Artikelen bij COM(2011)181 - Vervroegd ouderdomspensioen voor EU ambtenaren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2011)181 - Vervroegd ouderdomspensioen voor EU ambtenaren.
document COM(2011)181 NLEN
datum 7 april 2011
 

|
52011DC0181

/* COM/2011/0181 definitief */ MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD in verband met het verzoek een voorstel in te dienen betreffende de regeling inzake vervroegd ouderdomspensioen voor EU ambtenaren


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 7.4.2011

COM(2011) 181 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

in verband met het verzoek een voorstel in te dienen betreffende de regeling inzake vervroegd ouderdomspensioen voor EU-ambtenaren

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

in verband met het verzoek een voorstel in te dienen betreffende de regeling inzake vervroegd ouderdomspensioen voor EU-ambtenaren

Op 25 oktober 2010 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij de Commissie verzocht tegen midden 2011 een wetgevingsvoorstel tot wijziging van het statuut in te dienen. In dat voorstel zou artikel 9, lid 2, van bijlage VIII bij het statuut moeten worden ingetrokken of grondig herzien naar aanleiding van de bezwaren in de conclusies van de Raad. Indien de Commissie geen voorstellen doet, moet zij op grond van artikel 241 VWEU de Raad in kennis stellen van de redenen daarvoor.

De Commissie wenst de Raad eraan te herinneren dat artikel 9, lid 2, van bijlage VIII in 2004 is aangenomen als instrument voor het personeelsbeleid. Hierdoor konden de EU-instellingen het vorige systeem van dienstbeëindiging (‘ dégagement ’) stopzetten en werd het gemakkelijker om personeelsleden uit de nieuwe lidstaten aan te werven (EU-10 en EU-2). Het vervroegd ouderdomspensioen maakte deel uit van een totaalpakket waarover de Raad, de Commissie en de vakbonden het eens waren geworden.

De Commissie wenst te beklemtonen dat het bij de Raad ingediende verslag zoals vereist door het statuut een kortetermijnbeeld geeft. Tegelijkertijd ziet de Commissie geen redenen op grond waarvan de Raad kan aannemen dat de regeling op lange termijn niet begrotingsneutraal is. Sedert 2004 hebben alle instellingen in de zin van artikel 1 bis, lid 2, en artikel 1 ter van het statuut de regeling inzake vervroegd ouderdomspensioen gezamenlijk toegepast. De regeling is alleen in het belang van de dienst en slechts in een beperkt aantal gevallen toegepast. Op één betreurenswaardige, maar kleine uitzondering na bleef de regeling binnen de maxima die zijn vastgesteld in artikel 9, lid 2, van bijlage VIII bij het statuut.

De Commissie wenst de Raad er ook aan te herinneren dat als gevolg van de uitbreiding de afgelopen jaren telkens een percentage van 10 % moest worden toegepast. Er zijn geen redenen om te verwachten dat dit maximumpercentage elk jaar zal worden bereikt.

Artikel 9, lid 2, geldt voor alle instellingen en alle instellingen moeten de regeling gezamenlijk beheren. De Commissie kan niet eenzijdig de manier beperken waarop de andere instellingen hun bevoegdheid tot aanstelling uitoefenen in verband met het vervroegde ouderdomspensioen. Op voorstel van de Commissie hebben de instellingen aanvaard hun beoordelingsvrijheid als tot aanstelling bevoegd gezag te gebruiken en voor 2010-2011 een percentage van ongeveer 8 % toe te passen. Dit sluit aan bij het aflopen van de overgangsperiode voor de aanwerving van personeelsleden uit de EU-10 en de aanhoudende noodzaak om personeelsleden uit de EU-2 aan te werven.

Om bovengenoemde redenen is de Commissie niet van oordeel dat er in dit stadium gronden zijn om artikel 9, lid 2, van bijlage VIII bij het statuut te herzien. Wanneer zij een voorstel tot wijziging van het statuut indient, zal zij echter rekening houden met de bezwaren van de Raad.