Artikelen bij COM(2001)254 - Bescherming van de financiële belangen van de EG - Fraudebestrijding - Actieplan voor 2001-2003 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)254 - Bescherming van de financiële belangen van de EG - Fraudebestrijding - Actieplan voor 2001-2003. |
---|---|
document | COM(2001)254 |
datum | 15 mei 2001 |
|
52001DC0254
Mededeling van de Commissie - Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen - Fraudebestrijding - Actieplan voor 2001-2003 /* COM/2001/0254 def. */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE - Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen - Fraudebestrijding - Actieplan voor 2001-2003
De Commissie heeft een mededeling aangenomen betreffende een algemene strategische aanpak inzake de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding , waarin de grote uitdagingen voor de komende vijf jaar (2001 tot en met 2005) worden aangegeven. De strategische aanpak is voorgesteld door mevrouw Schreyer, in overleg met de heer Vitorino, beiden Commissarissen, en aangenomen op 28 juni 2000. De aanpak is tevens goedgekeurd door de Ecofin-Raad van 17 juli 2000 en het Europees Parlement, die de beleidsvoornemens ervan hebben goedgekeurd. De aanpak betrekt alle diensten bij de bescherming van de financiële belangen en stelt de prioritaire acties vast, die de diensten in nauwe samenwerking moeten voorbereiden, zowel in de fase waarin de initiatieven worden genomen als in de uitvoeringsfase.
COM(2000) 358 def.
Het Parlement heeft de gepresenteerde beleidsvoornemens in zijn Resolutie van 13 december 2000 goedgekeurd.
Naar aanleiding van de uitdagingen die in de algemene strategische aanpak zijn genoemd, en los van de meer specifieke initiatieven van elk directoraat-generaal of de door de Commissie en de wetgever aan het Bureau toevertrouwde uitvoerende taken, is de Commissie voornemens in de drie komende begrotingsjaren een aantal specifieke maatregelen uit te voeren. Dit is het doel van het actieplan voor 2001-2003, het eerste werkprogramma dat geheel in de lijn ligt van deze algemene strategische aanpak. Het actieplan omvat de prioritaire acties en initiatieven, die moeten worden uitgevoerd door de diensten van de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding uit hoofde van zijn niet-operationele taken. Hierbij gaat het met name om het voorbereiden van wet- en regelgevingsinitiatieven op het gebied van de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding, die, overeenkomstig het besluit van de Commissie van 28 april 1999 , zijn bedoeld ter ondersteuning van de operationele activiteiten. De activiteiten van het Bureau als operationele dienst zullen worden opgenomen in een apart werkprogramma, dat valt onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de directeur-generaal van het Bureau, die van de activiteiten afzonderlijk rekenschap moet afleggen.
Zie artikel 2 van het besluit van de Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) ; PB L 136 van 31.05.1999.
* * *
Zoals in de algemene strategische aanpak van 28.06.2000 naar voren komt, is de bescherming van de financiële belangen de taak van de Commissie en haar diensten, alsmede van de andere instellingen en de lidstaten. Dit komt tot uitdrukking in het onderhavige actieplan 2001-2003, dat de prioritaire acties vaststelt en aansluit bij de grote beleidsvoornemens van deze algemene meerjarige aanpak:
Mededeling van de Commissie inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen- fraudebestrijding. Naar een algemene strategische aanpak (doc. COM(2000) 358 def.).
* ontwikkeling van een algemeen beleid inzake fraudebestrijding: de aanpak is gebaseerd op artikel 280 van het Verdrag, dat preventie koppelt aan fraudebestrijding om een doeltreffende en gelijkwaardige bescherming van de financiële belangen in de gehele Gemeenschap te kunnen bieden. De nadruk ligt hierbij op het algemene en meerdimensionale karakter van de in te voeren maatregelen, hoofdzakelijk op wetgevend gebied, om zo de huidige mogelijkheden van fraude, corruptie en manipulaties waardoor de belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, te beperken.
* bevordering van een cultuur van samenwerking tussen alle bevoegde autoriteiten: volgens de strategische aanpak is een doelmatige actie op het gebied van de bescherming van de financiële belangen en fraudebestrijding gebaseerd op de volledige medewerking en de betrokkenheid van de nationale en communautaire autoriteiten ter plaatse. Met de oprichting van Olaf kreeg de Unie een krachtig instrument in handen voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen. Voor een optimale uitoefening van haar taken en het verkrijgen van een totaaloverzicht op communautair niveau, is de Commissie momenteel voornemens dit instrument te optimaliseren om de informatie-uitwisseling te structureren en innovatieve samenwerkingsmethoden in te voeren.
* interinstitutioneel optreden om fraude en corruptie te voorkomen en te bestrijden: het is de bedoeling alle ambtenaren van de Commissie en de begunstigden bewust te maken van het ethische aspect van het financieel beheer en richtsnoeren vast te stellen om iedere handelwijze waardoor de politieke, juridische en financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, te voorkomen. Voorts wil de wetgever dat Olaf beschikt over een onafhankelijke bevoegdheid om, binnen alle instellingen en organen, interne onderzoeken te verrichten, waarvan de doelmatigheid en de homogeniteit moeten worden beoordeeld.
* versterking van de strafrechtelijke dimensie: de meest ernstige gedragingen moeten strafrechtelijk worden vervolgd, hetgeen echter nog stuit op hindernissen die uit de weg moeten worden geruimd. De Commissie stelt derhalve voor het nationale strafrechtelijke beleid van de lidstaten meer af te stemmen op de nieuwe verplichtingen uit het Verdrag en een strategie te ontwikkelen die is gebaseerd op een nauwe en geregelde samenwerking met de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten en de verschillende extracommunautaire organen.
De vier bovengenoemde uitdagingen passen in het kader van de ontwikkelingen die volgden op de hervorming van de fraudebestrijding van mei 1999 en de oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (Olaf), als reactie op de hoge prioriteit die de instellingen en de lidstaten geven aan de bestrijding van ernstige economische en financiële criminaliteit. Deze aanpak is gebaseerd op het nieuwe artikel 280, dat voortvloeit uit het Verdrag van Amsterdam, waarin wordt bepaald dat de specifieke verantwoordelijkheid van de Commissie op dit gebied ook zeer nauw samenhangt met haar taak van uitvoering van de begroting op grond van artikel 274 van het EG-verdrag.
Ditzelfde artikel 280 maakt de Commissie en de lidstaten tot verplichte partners in de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding, die in het bijzonder verantwoording dienen af te leggen aan het Europees Parlement en de Raad. Aan dit beginsel van gezamenlijke verantwoordelijkheid moet door de Gemeenschap recht worden gedaan in haar nieuwe fraudebeleid. De Commissie kan dit doen door in elke fase na te gaan wat de consequenties zijn van de nieuwe bijdrage van de verschillende betrokkenen bij het communautaire beleid.
De samenwerking tussen alle bevoegde autoriteiten (zie deel 2 van dit actieplan) staat of valt derhalve met een doeltreffende krachtenbundeling. In deel 2 van het actieplan wordt bekeken hoe die samenwerking vorm kan krijgen en wordt een methode voorgesteld. Het is de bedoeling dat de autoriteiten vanaf het begin, in de fase van de opstelling van de voorschriften, tot aan de uitvoering en de eindevaluatie samen werken. Hierbij wordt van het Raadgevend Comité voor de coördinatie van de fraudebestrijding een algemeen overlegorgaan gemaakt, waarin vertegenwoordigers van de Commissie en deskundigen van de lidstaten zitting hebben. Dit orgaan moet tevens steun bieden aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ter plaatse en het gerechtelijke aspect van het gemeenschappelijke optreden versterken. Het Bureau moet gestructureerd worden teneinde het potentieel van een waar communautair dienstenplatform (een instrument voor ontwerp, ondersteuning ter plaatse en bijstand aan nationale autoriteiten) optimaal te benutten.
