Artikelen bij COM(1999)689 - Invoer in de EG van producten uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië en de invoer van wijn uit Macedonië en uit Slovenië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1

1. Onverminderd de bijzondere bepalingen voor bepaalde producten in de artikelen 2 tot en met 5, worden producten van oorsprong uit de Republiek Bosnië-Herzegovina en de Republiek Kroatië, andere dan die welke zijn vermeld in bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of in bijlage A bij deze verordening, tot de invoer in de Gemeenschap toegelaten zonder kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking en met vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking.

2. Voor de invoer van wijn van oorsprong uit de Republiek Slovenië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gelden de concessies, vastgesteld bij artikel 5.

3. De toekenning van de in deze verordening vastgestelde preferentiële regelingen is afhankelijk van de naleving van de bepalingen betreffende de oorsprong, zoals vastgesteld in titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 2 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek.

Artikel 2 - Verwerkte landbouwproducten

De invoerrechten, dat wil zeggen de douanerechten en de landbouwcomponenten, die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeenschap van de in bijlage B vermelde producten, zijn die welke in genoemde bijlage voor elk product zijn vermeld.

Artikel 3 - Textielproducten

1. De in bijlage III B bij Verordening (EG) nr. 517/94 vermelde textielproducten van oorsprong uit de landen genoemd in artikel 1, lid 1, van deze verordening, worden tot de invoer in de Gemeenschap toegelaten met vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking, binnen de bij Verordening (EG) nr. 517/94 vastgestelde jaarlijkse kwantitatieve maxima van de Gemeenschap.

2. Wederinvoer na passieve veredeling, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3036/94 , is toegestaan binnen de grenzen van de bij bijlage VI van Verordening (EG) nr. 517/94 voor de in artikel 1, lid 1, van onderhavige verordening genoemde landen vastgestelde jaarlijkse hoeveelheden, en is eveneens vrijgesteld van douanerechten.

PB L 322 van 15.12.1994, blz. 1.

Artikel 4 - Industrieproducten - Tariefplafonds

1. Van 1 januari tot en met 31 december van elk jaar is de invoer in de Gemeenschap van bepaalde, in bijlagen C vermelde producten van oorsprong uit de in artikel 1, lid 1, genoemde landen, vrijgesteld van douanerechten overeenkomstig de in die bijlagen vermelde jaarlijkse tariefplafonds.

De omschrijving, de code van de gecombineerde nomenclatuur en de Taric-onderverdeling van de in de eerste alinea bedoelde producten en de tariefplafonds voor deze producten zijn in voornoemde bijlagen vermeld. De plafonds worden jaarlijks verhoogd met 5% van de hoeveelheid van het voorafgaande jaar.

2. De in dit artikel bedoelde tariefplafonds staan onder communautair toezicht; dit toezicht wordt door de Commissie uitgeoefend in nauwe samenwerking met de lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 308, onder d), van Verordening (EEG) nr. 2454/93. De communicatie die daartoe tussen de lidstaten en de Commissie plaatsvindt, geschiedt zoveel mogelijk door middel van een telematicaverbinding.

3. De hoeveelheden worden op de plafonds afgeboekt op het tijdstip waarop de aangiften voor het vrije verkeer aan de douane worden overgelegd, vergezeld van een bewijs van de oorsprong dat is afgegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, lid 3.

Goederen mogen uitsluitend van een plafond worden afgeboekt indien het bewijs van de oorsprong vóór de datum van wederinstelling van de douanerechten wordt aangeboden.

4. Zodra een tariefplafond is bereikt, kan de Commissie een verordening vaststellen waarbij, tot het einde van het kalenderjaar, de douanerechten op de invoer van de betrokken goederen uit derde landen opnieuw worden ingesteld.

Artikel 5 - Landbouwproducten

1. Voor de invoer in de Gemeenschap van de in bijlage D vermelde producten van oorsprong uit de in artikel 1, lid 1, genoemde landen gelden de in die bijlage vermelde tariefconcessies.

