Artikelen bij COM(2006)378 - Bescherming van de financiële belangen van de EG - Fraudebestrijding - Jaarverslag 2005

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inleiding 4

1. Balans van de algemene strategische aanpak 2001-2005 ter bescherming van de financiële belangen van de gemeenschap 5

1.1. Een algemeen wetgevingsbeleid op het gebied van fraudebestrijding 5

1.2. Een nieuwe samenwerkingscultuur 8

1.3. Voorkomen en bestrijden van corruptie binnen de instellingen 9

1.4. De versterking van de strafrechtelijke dimensie 10

1.5. Conclusie 12

2. Resultaten van de fraudebestrijding: statistieken over door de lidstaten gemelde fraude en andere onregelmatigheden op grond van sectorale verordeningen 12

2.1. Traditionele eigen middelen 14

2.2. Landbouwuitgaven (EOGFL-Garantie) 15

2.3. Structurele maatregelen 15

2.4. Pretoetredingsfondsen 16

3. Door de lidstaten en de Commissie in 2005 genomen maatregelen 17

3.1. Maatregelen van de lidstaten 17

3.1.1. Nieuwe horizontale maatregelen 17

3.1.2. Nieuwe maatregelen ten aanzien van de eigen middelen van de Gemeenschap 18

3.1.3. Nieuwe maatregelen op het gebied van de landbouwuitgaven 19

3.1.4. Nieuwe maatregelen op het gebied van structurele initiatieven 19

3.2. Operationele maatregelen van de Commissie in het kader van de fraudebestrijding 20

3.3. Aanvullende maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen 21

3.3.1. Stand van zaken m.b.t. de ratificering door de lidstaten van het verdrag van 26 juli 1995 over de bescherming van de financiële belangen van de Europees Gemeenschappen en de bijbehorende protocollen 21

3.3.2. Het douane-informatiesysteem (DIS) en de ratificering van het verdrag over het gebruik van automatische dataverwerking bij de douane en van het bijbehorende protocol vooreen op te richten gegevensbank voor identificatie van douanebestanden (FIDE) 21

3.3.3. Overeenkomst met Philip Morris International 23

4. Terugvordering 23

4.1. Nationale terugvorderingsprocedures in civiele of administratieve procedures 23

4.2. Terugvordering door de instellingen 27

4.3. “Task Force terugvordering” binnen het EOGFL-Garantie 28

4.4. Hervorming van het financiële follow-up systeem bij onregelmatigheden op het gebied van het landbouwbeleid 30

5. Certificatieprocedures van rekeningen 30

5.1. Routekaart voor een positieve betrouwbaarheidsverklaring 30

5.2. Certificering m.b.t. behoorlijk beheer van de openbare uitgaven van de lidstaten 32

INLEIDING

De Gemeenschap en de lidstaten zijn samen verantwoordelijk voor de bescherming van de financiële belangen van de lidstaten en voor de fraudebestrijding. In overeenstemming met artikel 280 van het EG-Verdrag brengt de Commissie jaarlijks met de lidstaten verslag uit over de nieuwe maatregelen die ter vervulling van de verplichtingen zijn genomen. Dit verslag, dat wordt gepubliceerd, is gericht aan het Europees Parlement en aan de Raad.

In het eerste punt van het verslag geeft de Commissie een overzicht van het algemene strategische aanpak voor de jaren 2001-2005 ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap. Over het geheel genomen stemt de tenuitvoerlegging van de doelstellingen en de acties tot tevredenheid, ondanks een aanzienlijk aantal hindernissen.

Het tweede punt geeft een samenvatting van de resultaten van de statistieken over de op grond van de sectorale verordeningen gemelde onregelmatigheden .

Punt drie omvat, naast een representatieve selectie van de in 2005 door de lidstaten genomen maatregelen, tevens wat door de Commissie in het werk is gesteld om het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) beter te laten functioneren.

Met de lidstaten is unaniem overeengekomen dat aan twee punten in het bijzonder aandacht wordt besteed. Dit staat in het verslag onder punt 4 en 5. Het vierde punt geeft een overzicht van de maatregelen die zijn getroffen voor een betere terugvordering van niet ontvangen of ten onrechte betaalde bedragen. Herstel van de schade aan het Europees budget ten gevolge van fraude en andere onregelmatigheden is immers alleen mogelijk door te zorgen voor een adequaat financieel follow-up systeem.

Het vijfde en laatste punt is gewijd aan de certificering van de rekeningen. De Europese begroting wordt grotendeels samen met de lidstaten beheerd. In dit verband geeft het vijfde punt een korte vergelijking tussen de uitgangspunten en criteria voor controle en (indien van toepassing) de door de lidstaten gehanteerde certificeringsmodellen.

Het verslag beperkt zich tot een samenvatting en een overzicht van de maatregelen van de lidstaten en de daarmee bereikte resultaten. Tegelijkertijd publiceert de Commissie twee werkdocumenten, het ene geeft een overzicht van de inbreng van de lidstaten en het tweede bevat statistieken over de door de lidstaten gerapporteerde onregelmatigheden.

Op de internetsite van OLAF zijn de verslagen van de voorgaande jaren en tevens de werkdocumenten van de betrokken diensten van de Commissie te vinden.

1. BALANS VAN DE ALGEMENE STRATEGISCHE AANPAK 2001-2005 TER BESCHERMING VAN DE FINANCIËLE BELANGEN VAN DE GEMEENSCHAP

De bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap dient gestoeld te zijn op een sterk samenwerkingsverband tussen het nationale en het communautaire niveau. De Commissie heeft zich uitgesproken voor het instellen van een algemene strategische aanpak van deze bescherming die alle acties omvat die een bijdrage aan de gemeenschappelijke doelstelling kunnen leveren, om zodoende de bundeling van de inspanningen van alle bij de preventie betrokken nationale autoriteiten en instellingen te garanderen. Dit houdt onder meer in de operationele activiteiten, financiële follow-up, opgelegde sancties, preventie en voorbereiding van wetgeving in het kader van deze activiteiten, waarbij het niet uitmaakt of deze tot de eerste of tot de derde pijler behoren.

De Commissie heeft haar algemene beleidsdoelstellingen voor de jaren 2001-2005 vastgelegd in haar op 28 juni 2000 aangenomen algemene strategische aanpak, die voortvloeit uit het in het Verdrag van Amsterdam opgenomen artikel 280 van het EG-Verdrag (EGV) en uit de oprichting in 1999 van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). De Commissie heeft vier hoofdlijnen voor de bescherming van de financiële belangen:

- een algemeen wetgevingsbeleid op het gebied van fraudebestrijding;

- een nieuwe samenwerkingscultuur;

- een interinstitutionele aanpak van preventie en bestrijding van fraude en corruptie;

- een versterking van de strafrechtelijke dimensie.

Deze algemene stratgische aanpak is uitgewerkt in actieplannen voor de jaren 2001-2003 en 2004-2005.

1.1. Een algemeen wetgevingsbeleid op het gebied van fraudebestrijding

Inzet van beleid voor de Commissie was fraudebestrijding, uitgaande van een horizontale, gecoördineerde benadering van wetgeving in beide pijlers, die alle sectoren omvat waar corruptie en fraude kunnen voorkomen. Wetgeving betreffende fraudebestrijding moet niet alleen toezien op follow-up en samenwerking maar ook op preventie en opsporing.

In 2001 heeft de Commissie aangekondigd dat zij intern een instrument heeft ingevoerd voor “fraud-proofing” met het oog op kwalitatief hoogwaardiger wetgeving en contractbeheer om deze zodoende “fraudebestendig” te maken. Sinds 2003 gaat een interdepartementale groep jaarlijks na waar wetten en contractmodellen in de maak zijn die een grote bedreiging kunnen vormen voor de financiële belangen van de Gemeenschap. Bij deze projecten wordt het Europees Bureau voor Fraudebestrijding geraadpleegd nadat de procedures zijn uitgewerkt. Het bureau heeft in de periode 2004-2005 in totaal 28 initiatieven onderzocht.

