Artikelen bij COM(2010)512 - Jaarverslag van de Europese Commissie over het stabiliteitsinstrument in 2009

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52010DC0512

/* COM/2010/0512 def. */ VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Jaarverslag van de Europese Commissie over het stabiliteitsinstrument in 2009 {SEC(2010)1114}


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 28.9.2010

COM(2010) 512 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Jaarverslag van de Europese Commissie over het stabiliteitsinstrument in 2009 {SEC(2010)1114}

1. INLEIDING

Dit derde jaarverslag wordt aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s gepresenteerd overeenkomstig de verslagleggingsverplichting van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument.

Dit verslag wordt ook ingediend als aanvulling op de informatie die al werd verstrekt overeenkomstig de verslagleggingsverplichting van artikel 6, lid 6, van die verordening. Sinds 2007 stelt de Commissie de Raad en het Europees Parlement in kennis van buitengewone steunmaatregelen die in het kader van de EU-crisisrespons uit hoofde van het stabiliteitsinstrument worden gepland. Om informatie te verstrekken over de voortgang die in een later stadium met de vastgestelde maatregelen wordt geboekt, is bovendien een werkdocument van de diensten van de Commissie opgesteld, waarin een algemeen overzicht van de uitvoering van de lopende maatregelen wordt gegeven.

2. ACHTERGROND VAN HET STABILITEITSINSTRUMENT

Het stabiliteitsinstrument is in 2007 van start is gegaan met een budget van circa 2 miljard euro voor de periode 2007–2013. Het instrument heeft op conflicten en crises op wereldwijde schaal een respons gegeven door actie te ondernemen bij bedreigingen voor de veiligheid op nationaal en regionaal niveau en capaciteit op te bouwen voor het optreden bij crises en het voorkomen van conflicten. Dankzij het stabiliteitsinstrument kan de EU dus tijdig, efficiënt en complementair optreden in alle fasen van een crisissituatie.

Crisisrespons

Het grootste deel van het budget van het stabiliteitsinstrument, namelijk 1,4 miljard euro voor de periode 2007-2013, is bestemd voor de component crisisrespons (artikel 3 van de verordening). Het stabiliteitsinstrument kan worden gebruikt om te anticiperen of reageren op politieke crises, gewelddadige conflicten of natuurrampen en is opgezet om derde landen tijdig flexibele, geïntegreerde en politiek gevoelige steun te kunnen bieden.

Vanaf 2007 is in het kader van het stabiliteitsinstrument een aanzienlijk aantal maatregelen opgezet als aanvulling op de algemene respons ter plaatse van de EU of de internationale gemeenschap in ruimere zin, vaak parallel met humanitaire hulp. Deze maatregelen moesten de koppeling tussen noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling (LRRD) versterken of de verwezenlijking van de politieke doelstellingen van GVDB-missies vergemakkelijken. Uit de aard der zaak kunnen de programma’s voor crisisrespons van het stabiliteitsinstrument niet op voorhand worden gepland. Zij worden opgezet als antwoord op crisissituaties of dreigende crises, indien de steun niet snel genoeg via een ander financieel instrument van de EU kan worden geboden. Hierbij wordt rekening gehouden met de horizontale en geografische doelstellingen en de strategische prioriteiten van de EU. De maatregelen moeten elkaar en de geografische beleidslijnen en instrumenten van de Gemeenschap aanvullen, en in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de landenstrategieën en regionale strategieën.

De goedkeuringsprocedures van het stabiliteitsinstrument zijn zo opgezet dat crisisresponsprogramma’s van maximaal 20 miljoen euro snel kunnen worden goedgekeurd. Maatregelen in het kader van het stabiliteitsinstrument zijn politieke maatregelen. Politieke consultaties binnen de EU, met de autoriteiten van de betrokken landen waar van toepassing, en met andere internationale en niet-overheidsorganisaties zijn dan ook een belangrijk onderdeel van het besluitvormingsproces.

Uitdagingen voor de lange termijn

Het stabiliteitsinstrument kent ook een langeretermijndimensie, die drie programmeerbare componenten omvat. Deze zijn bedoeld voor “bijstand in het kader van stabiele samenwerkingsvoorwaarden”, waaronder maatregelen inzake bedreigingen voor de veiligheid (artikel 4, punt 1), vermindering van risico’s in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen (punt 2) en paraatheid bij crises (punt 3).

