten van IT-netwerken voor de verwerking en de uitwisseling van informatie, en alle andere kosten van technische en administratieve bijstand die de Commissie maakt voor het beheer van het programma.

Artikel 11 - Financieringsvormen

1. De Commissie legt het programma ten uitvoer overeenkomstig het Financieel Reglement.

2. De financiële steun van de Unie voor de in artikel 6 genoemde activiteiten neemt de vorm aan van:

(a) subsidies;

(b) overheidsopdrachten;

(c) vergoeding van kosten van externe deskundigen als bedoeld in artikel 3, lid 3.

3. Het medefinancieringspercentage voor subsidies kan oplopen tot 100 % van de subsidiabele kosten in het geval van reis- en verblijfkosten, kosten in verband met het opzetten van evenementen, en dagvergoedingen. Dit percentage geldt voor alle subsidiabele acties, met uitzondering van deskundigenteams. Voor laatstgenoemde categorie van subsidiabele acties zal in de jaarlijkse werkprogramma's het toepasselijke medefinancieringspercentage worden vastgesteld wanneer subsidieverlening voor deze acties vereist is.

Artikel 12 - Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1. De Commissie ziet erop toe dat de financiële belangen van de Europese Unie tijdens de tenuitvoerlegging van bij deze verordening gefinancierde activiteiten worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen ter bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door de uitvoering van effectieve controles en, bij gebleken onregelmatigheden, door de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen alsook door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

2. De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben het recht om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die EU-middelen hebben ontvangen, controles op stukken of controles en verificaties ter plaatse te verrichten.

3. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan controles en verificaties ter plaatse verrichten bij marktdeelnemers die rechtstreeks of onrechtstreeks EU-middelen ontvangen overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden, om na te gaan of er in het kader van een subsidieovereenkomst, subsidiebesluit of een contract voor EU-financiering sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden.

4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3, hebben de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uit hoofde van kaderovereenkomsten, besluiten van de Associatieraad of soortgelijke overeenkomsten met derde landen en internationale organisaties, subsidie­overeenkomsten, subsidiebesluiten en contracten naar aanleiding van de tenuitvoerlegging van deze verordening het recht om controles op stukken en controles en verificaties ter plaatse te verrichten.

Hoofdstuk IV - Uitvoeringsbevoegdheden

Artikel 13 - Werkprogramma

1. De Commissie legt het programma ten uitvoer door middel van een jaarlijks werkprogramma voor elk programmaonderdeel, waarin de prioriteiten voor het programma, de opsplitsing van het budget en de evaluatiecriteria voor de subsidies voor acties zijn opgenomen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure en het Financieel Reglement.

2. Voor het onderdeel douane houdt de Commissie bij de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma rekening met de gemeenschappelijke aanpak van het douanebeleid, die voortdurend aan de nieuwe ontwikkelingen moet worden aangepast in partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten in de Groep douanebeleid, die bestaat uit de hoofden van de douanediensten van de Commissie en van de lidstaten of hun vertegenwoordigers.

De Commissie stelt de Groep douanebeleid op gezette tijden in kennis van de maatregelen met betrekking tot de uitvoering van het onderdeel douane van het programma.

Artikel 14 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een FISCUS-comité. Het comité kan bijeenkomen in twee verschillende samenstellingen, die in het ene geval de aspecten met betrekking tot het onderdeel douane en in het andere geval de aspecten met betrekking tot het onderdeel belastingen van het programma behandelt. Het betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Hoofdstuk V - Toezicht en evaluatie

Artikel 15 - Toezicht op de programma’s

1. De Commissie ziet in samenwerking met de deelnemende landen toe op het programma en de uit hoofde van het programma verrichte acties om de uitvoering ervan te volgen.

2. Er zal gebruik worden gemaakt van een reeks essentiële prestatie-indicatoren als vermeld in artikel 5, lid 2, om onder meer de gevolgen en de impact van het programma te meten. Zij zullen worden gemeten aan de hand van vooraf vastgestelde ijkpunten die representatief zijn voor de situatie vóór de tenuitvoerlegging.

Artikel 16 - Evaluatie

1. De Commissie draagt zorg voor een tussentijdse en een eindevaluatie van het programma, die worden opgesteld op basis van relevante evaluatievragen en op tijd worden voorgelegd om in het besluitvormingsproces te worden geïntegreerd. De resultaten worden geïntegreerd in besluiten over de eventuele verlenging, wijziging of stopzetting van vervolgprogramma's. Deze evaluaties worden verricht door een onafhankelijke externe beoordelaar.

2. De Commissie stelt uiterlijk medio 2018 een tussentijds evaluatieverslag op over de verwezenlijking van de doelstellingen van de programma-acties, het efficiënte gebruik van middelen en de Europese meerwaarde van het programma. In dit verslag wordt ook aandacht gegeven aan de vereenvoudiging, de blijvende relevantie van de doelstellingen en de bijdrage van het programma aan de EU-prioriteiten van slimme, duurzame en inclusieve groei.

3. De Commissie stelt uiterlijk eind 2021 een eindevaluatieverslag op over de langetermijnimpact en de duurzaamheid van de gevolgen van het programma.

4. De deelnemende landen verstrekken de Commissie op haar verzoek alle gegevens en informatie die van belang zijn voor de opstelling van haar tussentijdse en eindevaluatieverslag.

Hoofdstuk VI - Slotbepalingen

Artikel 17 - Intrekking

Beschikkingen nr. 1482/2007/EG en nr. 624/2007/EG worden met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

Financiële verplichtingen die voortvloeien uit acties in het kader van deze beschikkingen, blijven evenwel aan deze beschikkingen onderworpen totdat de acties zijn voltooid.

Artikel 18 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.