2. De douanerechten bij invoer in de Gemeenschap van de in bijlage E vermelde producten van oorsprong uit de landen genoemd in artikel 1, lid 1, alsmede van wijn van oorsprong uit de landen genoemd in artikel 1, lid 1 en lid 2, worden geschorst gedurende de perioden, op de niveaus en binnen de grenzen van de communautaire tariefcontingenten die in die bijlage voor elk van die producten zijn vermeld.

De in lid 2 van dit artikel bedoelde tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 308, onder a), b) en c), van Verordening (EEG) nr. 2454/93. De communicatie die daartoe tussen de lidstaten en de Commissie plaatsvindt, geschiedt zoveel mogelijk door middel van een telematicaverbinding.

Iedere lidstaat ziet erop toe dat de importeurs van de betrokken producten in gelijke mate en zonder onderbreking toegang hebben tot de tariefcontingenten, zolang het saldo van de betrokken contingenten zulks toelaat.

3. De douanerechten bij invoer van de in bijlage F vermelde producten van de categorie baby beef van oorsprong uit de landen genoemd in artikel 1, lid 1, bedragen 20% van het ad-valoremrecht en 20% van het specifieke recht als vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 10 900 ton geslacht gewicht.

Het tariefcontingent van 10 900 ton wordt als volgt over de begunstigde landen verdeeld:

a) 1 500 ton geslacht gewicht voor producten van de categorie baby beef van oorsprong uit Bosnië-Herzegovina;

b) 9 400 ton geslacht gewicht voor producten van de categorie baby beef van oorsprong uit Kroatië.

Invoeraanvragen in het kader van deze contingenten moeten vergezeld gaan van een door de bevoegde instanties van het exportland afgegeven certificaat van echtheid, waarin wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit het betrokken land en beantwoorden aan de definitie in bijlage F. Dit certificaat wordt volgens de in artikel 6 omschreven procedure door de Commissie vastgesteld.

Algemene bepalingen

Artikel 6

De voorschriften voor de toepassing van de tariefcontingenten voor producten van de categorie baby beef worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1254/99 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees .

PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21.

Artikel 7

De voor de toepassing van deze verordening noodzakelijke bepalingen, andere dan die van artikel 4, lid 4, en artikel 6, met name:

a) wijzigingen en technische aanpassingen in verband met wijzigingen van de codes van de gecombineerde nomenclatuur en de Taric-onderverdelingen,

b) aanpassingen die noodzakelijk zijn als gevolg van de sluiting van andere overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de in artikel 1, lid 1 en lid 2, genoemde landen,

worden vastgesteld door de Commissie volgens de procedure van artikel 8.

Artikel 8

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité Douanewetboek, ingesteld bij artikel 247 van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

2. Bij verwijzing naar dit lid is de beheersprocedure van artikel 4 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van dat besluit.

3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode bedraagt een maand.

Artikel 9

De lidstaten en de Commissie zien er in nauwe samenwerking op toe dat deze verordening wordt nageleefd.

Artikel 10 - Clausule inzake tijdelijke schorsing

1. Wanneer de Commissie oordeelt dat er voldoende bewijs is van fraude, of dat de landen waarop deze verordening betrekking heeft niet de vereiste administratieve medewerking verlenen voor de verificatie van het bewijs van oorsprong, kan zij maatregelen nemen om de bij deze verordening vastgestelde regelingen voor een periode van drie maanden geheel of ten dele te schorsen, mits zij vooraf:

- het in artikel 8 bedoelde comité heeft ingelicht;

- de lidstaten ertoe heeft opgeroepen de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de financiële belangen van de Gemeenschap veilig te stellen;

- in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bericht heeft gepubliceerd waarin wordt medegedeeld dat er gegronde twijfel is over de toepassing van de preferentiële regelingen door het betrokken begunstigde land, waardoor twijfels worden opgeroepen over het recht van dit land om verder in aanmerking te komen voor de voordelen van deze verordening.

2. Een lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen tien dagen naar de Raad doorverwijzen. De Raad kan binnen dertig dagen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

3. Aan het einde van de schorsingsperiode besluit de Commissie:

- ofwel, na overleg met het in lid 1 bedoelde comité, de voorlopige schorsing te beëindigen;

- ofwel de schorsing te verlengen overeenkomstig de procedure van lid 1.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.