In het strategiedocument voor het stabiliteitsinstrument 2007-2011 heeft de Commissie een aantal prioriteiten genoemd voor maatregelen voor de langere termijn in het kader van artikel 4. Deze omvatten i) steun voor de internationale inspanningen om de proliferatie van massavernietigingswapens aan te pakken, door maatregelen voor een effectievere controle van chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen en agentia, de controle van goederen voor tweeërlei gebruik en de heroriëntering van de kennis van wapenspecialisten naar vreedzame activiteiten, ii) steun voor wereldwijde en regio-overschrijdende inspanningen om de gevaren van mensenhandel, terrorisme en georganiseerde misdaad het hoofd te bieden, en iii) maatregelen voor capaciteitsopbouw op langere termijn ter versterking van internationale en niet-overheidsorganisaties met een mandaat op het gebied van crisispreventie of crisisrespons.

3. CRISISRESPONS IN HET KADER VAN HET STABILITEITSINSTRUMENT (BUITENGEWONE STEUNMAATREGELEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 3 VAN DE VERORDENING)

Voor vroegtijdige en snelle vaststelling van mogelijke crisisresponsmaatregelen in het kader van het stabiliteitsinstrument zijn goede samenwerking en communicatie tussen de EU-diensten in Brussel en de delegaties in de betrokken landen nodig. Overwegingen van drieërlei aard zijn in de identificatiefase van belang: i) is een maatregel noodzakelijk (is er sprake van een crisis, heeft de maatregel een aanvullend karakter en is er ruimte voor synergieën met andere crisisresponsacties van de EU); ii) is de maatregel haalbaar (d.w.z. is er voldoende tijd voor een goede voorbereiding, is een solide uitvoeringspartner beschikbaar); en iii) is de voorgenomen maatregel politiek opportuun. Vroegtijdige nauwe betrokkenheid van EU-lidstaten, bijvoorbeeld door deskundigen van de lidstaten te laten deelnemen aan onderzoeksmissies, kan voor de EU-acties een meerwaarde bieden en bijdragen tot een coherent optreden.

3.1. Geografische distributie tot dusver

Sinds 2007 is in totaal 350 miljoen euro besteed aan 100 afzonderlijke maatregelen in 48 landen overal ter wereld. De geografische distributie van de crisisresponsmaatregelen van de laatste drie jaar is tamelijk evenwichtig: een groot deel van de steun wordt verleend in Afrika (met name de Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad, de Democratische Republiek Congo, Somalië en Zimbabwe – circa 25%), gevolgd door Azië (met name Bangladesh, Oost-Timor, Nepal, Pakistan, de Filipijnen, zuidelijk Thailand en Sri Lanka, – circa 20%), het Midden-Oosten (Libanon, bezet Palestijns gebied en vluchtelingen in Syrië – circa 18%), de Westelijke Balkan en Oost-Europa (Bosnië en Herzegovina, Kosovo en Moldavië – circa 15%), Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (Bolivia, Colombia, Cuba, Haïti, Honduras, Nicaragua en Peru – circa 11%), en Centraal-Azië en de zuidelijke Kaukasus (Armenië/Nagorno-Karabach, Georgië en Kirgizië – 11%).

3.2. Betrokken sectoren

Thematisch gezien bestrijken de maatregelen een breed spectrum aan kwesties, gericht op de specifieke behoeften van elke conflictsituatie of postconflictsituatie:

- kortetermijnadvies voor ontwikkeling en snel opstarten van hervormingen van het veiligheidssysteem in een postconflictsituatie (Centraal-Afrikaanse Republiek, Democratische Republiek Congo, Guinee-Bissau, Libanon, bezet Palestijns gebied, Pakistan, Oost-Timor);

- faciliterende of ondersteunende maatregelen in gebieden waar een GVDB-missie plaatsvindt (Afghanistan, Tsjaad, Democratische Republiek Congo, Georgië, Hoorn van Afrika/piraterij, Kosovo, bezet Palestijns gebied);

- steun voor door de VN en/of regionale organisaties geleide vredeshandhavingsmissies en vredesopbouwactiviteiten (Minurcat in Tsjaad, AU-VN-bemiddeling in Darfur, AU in Somalië);