Tijdens alle fasen van het geplande introductietraject van de euro zijn veel maatregelen genomen in de strijd tegen namaak van munten en biljetten. Door de Commissie is vooral het juridische kader van rechtsvordering en interventie verruimd, evenals het kader voor speciale internationale samenwerking.

In 2002 heeft de Commissie in een mededeling die vooral was gericht op een verbeterde terugvordering van de voor 1999 ten onrechte uitgekeerde landbouwfondsen, de oprichting van een “task force Terugvordering” aangekondigd. Deze moet meer helderheid scheppen in de stand van zaken betreffende de niet-terugvordering en besluiten voorbereiden over de financiële aansprakelijkheid t.a.v. de formele procedures van aanzuivering van rekeningen binnen het EOGFL-Garantie (zie punt 4.2.).

Het nieuwe, in 2003 van kracht geworden Financieel Reglement betekent een aanzienlijke versterking van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap:

- Het zorgt voornamelijk voor een verbeterde terugvordering.

- Het reglement maakt het mogelijk om van een boekhouding op kasbasis over te schakelen naar een systeem op transactiebasis (periodetoerekening). Hiermee voldoet de Commissie sinds 2005 aan de meest strikte internationale eisen op het gebied van openbare boekhouding. Zij zorgt voor een beter dagelijks beheer van de fondsen en beperkt de kans op fouten of onregelmatigheden tot een minimum.

- Het zorgt voor een informatiesysteem waarmee, via een administratieve beslissing, inschrijvers met een strafblad en onbetrouwbare kandidaten of degenen die bedrieglijke of frauduleuze informatie hebben verstrekt, kunnen worden uitgesloten van openbare aanbestedingen. In de richtlijn die is aanvaard over de coördinatie van procedures voor het afsluiten van overheidsopdrachten is een vergelijkbaar instrument aangenomen. De Commissie heeft te kennen gegeven dat zij in het kader van de mededeling over de transparantie zal onderzoeken in hoeverre het mogelijk is het uitsluitingssysteem nog vaker te hanteren; Ook is zij van plan voorstellen in deze richting te doen in het gewijzigde voorstel over de herziening van het Financieel Reglement.

In 2004 heeft de Commissie voorstellen goedgekeurd voor verordeningen tot wijziging van de verordeningen betreffende de door OLAF verrichte onderzoeken. Deze waren vooral bedoeld als toelichting op de regels betreffende informatie-uitwisseling tussen het bureau en de instanties, organen en instellingen van de Gemeenschap, waardoor het bureau zich kan richten op haar belangrijkste uitvoeringstaken, sneller onderzoek kan verrichten en doelmatiger kan werken. De voorstellen zijn tevens bedoeld om de rechtspositie te versterken van degenen die de onderzoeken ondergaan. Het Parlement en de Raad hebben n.a.v. die voorstellen verzocht om een aanvullende evaluatie van het door het Bureau geleverde werk, die door de Commissie in oktober 2004 is verstrekt.De Rekenkamer heeft een speciaal verslag opgesteld over het beheer van het Bureau, met verschillende aanbevelingen. Het Europees Parlement heeft in juli 2005 een openbare hoorzitting gehouden over de versterking van OLAF. Daarbij is vastgesteld dat de operationele organisatie van het Bureau, dat onafhankelijk onderzoeken uitvoert maar administratief een onderdeel vormt van de Commissie, functioneert.

De Commissie heeft, in het licht van deze ontwikkelingen, op 24 mei 2006 een voorstel aangenomen dat een aanvulling vormt op wat al was bereikt in februari 2004. Dit laatste wordt vervangen en vervalt. Het betreffende voorstel gaat vooral in op governance en samenwerking tussen de instellingen en het Comité van toezicht, via de vergaderingen van dit comité met vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in het kader van de gestructureerde dialoog. Daarin wordt ook gesproken over het instellen van een adviseur-revisor die in bepaalde gevallen moet adviseren. Verder is het bedoeld het mandaat van de directeur-generaal van OLAF te verduidelijken.

Gebeurtenissen in 2005. In 2005 heeft de Commissie haar tweede verslag aangenomen over de toepassing door de lidstaten van de zgn. “zwarte lijst’-verordening. Deze verordening voorziet in het identificeren van economische actoren die wat het EOGFL-Garantie betreft een risico vormen voor de begroting van de Gemeenschap, informatieverstrekking aan de Commissie en de lidstaten en de toepassing van preventiemaatregelen. Het verslag stelt vast dat deze verordening in de praktijk een bescheiden resultaat oplevert. De Commissie wil met dit verslag een brede discussie met de instellingen op gang brengen over de noodzaak van een eventueel aangepast uitsluitingsmechanisme en over de vraag in welke richting dit moet gaan.

1.2. Een nieuwe samenwerkingscultuur

De Commissie heeft sinds 2001 initiatieven genomen om de tien nieuwe lidstaten en de kandidaat-lidstaten te steunen bij het verwerken van het communautair acquis op het gebied van de bescherming van de financiële belangen. Door de tien nieuwe lidstaten en door Roemenië en Bulgarije zijn nationale diensten in het leven geroepen voor gecoördineerde fraudebestrijding (AFCOS). Deze zijn verantwoordelijk voor alle aangelegenheden op het gebied van wetgeving, administratie en uitvoering van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en doen, naar het zich laat aanzien, zeer nuttig werk. De integratie van tien nieuwe lidstaten, die zich op adequate wijze hadden voorbereid op hun nieuwe taak voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, is zonder noemenswaardige problemen verlopen. Met het oog op een betere begeleiding van de uitbreidingsprocedure in Roemenië en in Bulgarije heeft OLAF zijn activiteiten en operationele slagvaardigheid versterkt door in elk van beide landen een verbindingsfunctionaris te detacheren.

In de strijd tegen fraude en andere onwettige praktijken die een bedreiging vormen voor de financiële belangen van de Gemeenschap is er in 2004 door de Europese Gemeenschap en haar lidstaten een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Zwitserland.

Daarnaast heeft de Commissie in 2004 een verordeningsvoorstel ingediend met het oog op wederzijdse administratieve ondersteuning. De 'horizontale' verordening, die alle sectoren betreft in de strijd tegen de fraude in de Gemeenschap die nog niet onder een sectorale wetgeving vallen, moet zorgen voor een uitgebreide juridische basis.

Gebeurtenissen in 2005. Soms berokkenen internationale handelstransacties in strijd met de douanevoorschriften - waartoe tevens de regels behoren betreffende intellectuele eigendomsrechten - schade aan de economie en de financiële belangen van de lidstaten en aan de douane-inkomsten binnen het budget van de Europese Unie. De afgelopen jaren heeft de handel met China gezorgd voor een aantal problemen. Een in 2004 tot stand gekomen en getekende samenwerkingsovereenkomst met China, die in 2005 in werking is getreden, is gericht op een betere wederzijdse ondersteuning op douanegebied tussen de Gemeenschap en China. De praktische uitvoering ervan wordt door OLAF beheerd.

Binnen de kantoren van OLAF is een vaste technische infrastructuur (POCU) opgezet voor een betere samenwerking en ondersteuning tussen de gezamenlijke douanediensten van de lidstaten. Met de POCU kunnen gemeenschappelijke douaneactiviteiten snel worden uitgevoerd en beter worden gecoördineerd, tegen minder kosten. Het eerste wapenfeit van de nieuwe infrastructuur was de operatie “FAKE”. Deze in mei 2005 uitgevoerde operatie, die betrekking had op namaakproducten uit China, heeft zeer bevredigende resultaten opgeleverd (zie punt 3.2.).

