Artikelen bij COM(2011)403 - Ontwerp van Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


DEEL I – FINANCIEEL KADER EN BIJZONDERE INSTRUMENTEN 3

A. BEPALINGEN BETREFFENDE HET FINANCIEEL KADER 3

B. BEPALINGEN BETREFFENDE DE BIJZONDERE INSTRUMENTEN DIE NIET IN HET FINANCIEEL KADER ZIJN OPGENOMEN 3

B.1. Reserve voor noodhulp 3

B.2. Solidariteitsfonds van de Europese Unie 4

B.3. Flexibiliteitsinstrument 4

B.4. Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 5

B.5. Reserve voor crisissituaties in de landbouwsector 5

B.6. Marge voor onvoorziene uitgaven 6

DEEL II – VERBETERING VAN DE INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING IN BEGROTINGSZAKEN 7

A. PROCEDURE VOOR INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING 7

B. OPNEMING VAN FINANCIËLE BEPALINGEN IN WETGEVINGSHANDELINGEN 7

C. UITGAVEN BETREFFENDE VISSERIJOVEREENKOMSTEN 8

D. FINANCIERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID (GBVB) 8

E. BETROKKENHEID VAN DE INSTELLINGEN TEN AANZIEN VAN ONTWIKKELINGSBELEIDSKWESTIES EN HET EUROPEES ONTWIKKELINGSFONDS 10

F. SAMENWERKING VAN DE INSTELLINGEN TIJDENS DE BEGROTINGSPROCEDURE VOOR ADMINISTRATIEVE UITGAVEN 10

DEEL III - - GOED FINANCIEEL BEHEER VAN DE MIDDELEN VAN DE EU 11


A. FINANCIËLE PROGRAMMERING 11

B. AGENTSCHAPPEN EN EUROPESE SCHOLEN 12

BIJLAGE – INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING TIJDENS DE BEGROTINGSPROCEDURE 14

Deel A. Tijdschema voor de begrotingsprocedure 14

Deel B. Prioriteiten voor de begrotingsprocedure 14

Deel C. Opstelling van de ontwerpbegroting en actualisering van de ramingen 14

Deel D. Begrotingsprocedure vóór de bemiddelingsfase 15

Deel E. Bemiddelingsprocedure 16

Deel F. Gewijzigde begrotingen 18

Ontwerp van

Interinstitutioneel Akkoord

tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer

HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE COMMISSIE,

hierna 'de instellingen' genoemd,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

1. Dit akkoord, dat overeenkomstig artikel 295 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna 'VWEU' genoemd) is aangenomen, heeft ten doel het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de samenwerking tussen de instellingen in begrotingszaken te verbeteren.

2. Het akkoord verbindt voor zijn gehele geldigheidsduur alle instellingen.

3. Dit akkoord wijzigt niet de respectieve begrotingsbevoegdheden van de instellingen, zoals vastgelegd in de Verdragen, Verordening (EU) nr. …/201x tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-20xx (hierna 'de MFK-verordening' genoemd) en Verordening (EU) nr. …/201x van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie (hierna 'het Financieel Reglement' genoemd).

4. Elke wijziging van dit akkoord behoeft instemming van alle instellingen.

5. Dit akkoord bestaat uit drie delen:

6. Deel I bevat aanvullende bepalingen bij het meerjarig financieel kader, alsmede bepalingen betreffende bijzondere instrumenten die niet in het financieel kader zijn opgenomen.

7. Deel II betreft de interinstitutionele samenwerking tijdens de begrotingsprocedure.

8. Deel III bevat bepalingen betreffende een goed financieel beheer van de middelen van de EU.

9. Dit akkoord treedt in werking op dezelfde dag als de MFK-verordening en vervangt het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer.

DEEL I – FINANCIEEL KADER en BIJZONDERE INSTRUMENTEN

A. Bepalingen betreffende het financi EEL KADER

10. In afzonderlijke tabellen worden indicatief gegevens verschaft over de operaties die niet in de algemene begroting van de Europese Unie zijn opgenomen en over de vermoedelijke ontwikkeling van de verschillende categorieën eigen middelen van de Unie. Deze gegevens worden jaarlijks bijgewerkt, samen met de documenten die bij de ontwerpbegroting worden gevoegd.