Ook de acties op het gebied van preventie, controle en sancties, die als eerste in dit document worden besproken, kunnen niet los worden gezien van de werkmethoden die worden genoemd in het hoofdstuk over de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de door het Bureau verleende bijstand. Dit geldt ook voor de acties die de versterking van de strafrechtelijke macht ten doel hebben en die in strategisch en operationeel opzicht de toegevoegde waarde vormen, die het Bureau kan bieden aan de gerechtelijke en politiële autoriteiten van de lidstaten, evenals aan andere, extracommunautaire deelnemers.
Deze intensievere deelname binnen het dienstenplatform, los van de eigen verantwoordelijkheden van de Commissie en de operationele taken die het Bureau geheel zelfstandig uitvoert, gaat gelijk op met de groeiende onderlinge afhankelijkheid binnen de Unie, mede op het gebied van de bestrijding van illegale activiteiten, en met het feit dat verantwoordelijkheden meer worden gedeeld met de nationale instanties. De aanpassing van de werkmethoden, zonder de gemeenschappelijke doelstellingen uit het oog te verliezen, moet de Gemeenschap instrumenten bieden om de processen voor de opstelling van de normen te verbeteren en haar taken op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen, ook ter plaatse, beter te kunnen uitvoeren.
In het derde deel wordt de prioritaire taak genoemd die de wetgever heeft toegekend aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding, binnen de Commissie en in het kader van zijn functionele autonomie op het gebied van onderzoek.
De maatregelen die in het actieplan zijn vastgelegd, zullen worden uitgevoerd met inachtneming van de grondrechten en fundamentele vrijheden, in het bijzonder met betrekking tot de privacy, op basis van de communautaire voorschriften die hierop van toepassing zijn. Het gaat hierbij met name om Verordening nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
Een overzichtstabel van de hieronder omschreven acties is bij het actieplan gevoegd
1. Een algemeen en samenhangend fraudebeleid
De Commissie zal zich, op grond van de bij artikel 280 van het EG-verdrag aan de Gemeenschap en de lidstaten opgelegde verplichting toeleggen op de ontwikkeling van een aanpak betreffende de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en alle andere illegale activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, teneinde een efficiënte en gelijkwaardige bescherming in de gehele Gemeenschap te kunnen bieden. Het aspect preventie vereist dat alle wetgevende en politieke initiatieven van de Commissie die financiële gevolgen hebben, indien noodzakelijk, gepaard gaan met passende bepalingen op het gebied van fraudebestrijding. Bovendien zouden de juridische instrumenten voor opsporing van, controle op en sancties voor fraude en onregelmatigheden moeten worden verbeterd.
1.1 Een preventiecultuur
1.1.1 Het versterken van de fraudebestendigheid van wetgeving en beheer
Bij illegale activiteiten ten nadele van de financiële belangen van de Gemeenschappen, wordt vaak gebruik gemaakt van de zwakke punten in de wetgeving, niet alleen om de wet te ontduiken maar tevens om haar voor eigen doeleinden te gebruiken. Dit inmiddels bekende gegeven vraagt om aanpassing van de werkmethoden.
* Een essentieel instrument voor de verspreiding van een preventiecultuur voor de diensten van de Commissie zou, in het eerste stadium van de opstelling van wetgeving voor fraudegevoelige sectoren en contracten, de ervaringen van het Bureau en de sectoriële en horizontale controlediensten in aanmerking moeten nemen. Op grond van de beleidsvoornemens die zijn neergelegd in de strategische aanpak, zal de wetgeving worden onderworpen aan een risicoanalyse om zeer fraudegevoelige dossiers te 'filteren', met name indien de wetgeving wellicht van invloed is op de financiële belangen van de Gemeenschappen ("Fraudebestendigheid"). Aan de hand van dit voorafgaand onderzoek moet de voorgestelde regelgeving geanalyseerd kunnen worden om de fraudebestendigheid ervan te beoordelen en na te gaan wat de mogelijke risico's van dit instrument zijn voor de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding. Olaf zal, in samenwerking met de directoraten-generaal en de betrokken diensten van de Commissie, een voorstel doen voor een flexibel mechanisme voor overleg voor de speciale eenheid die uit zijn midden is opgericht en dat zelfs nog vóór de overlegprocedure van de diensten, en de advisering gedurende het hele wetgevingsproces. Deze aanpak vormt overigens een onderdeel van de hervorming van de Commissie en is neergelegd in Actie 94 in het Witboek .
COM(2000) 200 def./2 'Hervorming van de Commissie / Witboek - Deel II / Actieplan'.
In de eerste helft van 2001 zal een mededeling worden gepresenteerd waarin dit actieterrein wordt gespecificeerd.
1.1.2 Het veiligstellen van verschillende hoofdsectoren
Wat het preventieve aspect betreft, is de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen gebaseerd op een analyse van de risico's en van de inspanningen die gericht zijn op het veiligstellen van de, voor economische en financiële criminaliteit, gevoelige sectoren.
* De overheidsopdrachten vormen een fraudegevoelige sector waar de Commissie de preventie-instrumenten wil versterken, zowel wat haar eigen activiteiten als die van de lidstaten betreft. Hiertoe is een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad aangenomen, dat met name beoogt een mechanisme van verplichte uitsluiting in te voeren voor inschrijvers die veroordeeld zijn wegens deelneming aan een criminele organisatie, corruptie of fraude ten nadele van de financiële belangen van de Gemeenschappen, alsmede een facultatief mechanisme waarmee 'onbetrouwbare' marktdeelnemers uitgesloten kunnen worden. In dit kader zijn er acties gepland met het oog op de bewustmaking van personeel (zie punt 3.1.2.) en zullen er informatiesystemen worden ingevoerd.
Er dient te worden gewezen op de werkzaamheden van de Groep van deskundigen inzake de georganiseerde misdaad en de overheidsopdrachten, waarin de Commissie, de EIB en deskundigen van de lidstaten zitting hebben.
Voorstel voor een richtlijn betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, diensten en werken (COM (2000)275 def. van 30.08.2000).
Voorts zou een specifiek initiatief in november 2001 moeten uitmonden in een informatiesysteem tussen de lidstaten om inschrijvers die zijn veroordeeld wegens bepaalde strafbare feiten of handelingen , uit te sluiten van overheidsopdrachten.
Los van de bepalingen betreffende de bescherming van persoonsgegevens.
* Met het oog op de invoering van de nieuwe Europese munt op 1 januari 2002, heeft de Commissie een voorstel voor een verordening ingediend inzake de bescherming van de euro tegen valsemunterij. Tijdens de Ecofin-Raad van 12 februari 2001 is er politieke overeenstemming bereikt over dit voorstel inzake de verplichte overdracht, ter identificatie, van valse bankbiljetten en munten, mechanismen voor informatie-uitwisseling, samenwerking en wederzijdse bijstand, alsmede centralisatie van informatie op het gebied van valsemunterij op nationaal niveau en bepaalde verplichtingen voor kredietinstellingen. De vaststelling van de verordening in de loop van het tweede halfjaar van 2001 zal een samenwerkingsverband mogelijk maken tussen, enerzijds, de lidstaten, de Commissie en de ECB onderling en, anderzijds, met Europol door de sluiting van samenwerkingsprotocollen .
