Artikelen bij COM(2002)64 - Wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bijzondere regeling voor reisbureaus

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1

Richtlijn 77/388/EEG wordt gewijzigd als volgt:

(1) Artikel 26 wordt door het onderstaande vervangen:

"Artikel 26 - Bijzondere regeling voor reisbureaus

1. De lidstaten passen een bijzondere regeling toe voor de belasting over de toegevoegde waarde op de handelingen van reisbureaus overeenkomstig het bepaalde in dit artikel, voorzover de reisbureaus op eigen naam tegenover de klant optreden en zij voor de totstandbrenging van de reizen gebruik maken van leveringen en diensten van andere belastingplichtigen.

Deze regeling is niet van toepassing op reisbureaus die alleen als tussenpersoon optreden en waarop artikel 11, onderdeel A, lid 3, sub c), van toepassing is.

In de zin van dit artikel dienen reisorganisatoren (touroperators) alsmede alle andere belastingplichtigen die op dezelfde wijze reisdiensten verstrekken, als reisbureaus te worden beschouwd.

2. De handelingen van het reisbureau met het oog op de totstandkoming van de reis, verricht onder de in lid 1 vastgestelde voorwaarden, worden beschouwd als één enkele dienst van het reisbureau. Deze dienst wordt belast in de lidstaat waar het reisbureau de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd vanwaaruit het de dienst heeft verleend.

Indien het reisbureau de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd of een vaste inrichting buiten de Gemeenschap heeft vanwaaruit de dienst wordt verleend, en dit reisbureau een reisdienst verleent waarvan het effectieve gebruik en genot binnen de Gemeenschap plaatsvinden, wordt deze dienst belast op de plaats waar de klant de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd alwaar de dienst wordt verleend, of bij ontstentenis van een dergelijke plaats, de plaats waar deze zijn vaste adres heeft dan wel gewoonlijk verblijft.

3. De maatstaf van heffing voor de door het reisbureau verstrekte dienst is de winstmarge van het reisbureau, verminderd met het in de winstmarge inbegrepen bedrag van de belasting over de toegevoegde waarde. Deze winstmarge is gelijk aan het verschil tussen de door het reisbureau voor een pakketreis aangerekende verkoopprijs en de effectief door het reisbureau voor dit pakket gedragen kosten. In de zin van dit lid wordt verstaan onder:

a) verkoopprijs: alles wat de tegenprestatie uitmaakt die het reisbureau verkrijgt of moet verkrijgen van zijn klant of een derde, met inbegrip van subsidies die rechtstreeks verband houden met deze handeling, belastingen, rechten, heffingen en bijkomende kosten zoals kosten van commissie en verzekering die het reisbureau de klant in rekening brengt, echter met uitsluiting van de in artikel 11, onderdeel A, lid 3, bedoelde bedragen;

b) effectieve kosten van de pakketreis: alles wat de sub a) gedefinieerde tegenprestatie, inclusief BTW, uitmaakt die de belastingplichtige leveranciers van het reisbureau verkrijgen of moeten verkrijgen voor de door hen geleverde goederen en diensten, mits deze handelingen, met uitsluiting van de overheadkosten, rechtstreeks ten goede komen van de klant en worden gebruikt om de pakketreis samen te stellen.

4. Met het oog op de vereenvoudiging van de belastingheffing en onder voorbehoud van de raadpleging van het BTW-comité mogen lidstaten bepalen dat de maatstaf van heffing voor alle leveringen van reisdiensten waarop de bijzondere regeling voor belastingheffing over de winstmarge van toepassing is, algemeen wordt vastgesteld voor ieder belastingtijdvak waarin het reisbureau de in artikel 22, lid 4, zoals vervangen door artikel 28 nonies, bedoelde aangifte moet indienen.

In dat geval is de maatstaf van heffing voor de leveringen van reisdiensten de totale winstmarge van het reisbureau, verminderd met het in die winstmarge inbegrepen bedrag van de belasting over de toegevoegde waarde.

De totale winstmarge is gelijk aan het verschil tussen:

a) het totale bedrag van de door het reisbureau tijdens het tijdvak verrichte leveringen van reisdiensten waarop de bijzondere regeling voor belastingheffing over de winstmarge van toepassing is; dit bedrag is gelijk aan de som van alle overeenkomstig lid 3 vastgestelde verkoopprijzen, en

b) het totale bedrag van de door het reisbureau tijdens dat tijdvak verrichte aankopen van goederen en diensten als bedoeld in lid 1; dit bedrag is gelijk aan de som van alle overeenkomstig lid 3 vastgestelde effectieve kosten.

5. Indien de handelingen waarvoor het reisbureau een beroep doet op andere belastingplichtigen, door laatstgenoemden buiten de Gemeenschap worden verricht, wordt de dienst van het reisbureau gelijkgesteld met een krachtens artikel 15, punt 14, vrijgestelde handeling van tussenpersoon.

Indien deze handelingen zowel binnen als buiten de Gemeenschap worden verricht, mag alleen het gedeelte van de dienst van het reisbureau betreffende de buiten de Gemeenschap verrichte handelingen als vrijgesteld worden beschouwd.

6. De bedragen van de belasting over de toegevoegde waarde die het reisbureau worden aangerekend door andere belastingplichtigen voor de in lid 2 bedoelde handelingen die de klanten rechtstreeks ten goede komen, mogen in de lidstaten afgetrokken noch teruggegeven worden.

7. Voor iedere levering die onder de bijzondere regelingen voor belastingheffing over de winstmarge valt, kan het reisbureau de algemene regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde toepassen.

8. Wanneer het reisbureau de algemene regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde toepast op de levering van een reisdienst, mag het de verschuldigde of voldane belasting over de toegevoegde waarde op de door zijn leveranciers verstrekte diensten, indien deze handelingen rechtstreeks ten goede komen van zijn klant, in aftrek brengen van de belasting die het verschuldigd is.

Het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt voor de levering waarvoor het reisbureau de algemene regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde besluit toe te passen.

9. Wanneer het reisbureau zowel de algemene regeling inzake de belasting over de toe-gevoegde waarde als de bijzondere regeling voor belastingheffing over de winstmarge toepast, moet het de transacties voor elk van deze regelingen afzonderlijk in zijn boekhouding bijhouden, overeenkomstig de door de lidstaten vastgestelde bepalingen."

(2) Artikel 15, lid 14, tweede alinea, wordt geschrapt;

(3) Artikel 28, lid 3, sub g), wordt geschrapt;

(4) Punt 15 van bijlage E wordt geschrapt;

(5) Punt 27 van bijlage F wordt geschrapt.

Artikel 2

1. Het besluit van de Raad naar aanleiding van het verzoek van het Koninkrijk België van 13 september 1978, waarmee het Koninkrijk België wordt gemachtigd af te wijken van artikel 27, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG wordt ingetrokken.

Artikel 3

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.