11. Behalve in het deel Economische, sociale en territoriale samenhang van het financieel kader zorgen de instellingen er tijdens de begrotingsprocedure en bij de goedkeuring van de begroting met het oog op een goed financieel beheer zo veel mogelijk voor dat onder de maxima van de verschillende rubrieken voldoende marges beschikbaar blijven.

Actualisering van de prognoses voor betalingskredieten na 2020

12. De Commissie zal de prognoses voor de betalingskredieten na 2020 in 2017 actualiseren. Bij die actualisering wordt rekening gehouden met de daadwerkelijke uitvoering van de begrotingskredieten voor vastleggingen en de begrotingskredieten voor betalingen alsmede met de prognoses voor de uitvoering. Tevens worden de regels beoordeeld die zijn vastgesteld om een geordende ontwikkeling van de betalingskredieten ten opzichte van de vastleggingskredieten en de groeiprognoses voor het bruto nationaal inkomen (bni) van de Europese Unie te waarborgen.

B. Bepalingen betreffende de bijzondere instrumenten die niet in het financieel kader zijn opgenomen

B.1. Reserve voor noodhulp

13. De reserve voor noodhulp is bestemd om een snelle reactie mogelijk te maken op specifieke hulpbehoeften van derde landen ingevolge gebeurtenissen die bij de opstelling van de begroting niet te voorzien waren. Het gaat hierbij in de eerste plaats om humanitaire acties, maar ook om door de omstandigheden gerechtvaardigde acties op het gebied van civiele crisisbeheersing en burgerbescherming alsook om situaties waarin sprake is van bijzonder grote druk ingevolge migratiestromen aan de buitengrenzen van de Unie.

Het jaarlijkse bedrag van de reserve wordt vastgesteld op 350 miljoen EUR (prijzen 2011) en kan worden gebruikt tot jaar n+1 overeenkomstig het Financieel Reglement. De reserve wordt als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Europese Unie. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit voorgaande jaren wordt het eerst aangesproken, te beginnen met het oudste. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de reserve moet worden aangesproken, legt zij de twee takken van de begrotingsautoriteit een voorstel tot overschrijving uit de reserve naar de overeenkomstige begrotingsonderdelen voor.

Voorstellen van de Commissie tot overschrijving om van de reserve gebruik te maken, moeten echter worden voorafgegaan door een onderzoek van de mogelijkheden tot herschikking van kredieten.

Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoogprocedure ingeleid.

De overschrijvingen geschieden overeenkomstig het Financieel Reglement.

B.2. Solidariteitsfonds van de Europese Unie

14. Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie heeft ten doel financiële bijstand mogelijk te maken wanneer zich een grote ramp voordoet op het grondgebied van een lidstaat of een kandidaat-lidstaat, zulks overeenkomstig het desbetreffende basisbesluit. Voor het fonds is jaarlijks een bedrag van maximaal 1 miljard EUR (prijzen 2011) beschikbaar. Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan. Het niet in de begroting opgenomen deel van het jaarlijkse bedrag mag niet naar volgende jaren worden overgedragen.

In uitzonderlijke gevallen en indien de resterende beschikbare financiële middelen van het fonds in het jaar dat de ramp zich voordoet in de zin van het betrokken basisbesluit, niet toereikend zijn ter dekking van het door de begrotingsautoriteit noodzakelijk geachte bijstandsbedrag, kan de Commissie voorstellen dat het verschil wordt gefinancierd uit de bedragen die voor het volgende jaar beschikbaar zijn. Het jaarlijkse bedrag van het fonds dat voor elk jaar in de begroting wordt opgenomen, mag in geen geval 1 miljard EUR overschrijden.