COM (2000) 492 def. van 26.7.2000
Een 'Steering group' is begin maart 2001 opgericht om een interinstitutioneel actieplan tussen de Commissie, de ECB en Europol op het gebied van scholing, communicatie en coördinatie met derde landen op te stellen. Het Europees Technisch en Wetenschappelijk Centrum zal zich bezig houden met de analyse van valse biljetten.
Vóór eind 2001, dat wil zeggen vóór de invoering van de euro begin 2002, moeten de technische uitvoeringsbepalingen voor samenwerking met de nationale overheidsdiensten en de institutionele partners zijn opgesteld, met name om er zeker van te zijn dat de mechanismen voor de overdracht van valse bankbiljetten en munten en voor de centralisatie van informatie op nationaal en communautair niveau volledig operationeel zijn. De Commissie zal ter bescherming van de euro in de loop van het eerste halfjaar van 2001 een meerjaren- en multidisciplinair programma voor opleiding, uitwisseling en bijstand presenteren.
* Aansluitend op het actieplan inzake de financiële diensten, dat is aangenomen op 11 mei 1999 en waarover regelmatig voortgangsrapportage plaatsvindt, heeft de Commissie op 9 februari 2001 een mededeling en een actieplan inzake de preventie van fraude en de vervalsing van girale betalingen aangenomen. De mededeling is hoofdzakelijk gericht aan de betaalkaartenbranche en staat een partnerschap voor tussen houders, detailhandelaren, leveranciers van infrastructuurnetwerken en nationale en internationale autoriteiten.
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, de Europese Centrale Bank, het Economisch en Sociaal Comité en aan Europol inzake de preventie van fraude en de vervalsing van girale betaalmiddelen - COM(2001) 11 def.
* De economische criminaliteit, die de intellectuele eigendom (industriële, agrarische of commerciële vervalsing, Gemeenschapsmerk, oplichterij) schaadt, draagt bij aan het instandhouden van de zwarte economie en doet zich voornamelijk voor in de vorm van smokkel. Het gevolg hiervan voor de Gemeenschappen is de derving van eigen middelen. Indien de strafbare feiten begaan worden in het kader van georganiseerde netwerken, is samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en het bedrijfsleven noodzakelijk. Dit is het onderwerp van de mededeling inzake de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt, die is aangenomen op 30.11.2000 naar aanleiding van het Groenboek van 1998 Deze mededeling geeft aan dat de Commissie een voorstel voor een richtlijn zal indienen, dat beoogt de wetgevingen van de lidstaten betreffende de middelen ter naleving van de intellectuele eigendomsrechten , beter op elkaar af te stemmen. Een voorstel voor een verordening zal, zo nodig, in 2003 in overweging worden genomen om een kader te verschaffen voor de uitwisseling van informatie en de administratieve samenwerking tussen alle bevoegde autoriteiten in de lidstaten, alsmede met de Commissie.
COM(2000) 789 def.
COM(1998) 569 def.
Ter aanvulling van de huidige regelgeving, waarin de werkzaamheden van de douanediensten zijn geregeld, met name Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22.12.1994, alsmede de voorwaarden voor hun optreden bij aangiftes of controles
1.1.3 Het betrekken van de kandidaat-landen bij de preventie
* In het kader van een onderzoek dat in 1997 met een groep deskundigen is gedaan, is nagegaan of de nationale rechtsstelsels verenigbaar zijn met specifiek communautaire delicten, zoals beschreven in het Corpus Juris. De werkzaamheden zijn momenteel gericht op de analyse van de nationale plannen die zijn ingediend door de kandidaat-landen en zullen het onderwerp zijn van een algemeen verslag in september 2001.
* De Commissie zal stelselmatig voorrang geven aan de instelling, in de kandidaat-landen, van multidisciplinaire administratieve structuren met ruime bevoegdheden, die op nationaal niveau alle acties ter bescherming van de Gemeenschapsbegroting, reeds in de fase vóór de toetreding, zouden kunnen coördineren. De operationele samenwerking tussen deze structuren en de Commissie zal een vastere vorm krijgen door middel van administratieve regelingen met Olaf. Voorts bieden de financieringsprogramma's voor de toetreding de Rekenkamer en de Commissie, alsmede Olaf, de mogelijkheid structureel fraudecontroles ter plaatse uit te voeren. Naar het voorbeeld van het financiële memorandum van overeenstemming van SAPARD, zou de ontwikkeling van dit systeem voor het aan de Commissie melden van onregelmatigheden die de kandidaat-landen zelf hebben ontdekt, gelijke tred moeten houden met de uitvoering van de nieuwe programma's.
1.1.4 Het bedrijfsleven betrekken bij een transparantiebeleid
Het vermogen van criminele organisaties om zich te mengen in de economie en te opereren onder de dekmantel van legale ondernemingen en beroepen, maakt het moeilijk een overzicht te krijgen van onrechtmatige gedragingen en om criminele structuren te identificeren. De bewustmaking van de meest kwetsbare economische sectoren is dus onontbeerlijk. Behalve overheidstoezicht, waardoor, in voorkomend geval, de tekortkomingen van de opgezette zelfregelingssystemen kunnen worden bestraft, is het raadzaam de betreffende beroepen aan te sporen zelf interne regels op te stellen. De Commissie zal tegen 2003 de meest efficiënte methodologische aanpak onderzoeken, waarbij zij zich met name zal laten leiden door de werkzaamheden die zijn uitgevoerd in het kader van het Handvest inzake de bestrijding van de georganiseerde misdaad van 27 juli 1999.
1.2 Versterking van de rechtsinstrumenten voor de opsporing van, de controle op en de sancties voor fraude
Een samenhangend fraudebeleid moet verfijnde instrumenten bevatten om fraude op te sporen, transacties te controleren en onregelmatigheden en fraude, waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, op gerichte en efficiënte wijze te bestraffen. Dit heeft betrekking op alle betrokkenen, zowel op communautair als op nationaal niveau. De Commissie is derhalve voornemens de opsporingsmiddelen en de controlemaatregelen uit te breiden.
1.2.1. Opsporing en controle op financieel gebied, zowel op nationaal als op internationaal niveau
* De administratieve samenwerking en de wederzijdse bijstand op het gebied van indirecte belastingen moet zorgen voor een efficiëntere preventie en bestrijding van fraude met betrekking tot indirecte belastingen . De Commissie heeft derhalve een voorstel voor een richtlijn ingediend met betrekking tot de verbetering van de samenwerking tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten die belast zijn met de invordering van schuldvorderingen op grond van artikel 95 van het EG-verdrag. Dit was het onderwerp van een politiek akkoord met de Raad in januari 2001. Aangezien de Raad echter de door de Commissie voorgestelde rechtsgrond had gewijzigd, wordt er nu opnieuw overlegd met het Europees Parlement. Dit voorstel zou in het eerste halfjaar van 2001 kunnen worden aangenomen. Een vergelijkbare inspanning is geleverd ter bevordering van de capaciteiten van de Europese Unie, in relatie met haar partner-lidstaten, op het gebied van controle en opsporing van fraude.