De verordeningen betreffende de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, op grond waarvan lidstaten verplicht zijn aan de Commissie te rapporteren als er mogelijk sprake is van onregelmatigheden ten opzichte van de sectorale verordeningen, zijn gewijzigd en herzien, met het oog op geharmoniseerde uitvoering. De harmonisatie zal verder gestalte krijgen via een wijziging van de verordening die van toepassing is op landbouwgebied.

Het statuut van het raadgevend comité coördinatie fraudebestrijding is gewijzigd bij Besluit van de Commissie, om het aan te passen aan de sinds de oprichting ervan in 1994 opgetreden veranderingen, zoals de opneming van artikel 280 EG in het Verdrag van Amsterdam, de oprichting van OLAF in 1999 en de invoering van de euro. Dit comité, waarin vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie zitting hebben, heeft tot taak om de Commissie bij te staan bij alle aangelegenheden betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap.

1.3. Voorkomen en bestrijden van corruptie binnen de instellingen

OLAF heeft zijn taken die het in 1999 van de wetgever heeft gekregen inzake het voorkomen en bestrijden van corruptie voortgezet. Het Europees Hof van Justitie heeft meerdere malen de wettigheid en de coherentie erkend van het interinstitutioneel kader voor interne onderzoeken, dat in het algemeen van toepassing is op alle instellingen, organen en instanties.

Door de in 2001 door OLAF met de Dienst interne audit (IAS) en met de IDOC in 2004 gesloten memoranda van overeenstemming die de activiteiten van deze diensten omschrijven, is een vruchtbare samenwerking tot stand gekomen. In een aantal gevallen is door frequente contacten tussen OLAF en IDOC in de loop van 2005 gecoördineerd optreden mogelijk geworden.

In het kader van de hervorming van de administratie zijn er maatregelen getroffen om de ambtenaren en de andere functionarissen van de Commissie meer bewust te maken voor de beginselen van een goed beheer van projecten of voor mogelijke belangenconflicten. Ze moeten ook weten hoe zij moeten handelen bij vermoeden van ernstige strafbare feiten die de belangen van de Gemeenschap kunnen schaden.

Het op 24 mei 2006 door de Commissie aangenomen voorstel tot wijziging van het juridisch kader van door OLAF verrichte onderzoeken betreft hoofdzakelijk een betere informatieverstrekking door de instellingen en de mogelijkheid om in het kader van interne onderzoeken het eindverslag niet aan de bevoegde justitiële instanties door te geven als het minder ernstige zaken betreft, de financiële schade gering is en er intern maatregelen bestaan voor een doelgerichte follow-up, met doorgifte van dat verslag aan de betrokken instellingen, organen of instanties.

1.4. De versterking van de strafrechtelijke dimensie

De problemen i.v.m. de incompatibiliteit van de nationale juridische systemen en de behandeling van ingewikkelde en vaak grensoverschrijdende juridische zaken zijn voor de Commissie aanleiding geweest om deze op te nemen als vierde aandachtspunt in haar algemene strategische aanpak.

De Commissie heeft in 2001 bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel voor een richtlijn ingediend voor de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap. De bedoeling van dat voorstel is om in een communautair instrument bepaalde strafrechtelijke bepalingen over te nemen (vooral over de definitie van onwettige handelingen, aansprakelijkheden en sancties en samenwerking met de Commissie) uit de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de bijbehorende protocollen.

Door de overeenkomst, het eerste protocol en het protocol over de bevoegdheid van het Hof van Justitie, die in 2002 van kracht zijn geworden, is een grondige juridische samenwerking mogelijk geworden op verscheidene gebieden. De Commissie roept de Raad op aan de lidstaten te vragen om zich meer in te zetten voor een krachtiger nationaal strafrecht, om zich nog eens te beraden over hun afwachtende opstelling ten opzichte van de instrumenten van de overeenkomst en om het tweede protocol te ondertekenen. Momenteel is de Commissie bezig met de voorbereiding van een tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en de bijbehorende al van kracht zijnde protocollen, dat eind 2007 zou moeten zijn goedgekeurd en betrekking heeft op de vijfentwintig lidstaten.

Nu er binnen de EU bereidheid bestaat om het beginsel van wederzijdse erkenning, dat intussen als hoeksteen dient voor de juridische samenwerking op strafrechtelijk gebied, verder uit te werken, is er sprake van een intensieve wetgevende activiteit op de gebieden in verband met titel VI van het VEU. Dit heeft een positieve uitwerking, vooral op de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap. Zo wordt het door het in 2002 aanvaarde kaderbesluit over het Europees aanhoudingsbevel veel eenvoudiger om iemand aan te houden en tussen lidstaten over te dragen binnen strafrechtelijke procedures of een straf op te leggen of een maatregel op te leggen die de persoonlijke vrijheid aan banden legt.

Het in 2003 tussen OLAF en Eurojust gesloten memorandum van overeenstemming voorziet in wederzijdse informatie-uitwisseling en samenwerking met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap. In 2004 hebben OLAF en Eurojust in dat verband de praktische uitvoeringsbepalingen ervan afgesproken. Een verbindingsgroep OLAF-Eurojust is in het leven geroepen om te zorgen voor de uitvoering van het memorandum. De groep is in 2005 regelmatig bijeen geweest. Eurojust heeft in dit verband in een aantal gevallen met OLAF en met de nationale instanties samengewerkt en daarbij meegewerkt aan de onderzoeken en de vervolging van dergelijke gevallen.

Het in 2004 tussen OLAF en Europol gesloten akkoord is gericht op betere strategische en technische informatie-uitwisseling en tevens op informatie-uitwisseling voor het beoordelen van gevaren en risicoanalyse op gebieden die van gemeenschappelijk belang zijn. De samenwerking tussen het Bureau en Europol, die in het bijzonder is gericht op bestrijding van smokkel en namaak van de Euro, is in 2005 versterkt. Het Bureau onderhoudt tevens contacten met internationale instanties als Interpol of de Werelddouaneorganisatie (WDO).

In 2001 heeft de Commissie een groenboek aangenomen dat de discussie op gang moest brengen over de oprichting van een Europees openbaar aanklager om de criminaliteit die een bedreiging vormt voor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen doeltreffender te kunnen aanpakken. In artikel III-274 van het in juni 2004 door de Europese Raad goedgekeurde Verdrag voor een Europese Grondwet, dat nog niet door alle lidstaten is geratificeerd, staat dat de Raad met algemene stemmen, en na goedkeuring door het Europees Parlement, een Europees openbaar ministerie kan instellen vanuit Eurojust voor de bestrijding van overtredingen die de financiële belangen van de Unie schaden. Dit OM zal bevoegd zijn voor opsporing, vervolging en berechting van degenen die dergelijke overtredingen plegen en hun medeplichtigen.

Gebeurtenissen in 2005. In een mededeling heeft de Commissie aangegeven wat de gevolgen zijn van het principearrest van het Hof van Justitie over strafrechtelijke bepalingen ten aanzien van de eerste en de derde pijler. Dit betrof in het bijzonder een voorstel voor een richtlijn over de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen. Overeenkomstig dit arrest moet een dergelijke bepaling, waarop noodzakelijkerwijs strafrechtelijk een beroep wordt gedaan om de juiste toepassing van het communautaire recht te waarborgen, alleen worden aangenomen in de eerste pijler. Hiermede komt een einde aan het mechanisme van de twee besluiten (richtlijn of verordening en kaderbesluit).