- rechtsstaat en overgangsjustitie (Afghanistan, Colombia, Kirgizië, Libanon, Sierra Leone, Salomonseilanden, Oost-Timor, Westelijke Balkan);

- steun voor interim-besturen en buitengewone tribunalen (internationaal civiel bureau Kosovo, Speciaal Hof voor Sierra Leone, ODIHR/ICTY-programma voor de Balkan);

- steun voor conflictoplossing en verzoening (Colombia, Georgië, Moldavië, Myanmar/Birma, Nepal, bezet Palestijns gebied, Peru, Sri Lanka, zuidelijk Thailand, Uganda, Zimbabwe);

- steun voor kwetsbare verkiezingsprocessen (heel Afrika, Bolivia, Comoren, Haïti, Moldavië, Pakistan);

- herstelprogramma’s na conflicten en rampen (Bangladesh, Cuba, oostelijke Democratische Republiek Congo, Gazastrook, Haïti, Libanon, Myanmar/Birma, Nicaragua, Peru) en financiering van gezamenlijke behoeftenevaluaties door VN/Wereldbank/EU (acht gezamenlijke behoeftenevaluaties na een crisis zijn ondernomen);

- steun voor ontheemde bevolkingsgroepen (Georgië, Libanon, Syrië).

3.3. Met wie werkt de EU samen?

Ongeveer 48% van de middelen van het stabiliteitsinstrument wordt besteed via VN-agentschappen, die veelal over plaatselijke structuren beschikken die meteen kunnen reageren in door crises en conflicten getroffen landen. Hoewel de VN dus een cruciale rol speelt, hebben de Commissiediensten die zich met de crisisresponsactiviteiten van het stabiliteitsinstrument bezighouden ook specifiek een beroep gedaan op de expertise die beschikbaar is binnen het groeiende netwerk van internationale en lokale ngo’s die zich gespecialiseerd hebben in conflictpreventie en vredesopbouw. Van de middelen wordt daarom 22% besteed via deze ngo’s. 17% wordt besteed via andere, niet bij de VN behorende internationale organisaties, zoals de Afrikaanse Unie, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) of de Wereldbank. De overige partners zijn particuliere ondernemingen (6%), agentschappen van EU-lidstaten (4%) en in sommige gevallen overheidssystemen van het begunstigde land (3%).

[pic]

3.4. In 2009 goedgekeurde crisisresponsprogramma’s (buitengewone steunmaatregelen)

In het derde jaar heeft het stabiliteitsinstrument opnieuw een aanzienlijk aantal crisisresponsactiviteiten gefinancierd door de goedkeuring van buitengewone steunmaatregelen krachtens de verordening inzake het stabiliteitsinstrument. In totaal zijn in 2009 20 financieringsbesluiten goedgekeurd en 26 maatregelen in het kader van de faciliteiten van het stabiliteitsinstrument goedgekeurd en opgestart. Het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie, waarin de bijlagen bij dit verslag zijn opgenomen, bevat een volledige lijst van alle in 2009 goedgekeurde financieringsbesluiten uit hoofde van begrotingsartikel 19 06 01.

Een voorbeeld is de snelle respons die begin 2009 werd gegeven op de verwoestingen als gevolg van de Israëlische inval in Gaza. Deze respons ging samen met een humanitaire noodhulpactie die geleid werd door het directoraat-generaal voor Humanitaire Hulp en Civiele Bescherming van de Commissie (ECHO). Andere belangrijke programma’s waren de civiele steun voor terrorismebestrijding in Pakistan (15 miljoen euro), het steunpakket na het conflict in Georgië (14 miljoen euro) en de bijdragen van het stabiliteitsinstrument aan de EU-overgangsstrategie voor de korte termijn in Zimbabwe (10,5 miljoen euro).

Verder zijn projecten gestart om snel dringend noodzakelijke steun te verlenen bij kwetsbare verkiezingsprocessen wanneer de verkiezingen op korte termijn zijn uitgeschreven, zoals in Bolivia, Zambia en de Comoren. Bovendien heeft de snelle start van maatregelen om het conflict af te zwakken bijgedragen aan het stabiliseren van de situatie in Moldavië en Libanon. De instabiele situatie in de Hoorn van Afrika is aangepakt met een programma ter bestrijding van smokkelarij in de Golf van Aden (Jemen) en door Kenia en de Seychellen te steunen bij de berechting van verdachten van piraterij die zijn aangehouden door EUNAVFOR Atalanta, de militaire missie van de EU.