Richtlijn 76/308/EEG van de Raad inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit de financiering van het EOGFL en van landbouwheffingen en douanerechten, is uitgebreid met de invordering van bedragen die zijn verschuldigd in verband met fraude met de BTW en accijnzen in 1980 (PB L 73 van 19.3.1976).
Voorstel COM(1998) 364 def. (PB C 269 van 28.08.1998). Gewijzigd voorstel van 07.05.1999 (doc. COM(1999)183 def., PB C 179 van 24.6.1999).
* De Commissie heeft op 15 december 2000 toestemming gekregen van de Raad om met de Republiek Zwitserland een samenwerkingsovereenkomst ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten ten nadele van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de lidstaten, alsmede van Zwitserland, voor te bereiden. Het doel van deze overeenkomst is het versterken van bestaande overeenkomsten en protocollen, met name op het gebied van wederzijdse bijstand op douanegebied (protocol van 1997). Gezien de nauwe economische betrekkingen tussen de Gemeenschap en Zwitserland, leveren de georganiseerde fraude en smokkelhandel, evenals andere illegale praktijken die op Zwitsers grondgebied hun oorsprong vinden, de Gemeenschappen verliezen op van naar schatting miljarden euro's per jaar. De samenwerkingsovereenkomst inzake de fraudebestrijding met Zwitserland zou, indien mogelijk, vóór eind 2001 gesloten moeten zijn.
1.2.2 Verbetering van het financiële toezicht en de sancties
* Op 12 december 2000 werd in een mededeling van de Commissie het belang onderstreept van de verbetering van het bestuurlijke en financiële toezicht in geval van fraude, met name het beheer van de invordering van gelden (subsidies en voorschotten) die ten onrechte zijn gestort . Dit was hoofdzakelijk een reactie op de prioriteit, die was gesteld in actie 96 van het Witboek inzake de hervorming , waarin wordt aangeraden de verantwoordelijkheden, die momenteel over de bevoegde diensten inzake de invordering van ten onrechte gestorte gelden zijn verdeeld, opnieuw te definiëren. Bepaald is dat een structuur, binnen Olaf, belast zal zijn met het toezicht op fraude en onregelmatigheden, indien het dossier strafrechtelijk vervolgd moet worden, zodat de Commissie zich in voorkomend geval burgerlijke partij kan stellen. In de loop van 2001 zal worden nagegaan wat de administratieve consequenties van deze herdefiniëring van de taken voor de verschillende betrokken diensten zullen zijn.
Mededeling van mevrouw Schreyer, COM(2000)2204 def. van 13.12.2000.
Actieplan inzake hervorming (doc. COM(2000) 200 def./2 van 5.4.2000).
Andere prioriteiten die het Witboek noemt, zullen in de periode 2001-2003 op wetgevend en bestuurlijk gebied worden uitgewerkt. Het beheer van structuurfondsen (actie 97 van het Witboek) was begin 2001 onderwerp van twee nieuwe verordeningen van de Commissie betreffende, enerzijds, de systemen voor beheer en controle en, anderzijds, de procedure inzake financiële correcties. Deze verordeningen beogen het kader te verschaffen voor een beter beheer van de structuurfondsen door de lidstaten. Voorts heeft de Commissie gezorgd voor een verbetering, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht, van de controlewerkzaamheden op het gebied van structuurfondsen , die door de diensten van de Commissie in de lidstaten worden uitgevoerd. In het kader van deze verscherpte controle op de systemen voor het beheer van steunmaatregelen, alsmede op de doelmatigheid van de procedures, zijn er interdepartementale protocollen tussen Olaf en de directoraten-generaal die zijn belast met structuurfondsen (Regio, Empl, Agri en Fish) gepland wat betreft de follow-up van de onregelmatigheden die zijn gemeld door de lidstaten overeenkomstig Verordening nr. 1681/94. Deze protocollen zullen met name beogen de verantwoordelijkheden op het gebied van de terugvordering van gelden die verband houden met fraude of onregelmatigheden tussen de verschillende diensten, en de rol van Olaf te specificeren.
Verordening nr. 438/2001 van 2.3.2001 (PB L 63 van 3.3.2001) en Verordening nr. 448/2001 van 2.3.2001 (PB L 64 van 6.3.2001).
Een aparte mededeling inzake alle maatregelen die de Commissie in dit kader heeft genomen, wordt momenteel voorbereid.
De procedure tot goedkeuring van de rekeningen EOGFL (actie 98 van het Witboek over de hervorming) is reeds gedeeltelijk verbeterd. Op korte termijn zullen de betreffende diensten van de Commissie verder overleggen over met name de berekening van rente over financiële correcties. Zij hebben bovendien een discussie op gang gebracht inzake de herziening van het zogenaamde 'zwarte-lijstmechanisme' op landbouwgebied. Een voorstel voor een horizontale verordening, tot aanvulling van Verordening nr.1469/95, is gepland tegen het jaar 2003.
* Voorts heeft de Commissie in haar algemene strategische aanpak het belang onderstreept van aanvulling van de bepalingen betreffende de administratieve controle door een systeem voor administratiefrechtelijke sancties, dat is bedoeld om onregelmatigheden te voorkomen en om de naleving van de communautaire voorschriften te bevorderen, overeenkomstig het kader dat is ingesteld door Verordening nr. 2988/95 van de Raad inzake de bescherming van de financiële belangen en Verordening nr. 2185/96 van de Raad inzake controles en verificaties ter plaatse. Dit komt overeen met de aan het Bureau toegekende adviesrol ("Fraudebestendigheid") op het gebied van wetgeving en overheidsopdrachten.
COM(2000) 358 def. van 14.11.2000.
Verordening (EG, EURATOM) nr. 2988/95 van de Raad van 18.12.1995 (PB L 312 van 23.12.1995) betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen.
Verordening (EURATOM, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11.11.1996 (PB L 292 van 15.11.1996) betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en onregelmatigheden.
De Commissie bestudeert de voorwaarden voor invoering, op het gebied van de directe uitgaven, van de bestaande voorschriften van Verordening nr. 2185/96, Verordening nr. 1073/99 en Verordening nr. 1074/99 en voor de instelling van het zogenaamde 'zwarte lijst-mechanisme', dat van toepassing is op contracten die de Commissie heeft gesloten met ondernemingen en zelfs op contracten die gepaard gaan met communautaire financieringen. Een initiatief zou in de loop van het begrotingsjaar 2001 kunnen worden genomen.
Verordening (EG) nr. 1073/99 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EURATOM) nr. 1074/99 van de Raad van 25 mei 1999 betreffende de onderzoeken door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (PB L136 van 31.05.1999).
* De instrumenten voor controles en verificaties ter plaatse waarop het Bureau zich baseert om mee te werken aan de onderzoeken van de lidstaten op de verschillende terreinen van de Gemeenschapsbegroting, blijven in grote lijnen gescheiden. Zonder de bestaande instrumenten te wijzigen, zal de Commissie een vergelijkend onderzoek verrichten naar de huidige structuren om te bepalen of er reden bestaat één basisstructuur op te zetten ter bevordering van de samenhang van de activiteiten van de Commissie, voor de controles waarbij Olaf de lidstaten verzoekt verificaties te verrichten inzake de onrechtmatigheid van bepaalde activiteiten en waar het vraagt deel te nemen in de hoedanigheid van betrokken dienst. Bovendien kan het Bureau zo beter een doelmatige en geharmoniseerde follow-up van de resultaten van de onderzoeken verzekeren, met name wat betreft de voorschriften betreffende de geheimhouding en bescherming van gegevens. Tegen het jaar 2003 wordt het resultaat van deze studie bekeken om te bepalen welk mechanisme het best kan bijdragen aan een efficiëntere samenwerking met de lidstaten.