Wanneer is voldaan aan de in het betrokken basisbesluit gestelde voorwaarden inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds, zal de Commissie voorstellen om van het fonds gebruik te maken. Wanneer er mogelijkheden zijn tot herschikking van de vastleggingskredieten in de rubriek die aanvullende uitgaven vergt, houdt de Commissie daarmee rekening wanneer zij overeenkomstig het Financieel Reglement het nodige voorstel doet door middel van het passende begrotingsinstrument. Het besluit om van het fonds gebruik te maken, wordt door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk genomen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met een meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen.

Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoogprocedure ingeleid.

B.3. Flexibiliteitsinstrument

15. Het flexibiliteitsinstrument, waarvan het jaarlijkse maximum 500 miljoen EUR (prijzen 2011) bedraagt, is bestemd om voor een gegeven begrotingsjaar en binnen het maximum van de aangegeven bedragen, de financiering mogelijk te maken van nauwkeurig bepaalde uitgaven die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd.

Het jaarlijkse bedrag van het flexibiliteitsinstrument kan worden gebruikt tot jaar n+3. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit voorgaande jaren wordt het eerst aangesproken, te beginnen met het oudste. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+3 niet is gebruikt, vervalt.

De Commissie doet het voorstel om van het flexibiliteitinstrument gebruik te maken nadat zij alle mogelijkheden heeft onderzocht om kredieten te herschikken binnen de rubriek die aanvullende uitgaven vergt.

In het voorstel worden de te dekken behoeften en het bedrag vermeld. Het kan voor het betrokken begrotingsjaar in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure worden ingediend.

Het besluit om van het flexibiliteitsinstrument gebruik te maken, wordt door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk genomen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met een meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen.

Overeenstemming dient te worden bereikt in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

B.4. Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

16. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is bedoeld om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt, en aan landbouwers die de gevolgen van de globalisering ondervinden.

Het fonds mag niet groter zijn dan een jaarlijks maximumbedrag van 429 miljoen EUR (prijzen 2011).

De kredieten worden als voorziening in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen.

Wanneer is voldaan aan de in het betrokken basisbesluit gestelde voorwaarden inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds, zal de Commissie voorstellen om van het fonds gebruik te maken. Het besluit om van het fonds gebruik te maken, wordt door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk genomen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met een meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen.

Tegelijk met haar voorstel voor een besluit om van het fonds gebruik te maken, dient de Commissie bij de twee takken van de begrotingsautoriteit een voorstel tot overschrijving naar de betrokken begrotingsonderdelen in. Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoogprocedure ingeleid.

Overschrijvingen voor het fonds geschieden overeenkomstig het Financieel Reglement.

B.5. Reserve voor crisissituaties in de landbouwsector

17. De reserve voor crisissituaties in de landbouwsector is bedoeld om extra steun te geven aan de sector in geval van een ernstige crisis in de productie of de distributie wanneer deze niet kan worden gefinancierd binnen de voor rubriek 2 beschikbare maxima.

De reserve mag niet groter zijn dan een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen EUR (prijzen 2011).

De kredieten worden als voorziening in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen.

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de reserve moet worden aangesproken, overeenkomstig het desbetreffende basisbesluit, legt zij de twee takken van de begrotingsautoriteit een voorstel tot overschrijving uit de reserve naar de overeenkomstige begrotingsonderdelen voor. Voorstellen van de Commissie tot overschrijving om van de reserve gebruik te maken, moeten echter worden voorafgegaan door een onderzoek van de mogelijkheden tot herschikking van kredieten.

Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoogprocedure ingeleid.

Overschrijvingen voor de reserve geschieden overeenkomstig het Financieel Reglement.

B.6. Marge voor onvoorziene uitgaven

18. Er wordt een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie gevormd buiten de in het financieel kader vastgestelde maxima, als ultiem instrument om te kunnen reageren op onvoorziene omstandigheden.

De aanwending van de marge voor onvoorziene uitgaven mag in een bepaald begrotingsjaar het maximumbedrag als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c), van de MFK-verordening niet overschrijden en moet in overeenstemming zijn met het maximum van de eigen middelen.