1.5. Conclusie

Vijf jaar na de invoering van de algemene strategische aanpak is de balans van de ondernomen acties positief. Voor alle zwaartepunten van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen is er duidelijk sprake van vooruitgang, zoals blijkt uit het overzicht hierboven. De versterking van de strafrechtelijke dimensie is echter vertraagd. Zo is bijvoorbeeld, in afwachting van de ratificering van het grondwettelijk verdrag, tijdelijk vertraging opgetreden bij het initiatief ter voorbereiding van de oprichting van een Europees openbaar aanklager.

Van alle initiatieven in de geplande periode is voor 31 december 2005 75% volledig gerealiseerd, 9% - waarvan de uitvoering doorgaat - gedeeltelijk binnen de gestelde tijd, 14% is naar 2006 overgeheveld en 10% is tijdelijk of definitief opgeschort, voornamelijk om redenen die buiten de Commissie liggen.

2. RESULTATEN VAN DE FRAUDEBESTRIJDING: STATISTIEKEN OVER DOOR DE LIDSTATEN GEMELDE FRAUDE EN ANDERE ONREGELMATIGHEDEN OP GROND VAN SECTORALE VERORDENINGEN

Door de communautaire wetgeving zijn lidstaten verplicht fraude en andere onregelmatigheden te melden die de financiële belangen op welk gebied van communautaire activiteit dan ook schaden. De statistieken in dit hoofdstuk hebben betrekking op door lidstaten gemelde verdenkingen van fraude en onregelmatigheden op grond van de sectorale verordeningen. De directe uitgaven van de Gemeenschap blijven hierbij buiten beschouwing. Het samen met dit verslag door de diensten van de Commissie gepubliceerde document biedt een gedegen analyse van de statistieken op basis van deze meldingen. In de tabel hieronder staat een kort overzicht van het aantal in 2005 gemelde onregelmatigheden en tevens de betreffende bedragen voor iedere sector.

Tabel – Aantal onregelmatigheden en bedragen - jaar 2005

TOTAAL 2005 |

Sector | Aantal gemelde onregelmatig-heden | Totaal financiële gevolgen (miljoen EUR) |

Eigen middelen | 4.982 | 322 |

EOGFL-Garantie | 3.193 | 102 |

Structuurfondsen/ Cohesiefonds | 3.570 | 601 |

Pretoetredings-fondsen | 331 | 17 |

Totaal | 12.076 | 1042 |

Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen fraude en onregelmatigheid. Onder fraude wordt verstaan opzettelijke onregelmatigheden die een misdrijf opleveren, wat alleen door de rechter worden gekwalificeerd. Eerst na afloop van de juridische procedure is het mogelijk de werkelijke financiële gevolgen vast te stellen. In de sector eigen middelen bedraagt vermoedelijke fraude ongeveer 20% van het aantal in 2005 gemelde onregelmatigheden, voor een totaalbedrag van ongeveer 95,2 miljoen euro. In de sector landbouwuitgaven, is het aantal vermoedelijke fraudegevallen ongeveer 13% van het aantal gemelde onregelmatigheden, voor een totaalbedrag van ongeveer 21,5 miljoen euro. Dit komt neer op ongeveer 0,05% van alle kredieten uit het EOGFL-Garantie. Bij de Structuurfondsen betreft ongeveer van 15 van de gemelde gevallen fraude, wat neerkomt op 0,53% van alle kredieten in het kader van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds bijeen. In de sector pretoetredingsfondsen betreft fraude ongeveer 18% van de gemelde onregelmatigheden, voor een bedrag van in totaal ongeveer 1,77 miljoen euro, d.w.z. 0,06% van alle uit de fondsen Phare, Sapard en ISPA toegekende kredieten. Dit is een schatting op basis van de door de lidstaten versterkte gegevens, die met het nodige voorbehoud moet worden bekeken.

2.1. Traditionele eigen middelen

Het aantal opgespoorde en gemelde gevallen van fraude en onregelmatigheden (zaken van meer dan 10.000 EUR) vertoont ten opzichte van 2004 (4.982 gevallen in 2005) een stijging van 55%. Het met deze onregelmatigheden gemoeide bedrag is ongeveer 322 miljoen euro in 2005, tegen 212 miljoen euro in 2004, d.w.z. een stijging van 52%.

Deze stijging valt mogelijk toe te schrijven aan een betere communicatie van bepaalde lidstaten en aan het feit dat bepaalde lidstaten in OWNRES zaken hebben ingevoerd betreffende niet-aangezuiverde doorvoer die, al is het aan de late kant, daarna zijn aangezuiverd. De toename met 55% op zich wettigt nog geen conclusies over de werkelijke stand van zaken betreffende fraude en andere onregelmatigheden.

Onder onregelmatigheden behoren sigaretten tot de categorie meest aangetroffen producten, waarbij de melding vrijwel altijd smokkel ervan betrof. Ook het aantal met suiker verband houdende onregelmatigheden is in 2005 toegenomen; meestal betrof dat niet-geëxporteerde suiker die de bij de communautaire regeling toegestane norm overschreed. Ook werd een hoger aantal gevallen vastgesteld in de textielsector, voornamelijk in verband met de herkomstvermelding.

[pic]

2.2. Landbouwuitgaven (EOGFL-Garantie)

In 2005, was er, ten opzichte van het jaar daarvoor, sprake van een lichte daling van het aantal gemelde onregelmatigheden (3.193 gevallen in 2005, 3.401 in 2004). De financiële gevolgen namen echter toe (102 miljoen euro in 2005, 82 miljoen euro in 2004), d.w.z. ongeveer 0,21 % van de totale kredieten van het EOGFL-Garantie (47.819 miljoen euro voor 2005).

[pic]

2.3. Structurele maatregelen

In 2005 steeg het aantal gemelde onregelmatigheden (3.570 gevallen, met inbegrip van het Cohesiefonds) ten opzichte van het voorgaande jaar (3.339 officieel gemelde onregelmatigheden in 2004), terwijl de financiële gevolgen afnamen (601 miljoen euro in 2005, 696 miljoen euro in 2004). De in 2005 door officieel gemelde onregelmatigheden veroorzaakte financiële schade bedraagt ongeveer 1,56% van de kredieten van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds (38.430 EUR) over 2005. De financiële gevolgen zullen pas bekend zijn na afsluiting van de programma’s.

[pic][pic]

2.4. Pretoetredingsfondsen

Via de meerjarige financieringsovereenkomsten voor de fondsen Phare, Sapard en Ispa en voor de aan Cyprus en Malta toegekende fondsen is een meldingssysteem in het leven geroepen voor onregelmatigheden, vergelijkbaar met dat van de Structuurfondsen.

Tabel 2.4. : Door lidstaten en toetredingslanden gemelde onregelmatigheden en bedragen i.v.m. de pretoetredingsfondsen·· – jaren 2002-2005.

Jaar | PHARE | SAPARD | ISPA | TOTAAL |

Totaal | Gevallen > 500 000 EUR | Gevallen < 500 000 EUR |

Geval-len | Bedrag (mln EUR) | Geval-len | Bedrag (mln EUR) | Geval-len | Bedrag (mln EUR) |

Beginsituatie eind 2002. Voor 1999 gemelde gevallen die door Task Force terugvordering (TFR) zijn onderzocht | 4 228 | 1 212 | 419 | 1 035 | 3 809 | 177 |

Situatie eind 2004 na de audits van de TFR | 3 690 | 1 059 | 463 | 857 | 3 227 | 202 |

Voor alle 463 gevallen van meer dan 500.000 EUR elk, zijn de accountantsonderzoeken in de loop van 2005 afgerond. Bij deze gevallen gaat het om een totaalbedrag van 857 miljoen EUR aan niet geïnde vorderingen.