Met name de Verordeningen nrs. 1150/2000, 2185/1996, 515/1997, 515/1991, 1258/1999, 4253/1988 en 1260/1999.
2. Versterking van de samenwerking tussen alle bevoegde autoriteiten
Met de oprichting van het Bureau kreeg de Unie een krachtig instrument in handen voor de bescherming van de financiële belangen, de bestrijding van fraude, corruptie en alle andere illegale activiteiten die ten koste gaan van de financiële belangen van de Gemeenschappen. Op basis van de eerste hoofdlijn uit de Strategische aanpak, die in de eerste plaats voorziet in het nemen van wet- en regelgevingsinitiatieven, kan het Bureau bijdragen aan het organiseren en structureren van de stroom van operationele, juridische en statistische gegevens, zonder welke het overzicht op communautair niveau zoek is. De sleutel van het succes van deze versterkte toepassing van het subsidiariteitprincipe op het gebied van communautaire initiatieven, ligt in een betere verwerking van de beschikbare informatie en in het opzetten, binnen de Commissie en de Unie, van nieuwe werkmethoden met de deelnemers ter plaatse. Het Bureau is derhalve genoodzaakt zijn structuur aan te passen om een expertise-unit in te stellen en operationele steun te bieden aan de nationale autoriteiten. Voorts zal het Bureau nieuwe samenwerkingsmethoden moeten bedenken.
2.1 Instelling van een communautair dienstenplatform
De doelstelling van een dergelijke structuur zal het vergaren, het verwerken en het ter beschikking stellen aan nationale overheden en aan alle diensten van de Commissie van de ter plaatse verzamelde informatie inzake de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding zijn.
2.1.1. Het stroomlijnen en valoriseren van de gemeenschappelijke werkstructuren
* Een actie op het gebied van de bescherming van de financiële belangen is effectief indien er sprake is van synergie tussen de capaciteiten op het gebied van opsporing en analyse die reeds op communautair niveau aanwezig zijn en de eigen capaciteiten van de nationale besturen en de communautaire en internationale organen.
De Commissie bestudeert de aard van de diensten die zij kan bieden aan de lidstaten, teneinde een nauwe en geregelde samenwerking met de bevoegde autoriteiten te kunnen verzekeren. De door de lidstaten verschafte informatie moet namelijk, onder andere met het oog op het wetgevende werk, op systematische en gestructureerde wijze worden verwerkt. Bovendien moet de Commissie, naast het verstrekken van inlichtingen, de huidige juridische expertise en capaciteit ter beschikking stellen van alle diensten die tot de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding bijdragen. Voorts beschikt de Commissie over statistische gegevens, die voor de lidstaten en voor haar eigen diensten van belang zijn bij het maken van risicoanalyses en het ontwerpen en vaststellen van gecoördineerde beleidslijnen en strategieën. Zij heeft momenteel bevoegdheden op het gebied van analyse en juridisch advies, die zowel van binnenuit als van buitenaf moeten worden beoordeeld, en die tevens van toepassing zijn op de onderzoeksactiviteiten van nationale en communautaire administraties.
Deze uitgebreide opsomming, in de loop van 2001, van de diensten die de Commissie kan bieden, zal in 2002 gepaard gaan met een onderzoek van de eigen capaciteit van de lidstaten en de aanpassing van de administratieve structuren ter verhoging van de synergie.
* Naar aanleiding van dit onderzoek zal de Commissie in de loop van 2001, samen met deskundigen van de lidstaten, een analyse van de huidige coördinatiestructuren maken. De Commissie heeft namelijk, voor de bescherming van de financiële belangen, het Raadgevend Comité voor de coördinatie van de fraudebestrijding (CocOlaf) tot haar beschikking. Aan dit orgaan van de Commissie, dat zich bezighoudt met advies en expertise, zijn verschillende werkgroepen en operationele samenwerkingsstructuren verbonden, die onderling beter op elkaar moeten worden afgestemd. Dit gebeurt door middel van de valorisatie van het CocOlaf als groep met een horizontale functie, die belast is met de behandeling van alle aspecten van de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding. Voorts is er een nauwere samenwerking gepland om de ervaringen van de betrokkenen ter plaatse, op lokaal, nationaal en communautair niveau, samen te bundelen en de informatie, eenmaal verwerkt en geanalyseerd, te verspreiden.
Bij de herdefiniëring van de werkwijzen van het CocOlaf moet met name rekening worden gehouden met de wijziging van artikel 280 van het Verdrag. Lid 5 van dit artikel bepaalt namelijk in het bijzonder dat de Commissie, in samenwerking met de deskundigen van de lidstaten, verslag uitbrengt over de inspanningen van de nationale administraties in het kader van de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding. Overleg zal worden gepleegd over de middelen om over deze activiteiten van de administraties verslag uit te brengen en geleidelijk aan vergelijkingsinstrumenten en indicatoren op te stellen ter ondersteuning van de lidstaten bij de beoordeling van de prioritaire acties, alsmede om de stand van zaken en eventuele tekortkomingen in hun activiteiten aan te geven. Voorts zou het besluit van de Commissie van 23 februari 1994 houdende oprichting van het CocOlaf begin 2002 kunnen worden bijgewerkt.
2.1.2 Verbetering van de verwerking en de analyse van de informatie ("intelligence")
* Het Bureau kan de nationale autoriteiten en de andere diensten van de Commissie een overzicht geven op communautair niveau, mits er verbetering komt in de verwerking van de beschikbare informatie. De Commissie is namelijk betrokken bij een groot aantal overeenkomsten inzake samenwerking of uitwisseling, zowel op nationaal als internationaal niveau, van administratieve gegevens, met name op douanegebied. Dit heeft zowel betrekking op de onderzoekstaak van het Bureau als op zijn taak op het gebied van het opzetten en voorbereiden van wet- en regelgevingsinitiatieven inzake de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding.
De inspanning zal gericht zijn op de verspreiding van de informatie die is verzameld door de operationele diensten, de externe organen die belast zijn met politiële en justitiële zaken en de nationale administraties, door middel van de uitbreiding van de verschillende bestaande uitwisselingssystemen.
* De mogelijkheden voor synergie tussen de Commissie en verschillende externe organen moeten worden bestudeerd. De Commissie neemt, uit naam van de Europese Unie, deel aan de bijeenkomsten van Interpol. Voorts neemt zij samen met de lidstaten deel aan een aantal werkgroepen van de Raad. Er moeten gestructureerde betrekkingen worden aangeknoopt tegen 2002/2003 met organen als Eurojust, Europol en Interpol.
2.2 Intensivering van het partnerschap met de lidstaten
Er bestaat geen doelmatige actie ter bestrijding van de, met name grensoverschrijdende, georganiseerde misdaad waardoor de belangen van de Gemeenschap inzake de bestrijding van fraude of corruptie worden geschaad, zonder een strategie voor samenwerking en wederzijdse informatie-uitwisseling tussen alle publieke partners . De Europese Unie bestrijdt de internationale misdaad door middel van een gecoördineerde actie tegen de economische en financiële criminaliteit (inclusief fraude, valsemunterij, corruptie en het witwassen van geld), waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen basisdelicten (belastingontduiking) en afgeleide delicten (witwassen van de opbrengst van misdrijven).
