Artikelen bij COM(1994)109 - Kaderrichtlijn luchtkwaliteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(1994)109 - Kaderrichtlijn luchtkwaliteit.
document COM(1994)109 NLEN
datum 27 september 1996


Artikel 1 - Doelstellingen - Toepassingsgebied

Deze richtlijn heeft als algehele doelstelling de formulering van de grondbeginselen van een gemeenschappelijke strategie voor:

- de vaststelling van kwaliteitsdoelstellingen voor lucht in de Europese Gemeenschap met het oog op de beperking of preventie van schadelijke effecten op de volksgezondheid en het milieu als geheel;

- de bewaking van de luchtkwaliteit in de Lid-Staten op een uniforme wijze;

- de voorlichting van de bevolking over de luchtkwaliteit;

- de instandhouding van goede luchtkwaliteit en de verbetering van slechte luchtkwaliteit.

Deze strategie omvat:

- de procedure en de criteria voor de vaststelling van kwaliteitsdoelstellingen voor lucht op communautair niveau;

- de voorgenomen soorten kwaliteitsdoelstellingen voor lucht;

- methoden voor de bewaking van de luchtkwaliteit;

- de maatregelen die moeten worden genomen wanneer en waar de kwaliteitsdoelstellingen voor lucht worden overschreden;

- de informatie die krachtens deze richtlijn dient te worden verstrekt.

Artikel 2 - Definities

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. 'lucht': de buitenlucht in de troposfeer, met uitsluiting van lucht op de werkplek en in het binnenmilieu;

2. 'verontreinigende stof': een stof die direct of indirect door de mens in de lucht wordt gebracht en is opgenomen in bijlage I;

3. 'niveau': de concentratie van een verontreinigende stof in de lucht of de depositiesnelheid daarvan op oppervlakken op een bepaald moment;

4. 'bewaking' van de luchtkwaliteit: een methode die wordt gebruikt om het niveau van een verontreinigende stof te meten, te berekenen, te voorspellen of te ramen;

5. 'kwaliteitsdoelstelling': een grenswaarde of alarmdrempel, bij overschrijding waarvan de bepalingen in de volgende artikelen gelden;

6. 'grenswaarde': een kwaliteitsdoelstelling die is vastgesteld teneinde schadelijke effecten op het milieu en/of de gezondheid te voorkomen, die niet mag worden overschreden en bij overschrijding waarvan door de Lid-Staten de in deze richtlijn vastgestelde maatregelen dienen te worden genomen;

7. 'toegestane overschrijdingsmarge': het percentage van de grenswaarde waarmee deze met inachtneming van de in de volgende artikelen vastgelegde voorwaarden kan worden overschreden;

8. 'alarmdrempel': een kwaliteitsdoelstelling, bij overschrijding waarvan bij korte blootstelling risico's voor de volksgezondheid bestaan en door de Lid-Staten onmiddellijk de in deze richtlijn vastgelegde maatregelen dienen te worden genomen;

9. 'agglomeratie': een gebied met een zodanige concentratie van bevolking en/of economische activiteiten dat bewaking van en zorg voor de luchtkwaliteit nodig is;

10. 'zone': een ander afgebakend geografisch gebied;

11. 'gebied met een slechte luchtkwaliteit': een agglomeratie of zone waar de niveaus van een bepaalde stof hoger liggen dan de grenswaarde plus de toegestane overschrijdingsmarge en waar maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat binnen de daarvoor gestelde termijn aan de grenswaarde wordt voldaan;

12. 'gebied met een nog onvoldoende luchtkwaliteit': een agglomeratie of zone waar de niveaus van een bepaalde stof hoger liggen dan de grenswaarde, maar lager dan de grenswaarde plus de toegestane overschrijdingsmarge, en waar ervoor dient te worden gewaakt dat de concentraties van de verontreinigende stof in de lucht niet voortdurend toenemen; in deze gebieden dienen maatregelen te worden genomen om ervoor te zorgen dat binnen de daarvoor gestelde termijn aan de grenswaarde wordt voldaan;

13. 'gebied met een goede luchtkwaliteit': een agglomeratie of zone waar de niveaus van een bepaalde stof lager liggen dan de grenswaarde en waar de niveaus beneden deze grenswaarde dienen te worden gehouden.