De Commissie stelt gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven, of van een deel ervan voor, nadat zij alle andere financiële mogelijkheden grondig heeft onderzocht. Samen met haar voorstel tot gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven stelt de Commissie een herschikking binnen de bestaande begroting voor, ten belope van een door haar onderzoek onderbouwd significant bedrag.

Het besluit om van de marge voor onvoorziene uitgaven gebruik te maken, wordt door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk genomen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met een meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen.

DEEL II – VERBETERING VAN DE INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING IN BEGROTINGSZAKEN

A. Procedure voor interinstitutionele samenwerking

19. Het precieze verloop van de interinstitutionele samenwerking tijdens de begrotingsprocedure wordt beschreven in de bijlage.

B. Opneming van financiële bepalingen in wetgevingshandelingen

20. Wetgevingshandelingen betreffende meerjarenprogramma's die volgens de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld, bevatten een bepaling waarin de wetgever de financiële middelen van het programma voor de gehele looptijd ervan vaststelt.

Dit bedrag vormt voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

De begrotingsautoriteit en de Commissie, wanneer deze laatste de ontwerpbegroting opstelt, verbinden zich ertoe voor de gehele looptijd van het betrokken programma niet meer dan 10 % van dit bedrag af te wijken, behalve in het geval van nieuwe objectieve en duurzame omstandigheden die uitdrukkelijk en nauwkeurig moeten worden gerechtvaardigd, waarbij rekening moet worden gehouden met de resultaten die bij de tenuitvoerlegging van het programma zijn verwezenlijkt, met name op de grondslag van evaluaties. Uit dergelijke afwijkingen voortvloeiende verhogingen mogen niet leiden tot overschrijding van het voor de betrokken rubriek geldende maximum, onverminderd de mogelijkheid gebruik te maken van de in de MFK-verordening of in dit akkoord genoemde instrumenten.

Dit punt geldt niet voor kredieten in het kader van het cohesiebeleid die volgens de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld, van tevoren door de lidstaten zijn toegewezen en de financiering voor de gehele duur van een programma regelen, noch voor de in artikel 14 van de MFK-verordening bedoelde grootschalige projecten.

21. Wetgevingshandelingen betreffende meerjarenprogramma's die niet volgens de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld, bevatten geen 'noodzakelijk geacht bedrag'.

Indien de Raad een financiële referentie wenst op te nemen, dient deze slechts ter illustratie van de wil van de wetgever en laat zij de in het VWEU vastgestelde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet. In alle wetgevingshandelingen waarin een dergelijke financiële referentie is opgenomen, wordt de onderhavige bepaling genoemd.

Indien in het kader van de overlegprocedure waarin in de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 4 maart 1975 is voorzien, over het betrokken bedrag overeenstemming is bereikt, wordt dit bedrag als een referentiebedrag in de zin van punt 17 van dit akkoord beschouwd.

C. Uitgaven betreffende visserijovereenkomsten

22. Voor uitgaven in het kader van visserijovereenkomsten gelden de volgende bijzondere regels:

De Commissie verbindt zich ertoe het Europees Parlement regelmatig van de voorbereiding en het verloop van de onderhandelingen, met inbegrip van de implicaties voor de begroting, op de hoogte te houden.

In het kader van het wetgevingsproces betreffende de visserijovereenkomsten verbinden de instellingen zich ertoe alles in het werk te stellen opdat alle procedures zo spoedig mogelijk worden afgewikkeld.

Bedragen die in de begroting worden opgenomen voor nieuwe overeenkomsten of voor de vernieuwing van overeenkomsten die in werking treden na 1 januari van het betrokken begrotingsjaar, worden opgevoerd in de reserve.

Indien de kredieten betreffende visserijovereenkomsten, met inbegrip van de reserve, ontoereikend blijken, verstrekt de Commissie de begrotingsautoriteit de gegevens die een gedachtewisseling in de vorm van een - eventueel vereenvoudigde - trialoog mogelijk maken over de oorzaken van deze situatie alsmede over de maatregelen die volgens de vastgestelde procedures kunnen worden genomen. De Commissie stelt zo nodig passende maatregelen voor.