Ontwikkeling in 2005 |

Gevallen | Bedrag (mln EUR) |

A. Afgeronde accountantsonderzoeken en bilateraal overleg met de lidstaten in de aanzuiveringsprocedure van rekeningen (gevallen van meer dan 500 000 EUR elk). | 431 | 765 |

B. Afgerond accountantsonderzoek maar nog niet met de lidstaten in de aanzuiveringsprocedure van rekeningen (gevallen van meer dan 500 000 EUR) elk. | 32 | 92 |

C. Gevallen van minder dan 500 000 EUR nog niet door TRF zijn behandeld of onderzocht en waarvoor nog geen aanzuiveringsprocedure van rekeningen in gang is gezet | 3 227 | 202 |

In 2006 wordt door de Commissie een formeel besluit genomen in de aanzuiveringprocedure van rekeningen (EOGFL-Garantie) voor de meeste gevallen van meer dan 500.000 EUR.

4.4. Hervorming van het financiële follow-up systeem bij onregelmatigheden op het gebied van het landbouwbeleid

Middels Verordening 1290/2005 heeft de Raad in 2005 een besluit genomen over de gemeenschappelijke financiering van het landbouwpolitiek in de komende jaren d.m.v. het instellen van twee verschillende Europees landbouwfondsen, namelijk het Europees landbouwgarantiefonds (ELGF) voor de financiering van bijv. marktmaatregelen en directe betalingen, en het Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Artikel 32 en 33 van deze nieuwe verordening houdt een volledige herziening in van het financieel follow-up systeem voor onregelmatigheden die deze beide nieuwe fondsen (ELGF en ELFPO) betreffen en betekent voortaan een vereenvoudiging van de follow-up procedure bij terugvordering. In deze artikelen wordt bepaald dat de financiële gevolgen voor 50% voor rekening komen van de betreffende lidstaat en voor 50% helft ten koste van het budget van de Gemeenschap indien geen terugvordering heeft plaats gevonden binnen vier jaar nadat de overheid of de rechter deze heeft vastgesteld of binnen acht jaar, als er sprake is van een voor een nationale jurisdictie aanhangig gemaakte vordering (voor ELGF en ELFPO) of voor de afronding van een landbouwontwikkelingsprogramma (voor ELFPO).

5. CERTIFICATIEPROCEDURES VAN REKENINGEN

5.1. Routekaart voor een positieve betrouwbaarheidsverklaring

De Rekenkamer heeft weliswaar erkend dat de Commissie en de lidstaten vorderingen hebben gemaakt bij het verbeteren van het begrotingscontrolesysteem, maar heeft voor de elfde maal op rij slechts een gedeeltelijk positieve betrouwbaarheidsverklaring afgegeven voor de betalingskredieten van de begroting van de Gemeenschap. Volgens de verslagen van de Rekenkamer ligt het hoofdprobleem bij de fondsen die gezamenlijk met de lidstaten worden beheerd. De Rekenkamer doet in haar advies nr. 2/2004 een voorstel voor het uitwerken van een intern controlesysteem met gemeenschappelijke criteria en uitgangspunten, dat redelijkerwijs het innen van de opbrengsten en het doen van de uitgaven veilig stelt, zoals dat wettelijk is voorgeschreven. Het dient tevens rekening te houden met evenwicht tussen kosten en baten van de interne controle. Het verkrijgen van een positieve betrouwbaarheidverklaring is een van de strategische doelstellingen van de Commissie Barroso. In dat licht heeft de Commissie, die het advies volgt van de Rekenkamer, in juni 2005 een routekaart aangenomen die aanbevelingen doet voor een geïntegreerd communautair controlesysteem. Hierin verwijst de Commissie naar het voorstel van het Europees Parlement - bij de kwijting in 2003 - voor een bepaling gericht op “publiceren ex ante in een officiële verklaring en een jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring ex post over de wettigheid en de rechtmatigheid van de daaronder vallende operaties van de hoogste autoriteit die in elk van de lidstaten is belast met het beleid en het beheer (minister van financiën). Deze routekaart ging vergezeld van een “beoordeling van de verschillen tussen het interne controlesysteem binnen de diensten van de Commissie en de uitgangspunten betreffende controle uiteengezet in advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer (“gap assessment”).

De ECOFIN-Raad heeft op grond van deze documenten van de Commissie en na overleg met een groep deskundigen uit de nationale overheidsdiensten van de lidstaten op 8 november 2005 conclusies aangenomen. Daarin staat: “de huidige verklaringen op operationeel niveau kunnen een belangrijk middel vormen voor de Commissie en in laatste instantie, voor de Rekenkamer; deze verklaringen kunnen nuttig zijn en een evenwichtige verhouding tussen kosten en baden bieden; ze kunnen mogelijk door de Commissie en, uiteindelijk door de Rekenkamer, in aanmerking worden genomen om positieve betrouwbaarheidsverklaring te kunnen afgeven”. De Raad verzoekt de Commissie een beoordeling te geven van de al bestaande controles en van de betrouwbaarheid van de bestaande verklaringen.

In januari 2006 heeft de Commissie, die de conclusies van de Raad ter harte heeft genomen, haar actieplan opgesteld voor een geïntegreerd controlesysteem en stelt daarbij dat het van belang is dat de lidstaten “ervoor zorgen dat hun kredietbeheer uit naam van de Commissie de kans op onrechtmatige uitgaven tot een aanvaardbaar niveau verkleint en dit aan de nationale en communautaire accountants kunnen aantonen”. Aangezien de communautaire fondsen voor 80% gezamenlijk worden beheerd met de lidstaten, ligt de nadruk vooral op vereenvoudiging van de wetgeving voor de programmaperiode 2007-2013 en op harmonisatie van de door de Commissie en de lidstaten gehanteerde uitgangspunten en controlecriteria. Daarbij dienen de controleresultaten benut te worden, te worden gelet op de rentabiliteit en het gebruik van de huidige declaraties over het beheer van de operationele organen van de lidstaten. Deze vormen een belangrijke garantie, in de eerste plaats voor de Commissie en uiteindelijk ook voor de Rekenkamer.

5.2. Certificering m.b.t. behoorlijk beheer van de openbare uitgaven van de lidstaten

De Commissie en de lidstaten zijn het eens over het gezamenlijke belang van het verzamelen van gegevens over de certificeringsystemen t.a.v. behoorlijk beheer van de openbare uitgaven in de lidstaten en willen proberen daaruit de beste praktijken halen. Een dergelijke exercitie kan bovendien nuttig zijn om te onderzoeken of het uitgangspunt van artikel 280 van het verdrag, over gelijkwaardige bescherming, in de praktijk wordt gebracht.

Uit de antwoorden op de aan de lidstaten gezonden vragenlijst is een overzicht gedistilleerd van de nationale praktijken in dit verband, waarvan hierna een overzichtstabel volgt.

In deze tabel staan in vereenvoudigde vorm de antwoorden van de lidstaten. Een meer genuanceerd overzicht met gedetailleerde antwoorden is te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie, dat tegelijkertijd met dit verslag wordt gepubliceerd.