3.5. Rol van de EU-delegaties op het gebied van crisisrespons

Projectvoorstellen worden vaak bij de Commissie ingediend door de delegaties, die ook rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor het beheer van de goedgekeurde buitengewone steunmaatregelen. In 2009 werd de uitvoering van de meeste maatregelen (19 van de 20 financieringsbesluiten en 15 acties in het kader van de faciliteiten van het stabiliteitsinstrument) gesubdelegeerd aan de EU-delegaties in het betrokken land. Hierdoor kunnen tijdig contracten met lokale partners worden gesloten en kan nauwlettend worden toegezien op de uitvoering van projecten ter plaatse. 80% van de vastleggingen en 90% van de betalingen in het kader van het stabiliteitsinstrument kwam hierdoor tot stand via de delegaties van de EU.

[pic][pic]

Het aantal lokale medewerkers voor het stabiliteitsinstrument bij de delegaties is gestegen tot 22. Daartoe behoren acht regionale crisisresponsplanners en veertien projectmanagers in delegaties die een groot aantal maatregelen in het kader van het stabiliteitsinstrument in portefeuille hebben.

3.6. Internationale coördinatie en voorlichting

De Europese Commissie heeft op 3 en 4 juni 2009 in Brussel een conferentie gehouden onder de titel “Making the difference: Strengthening capacities to respond to crises and security threats” . Het doel van de conferentie was te onderzoeken hoe een effectieve aanpak voor de versterking van capaciteiten op het gebied van crisisrespons tot stand kan komen. Aan de conferentie werd deelgenomen door een groot aantal partners uit de instellingen van de EU, het maatschappelijk middenveld, universiteiten en internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties, de Wereldbank, de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie.

Over conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw in EU-verband is een reeks boeken gepubliceerd. De bedoeling is de doelgroepen goed op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in verband met de crisisresponscapaciteit van de EU en het optreden van de EU bij conflicten overal ter wereld. Zij zijn beschikbaar via http://ec.europa.eu/external_relations/ifs/publications/index_en.htm.

3.7. Complementariteit van de crisisrespons in het kader van het stabiliteitsinstrument met het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid en het verband tussen veiligheid en ontwikkeling

Om te garanderen dat de EU een samenhangende respons geeft op crises, wordt bij de maatregelen in het kader van het stabiliteitsinstrument gestreefd naar complementariteit met het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB). Kenia en de Seychellen hebben bijvoorbeeld steun gekregen bij de berechting van verdachten van piraterij die door EUNAVFOR Atalanta waren aangehouden.

Er zijn andere voorbeelden van complementariteit bij de uitvoering van stabiliteitsmaatregelen in het kader van het GVDB enerzijds en bestaande EU-hulpprogramma’s anderzijds. De aanhoudende hoogprioritaire crisissituaties in het bezette Palestijnse gebied, in Kosovo en in Afghanistan vertonen overeenkomsten, namelijk dat bij de ontwikkelingshulp van de EU al rekening werd gehouden met de belangrijkste stabilisatieprioriteiten van de EU, zodat deze konden worden meegenomen in de programmeringscyclus voor 2007–2013. De belangrijke rol die de EU in deze drie gevallen speelt op het gebied van veiligheid en ontwikkeling blijkt uit het feit dat er momenteel vier GVDB-missies in uitvoering zijn (UPOL COPPS en EUBAM Rafah, EUPOL Afghanistan en EULEX Kosovo).