Artikel 3 - Uitvoering - Taakverdeling

Met het oog op de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn zorgen de Lid-Staten ervoor dat:

- de nationale, regionale of lokale instanties worden aangewezen die verantwoordelijk zullen zijn voor de uitvoering van deze richtlijn en voor de erkenning van laboratoria, en de Commissie hiervan in kennis wordt gesteld;

- aan de Commissie wordt meegedeeld welke laboratoria of instellingen overeenkomstig de eisen van Europese normen voor kwaliteitsborging verantwoordelijk zullen zijn voor de bewaking en de evaluatie van de luchtkwaliteit;

- aan de Commissie wordt meegedeeld welke centrale instantie verantwoordelijk is voor de coördinatie van door de Commissie georganiseerde communautaire programma's voor kwaliteitsborging op hun grondgebied;

- de nodige maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat bovengenoemde laboratoria/instellingen systematisch interne kwaliteitscontroles organiseren, ook voor de meetplaatsen;

- de methoden voor de bepaling van de luchtkwaliteit geregeld worden geanalyseerd, waarbij vooral wordt gelet op de bepaalde niveaus in vergelijking met de doelstellingen, en worden aangepast indien deze niet meer voldoen aan de eisen inzake de luchtkwaliteit.

Artikel 4 - Vaststelling van de kwaliteitsdoelstellingen voor lucht

1. Voor de in bijlage I opgenomen stoffen dient de Commissie na overleg met het raadgevend comité bedoeld in artikel 12 voorstellen in bij de Raad voor de vaststelling van de kwaliteitsdoelstellingen voor lucht, waarbij het volgende tijdschema wordt aangehouden:

- uiterlijk op 31 december 1996 voor de stoffen 1 tot en met 5;

- conform aan artikel 8 van Richtlijn 92/72/EEG voor ozon;

- zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op 31 december 1999 voor de stoffen 7 tot en met 14.

Voor niet in bijlage I opgenomen stoffen dient de Commissie voorstellen voor grenswaarden en alarmdrempels bij de Raad in, indien uit wetenschappelijke gegevens, rekening houdend met de richtsnoeren in bijlage II, blijkt dat het milieu en/of de volksgezondheid in de Europese Gemeenschap tegen de effecten van deze stoffen moeten worden beschermd; deze voorstellen zullen na overleg met het raadgevend comité bedoeld in artikel 12 worden ingediend.

2. Tegelijk met de vaststelling van de kwaliteitsdoelstellingen voor lucht worden termijnen voor de naleving daarvan gesteld en worden criteria geformuleerd voor:

a) de meting

- de plaats van de bemonsteringspunten,

- het minimale aantal bemonsteringspunten,

- de meettechnieken;

b) het gebruik van andere technieken voor de bewaking van de luchtkwaliteit.

Deze criteria worden voor elke stof vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang van de agglomeraties of de verontreinigingsgraad in agglomeraties of zones waar de luchtkwaliteit wordt bewaakt.

3. Indien nodig wordt, teneinde rekening te houden met de bestaande niveaus van een bepaalde verontreinigende stof op het moment dat de kwaliteitsdoelstellingen worden vastgesteld en met de tijd die nodig is voor de invoering van maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, door de Raad tevens een tijdelijke toegestane overschrijdingsmarge voor deze grenswaarde vastgesteld.

Deze marge wordt elk jaar met een constante factor verlaagd, zodat binnen de in lid 2 bedoelde termijn de grenswaarde kan worden bereikt.

4. Wanneer een Lid-Staat strengere doelstellingen hanteert dan door de Raad worden overeengekomen, stelt deze de Commissie daarvan op de hoogte.