Certificering van de nationale rekeningen door een interne instantie | Certificatie van de nationale rekeningen door een externe instantie |

BE | Nee | Nee. |

CZ | Ja | Nee. |

DK | Ja | Ja |

DE | Nee | Ja |

EE | Ja | Ja |

EL | Nee | Nee |

ES | Nee | Nee. |

FR | Nee | Ja |

IE | Ja | Ja |

IT | Nee | Ja |

CY | Nee | Ja |

LV | Ja | Ja |

LT | Ja | Ja |

LU | Ja | Ja |

HU | Ja | Ja |

MT | Nee | Ja |

NL | Ja | Ja |

AT | Nee | Nee. |

PL | Nee | Ja |

PT | Nee | Ja |

SL | Nee | Ja |

SK | Ja | Ja |

FI | Ja | Ja |

SE | Nee | Ja |

UK | Ja | Ja |

Certificering door een interne instantie

Ongeveer de helft van de lidstaten die hebben gereageerd op de vragenlijst kennen een certificeringsprocedure via een interne instantie, die de rechtmatigheid en de deugdelijkheid van de openbare uitgaven waarborgt Hierbij geeft alleen Letland uitdrukkelijk aan dat de betreffende certificering ook van toepassing is op door de nationale overheidsinstanties beheerde fondsen, afkomstig van de Gemeenschap. Overigens dient daarbij te worden opgemerkt dat deze certificering wordt afgegeven op beheersniveau en niet door een externe accountant. In een aanzienlijk aantal gevallen brengen de met afgifte van het certificaat belaste instanties een advies uit over de bedragen die in aanmerking komen voor terugvordering door de betalende instanties. Soms wordt op nationaal niveaueen certificering afgegeven door een interne instantie; in andere gevallen gebeurt dit op afdelingsniveau of door de beherende instantie. Het Verenigd Koninkrijk en Slowakije vormen in dit verband een uitzondering. Daar worden certificeringen op verschillende niveaus afgegeven (nationaal, regionaal en per fonds). Deze door interne instanties afgegeven certificeringen worden slechts in bepaalde gevallenvoorgelegd aan de nationale parlementen.

Een aantal lidstaten kent een intern controlesysteem voor de rechtmatigheid en de deugdelijkheid van de nationale rekeningen al is een certificering van een interne instantie geen wettelijke vereiste. Twee daarvan hebben aangegeven dat de communautaire fondsen vallen onder de een accountantscontrole.

Uit de reactie van de lidstaten met een intern controlesysteem en accountantscontrole komt naar voren dat INTOSAI de meest gehanteerde norm is.

Certificering door een externe instantie

De meeste lidstaten, behalve Italië en Oostenrijk, geven aan dat zij wettelijk verplicht zijn jaarlijks bij een interne instantie een certificaat aan te vragen voor de rechtmatigheid van de openbare uitgaven. Opgemerkt dient te worden dat Griekenland, Spanje en Italië een afwijkende regeling hebben. In deze landen brengt de nationale Rekenkamer een jaarverslag uit i.p.v. een certificering.

Meestal is die externe instantie een publiekrechtelijk orgaan rechtsorgaan dat de hoogste controlerende instantie vormt van de staat. In de meeste landen worden certificaten afgegeven op nationaal niveau. Deze hebben betrekking op de volledige begrotingen worden altijd voorgelegd aan de nationale parlementen om zodoende de rechtmatigheid en de deugdelijkheid van de nationale rekeningen te waarborgen. Slechts in een beperkt aantal landen geven de instanties een advies over de bedragen die in aanmerking komen voor terugvordering.

Controle op de communautaire fondsen (fondsen onder gedeeld beheer)

In hun antwoorden op de vragenlijst hebben de lidstaten aangegeven dat ruim de helft van de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1663/95 betreffende het EOGFL-Garantie genoemde nationale certificeringsorganen voldoet aan de voorwaarden die de nationale overheidsinstanties hanteren voor officieel erkende certificeringsorganen van nationale rekeningen. Indien aan die voorwaarden niet wordt voldaan, verklaren de lidstaten dat uit het feit dat er geen wettelijke basis voor aanwezig is en dat deze instanties in het leven zijn geroepen speciaal voor het beheer en de controle van communautaire fondsen. Met uitzondering van Estland, Nederland en Zweden adviseren deze organen in alle gevallen eveneens over bedragen die in aanmerking komen voor terugvordering door de betalende instanties.

Bij structuurfondsen is slechts een klein deel van de nationale diensten die bevoegd zijn voor het afgeven van geldigheidscertificeringen bij afsluiting van een programma volgens artikel 3 van Verordening (EG) 1260/1999 en artikel 15 Verordening (EG) 438/2001 tevens bevoegd is om de nationale rekeningen te certificeren.

De meeste lidstaten hebben aangegeven dat de certificerende instanties advies uitbrengen over de bedragen die in aanmerking komen voor terugvordering.

Conclusies

In de meeste landen wordt voor nationale rekeningen door de nationale voorschriften een certificering vereist van een externe, onafhankelijk instantie. Dit is vrijwel altijd het hoogste landelijke controleorgaan (ISC). De door dit orgaan uitgevoerde controles betreffen vrijwel altijd de volledige begroting, waarbij de verslagen of de gecertificeerde rekeningen aan de nationale parlementen worden voorgelegd.

Er is minder vaak sprake van een verplichte certificering door een interne instantie. Dit geldt slechts voor een tiental staten. Deze situatie is dus heterogener dan voor certificering door een externe instantie. In een enkel geval wordt de certificering niet afgegeven door een accountant, maar door de afdeling die verantwoordelijk is voor beheer.

Deze documenten kunnen, naar het oordeel van de Commissie, voor zover ze tevens betrekking hebben op communautaire fondsen, een extra zekerheid betekenen waaruit blijkt dat de Europees fondsen goed worden gebruikt. De Rekenkamer kan daarbij wellicht in overweging nemen om deze in aanmerking te nemen, als waarborg van rechtmatigheid en deugdelijkheid van de rekeningen van de Europese begroting.[pic][pic][pic]

“Overzicht van de maatregelen van de lidstaten” en “Statistical Evaluation of Irregularities”.

http://europa.eu.int/comm/anti_fraud/reports/index_en.html

Mededeling van de Commissie inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen – Fraudebestrijding - Naar een algemene strategische aanpak, COM(2000)358 def.

Mededeling van de Commissie inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap – Fraudebestrijding – Actieplan 2001-2003, COM(2001) 254 def.

Mededeling van de Commissie over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap – Fraudebestrijding – Actieplan 2001-2003, COM(2004)544 def.

Mededeling van de Commissie over fraudebestendigheid van wetgeving en contractbeheer van 7.11.2001, SEC(2001) 2029 def.

Mededeling van de Commissie inzake verbetering van de terugvordering van tegoeden van de Gemeenschap die voortvloeien uit het directe en het gedeelde beheer van de uitgaven van de Gemeenschap, COM(2002) 671 def.

Verordening (EU, Euratom) n° 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europees Gemeenschappen, PB L 248 van 16.9.2002.

Met Richtlijn (EG) 2004/18 van het Europees Parlement en van de Commissie betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werk, leveringen en diensten (PB L 134 van 30.4.2004) is een informatiesysteem in het leven geroepen waarmee inschrijvers met een strafblad kunnen worden geweerd bij overheidsopdrachten.

Mededeling van de Commissie van de voorzitter, mevrouw Wallström, de heer Kallas, mevrouw Hübner en mevrouw Fischer Boel voor een Europees Transparantie-initiatief, SEC(2005) 1300.

Op 18.5.2006 heeft de Commissie een gewijzigd voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europees Gemeenschappen, COM ( 2006) 213 def.

Verordeningsvoorstellen tot wijziging van verordening (EU) nr. 1073/1999 en (Euratom) nr. 1074/1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), COM(2004) 103 en 104.

Werkdocument van de diensten van de Commissie, Extra beoordeling van de werkzaamheden van OLAF, SEC(2004)1370. Zie ook het verslag van de Commissie, “Evaluatie van de werkzaamheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)“, COM(2003) 154 def.

Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 1/2005 over het beheer van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) vergezeld van de antwoorden van de Commissie , PB C 202 van 8.8.2005.

Hoorzitting van 12 en 13 juli 2005 genaamd “Versterking van OLAF herziening van de Verordening over het Europees Bureau voor fraudebestrijding”.

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad inzake de toepassing van Verordening (EG) nr. 1469/95 (Zwarte lijst), COM(2005) 520.