Gezien de aanzienlijke budgetten die hiermee reeds gemoeid zijn, wordt het stabiliteitsinstrument op gerichte en complementaire basis ingezet voor de overige behoeften in deze gebieden, zoals in Kosovo de slotfase van Pijler IV van UNMIK, de toetsing van rechters en aanklagers en de opstartkosten van het internationaal civiel bureau. In het Midden-Oosten zijn in het kader van het stabiliteitsinstrument maatregelen genomen op het gebied van civiele politie-uitrusting ter ondersteuning van de inspanningen van de EU voor de hervorming van de Palestijnse veiligheidsdiensten, in coördinatie met de werkzaamheden van EUPOL COPPS, alsmede 20 miljoen euro aan postconflictsteun in Gaza. In Afghanistan gaf het stabiliteitsinstrument het startsein voor de hervorming van het Afghaanse justitiële apparaat met de inzet van een team van deskundigen op hoog niveau, waarop nu een gevolg is gekomen met een programma in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking. In Georgië, waar de postconflictcrisis sinds de oorlog met Rusland van 2008 maar blijft aanhouden, zijn het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid en het stabiliteitsinstrument gezamenlijk ingezet.

In andere gebieden, zoals Atjeh, Bolivia, Colombia, Haïti, Mindanao, Pakistan, Sri Lanka, zuidelijk Thailand, Oost-Timor en Jemen, is het stabiliteitsinstrument ingezet om snel te kunnen optreden bij politieke crises of instabiliteit, wanneer dat niet met andere EU-instrumenten mogelijk was. In die landen is de ontwikkelingshulp van de EU grotendeels gericht op armoedebestrijding op de lange termijn en verwezenlijking van de millenniumdoelen voor ontwikkeling, terwijl er bovendien geen mogelijkheden zijn voor interventie in het kader van het GVDB. Het stabiliteitsinstrument heeft dus de geografische en politieke mogelijkheden van de EU op het gebied van crisisrespons vergroot.

4. BEPALINGEN VAN HET STABILITEITSINSTRUMENT VOOR DE LANGE TERMIJN (ARTIKEL 4 VAN DE VERORDENING)

De Commissie heeft in april 2009 het nieuwe indicatieve meerjarenprogramma 2009–2011 voor langetermijnmaatregelen in het kader van het stabiliteitsinstrument goedgekeurd. Daarin werd voorzien in maximaal 225 miljoen euro voor de drie prioriteitsgebieden van artikel 4. Daarnaast omvatte het nieuwe programma’s voor capaciteitsopbouw op het gebied van piraterijbestrijding in kuststaten, een van de eerste Commissieprogramma’s voor terrorismebestrijding met nadruk op Afghanistan/Pakistan en de Sahel, en een programma voor de aanpak van georganiseerde misdaad in verband met cocaïnesmokkel in West-Afrika en Latijns-Amerika. Het onderdeel crisisparaatheid omvat een intensieve dialoog met maatschappelijke organisaties, EU-lidstaten en internationale en regionale organisaties in het kader van het partnerschap voor vredesopbouw. De hieruit resulterende jaarlijkse actieprogramma’s voor 2009 inzake non-proliferatie en transregionale dreigingen, alsmede het partnerschap voor vredesopbouw, werden alle in 2009 goedgekeurd.

In de periode 2007–2009, de eerste drie jaar, werd in totaal 139 miljoen euro voor het langetermijnonderdeel ingezet: 36 miljoen euro werd vastgelegd voor maatregelen voor de aanpak van transregionale veiligheidsbedreigingen (artikel 4, punt 1), 83 miljoen euro voor maatregelen op het gebied van risicovermindering en paraatheid met betrekking tot chemische, nucleaire en biologische materialen en stoffen (artikel 4, punt 2), en 20 miljoen voor maatregelen in het kader van het onderdeel paraatheid (artikel 4, punt 3, partnerschap voor vredesopbouw).

4.1. Transregionale maatregelen op het gebied van de georganiseerde misdaad, mensenhandel, de bescherming van kritieke infrastructuur, bedreigingen voor de volksgezondheid en de strijd tegen het terrorisme

Op basis van het nieuwe indicatieve programma voor 2009–2011 is op 25 september 2009 het jaarlijkse actieplan 2009 goedgekeurd, dat nieuwe programma’s omvat inzake cocaïnesmokkelroutes en kritieke zeeroutes. Met dit programma is 14 miljoen euro gemoeid. Daarnaast is een proefproject inzake maritiem bewustzijn en risico’s voor 1 miljoen euro goedgekeurd. De belangrijkste meerwaarde van het nieuwe actieprogramma is de aanpak van illegale transregionale mensen- en goederenstromen en de geïntegreerde aanpak van de banden tussen georganiseerde misdaad en terrorisme in regio’s die voor de EU van bijzonder belang zijn. De illegale handel in drugsprecursoren en handvuurwapens is een van de belangrijkste aan te pakken algemene problemen.