5. Wanneer een Lid-Staat voornemens is kwaliteitsdoelstellingen vast te stellen voor stoffen die niet onder de kwaliteitsdoelstellingen voor lucht van de Europese Gemeenschap vallen, deelt hij dit vóór de invoering daarvan tijdig aan de Commissie mee, zodat kan worden nagegaan of een optreden op communautair niveau aan de hand van de richtsnoeren in bijlage II nodig is.

Artikel 5 - Bewaking van de luchtkwaliteit

1. Zodra kwaliteitsdoelstellingen voor lucht zijn vastgesteld, wordt de luchtkwaliteit op het hele grondgebied van de Lid-Staten overeenkomstig de bepalingen van de volgende leden bewaakt.

2. Meting is verplicht in volgende zones:

- agglomeraties met meer dan 250 000 inwoners en een bevolkingsdichtheid van meer dan 1 000 inwoners/km2,

- zones met een slechte of onvoldoende luchtkwaliteit.

3. Indien uit representatieve metingen of inspectiecampagnes blijkt dat de niveaus in een gebied lager liggen dan 75 % van de grenswaarden, kan een combinatie van metingen en modellen worden gebruikt.

4. Indien uit representatieve metingen of inspectiecampagnes blijkt dat de niveaus in een gebied lager liggen dan 50 % van de grenswaarden, is het toegestaan voor de bepaling van de niveaus uitsluitend technieken op basis van modellen of objectieve ramingen te gebruiken.

5. Wanneer stoffen worden gemeten, gebeurt dit op vaste plaatsen en wel continu of door steekproeven te nemen; het aantal metingen dient voldoende te zijn om te kunnen bepalen of aan de kwaliteitsdoelstellingen wordt voldaan.

Artikel 6

Verbetering van de luchtkwaliteit: algemene eisen

Maatregelen die met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn worden genomen, mogen niet leiden tot:

i) meer verontreiniging in andere milieucompartimenten;

ii) nadelige gevolgen voor de lucht op de werkplek of de regelingen die voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk zijn getroffen.

Artikel 7

Verbetering van de luchtkwaliteit: maatregelen voor gebieden met een slechte luchtkwaliteit

1. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat binnen de termijnen die in de in artikel 4 bedoelde besluiten zullen worden gesteld, aan de op communautair niveau vastgestelde grenswaarden wordt voldaan.

2. De Lid-Staten maken plannen op korte termijn voor maatregelen die kunnen worden genomen wanneer een overschrijding wordt verwacht, teneinde de kans op een overschrijding te verminderen en de eventuele duur daarvan te beperken.

3. In gebieden met een slechte luchtkwaliteit

a) stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van:

i) de waarneming van niveaus die hoger liggen dan de grenswaarde plus de toegestane overschrijdingsmarge, de data waarop of de perioden waarin deze wordt waargenomen en de geregistreerde waarden, en wel binnen drie maanden na het eind van elk jaar;

ii) de redenen voor elke waargenomen overschrijding, en wel binnen zes maanden na het eind van elk jaar;

b) nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat er een plan of programma wordt opgesteld en uitgevoerd, dat ertoe leidt dat binnen de daarvoor gestelde termijn aan de grenswaarde wordt voldaan.

Dit plan of programma, dat ter beschikking van het publiek dient te worden gesteld, bevat minimaal de in bijlage III vermelde informatie;

c) zorgen de Lid-Staten ervoor dat

i) deze plannen of programma's zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen twee jaar na het eind van het jaar waarin de niveaus werden waargenomen, aan de Commissie worden toegezonden;

ii) de Commissie jaarlijks op de hoogte wordt gesteld van de voortgang bij de uitvoering van het plan/programma.

4. In gebieden waar de niveaus van meer dan een verontreinigende stof hoger liggen dan de kwaliteitsdoelstellingen, zorgen de Lid-Staten voor een geïntegreerd plan voor alle betrokken stoffen.