Elk kwartaal verstrekt de Commissie de begrotingsautoriteit gedetailleerde gegevens over de tenuitvoerlegging van de geldende overeenkomsten en een financiële prognose voor de rest van het jaar.

D. Financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

23. TEN AANZIEN VAN DE UITGAVEN VAN HET GBVB DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 41 VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE TEN LASTE VAN DE ALGEMENE BEGROTING VAN DE EUROPESE UNIE KOMEN, TRACHTEN DE INSTELLINGEN ELK JAAR IN HET BEMIDDELINGSCOMITÉ EN OP BASIS VAN DE DOOR DE COMMISSIE OPGESTELDE ONTWERPBEGROTING OVEREENSTEMMING TE BEREIKEN OVER DE OP DE BEGROTING VAN DE EUROPESE UNIE AAN TE REKENEN ADMINISTRATIEVE UITGAVEN EN DE VERDELING ERVAN OVER DE IN DE VIERDE ALINEA VAN DIT PUNT VOORGESTELDE ARTIKELEN VAN HET GBVB-HOOFDSTUK VAN DE BEGROTING. WORDT GEEN OVEREENSTEMMING BEREIKT, DAN NEMEN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD IN DE BEGROTING HET BEDRAG OP DAT IN DE VOORGAANDE BEGROTING WAS OPGEVOERD OF, INDIEN HET LAGER IS, HET BEDRAG DAT IN DE ONTWERPBEGROTING WORDT VOORGESTELD.

Het totale bedrag van de administratieve uitgaven van het GBVB wordt over de in de vierde alinea van dit punt voorgestelde artikelen van het GBVB-hoofdstuk van de begroting verdeeld. Elk artikel heeft betrekking op reeds vastgestelde instrumenten, op maatregelen die zijn voorzien maar nog niet zijn vastgesteld en op alle toekomstige, dat wil zeggen niet voorziene instrumenten, die door de Raad in de loop van het betrokken begrotingsjaar zullen worden vastgesteld.

Daar de Commissie overeenkomstig het Financieel Reglement in het kader van een GBVB-optreden de bevoegdheid heeft autonoom kredietoverschrijvingen tussen artikelen binnen eenzelfde hoofdstuk van de begroting, in dit geval het GBVB-hoofdstuk van de begroting, te verrichten, is de voor een snelle uitvoering van GBVB-optredens vereiste flexibiliteit gewaarborgd. Mocht het bedrag van de GBVB-begroting gedurende het begrotingsjaar ontoereikend zijn om de noodzakelijke uitgaven te dekken, dan komen het Europees Parlement en de Raad op voorstel van de Commissie, met inachtneming van artikel 2 van de MFK-verordening en punt 10 van dit akkoord, overeen met spoed een oplossing te vinden.

Binnen het GBVB-hoofdstuk van de begroting zouden de artikelen waaronder de GBVB-optredens worden ondergebracht, als volgt kunnen luiden:

- crisisbeheersingsoperaties; preventie, oplossing en stabilisering van conflictsituaties; het toezien op en de tenuitvoerlegging van vredes- en veiligheidsprocessen,

- non-proliferatie en ontwapening,

- spoedeisende maatregelen,

- voorbereidende en controlemaatregelen,

- speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie.

Het bedrag voor maatregelen uit hoofde van het in het derde streepje bedoelde artikel mag niet meer dan 20 % van het totale bedrag van de GBVB-begroting belopen.

24. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid (hierna 'de hoge vertegenwoordiger' genoemd) raadpleegt het Europees Parlement jaarlijks over een tegen 15 juni van het betrokken jaar te verstrekken prospectief document dat de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het GBVB behelst, met inbegrip van de financiële gevolgen ervan voor de algemene begroting van de Europese Unie, alsmede een beoordeling van de in jaar n-1 aangevangen maatregelen. Bovendien houdt de hoge vertegenwoordiger het Europees Parlement op de hoogte door middel van gezamenlijke informatiebijeenkomsten die ten minste vijf keer per jaar in het kader van de gewone politieke dialoog over het GBVB plaatsvinden en die uiterlijk in het bemiddelingscomité worden overeengekomen. Aan deze bijeenkomsten wordt deelgenomen door:

25. voor het Europees Parlement, het bureau van de twee betrokken commissies,

26. voor de Raad, de voorzitter van het Politiek en Veiligheidscomité.

De Commissie wordt uitgenodigd om aan deze bijeenkomsten deel te nemen.

Telkens wanneer de Raad een besluit op het gebied van het GBVB vaststelt dat uitgaven meebrengt, legt de hoge vertegenwoordiger het Europees Parlement onverwijld en in elk geval binnen vijf werkdagen na het definitieve besluit een schatting van de geraamde kosten ("financieel memorandum") voor, met name die inzake tijdsduur, personeel, gebruik van gebouwen en andere infrastructuur, vervoermiddelen, opleidingsvereisten en veiligheidsregelingen.

De Commissie licht de begrotingsautoriteit eenmaal per kwartaal in over de uitvoering van de GBVB-optredens en over de financiële prognoses voor het resterende gedeelte van het begrotingsjaar.

E. Betrokkenheid van de instellingen ten aanzien van ontwikkelingsbeleidskwesties en het Europees Ontwikkelingsfonds

27. De Commissie zal een gezamenlijke dialoog opzetten met het Europees Parlement over ontwikkelingsbeleidskwesties, ongeacht de financieringsbron. De wijze waarop het Europees Parlement toezicht uitoefent op het Europees Ontwikkelingsfonds, zal op vrijwillige basis in overeenstemming worden gebracht met de desbetreffende, in het kader van de algemene begroting van de EU, en met name van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, bestaande rechten, overeenkomstig voorwaarden die in de informele dialoog worden vastgesteld.

F. Samenwerking van de instellingen tijdens de begrotingsprocedure voor administratieve uitgaven

28. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie trachten elk jaar in een vroeg stadium van de jaarlijkse begrotingsprocedure overeenstemming te bereiken over de verdeling van de administratieve uitgaven. In de uitgavenramingen van elke instelling worden ramingen opgenomen van de mogelijke budgettaire gevolgen van wijzigingen in bepalingen van het personeelsstatuut. Het Europees Parlement en de Raad zullen erop toezien dat deze gevolgen tot uiting komen in de hoogte van de goedgekeurde kredieten voor alle instellingen.

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zijn een geleidelijke personeelsvermindering van 5 % tussen 2013 en 2018 overeengekomen. Deze vermindering geldt voor alle instellingen, organen en instanties.

DEEL III - - GOED FINANCIEEL BEHEER VAN DE MIDDELEN VAN DE EU


A. Financiële programmering

29. De Commissie dient tweemaal per jaar — de eerste maal in april/mei (samen met de documenten die de ontwerpbegroting vergezellen) en de tweede maal in december/januari (na de vaststelling van de begroting) — een volledige financiële programmering in voor de rubrieken 1 (behalve het deel Economische, sociale en territoriale samenhang), 2 (milieu en visserij), 3 en 4 van het financiële kader. In dit per rubriek, beleidsgebied en begrotingsonderdeel opgestelde document wordt gedifferentieerd naar:

a) de geldende wetgeving , waarbinnen een onderscheid wordt gemaakt tussen meerjarige programma's en jaarlijkse acties:

- voor de meerjarige programma's dient de Commissie aan te geven volgens welke procedure zij zijn aangenomen (gewone of bijzondere wetgevingsprocedure), de looptijd, het totaalbedrag van de financiële middelen en het voor administratieve uitgaven bestemde aandeel daarvan;

- voor jaarlijkse acties (voorbereidende acties en proefprojecten, agentschappen/bureaus) en voor op grond van de prerogatieven van de Commissie gefinancierde activiteiten moet de Commissie meerjarige ramingen verstrekken alsmede de marges die resteren onder de in [de gedelegeerde verordening betreffende de uitvoeringsbepalingen van het Financieel Reglement] toegestane maxima;

b) hangende wetgevingsvoorstellen : lopende Commissievoorstellen, volgens de laatste stand van zaken.