De inspanningen van de EU op deze gebieden vormen een aanvulling op de lopende en geplande activiteiten van de lidstaten. Goede coördinatie en betrokkenheid van deskundigen van de lidstaten bij de uitvoering van de programma’s zijn daarom belangrijk met het oog op maximale synergie met de expertise waarover de nationale overheden beschikken. De Commissie heeft daarom in het kader van het stabiliteitsinstrument steunvoorzieningen voor deskundigen in het leven geroepen, die gericht zijn op het mobiliseren van deskundigen en het financieren van hun deelname aan missies op het terrein, het vaststellen van maatregelen en het uitvoeren en monitoren daarvan. De in 2009 uitgeschreven informele oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor deelname aan de steunvoorzieningen voor deskundigen is zeer succesvol gebleken: er werd gereageerd door zo’n 180 overheids- en semioverheidsinstellingen uit de lidstaten. Tegen het einde van 2009 waren meer dan 40 deskundigenmissies uitgevoerd in 30 landen.

De EU is in 2009 ook in alle multilaterale fora en de politieke dialoog met derde landen ook de aandacht blijven vestigen op de kwestie handvuurwapens en lichte wapens. De EU pakt de destabiliserende effecten van de proliferatie en de smokkel van handvuurwapens en lichte wapens, andere vuurwapens en explosieven aan door middel van concrete projecten met een transregionale dimensie. In Midden-Amerika verleent de EU steun aan het Midden-Amerikaanse programma voor toezicht op handvuurwapens en lichte wapens (CASAC), dat gericht is op de bestrijding van de illegale handel in vuurwapens en explosieven in Midden-Amerika en de buurlanden (1 miljoen euro). In Afrika biedt de EU, in het kader van het strategische partnerschap EU–Afrika, via het Regionaal Centrum inzake handvuurwapens en lichte wapens in Nairobi steun bij de bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in vuurwapens en explosieven (3,3 miljoen euro).

4.2. Acties op het gebied van risicovermindering en paraatheid met betrekking tot chemische, nucleaire en biologische materialen of agentia

Het derde jaarlijkse actieprogramma voor dit onderdeel (32 miljoen euro) is vastgesteld en op 30 november 2009 goedgekeurd op basis van het nieuwe indicatieve programma voor de periode 2009–2011.

Het actieprogramma biedt financiering voor het opzetten van expertisecentra op chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair gebied, voor versterking van de civiele capaciteiten voor en de uitwisseling van informatie over de bestrijding van de illegale handel in chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen, voor verbetering van de capaciteit ter bestrijding van biologische bedreigingen, voor alternatieve werkgelegenheid voor voormalige wapenspecialisten en ingenieurs door middel van steun aan het Internationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie in Moskou en het Centrum voor Wetenschap en technologie in Kiev (ISTC/STCU) en steun voor capaciteitsopbouw voor de ontmanteling van nucleaire faciliteiten en omscholing van voormalige Iraakse specialisten op het gebied van massavernietigingswapens.

Alle activiteiten die in de twee vorige jaarlijkse actieprogramma’s (2007 en 2008) waren vastgesteld, zijn volledig aanbesteed en van start gegaan. In januari 2010 is begonnen met de eerste evaluatie van de resultaten van het programma. De evaluatie bestrijkt drie gebieden: exportcontroles op goederen voor tweeërlei gebruik, bestrijding van illegale handel in chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen en omscholing naar vreedzame activiteiten van wetenschappers en ingenieurs op het gebied van massavernietigingswapens. Met de resultaten van de evaluatie wordt rekening gehouden bij de formulering van de nieuwe strategie en het indicatieve programma 2012–2013 voor dit onderdeel.