5. De Commissie, bijgestaan door het raadgevend comité bedoeld in artikel 12, controleert regelmatig de uitvoering van de krachtens lid 3, onder b), ingediende plannen/programma's door na te gaan hoe deze vorderen en hoe de luchtverontreiniging zich ontwikkelt.

Artikel 8 - Maatregelen voor gebieden met een nog onvoldoende luchtkwaliteit

In gebieden met een nog onvoldoende luchtkwaliteit worden de nodige maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat aan de eisen van artikel 7, lid 1, wordt voldaan.

De lijst van gebieden met een nog onvoldoende luchtkwaliteit met informatie waarin een overzicht wordt gegeven van de in deze gebieden geconstateerde niveaus, wordt overeenkomstig de eisen van artikel 11 bij de Commissie ingediend.

Artikel 9 - Eisen in gebieden met een goede luchtkwaliteit

Gebieden met een goede luchtkwaliteit worden bij de Commissie aangemeld en informatie met een overzicht van de in deze gebieden geconstateerde niveaus wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 bij de Commissie ingediend.

Artikel 10 - Maatregelen voor gevallen waarin de niveaus boven de alarmdrempels liggen

Wanneer de alarmdrempels worden overschreden, nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen om het publiek hiervan op de hoogte te stellen (bij voorbeeld via radio, televisie en de geschreven pers). Tevens zenden de Lid-Staten de Commissie binnen drie maanden na de overschrijding informatie over de geregistreerde niveaus en de duur van de periode(n). Tegelijk met de vaststelling van de alarmdrempels wordt een lijst opgesteld van de gegevens die minimaal aan het publiek dienen te worden verstrekt.

Artikel 11 - Indiening van de gegevens - Verslagen Nadat het eerste in artikel 4, lid 1, bedoelde voorstel door de Raad is goedgekeurd

1. verstrekken de Lid-Staten de Commissie:

a) elk jaar uiterlijk drie maanden na het einde van dat jaar de lijst van gebieden met een nog onvoldoende en een goede luchtkwaliteit;

b) om de drie jaar uiterlijk zes maanden na het einde van deze periode van drie jaar de krachtens artikel 8 vereiste informatie over de niveaus;

2. publiceert de Commissie:

a) elk jaar een lijst van gebieden met een slechte luchtkwaliteit in de Europese Gemeenschap;

b) om de drie jaar een verslag over de luchtkwaliteit in de Europese Gemeenschap. Dit verslag bevat een samenvatting van de krachtens de artikelen 7, 8, 9 en 10 ontvangen informatie en van de informatie over de in artikel 3 beschreven activiteiten; tevens bevat het de gegevens die zijn verzameld naar aanleiding van Beschikking . ./. . ./EG tot invoering van een regeling voor de onderlinge uitwisseling van informatie over en gegevens van meetnetten en meetstations voor luchtverontreiniging in de Lid-Staten.

3. Bij het opstellen van het verslag, waarvan sprake is in punt 2, onder b), zal de Commissie de expertise beschikbaar in het Europees Milieuagentschap aanvoeren.

Artikel 12 - Het raadgevend comité

1. De Commissie zal worden bijgestaan door een comité van raadgevende aard dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van stemming.

3. Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

4. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

Artikel 13

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 31 juli 1996 aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 14

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten en treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


BIJLAGE I


Lijst van luchtverontreinigende stoffen die in aanmerking moeten komen in het kader van de bewaking van en de zorg voor de luchtkwaliteit

1. Verontreinigende stoffen die door EG-richtlijnen worden bestreken

1. Zwaveldioxide (SO2)

2. Stikstofdioxide/-oxide (NO2/NOx)

3. Zwarte rook

4. Zwevende deeltjes

5. Lood (Pb)

6. Ozon (O3)

2. Overige luchtverontreinigende stoffen die moeten worden onderzocht

7. Koolmonoxide (CO)

8. Cadmium (Cd)

9. Zure depositie

10. Benzeen (C6H6)

11. Poly-aromatische koolwaterstoffen (PAK) met benz-a-pyreen (BaP) als indicator

12. Arseen (As),

13. Fluoride (F)

14. Nikkel (Ni)


BIJLAGE II


Richtsnoeren voor het selecteren van luchtverontreinigende stoffen die in aanmerking komen

1. Mogelijkheid, mate en frequentie van effecten; met betrekking tot de gezondheid van de mens moet speciale aandacht worden besteed aan onomkeerbare effecten.