De Europese Raad van Tampere heeft in oktober 1999 opgeroepen tot 'een doeltreffende en algemene aanpak voor de bestrijding van alle vormen van (transnationale) criminaliteit'.
2.2.1 Versterken van de samenwerking op het gebied van bestrijding van witwaspraktijken en belastingfraude
* Overeenkomstig haar werkprogramma bereidt de Commissie een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad voor, dat beoogt de bestaande mechanismen voor wederzijdse bijstand en informatie-uitwisseling ter bescherming van de financiële belangen tegen illegale activiteiten, mede op het gebied van de BTW en het witwassen van geld, te verbeteren. De bestrijding van het witwassen van het product van verschillende onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, vormt namelijk een zwaartepunt van de actie van de Gemeenschap . Dit initiatief heeft ten doel om, bijvoorbeeld op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld, een mechanisme in te stellen voor wederzijdse uitwisseling van informatie over verdachte transacties met een communautair karakter , teneinde een beter inzicht en meer informatie over de basisdelicten te krijgen. Dit voorstel zou vóór het einde van het eerste halfjaar van 2001 moeten worden aangenomen, zodat de Raad kan beginnen met de bestudering ervan in de tweede helft van het jaar.
Zie het voorstel van de Commissie van 14 juli 1999 tot aanpassing van Richtlijn 91/308/EEG van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld; het gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 30.11.2000 omvat bovendien verplichtingen voor kredietinstellingen, alsmede een aantal, voor witwaspraktijken gevoelige, niet-financiële beroepen en activiteiten (SEC(2001)12 def.).
Ter aanvulling op de artikelen 1(e), 7(1) en (2) van het Tweede protocol van 19.06.1997 bij de Overeenkomst inzake de bescherming van financiële belangen.
* Wat de indirecte belastingen betreft, is de Commissie voornemens, krachtens artikel 95 van het EG-verdrag, in het eerste halfjaar van 2001 een voorstel in te dienen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 218/92 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van indirecte belastingen (BTW) . Dit initiatief beoogt met name het huidige juridische kader (Verordening 218/92 en Richtlijn 77/799) te vervangen door een enkele verordening, die zou zorgen voor de goede werking van de interne markt. In de loop van 2001 zal een zelfde initiatief worden genomen op het gebied van accijnzen.
COM(2000) 349 def. van 7.6.2000.
2.2.2 Een beleid voor evaluatie en prospectief onderzoek
* Er moet een beleid voor permanente evaluatie van de geboekte vooruitgang worden opgesteld. Tengevolge van de invoering van het nieuwe artikel 280 van het EG-verdrag, zullen de maatregelen die de lidstaten voor de tenuitvoerlegging van dit artikel hebben genomen, worden gepresenteerd in het kader van het jaarverslag van de Commissie betreffende de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding. Het verslag over het begrotingsjaar 2000, dat medio 2001 moet worden aangenomen, zal een overzicht van de nieuwe maatregelen bevatten, die de lidstaten in 1999 en 2000 hebben genomen. Dit overzicht wordt opgesteld op basis van een vragenlijst over de nieuwe wettelijke en organisatorische maatregelen die zijn genomen in het kader van de eerste en de derde pijler.
* Er is tevens een evaluatie van de operationele activiteiten van het Bureau gepland. Het tweede verslag van het Bureau, waarin artikel 12 van Verordening nr. 1073/1999 van de Raad voorziet en dat, na advies van het Comité van toezicht , zal worden opgesteld in het tweede halfjaar van 2001, zal gaan over de vooruitgang op het gebied van de interne organisatie van de onderzoeken en over de operationele samenwerking met de nationale overheden.
Het Comité van toezicht van het Bureau wordt regelmatig geïnformeerd over de activiteiten, de onderzoeken, de resultaten ervan en de vervolgacties. Overeenkomstig artikel 11 van Verordening nr. 1073/1999 van de Raad zou in oktober 2001 een specifiek verslag moeten worden goedgekeurd.
* De activiteiten van het Bureau moeten, overeenkomstig artikel 15 van de Verordening nr. 1073/1999 en 1074/1999 , in de loop van het derde jaar na de inwerkingtreding van de verordening worden geëvalueerd Dit verslag van de Commissie, dat vergezeld gaat van het advies van het Comité van toezicht en, in voorkomend geval, voorstellen bevat voor de aanpassing of de uitbreiding van de taken van het Bureau, zal derhalve in de loop van het tweede halfjaar van 2002 worden goedgekeurd.
Verordening (EG) nr.1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr.1074/1999 van de Raad van 25 mei 1999, betreffende de onderzoeken door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (PB L 136 van 31.05.1999).
3. Bestrijding van fraude en andere illegale praktijken binnen de instellingen
De bestrijding van fraude, corruptie, het witwassen van geld en andere illegale praktijken past in het kader van een interinstitutioneel optreden. Olaf houdt zich, als dienst die is belast met interne onderzoeken, niet bezig met systematisch onderzoek, wel met de behandeling van aan hem verstrekte informatie. De in het Witboek inzake de hervorming voorgestelde hervorming van de disciplinaire procedures en met name de verduidelijking van de in het Statuut neergelegde regels en verplichtingen, maken een goede en doeltreffende follow-up van interne onderzoeken mogelijk. De samenwerking met het toekomstige 'Bureau voor onderzoek en discipline' (IDO), in het kader van het Directoraat-generaal Personeelszaken en administratie, is van essentieel belang voor de verwezenlijking van deze doelstelling.
3.1 Bewustmaking van alle ambtenaren van de Gemeenschap van de principes van goed projectbeheer
3.1.1 Verbetering van de coördinatie tussen het Bureau en de andere diensten
* In het kader van actie 93 van het Witboek inzake de hervorming is voor een doelmatiger bestrijding van onregelmatigheden, fraude en corruptie, coördinatie en een betere samenwerking tussen de diensten van de Commissie noodzakelijk. Om regelmatige en vaste betrekkingen tussen, enerzijds, het Bureau en de nieuwe dienst voor interne onderzoeken en, anderzijds, het Bureau en de centrale financiële dienst alsmede de gespecialiseerde financiële diensten (ordonnateurs en beheerders) te kunnen opbouwen, onder voorbehoud van de toepasselijke geheimhoudingsplicht, moet, alvorens samenwerkingsinstrumenten te kiezen, eerst worden vastgesteld welke diensten het Bureau kan leveren en moet de beschikbare informatie vóór eind 2001 worden geïnventariseerd Bovendien zou er een samenwerkingsovereenkomst moeten worden gesloten tussen Olaf en het toekomstige Bureau voor onderzoek en discipline.
3.1.2 Richtsnoeren voor een goed financieel beheer
* In het Witboek inzake de hervorming (actie 92) wordt benadrukt dat het voor de Commissie van belang is gedurende de looptijd van programma's en projecten, vanaf het ontwerp tot aan de evaluatie van de eindresultaten, richtsnoeren voor te stellen inzake de criteria voor goed beheer.
In samenwerking met de Task Force Administratieve hervorming , de Dienst interne audit, het DG Begroting, het Secretariaat-generaal, de Juridische dienst en het DG ADMIN, stelt Olaf een ontwerp voor een mededeling op, dat vóór eind 2001 moet worden goedgekeurd en richtsnoeren inzake goed financieel beheer alsmede een opleidingsplan inzake de bescherming van de financiële belangen zal bevatten, die zijn bestemd voor het personeel dat is belast met de voorbereiding van programma's en het financieel beheer. De verschillende gedragscodes die de Europese Commissie sinds 16 september 1999 heeft aangenomen, zullen in het kader van deze beschouwingen over de criteria voor een goed beheer vóór eind 2002 worden aangevuld.