4.3. Crisisparaatheid

Het jaarlijkse actieprogramma voor het onderdeel crisisparaatheid (ook bekend als het partnerschap voor vredesopbouw) is op 30 juni 2009 door de Commissie goedgekeurd. Dit programma van 5 miljoen euro richt zich op de volgende activiteiten: i) intensivering van de samenwerking met internationale, regionale en subregionale organisaties en opbouw van capaciteit; dit punt omvat steun aan de Eenheid bemiddelingsondersteuning van de VN, het Bureau ter ondersteuning van vredesopbouw van de VN, de internationale dialoog over vredesopbouw en staatsvorming tussen onstabiele landen en ontwikkelingspartners en het monitoringproject voor de uitvoering van de beginselen voor goed internationaal engagement in onstabiele landen en situaties, dat beheerd wordt door het secretariaat van de OESO-commissie voor ontwikkelingsbijstand (DAC), en netwerken voor vroegtijdige waarschuwing waaraan door internationale, regionale en subregionale organisaties wordt deelgenomen; voor deze steunverlening worden gemeenschappelijke instrumenten en werkmethoden ingezet; ii) opleiding van maximaal 600 politie-experts met het oog op deelname aan civiele stabilisatiemissies.

De dialoog met maatschappelijke organisaties is nog sterker geïntensiveerd door middel van vier overlegbijeenkomsten die in 2009 hebben plaatsvonden in het kader van het partnerschap voor vredesopbouw. Twee bijeenkomsten waren gewijd aan vraagstukken met betrekking tot het partnerschap zelf. De overige twee boden aan deskundigen van maatschappelijke organisaties uit Europa en de betrokken landen de gelegenheid ideeën uit te wisselen met beleidsmakers van de EU over specifieke crises, zoals die in Bosnië en Herzegovina of Nagorno-Karabach.

In de eerste helft van 2009 werd een verkennende overzichtsstudie over het partnerschap voor vredesopbouw gestart. Daartoe werd overleg gepleegd met de betrokkenen (diensten van de Commissie, het maatschappelijk middenveld, het Europees Parlement e.a.). Het doel was lessen te trekken uit de uitvoering gedurende het eerste toepassingsjaar van het partnerschap, en aanbevelingen te formuleren als basis voor het opstellen van het ontwerp voor het jaarlijkse actieprogramma 2010 voor het onderdeel crisisparaatheid van het stabiliteitsinstrument. De belangrijkste aanbevelingen van de studie beoogden de vaststelling van een zo breed mogelijke definitie van vredesopbouw. Bovendien moet voorrang worden gegeven aan thematische of transversale themagebieden die op een groot aantal geografische contexten betrekking hebben en blijk geven van een duidelijke complementariteit met andere door de EU gesteunde activiteiten en beleidsprioriteiten.

Tot slot is met het oog op de communicatie met maatschappelijke organisaties een webportaal voor het partnerschap voor vredesopbouw opgezet. Maatschappelijke organisaties kunnen zich daar registreren, zodat zij elektronisch worden geattendeerd op nieuws over de laatste ontwikkelingen inzake het partnerschap (https://webgate.ec.europa.eu/tariqa/PeaceBuilding/).

5. UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN HET STABILITEITSINSTRUMENT

5.1. 2009

Binnen de begroting voor 2009 is in totaal 182 442 000 euro vastgelegd en 132 822 913 euro uitbetaald voor de drie begrotingsartikelen voor de korte- en langetermijnonderdelen van het stabiliteitsinstrument (19 06 01, 19 06 02 en 19 06 03).

Wat betreft crisisrespons en paraatheid (artikel 3 en artikel 4, punt 3, van de verordening, begrotingsartikel 19 06 01) waren de vastleggingen aan het einde van het jaar voor 100% uitgevoerd. Van het totale bedrag werd 5 miljoen euro vastgelegd voor crisisparaatheid in het kader van het jaarlijkse actieprogramma 2009 voor het partnerschap voor vredesopbouw. De overige 130 miljoen euro was bestemd voor crisisrespons. De betalingen voor crisisrespons en paraatheid bedroegen 113 miljoen euro. De betalingskredieten waren aan het eind van het jaar voor meer dan 90% besteed. Dit percentage is opnieuw hoger dan in 2008 (86%) en 2007 (68%).

Dat de tijdige uitvoering van de crisisresponsmaatregelen verder is verbeterd, blijkt ook uit het feit dat 92% van de vastleggingen voor 2009 (96 miljoen euro) al is aanbesteed, en twee derde van de aanbestede middelen in datzelfde jaar is uitbetaald.