Verordening (EG) nr. 1469/95 van de Raad van 22 juni 1995betreffende de maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van bepaalde begunstigden van uit het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde verrichtingen , PB L 145 van 29.6.1995.

Besluit betreffende de ondertekening van de overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden, COM(2004) 559 def en PB C 244 van 1.10.2004.

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende wederzijdse administratieve bijstand ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onwettige activiteiten, COM(2004) 509 def.

Verordening (EG) nr. 2035/2005 van de Commissie van 12 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1681/94 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied, PB L 328 van 15.12.2005 en Verordening (EG) nr. 2168/2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/94 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het Cohesiefonds en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied.

Besluit van de Commissie van 25 februari 2005 tot wijziging van Besluit van de Commissie van 25 februari 2005 houdende wijziging van Besluit 94/140/EG tot oprichting van een raadgevend comité coördinatie fraudebestrijding, PB L 71 van 17.3.2005.

In haar uitspraak in zaak C-167/02 P, heeft het Hof op 30 maart 2004 het arrest bevestigd van het Gerecht van eerste aanleg T-17/00 van 26 februari 2002, waarbij het beroep van 71 leden van het Europees Parlement niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit was ingediend tot nietigverklaring van het besluit van het Parlement van 18 november 1999 – tot wijziging van zijn Reglement – waarbij OLAF werd gemachtigd om ook binnen het Europees Parlement interne onderzoeken te verrichten. In 2003 heeft het Hof in de zaken C-11/00 en C-15/00 beslist dat OLAF bij vermoede fraude of onregelmatigheden bij de Europese Centrale Bank (ECB) of bij de Europees Investeringsbank (EIB) een onderzoek mocht instellen omdat Verordening (EG) nr. 1073/1999 van toepassing is. Tevens heeft het Hof de besluiten van de ECB en van de EIB waarbij werd bepaald dat dergelijke onderzoeken door de eigen interne diensten konden worden uitgevoerd, nietig verklaard.

Memorandum van overeenstemming OLAF-IAS van 25.7.2001, SEC(2003) 884/2.

Besluit van de Commissie C (2004)1588 def/4 van 28.4.2004

COM (2001) 272 def, PB C 240E van 28.8.2001, gewijzigd in 2002 na de opmerkingen van de Rekenkamer en van het Europees Parlement, COM (2002) 577 def.

Overeenkomst, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, ondertekend te Brussel op 26 juli 1995, PB C 316 van 27.11.1995.

Eerste protocol bij de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, PB C 313 van 23.10.1996. betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, PB C 151 van 20.5.1997. Tweede Protocol, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen - Gezamenlijke verklaring over artikel 13, lid 2 - Verklaring van de Commissie betreffende artikel 7, PB C 221 van 19.7.1997.

Verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging door de lidstaten van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en de daarbij behorende protocollen, COM(2004) 709.

Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten , PB L 190 van 18.7.2002

Groenboek inzake de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de instelling van een Europese officier van justitie, COM(2001) 715.

Mededeling van de Commissie over de gevolgen van het arrest van het Hof van 13.9.2005, COM(2005) 583 def.

Arrest C-176/03 Commissie vs Raad.

In het bijzonder wordt verwezen naar art. 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad van 4 maart 1991 (PB L 67 van 14.3.1991), (EG) nr. 1681/94 van de Commissie van 11 juli 1994 (PB L 178 van 12.7.1994) en (EG) nr. 1831/94 van de Commissie van 26 juli 1994 (PB L 191 van 27.7.1994) voor wat betreft de uitgaven, en art. 6, lid 5, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 (PB L 130 van 31.5.2000) voor wat betreft de traditionele eigen middelen. Voor de landen die bijstand uit de pretoetredingsfondsen ontvangen, geldt een soortgelijke verplichting.

Dit aspect komt aan de orde in het verslag over de operationele activiteiten van OLAF. Dit kan worden geraadpleegd op de Internet site van het bureau:http:/ec.europa.eu/comm/anti_fraud/reports/index_en.html.

SEC(2006)

De statistieken in dit hoofdstuk betreffen de uitgaven in verband waarmee de lidstaten fraude en onregelmatigheden rapporteren.

Zie definitie in artikel 1 van het Akkoord over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen van 26 juli 1995, PB C 316 van 27.11.1995.

Polen-Hongarije: hulp bij de economische herstructurering, Verordening (EG) nr. 3906/89, PB L 375 van 23.12.1989.

SAPARD (pretoetredinginstrument voor de landbouw), Verordening (EG) nr. 1268//1999, PB L 131 van 26.6.1999.

ISPA (structureel pretoetredingsinstrument), Verordening (EG) nr. 1267//1999, PB L 131 van 26.6.1999.

De in het verslag van 2004 opgenomen cijfers zijn up to date.

Verordening (EG) nr. 555/2000, PB L 68 van 16.3.2000.

Bulgarije en Roemenië.

De cijfers in het verslag over 2004 zijn bijgewerkt (het aantal toegekende gevallen per jaar is bijgesteld en tien nieuwe gevallen zijn officieel aangemeld in 2005 maar hebben betrekking op de periode 2002 – 2004).

In deze kolom staan de door Cyprus en Malta verstrekte verslagen op grond Verordening nr. 555/2000.

SEC(2006)…De lidstaten is verzocht uitsluitend melding te maken van maatregelen als deze betrekking hebben op de invoering van gemeen communautair recht. Aangezien de Commissie jaarlijks verslag uitbrengt, moet het ontbreken van nieuwe maatregelen in 2005 in bepaalde lidstaten niet worden uitgelegd als een afspiegeling van de wijze waarop globaal de financiële belangen van die lidstaat worden behartigd. Het kan juist wijzen op een krachtiger aanpak in de voorgaande periode.

Anders dan de Commissie, is Ierland van mening dat “alle maatregelen die betrekking hebben op belastingen dienen te worden genomen op grond van het juiste artikel van het verdrag, d.w.z. met algemene stemmen”. Daarom stelt Ierland zich nog steeds terughoudende op tegen opneming van de BTW in het rapport op grond van artikel 280. Ierland is van mening dat dit niet het juiste artikel is om maatregelen mede te delen in de strijd tegen BTW-fraude.

Namelijk de eisen van Verordening (EG) nr. 438/2001 van de Commissie van 2 maart 2001, inhoudende de toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad betreffende de beheers- en controlesystemen van financiering door structuurfondsen, PB L/63 van 3.3.2001, en van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad, van 18 december 1995 m.b.t. de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, PB L 312 van 23.12.1995.

Gezamenlijk ministerieel besluit nr. 190622/16.12.2005.

Zie onder punt 1.4

SEC(2006)

Verdrag over het gebruik van automatische gegevensverwerking bij de douane, uitgewerkt op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, PB C 316 van 27.11.1995.

Handeling van de Raad van 8 mei 2003 zijnde een protocol dat, voor zover het een gegevensbank betreft die is ontworpen voor identificatie van douanebestanden, van het verdrag over toepassing van gegevensverwerking bij de douanediensten, PB C 139, van 13.6.2003.

Het DIS gaat enerzijds uit van Verordening (EU) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 over de wederzijdse hulp tussen de administratieve instanties van de lidstaten en over de samenwerking onderling en de Commissie met het oog op een juiste toepassing van douanevoorschriften en voorschriften op landbouwgebied (PB L 82 van 22.3.1997) en anderzijds van het verdrag van 26 juli 1995 over toepassing van automatische gegevensverwerking bij de douane, uitgaande van artikel K.3 van het Verdrag.

Voor verdere gegevens, zie ook de website van OLAFhttp://europa.eu.int/comm/anti_fraud/fide/i_en.html.

Cyprus, Duitsland, Hongarije, Litouwen, Slovenië en Slowakije.

SEC(2006)…

België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en Finland.

