Artikelen bij COM(1999)566 - Tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Doel

Deze richtlijn heeft tot doel het beginsel van gelijke behandeling van personen, ongeacht ras of etnische afstamming, in de lidstaten van de Europese Unie ten uitvoer te leggen.

Artikel 2 - Het begrip discriminatie

1. Voor deze richtlijn wordt onder het beginsel van gelijke behandeling de afwezigheid verstaan van directe of indirecte discriminatie op grond van ras of etnische afstamming.

2. Voor de toepassing van lid 1 is er:

a) 'Directe discriminatie' wanneer iemand op grond van ras of etnische afstamming minder gunstig wordt behandeld dan iemand anders wordt, is of zou worden behandeld.

b) 'Indirecte discriminatie' wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze voor een persoon of een groep personen van een bepaald ras of een bepaalde etnische afstamming ongunstige gevolgen kan hebben, tenzij die bepaling, maatstaf of handelwijze objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel dat geen verband houdt met het ras of de etnische afstamming van een persoon of een groep personen en de middelen om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn.

3. Het lastig vallen van een persoon of een groep personen die met ras of etnische afstamming verband houdt en tot doel of tot gevolg heeft een intimiderende, vijandige, beledigende of storende omgeving te scheppen op een van de gebieden waarop artikel 3 betrekking heeft, is discriminatie in de zin van lid 1.

Artikel 3 - Materiële werkingssfeer

Binnen de grenzen van de aan de Gemeenschap toegekende bevoegdheden is deze richtlijn van toepassing op:

a) de voorwaarden voor toegang tot arbeid in loondienst of als zelfstandige en tot een beroep, met inbegrip van de selectiecriteria en de wervingsvoorwaarden, ongeacht de sector of de bedrijfstak en op alle niveaus van de beroepshiërarchie, bevordering daaronder begrepen;

b) de toegang tot alle vormen en niveaus van beroepskeuzevoorlichting, beroepsopleiding, voortgezette beroepsopleiding en bij- en omscholing;

c) de werkgelegenheid en de arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van ontslag en bezoldiging;

d) het lidmaatschap van en de betrokkenheid bij een werknemers- of werkgeversorganisatie of welke andere organisatie ook waarvan de leden een bepaald beroep uitoefenen, waaronder de voordelen die deze organisaties bieden;

e) de sociale bescherming en de sociale zekerheid;

f) sociale voordelen;

g) het onderwijs, met inbegrip van subsidies en studiebeurzen, daarbij ten volle rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de organisatie van de onderwijsstelsels en hun culturele en taalkundige verscheidenheid;

h) de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten;

Artikel 4 - Wezenlijke beroepskwalificaties

In afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, kunnen de lidstaten bepalen dat een verschil in behandeling dat is gebaseerd op een eigenschap die met het ras of de etnische afstamming verband houdt, geen discriminatie inhoudt wanneer die eigenschap, gelet op de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, een wezenlijke beroepskwalificatie vormt.

Artikel 5 - Positieve actie

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten maatregelen in stand te houden of aan te nemen die zijn bedoeld om de nadelen van een groep personen van een bepaald ras of een bepaalde afstamming te voorkomen of te compenseren.

Artikel 6 - Minimumvereisten

1. De lidstaten kunnen bepalingen invoeren of handhaven die gunstiger zijn voor de bescherming van het beginsel van gelijke behandeling dan die welke in deze richtlijn zijn vastgelegd.

2. De tenuitvoerlegging van deze richtlijn mag onder geen omstandigheden bestaan in een verlaging van het beschermingsniveau tegen discriminatie dat de lidstaten reeds verschaffen op de gebieden waarop deze richtlijn betrekking heeft.


HOOFDSTUK II: RECHTSMIDDELEN EN HANDHAVING

Artikel 7 - De verdediging van rechten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat gerechtelijke en/of administratieve procedures voor de handhaving van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen beschikbaar zijn voor eenieder die zich benadeeld acht doordat het beginsel van gelijke behandeling niet jegens hem of haar is toegepast, zelfs na de beëindiging van de verhouding waarin die persoon zou zijn gediscrimineerd.

2. De lidstaten zorgen ervoor, dat verenigingen, organisaties of andere rechtspersonen namens de eiser met diens toestemming elke gerechtelijke en/of bestuursrechtelijke procedure voor de naleving van uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen kunnen instellen .