De Commissie dient na te gaan hoe er een kruisverwijzing tot stand kan worden gebracht tussen de financiële programmering en de betreffende wetgevingsprogrammering, opdat de ramingen nauwkeuriger en betrouwbaarder kunnen worden. Voor elk wetgevingsvoorstel moet de Commissie vermelden of dit al dan niet in het april-decemberprogramma is opgenomen. De begrotingsautoriteit moet met name in kennis worden gesteld van:

a) alle nieuwe wetgevingshandelingen die zijn aangenomen en alle hangende voorstellen die zijn ingediend, maar die niet zijn opgenomen in het document van april-december (met de desbetreffende bedragen);

b) de in het jaarlijkse wetgevingsprogramma van de Commissie beoogde wetgeving, met opgaaf van de acties die financiële gevolgen kunnen hebben (ja/neen).

Indien nodig, maakt de Commissie melding van de herprogrammering die de nieuwe wetgevingsvoorstellen noodzakelijk maken.

B. Agentschappen en Europese scholen

30. Voordat zij een voorstel voor de oprichting van een nieuw agentschap indient, verricht de Commissie een degelijke, volledige en objectieve effectbeoordeling, waarin onder meer rekening is gehouden met de kritische massa aan personeel en vaardigheden, kosten-batenaspecten, het effect op nationale en EU-werkzaamheden en de budgettaire gevolgen voor de desbetreffende uitgavenrubriek. De twee takken van de begrotingsautoriteit verbinden zich ertoe, onverminderd de geldende wettelijke procedures voor de oprichting van agentschappen, in het kader van het begrotingsoverleg op grond van de desbetreffende informatie tijdig tot een akkoord te komen over de financiering van het agentschap.

De volgende procedurestappen worden daarbij gevolgd:

- ten eerste legt de Commissie elk voorstel tot oprichting van een nieuw agentschap stelselmatig voor aan de eerste trialoogvergadering na de aanneming van het voorstel, waarbij zij tevens het financieel memorandum bij de rechtshandeling waarin de oprichting van het agentschap wordt voorgesteld, overlegt en de gevolgen van het voorstel voor de resterende periode van de financiële programmering toelicht;

- ten tweede wordt, met inachtneming van de voortgang in het wetgevingsproces en voor zover elke tak van de begrotingsautoriteit de gelegenheid heeft gehad vóór de vaststelling van de rechtshandeling een standpunt in te nemen ten aanzien van de financiële gevolgen van het voorstel, de oprichting van het nieuwe agentschap op de agenda van een volgende (in spoedeisende gevallen vereenvoudigde) trialoogvergadering geplaatst met het oog op het bereiken van overeenstemming over de financiering;

- ten derde wordt de overeenstemming die in het kader van een trialoog is bereikt, na goedkeuring door elke tak van de begrotingsautoriteit conform zijn eigen reglement van orde, bevestigd in een gezamenlijke verklaring.

Dezelfde procedure wordt gevolgd voor wijzigingen van rechtshandelingen tot oprichting van een agentschap die gevolgen hebben voor de middelen van het betrokken agentschap.

Indien de taken van een agentschap ingrijpend worden gewijzigd zonder dat de rechtshandeling tot oprichting van dat agentschap wordt gewijzigd, stelt de Commissie de begrotingsautoriteit hiervan in kennis middels een herzien financieel memorandum, zodat de twee takken van de begrotingsautoriteit tijdig overeenstemming kunnen bereiken over de financiering van het agentschap.

Wanneer de raad van bestuur overweegt een nieuwe Europese school op te richten, wordt een soortgelijke procedure gevolgd om de budgettaire gevolgen voor de EU-begroting vast te stellen.