Het begrotingsbedrag van 47 miljoen euro voor de andere langetermijnonderdelen van het stabiliteitsinstrument in 2009 (artikel 4, punten 1 en 2, begrotingsartikelen 19 06 03 en 19 06 02) was ook voor 100% vastgelegd, en bijna de helft van de middelen was in hetzelfde jaar ook aanbesteed.

5.2. Vorderingen met betrekking tot in 2008 en 2007 goedgekeurde crisisresponsprogramma’s

Alle in 2008 en 2007 goedgekeurde crisisresponsmaatregelen en -faciliteiten zijn aanbesteed voor 100% van de beschikbare begrotingskredieten (215 miljoen euro, met uitzondering van een bedrag van 20 miljoen euro dat aan het partnerschap voor vredesopbouw is toegewezen). De meeste in 2007 goedgekeurde crisisresponsmaatregelen en ruwweg de helft van de in 2008 goedgekeurde maatregelen zijn in de loop van 2009 afgerond. Over het geheel genomen zijn 40 van de 100 sinds 2007 goedgekeurde maatregelen voltooid en is 80% van de aanbestede middelen uitbetaald. Nadere gegevens over vastleggingen, aanbestedingen en uitbetalingen zijn opgenomen in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie waarin de bijlagen bij dit verslag te vinden zijn.

6. CONCLUSIE

Blijkens het bovenstaande is het stabiliteitsinstrument, in de drie jaar die sinds de instelling ervan zijn verlopen, volwassen geworden in termen van politieke relevantie, strategische doelgerichtheid en algehele coherentie, maar ook de operationele en budgettaire prestaties zijn verbeterd.

Deze visie wordt bevestigd door een onlangs verschenen vergelijkende evaluatie van het stabiliteitsinstrument, het VN-fonds voor vredesopbouw en het fonds voor staatsvorming en vredesopbouw van de Wereldbank. De conclusie van de evaluatie, die verricht is in opdracht van het Department for International Development van het Verenigd Koninkrijk en gesteund wordt door een groep van donoren, bestaande uit Canada, Japan, Nederland, Noorwegen en Zweden, luidt als volgt:

Met het stabiliteitsfonds kan de EU een bijdrage leveren aan kwetsbare overgangssituaties na een conflict en haar institutionele capaciteit in ruimere zin en haar engagement vergroten. Het stabiliteitsinstrument biedt een duidelijk comparatief voordeel, doordat het de EU in staat stelt aanzienlijke technische en financiële middelen te mobiliseren ter ondersteuning van staatsvormings- en vredesopbouwprocessen en wederopbouwinspanningen, waaronder de versterking van belangrijke instellingen en systemen, en een koppeling tot stand te brengen met ontwikkelingsprogramma’s voor de lange termijn. Onze indruk is dat de desbetreffende bestuurs- en besluitvormingssystemen effectief zijn en goed aansluiten op de besluitvormingsprocessen op hoog niveau. De indruk is ook dat de bestuursstructuur van het stabiliteitsinstrument op het niveau van de Commissie in Brussel/Luxemburg strategische besluitvorming mogelijk maakt, wat ook geldt voor de behandeling van zeer gevoelige politieke vraagstukken en de beheersing van de risico’s die het werken in instabiele omgevingen met zich meebrengt. Door maandelijkse briefings met het Comité voor politieke en veiligheidsvraagstukken van de EU blijven de lidstaten altijd op de hoogte en wordt de coördinatie met de partners van de EU verbeterd.

Op deze solide basis kan het stabiliteitsinstrument een verdere bijdrage leveren aan de brede EU-respons op crises en conflicten, die geboden wordt door de Europese dienst voor extern optreden onder leiding van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter van de Commissie, in coördinatie met de relevante EU-instrumenten, het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid en andere EU-beleidsinstrumenten voor crisisbeheersing.

Overeenkomstig Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad.

Overeenkomstig Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad.

Overeenkomstig Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad.

Funding Peacebuilding and Recovery: A Comparative Review of System-Wide Multi-Donor Trust Funds and other Funding Instruments for Peacebuilding and Post-Conflict Recovery . Verslag van Donata Garrasi in opdracht van het Department for International Development (DFID) van het Verenigd Koninkrijk, 2010.