Of het Directoraat-generaal Personeelszaken en administratie na afloop van het mandaat van de Task Force Administratieve hervorming op 17 september 2001.
* Voor een beter effect van bovengenoemde actie 92, moeten bovendien de richtsnoeren voor een goed financieel beheer worden uitgebreid door middel van de opstelling, vóór eind 2002, van een overzicht van gedragingen die in bepaalde fasen van de programma's en projecten, zouden kunnen leiden tot onopzettelijke fouten, belangenconflicten en onregelmatigheden .
Hoofdstuk XX van het Actieplan inzake de hervorming (doc. COM(2000)200/2 def. van 05.04.2000 en raadgevend document van 28 november 2000 (doc. SEC (2000) 2079/5).
3.2 Bevordering van de doeltreffendheid van interne administratieve onderzoeken
3.2.1 Hervorming van de disciplinaire procedures
De wetgever heeft Olaf een zelfstandige bevoegdheid toegekend om binnen alle instellingen en organen interne onderzoeken te verrichten. Dit hangt nauw samen met de hervorming van het Statuut van functionarissen en personeelsleden van de Gemeenschappen inzake de discipline en de rechten van de verdediging, waarin het Witboek inzake de hervorming voorziet, en die eind 2001 aan de Raad moet worden voorgelegd. In dit kader zal de actie van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, dat geen systematische controles behoeft uit te voeren, gebaseerd zijn op de informatie die de leden en de ambtenaren van de instellingen uit hoofde van hun samenwerkingsplicht aan hem doorspelen. Het Bureau zal elke keer, na grondige bestudering van de verschafte informatie, beslissen over het wel of niet openen van het dossier. Wat de onderzoeken betreft, moet er worden gezorgd voor een nauwere samenwerking en een duidelijke verdeling van de bevoegdheden tussen Olaf en het toekomstige Bureau voor onderzoek en discipline.
Verordening (EG) nr. 1073/1999 van de Raad van 25 mei 1999 betreffende de onderzoeken door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (PB L 136 van 31.05.1999).
Los van de werkzaamheden van het Bureau voor onderzoek en discipline, dat zal worden opgericht om een vaste eenheid te vormen die is belast met onderzoeken inzake de overtreding van beroepsregels en om de onderzoeken te bespoedigen.
3.2.2 Bevordering van de doeltreffendheid en de homogeniteit van de administratieve onderzoeken
De onderzoeksactiviteiten moeten regelmatig worden geëvalueerd om met name de opmerkingen van het Europees Parlement en van het Comité van toezicht van het Bureau in aanmerking te nemen. Eind 2002 zal de stand van zaken worden opgemaakt in het kader van het verslag van de Commissie inzake de activiteiten van het Bureau, zoals bedoeld in artikel 15 van de Verordeningen nrs. 1073/1999 en 1074/1999 van de Raad.
4. Versterking van de strafrechtelijke dimensie
De versterking van de strafrechtelijke dimensie op het gebied van illegale activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, vraagt om initiatieven van de Commissie inzake de aard en de specifieke behoeften van de preventie en de bestrijding van deze vormen van criminaliteit 'tegen Europa'.
Voorts moet er optimaal worden geprofiteerd van de instelling van een Europese ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, zoals bepaald in het Verdrag van Amsterdam en verder uitgewerkt in de conclusies van de Europese Raad van Tampere van oktober 1999. De Commissie kan horizontale initiatieven nemen op het gebied van justitiële strafrechtelijke samenwerking en een belangrijke bijdrage leveren aan de initiatieven van de lidstaten. Deze initiatieven kunnen tevens worden benut door de Commissie teneinde de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen doeltreffender te maken.
4.1 Zorg dragen voor de follow-up van de mededeling van de Commissie op het gebied van de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen
* In het kader van de Intergouvernementele Conferentie 2000 heeft de Commissie voorgesteld de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen te verbeteren door de invoering van een nieuw artikel 280 bis van het EG-verdrag inzake de instelling van een Europees openbaar ministerie . Dit voorstel is niet overgenomen door de Europese Raad van Nice. De Commissie zal, door middel van een Groenboek dat vóór eind 2001 moet worden aangenomen, het debat over haar voorstel een Europese procureur (officier van justitie) aan te stellen, heropenen, teneinde dit voorstel op basis van de uitkomsten van dit debat, opnieuw te bestuderen tijdens de eerstvolgende Intergouvernementele Conferentie .
Aanvullende bijdrage van de Commissie (COM(2000)608 def. van 29 september 2000).
Zie ook punt 20 van de met meerderheid van stemmen aangenomen Resolutie van het EP van 13.12.2000 en de Resolutie van het EP inzake het jaarverslag 1999 van de Commissie van 14 maart 2001.
Het is de bedoeling om gedurende het hele jaar 2002 zo uitgebreid mogelijk overleg te voeren over de taken en de werkwijze van een Europese procureur (officier van justitie), die zal zijn belast met het verrichten van interne en externe onderzoeken op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen. In het Groenboek zal tevens nader worden ingegaan op hetgeen de Commissie tot nu toe aan standpunten heeft geformuleerd op dit vlak, waarbij rekening zal worden gehouden met het diepgaand voorbereidend onderzoek dat jarenlang door met name de onderzoekers van het Corpus Juris is verricht. Het Groenboek zou door de Commissie moeten worden gepresenteerd met het oog op de Europese Raad van Laeken in december 2001.
* Het juridische en justitiële kader voor de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie heeft te lijden van de vertragingen in de ratificatie, door de lidstaten, van de Overeenkomst van 26 juli 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en van de aanvullende protocollen bij die overeenkomst. De Commissie zal derhalve in mei 2001 een voorstel voor een richtlijn indienen dat beoogt de in de instrumenten van de derde pijler vervatte bepalingen te laten goedkeuren op basis van artikel 280 van het EG-verdrag. Een dergelijk instrument zou het met name mogelijk maken de bepalingen van het materiële strafrecht van de lidstaten op het gebied van fraude, corruptie en het witwassen van geld waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, sneller op elkaar af te stemmen en zou de discussie hierover opnieuw op gang kunnen brengen.
Zie bijvoorbeeld punt 10 van de conclusies van de Ecofin-Raad van 17 juli 2000, die de lidstaten die de in 1995 gesloten overeenkomst en de protocollen niet hebben geratificeerd, opnieuw oproept dat alsnog te doen. Eind februari 2001 hadden vijf lidstaten nog steeds geen melding gemaakt van de ratificatie van de Overeenkomst inzake de bescherming van de financiële belangen.
4.2 Versterking van de samenwerking en de actiemiddelen op strafrechtelijk gebied
In het kader van de instelling van een ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is het van wezenlijk belang de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten te versterken, waarbij de grondrechten volledig worden nageleefd. Wat de justitiële samenwerking op strafrechtelijk gebied betreft, volgt de Europese Unie een gedifferentieerde aanpak, die met name beoogt de procedures van rechtshulp en van de rogatoire commissies te vereenvoudigen en de coördinatie van de rechtsvervolging en de wederzijdse erkenning van de uitspraken te verbeteren. Op het vlak van de politiële samenwerking zijn tevens andere initiatieven in gang.