SEC(2006)

België, Denemarken, Duitsland, Estland, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië, Cyprus, Letland, Oostenrijk, Portugal, Finland en Zweden. In Polen: op fiscaal gebied. In Groot-Brittannië: op landbouwgebied.

Slowakije.

België, Tsjechische Republiek, Estland, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Letland, Litouwen, Oostenrijk en Polen.

Duitsland, Estland, Cyprus, Italië, Oostenrijk, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. In Frankrijk en Finland verlangt de wet en de rechtspraak meer dan goede trouw alleen en wordt geëist dat de debiteur niet had kunnen voorzien dat de situatie is gewijzigd.

België.

Oostenrijk.

Zweden.

Portugal. De Portugese wet vereist echter niet dat aan alle voorwaarden tegelijk wordt voldaan ; indien een van de gronden waarop iemand zich beroept bij goed vertrouwen bijzonder zwaarwegend is kan dit een compensatie vormen voor een ander motief dat ontbreekt.

Denemarken, Cyprus Polen en Zweden.

Tsjechische Republiek, Litouwen, Hongarije, Nederland en Slowakije.

In Zweden is schuldterugvordering bij een derde die te goeder trouw heeft gehandeld niet mogelijk. Bezwaar tegen terugvordering van een derde die de te goeder trouw heeft gehandeld is In Frankrijk, Italië, Finland, Schotland en Slovenië is bezwaar van een te goeder trouw handelende derde in sommige gevallen mogelijk, als deze schade heeft geleden. In Spanje kan in dat geval bezwaar worden gemaakt als de betrokkenen onbekend was met het communautaire recht omdat dit nog niet in het Spaanse recht is overgezet. In België is bezwaar tegen terugvordering mogelijk in landbouwzaken. In Polen en in Slowakije kan een derde bezwaar maken indien betrokkene rechten kan doen gelden op een zaak die met beslag wordt bedreigd. In het Oostenrijkse recht, kan het terugvorderingsbedrag worden verlaagd als het noodzakelijk blijkt een derde die te goeder trouw heeft gehandeld in bescherming te nemen (bijv. voor overgemaakte salarissen).

België (Wallonië), Estland, Griekenland, Letland (inzake structuurfondsen), Oostenrijk en Polen (in landbouwzaken), Slowakije.

Cyprus en het Verenigd Koninkrijk.

Finland en het Verenigd Koninkrijk.

Griekenland, Portugal en Finland.

Ierland, Hongarije en Finland.

Estland, Griekenland, Nederland, Portugal en Finland.

Tsjechische Republiek, Italië, Cyprus, Letland, Oostenrijk, Polen, Slowakije en Zweden.

België, Spanje, Ierland, Italië en Oostenrijk (in bepaalde gevallen).

België, Duitsland, Cyprus, Ierland, Letland, Litouwen, Oostenrijk, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Geen opschortende werking : Tsjechische Republiek, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Nederland, Polen, Portugal en Slowakije.

Spanje, Griekenland, Luxemburg, Tsjechische Republiek.

Verschillende lidstaten hebben aangegeven dat er op belasting- of douaneschulden voorrechten rusten : Tsjechische Republiek, Spanje, Frankrijk, Ierland, Cyprus, Litouwen, Hongarije, Nederland, Slowakije.

Malta en Litouwen.

Denemarken, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië en Slowakije.

Letland, Finland en het Verenigd Koninkrijk.

België, Tsjechische Republiek, Nederland en Zweden.

Malta en Litouwen, waar dit instrument in het geheel niet bestaat.

Denmarken (voor het sociale fonds), Estland, Portugal.

België, Oostenrijk en Finland.

Tsjechische Republiek, Griekenland, Letland, Nederland.

Frankrijk, Italië, Polen, Slovenië en Slowakije.

Denemarken (voor landbouwzaken) en Hongarije.

Zie verwijzing naar punt 1.1.

Verordening (EG) 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, PB L/209 van 11.8.2005. Zie punt 4.3.

Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, PB L 209 van 11.08.2005.

Advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen over één controlemodel (single audit) en voorstel voor een communautair intern controlesysteem, PB C 107 van 30.4.2004.

Strategische doelstellingen 2005-2009, COM(2005) 12 van 26.1.2005.

Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement en aan de Rekenkamer over een routekaart als kader voor een geïntegreerd intern controlesysteem, COM(2005) 252.

Werkdocument van de diensten van de Commissie over de beoordeling van de verschillen tussen het interne controlesysteem binnen de diensten van de Commissie en de voor controle, zoals uiteengezet in advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer “Voorstel voor een intern communautair controlesysteem”, SEC(2005) 1152.

Actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd intern controlesysteem: analyse van de verschillen en actieplan voor de diensten van de Commissie, SEC(2006) 9.

Interne instantie: persoon, afdeling of dienst die administratief afhankelijk is van de dienst die is belast met beheer en/of betaling van het te certificeren budget.

Externe instantie: persoon, afdeling of dienst die administratief afhankelijk is van de dienst die is belast met beheer en/of betaling van het te certificeren budget. De door de door de externe instanties goedgekeurde verslagen bestemd voor het nationaal parlement worden beschouwd als certificatiesystemen van rekeningen.

Voor de begroting van een aantal regio’s bestaat wèl certificering van rekeningen door een externe instantie.

Certificatie is niet verplicht, maar de hoogste controlerende instantie van de Tsjechische Republiek brengt aan het Parlement advies uit over de uitvoering van de begroting en over de eindafrekening. Deze adviezen gelden echter niet als accountantscontrole.

Certificatie is niet verplicht, maar de Rekenkamer belast de algemene rekeningen van de staat en de overige organen van de publieke sector. Dit geldt tevens voor het economische beheer van de publieke sector, t.a.v. van rechtmatigheid en de rationaliteit (efficiency en zuinigheid).

Er geldt geen verplichting om betrouwbaarheid van de rekeningen van het federale niveau en de deelstaten te laten certificeren door de Oostenrijkse rekenkamer; deze controleert of de overheidsmiddelen zijn besteed in overeenstemming met de beginselen van betrouwbaarheid, wettigheid, regelmatigheid, zuinigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid.

Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Luxemburg, Hongarije, Nederland, Slowakije, Finland en het Verenigd Koninkrijk.

Alleen in Estland, Nederland en Slowakije wordt certificering afgegeven door een interne accountant.

Denemarken, Estland, Letland, Litouwen, Luxemburg, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk.

Tsjechische Republiek, Litouwen, Luxemburg, Hongarije en Nederland.

Estland, Ierland, Letland en Finland.

Tsjechische Republiek, Litouwen, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk.

Tsjechische Republiek, Litouwen, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk.

Litouwen, Griekenland en Malta.

De enige uitzonderingen zijn België (federaal en regionaal niveau), Duistland (landelijke certificering en op het niveau van de Länder), Finland (certificering door de openbare rekenplichtige) en het Verenigd Koninkrijk (landelijke en projectcertificering).

Voor Polen geldt met name dat certificering alleen plaatsvindt voor landbouwuitgaven.

Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Luxemburg, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk.

Tsjechische republiek, Griekenland, Frankrijk, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, bepaalde Länder in Oostenrijk, Polen, Slovenië, Slowakije Finland en het Verenigd Koninkrijk.

Met uitzondering van en certificaat bij afsluiting van een programma afgegeven door een onafhankelijk persoon of instantie, worden de uitgavenverklaringen gecertificeerd door de betalende overheidsinstantie die jaarlijks meerdere malen aan de Commissie worden voorgelegd.

Italië, (voor het gedeelte nationale cofinanciering), Letland, Nederland, Slowakije.

Denemarken, Duitsland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Oostenrijk, Slovenië, Slowakije, Finland en het Verenigd Koninkrijk.