Artikel 8 - De bewijslast

1. De lidstaten nemen, overeenkomstig hun nationale rechtsstelsels, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat wanneer iemand die zich door niet-toepassing te zijnen aanzien van het beginsel van gelijke behandeling benadeeld acht, voor de rechter of een andere bevoegde instantie feiten aanvoert die directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden, de verweerder dient te bewijzen dat het beginsel van gelijke behandeling niet werd geschonden.

2. Lid 1 belet de lidstaten niet een voor de eiser gunstiger bewijsregels in te voeren.

3. Lid 1 is niet van toepassing op strafrechtelijke procedures, tenzij door de lidstaten anders bepaald.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing op elke gerechtelijke procedure die overeenkomstig artikel 7, lid 2, wordt ingesteld.

Artikel 9 - Represailles

De lidstaten voeren in hun rechtsorde de nodige maatregelen in om personen te beschermen tegen nadelige behandelingen of nadelige gevolgen die een al dan niet rechtstreekse reactie zijn op een klacht of een gerechtelijke procedure om de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling af te dwingen.

Artikel 10 - Verspreiding van inlichtingen

1. De lidstaten zorgen ervoor, dat op hun grondgebied, en in het bijzonder in instellingen voor beroepsopleiding en onderwijs en op het werk, gepaste inlichtingen wordt verspreid over de maatregelen die ingevolge deze richtlijn zijn genomen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde overheidsdiensten op een gepaste manier worden ingelicht over alle nationale maatregelen die ingevolge deze richtlijn zijn genomen.

Artikel 11 - Sociale dialoog

1. De lidstaten nemen passende maatregelen ter stimulering van de sociale dialoog tussen de sociale partners teneinde onder meer door controle op de handelwijze op het werk, collectieve overeenkomsten, gedragscodes, onderzoek of uitwisseling van ervaringen en goede praktijken, de gelijke behandeling te bevorderen.

2. De lidstaten moedigen de sociale partners aan op het gepaste niveau, met inbegrip van het ondernemingsniveau, overeenkomsten te sluiten waarin op de in artikel 3 bedoelde gebieden discriminatie verbodsregels worden vastgelegd die binnen de toepassingssfeer van de collectieve onderhandelingen vallen. Deze overeenkomsten nemen de in deze richtlijn bepaalde minimumvereisten en de betreffende nationale toepassingsmaatregelen in acht.


HOOFDSTUK III: ONAFHANKELIJKE ORGANEN TER BEVORDERING VAN DE GELIJKE BEHANDELING

Artikel 12 - Onafhankelijke organen

1. De lidstaten voorzien in een onafhankelijk orgaan of organen voor de bevordering van het beginsel van gelijke behandeling van personen van verschillend ras of verschillende etnische afstamming. Deze organen kunnen deel uitmaken van onafhankelijke agentschappen die op nationaal vlak zijn belast met de verdediging van de mensenrechten of de bescherming van de rechten van personen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat die onafhankelijke organen onder meer tot taak hebben klachten van personen over discriminatie op grond van ras of etnische afstamming in ontvangst te nemen en te behandelen, onderzoek of enquêtes te organiseren inzake discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, alsmede verslagen te publiceren en aanbevelingen te doen over onderwerpen die met discriminatie op grond van ras of etnische afstamming verband houden.


HOOFDSTUK IV: DIVERSE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 - Naleving van de richtlijn

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

a) wettelijke, bestuursrechtelijke of administratiefrechtelijke bepalingen die strijdig zijn met het beginsel van gelijke behandeling, worden opgeheven.

b) bepalingen die strijdig zijn met het beginsel van gelijke behandeling zijn opgenomen in individuele of collectieve contracten of overeenkomsten, interne bedrijfsregels, regels die gelden voor verenigingen met of zonder winstoogmerk, regels waaraan de vrije beroepen en werkgevers- en werknemersorganisaties onderworpen zijn, nietig worden verklaard of worden gewijzigd.

Artikel 14 - Sancties

De lidstaten stellen het stelsel van sancties die van toepassing zijn op schendingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen vast en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de toepassing van die sancties te waarborgen. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 15, lid 1, genoemde termijn van de desbetreffende bepalingen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen ervan zo spoedig mogelijk mede.

Artikel 15 - Tenuitvoerlegging

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannnemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 16 - Verslag

De lidstaten delen de Commissie uiterlijk twee jaar na de in artikel 15 genoemde termijn alle inlichtingen mede die de Commissie nodig heeft om een verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze richtlijn op te stellen.

Artikel 17 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 18 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.