* Voor de vereenvoudiging van de rechtshulpprocedures zal de Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende rechtshulp in strafzaken een nuttig hulpmiddel zijn. Zodra alle lidstaten de Overeenkomst hebben geratificeerd, zal het rechtstreekse contact tussen de verschillende gerechtelijke autoriteiten tot algemeen beginsel worden verheven. In dit kader zullen de rogatoire commissies sneller en via eenvoudiger procedures worden uitgevoerd, waarbij de nationale voorschriften inzake de ontvankelijkheid van bewijsmiddelen in acht worden genomen. De gerechtelijke autoriteiten zullen dan gebruik kunnen maken van moderne communicatiemiddelen zoals videoconferentie, enz. De Commissie neemt momenteel actief deel aan de onderhandelingen over een ontwerp voor een protocol bij de Overeenkomst, dat met name de verbetering van de rechtsbijstand op het gebied van rekeningen en banktransacties beoogt.
PB C 197 van 12.7.2000.
* Teneinde de samenwerking en de coördinatie tussen de gerechtelijke autoriteiten te vereenvoudigen en te versnellen, heeft de Europese Raad van Tampere, onder punt 46 van zijn conclusies, besloten tot de oprichting vóór eind 2001 van de Europese eenheid voor justitiële samenwerking (Eurojust), die inmiddels tevens in het Verdrag van Nice is opgenomen. De eenheid Eurojust, die zal bestaan uit procureurs (officieren van justitie), rechters of politieofficieren met gelijkwaardige bevoegdheden en afgevaardigd door de lidstaten, heeft als voornaamste taak de verbetering van de coördinatie van de nationale gerechtelijke autoriteiten en de vereenvoudiging van de justitiële operationele samenwerking in geval van zware grensoverschrijdende criminaliteit, in het bijzonder wanneer het om georganiseerde criminaliteit gaat. Terwijl de onderhandelingen in de Raad inzake het besluit tot oprichting van Eurojust nog in volle gang zijn, heeft de Raad reeds, bij besluit van 14 december 2000, de Voorlopige eenheid voor justitiële samenwerking (Pro-Eurojust ) opgericht. Deze eenheid, die op 1 maart 2001 met haar werkzaamheden is begonnen, heeft als taak bij te dragen aan de coördinatie van de rechtsvervolgingen en aan de instelling van de toekomstige eenheid Eurojust.
Opgericht bij gemeenschappelijk optreden 98/428/JAI en aangenomen door de Raad van 29 juni 1998. Zie het nieuwe artikel 31 VEU van het Verdrag van Nice.
In het kader van de onderhandelingen in de Raad en de werkzaamheden van de voorlopige eenheid, waarbij zij is betrokken, stelt de Commissie, in samenhang met de in de mededeling van 22 november 2000 vervatte voorstellen, alles in het werk om Eurojust zo efficiënt mogelijk te maken. Wat meer in het bijzonder de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen betreft, is het van belang te zorgen voor complementariteit van de taken van Eurojust en van de ambtenaren van Olaf op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken en moet een nauw samenwerkingsverband tussen beide organen worden opgezet op basis van betrekkingen die eind 2002 vorm moeten hebben.
COM (2000) 746 def.
* Met de goedkeuring, op 19 juni 1997 , van het Tweede protocol bij de Overeenkomst betreffende de bescherming van de financiële belangen, heeft de Raad, naast de instelling van sancties tegen rechtspersonen die zich schuldig maken aan fraude, corruptie en het witwassen van geld, besloten om de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten in de strijd tegen deze vormen van criminaliteit, waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, en het witwassen van geld dat daarmee gepaard gaat, te structureren. Met name in artikel 7 van dit protocol worden de aanvullende acties op het gebied van bijstand (technische of operationele) genoemd die de Commissie zou kunnen voeren. Deze bijstand past in het kader van een actie op het gebied van fraudebestrijding, die is gericht tegen strafbare feiten met een communautaire draagwijdte (belangen of bewijsmateriaal die verspreid zijn over het grondgebied van de Europese Unie of daarbuiten, het bestaan van een criminele organisatie, enz.).
Toelichtend rapport inzake het tweede protocol bij de Overeenkomst inzake de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 91 van 31.03.1999); zie artikel 6 van de Overeenkomst van 26 juli 1995, waarin de verplichtingen voor samenwerking van de lidstaten op het gebied van onderzoek en rechtsvervolging, alsmede hun prioritaire verantwoordelijkheid zijn neergelegd.
De Commissie zal de inhoud van en de regels voor deze bijstand aan de gerechtelijke autoriteiten nader bepalen. In de loop van 2001 zal zij een 'handboek voor handelwijzen op het gebied van justitiële samenwerking en rechtshulp' opstellen, waarin de plaats en de taak die de Commissie en het Bureau in dezen moeten hebben, zullen worden toegelicht.
* Door de wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen zal tevens de justitiële samenwerking aanzienlijk worden vereenvoudigd. Het beginsel van wederzijdse erkenning is expliciet opgenomen in de mededeling van de Commissie van 26 juli 2000 . In hun programma van maatregelen , dat is bedoeld om dit beginsel vóór eind 2002 ook van toepassing te laten zijn op strafrechtelijke beslissingen, hebben de Commissie en de Raad een aantal ambitieuze maatregelen, die met name betrekking hebben op de voorstellen voor besluiten inzake een Europees aanhoudingsbevel en inzake prejudiciële besluiten met betrekking tot onderzoeken naar computercriminaliteit, en een mededeling over de vaststelling van de criteria voor de bevoegdheid in strafzaken aangekondigd. Er lopen op dit moment proefprojecten op het gebied van het bevriezen van tegoeden en het uitvoeren van boeten.
COM (2000) 495 def.
PB C 12 van 15.01.2001. Aangenomen door de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 30.11.2000
* Wat de politiële samenwerking betreft, hebben het Verdrag van Amsterdam en de Europese Raad van Tampere met name de versterking van Europol voor ogen. Op 30 november 2000 heeft de Raad de taak van Europol in die zin uitgebreid dat deze nu ook betrekking heeft op het witwassen van geld, ongeacht het basisdelict, en ook de in gang zijnde onderhandelingen voorzien in een eventuele uitbreiding van de bevoegdheden van Europol tot alle vormen van criminaliteit, waaronder fraude en corruptie. De Commissie ondersteunt actief de uitbreiding van de bevoegdheden van Europol op alle gebieden die betrekking hebben op de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Voor de bescherming van de financiële belangen zullen aan een doeltreffende samenwerking tussen de Commissie (Olaf) en Europol gestructureerde betrekkingen op basis van de complementariteit van hun respectievelijke taken en bevoegdheden, ten grondslag moeten liggen.
* * *
Het actieplan van de Commissie voor de periode 2001-2003 is erop gericht om, in nauwe samenhang met de algemene strategische aanpak inzake de bescherming van de financiële belangen en de fraudebestrijding, dat in juli 2000 is aangenomen, op doeltreffende wijze bij te dragen aan de nieuwe verplichtingen van de lidstaten en de instellingen van de Europese Gemeenschap, die voortvloeien uit het nieuwe artikel 280 van het EG-verdrag. De verschillende maatregelen in het actieplan beogen een antwoord te geven op de institutionele uitdaging van de vernieuwing van het proces van voorbereiding en tenuitvoerlegging van de communautaire beleidslijnen op de verschillende verantwoordelijke niveaus.
Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen - Fraudebestrijding - Actieplan voor 2001-2003
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>