2. Mate van verspreiding en concentratie van de verontreinigende stof in de lucht.

3. Milieutransformatie of metabole omzetting, aangezien dergelijke wijzigingen kunnen leiden tot chemische stoffen met een grotere toxiciteit.

4. Persistentie in het milieu, met name indien de verontreinigende stof resistent is voor afbraak in het milieu en kan accumuleren in mensen, het milieu of de voedselketen.

5. Effect van de verontreinigende stof:

- omvang van de blootgestelde populatie, levende soorten of ecosystemen;

- bestaan van bijzonder gevoelige doelgroepen.

Bij de selectie moet tevens rekening worden gehouden met de criteria die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 67/548/EEG en de achtereenvolgende wijzigingen daarvan.


BIJLAGE III


Informatie die moet worden opgenomen in de plaatselijke, regionale of nationale programma's ter verbetering van de luchtkwaliteit

Informatie die moet worden verstrekt krachtens artikel 7, lid 3:

1. Lokalisatie van de overschrijding:

- regio,

- stad (plattegrond),

- meetstation (plattegrond, geografische coördinaten).

2. Algemene informatie:

- soort gebied (stad, industrieel of landelijk gebied),

- raming van het verontreinigde gebied (km2) en van de omvang van de populatie die aan de verontreiniging is blootgesteld,

- bruikbare klimatologische gegevens,

- relevante topografische gegevens,

- voldoende informatie over de doelgroepen die in het gebied bescherming nodig hebben.

3. Verantwoordelijke instanties:

Naam en adres van de personen die verantwoordelijk zijn voor de opstelling en tenuitvoerlegging van plannen ter verbetering.

4. Aard en bewaking van verontreiniging:

- waargenomen concentraties in voorgaande jaren (vóór de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter verbetering),

- gemeten concentraties sedert de start van het project,

- technieken die voor de bewaking worden gebruikt.

5. Bron van verontreiniging:

- lijst van de belangrijkste emissiebronnen die verantwoordelijk zijn voor de verontreiniging (kaart),

- totale emissie van deze bronnen (ton/jaar),

- informatie over de verontreiniging van het gebied van buitenaf.

6. Analyse van de situatie:

- bijzonderheden over de factoren die verantwoordelijk zijn voor de overschrijding (verplaatsing, vorming),

- bijzonderheden over mogelijke maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit.

7. Bijzonderheden over de maatregelen of projecten ter verbetering van de luchtkwaliteit die reeds bestonden voordat deze richtlijn van kracht werd, dit wil zeggen:

- plaatselijke, regionale, nationale en internationale maatregelen,

- waargenomen effecten van deze maatregelen,

- voor deze maatregelen uitgetrokken financiële middelen.

8. Bijzonderheden over maatregelen of projecten teneinde verontreiniging te beperken, die zijn goedgekeurd nadat de richtlijn van kracht is geworden:

- opsomming en beschrijving van alle maatregelen die in het project zijn voorzien,

- tijdschema voor de tenuitvoerlegging,

- raming van de geplande verbetering van de luchtkwaliteit en van de tijd die nodig zal zijn om deze kwaliteitsdoelstellingen te realiseren,

- vereiste en beschikbare financiële middelen voor het project.

9. Bijzonderheden, met inbegrip van een tijdschema, over de maatregelen of projecten die voor de lange termijn worden gepland of onderzocht.

10. Lijst van publikaties, documenten, werkzaamheden, enz. die zijn gebruikt om deze bijlage te vervolledigen.