Artikelen bij COM(2024)183 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)183 - .
document COM(2024)183
datum 30 april 2024


Artikel 1
Wijziging van Verordening (EU) 2023/2124

Verordening (EU) 2023/2124 wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) de inleidende zin wordt vervangen door:

“Voor de toepassing van deze verordening zijn naast de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad, artikel 2, punten 1 tot en met 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad, artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, artikel 2, punten 1) tot en met 13), van Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 6 van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad de volgende definities van toepassing:”;

b) de volgende punten worden toegevoegd:

“9) “voor de visserij beperkt gebied”: een geografisch afgebakend gebied waarin bepaalde visserijactiviteiten tijdelijk zijn verboden of beperkt om de instandhouding en het duurzame gebruik van levende mariene hulpbronnen in het GFCM-toepassingsgebied te verbeteren;


10) “aangewezen aanlandingsplaats”: havens of plaatsen dicht bij de kust, offshore-terminals en andere installaties voor het aanlanden, overladen, verpakken, verwerken, bijtanken of herbevoorraden van vissersvaartuigen, waar aanlandingen, overladingen, verpakkings- en/of verwerkingsverrichtingen voor visserijproducten zijn toegestaan en die door de overeenkomstsluitende partijen en samenwerkende niet-overeenkomstsluitende partijen zijn aangewezen overeenkomstig Aanbeveling GFCM/40/2016/1 inzake een regionale regeling voor havenstaatmaatregelen ter bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten in het GFCM-toepassingsgebied;

11) “vangstcertificaat”: een door de bevoegde autoriteit gevalideerd, bij een zending behorend officieel document waarmee nauwkeurige en verifieerbare informatie over vis in de gehele toeleveringsketen kan worden doorgegeven;

12) “vangstdocumentatieregeling”: een overeenkomstig internationale verplichtingen opgezet systeem dat primair bedoeld is om in de gehele toeleveringsketen te helpen bepalen of de vis afkomstig is van vangsten die in overeenstemming zijn met geldende nationale, regionale en internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen.”.


2) Artikel 4 wordt vervangen door:

Artikel 4

Werkingssfeer

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle visserijactiviteiten waarbij Europese aal (Anguilla anguilla) wordt gevangen, te weten gerichte, incidentele en recreatievisserij, in alle wateren van de Middellandse Zee als bepaald in bijlage I, met inbegrip van zoet water en brakke en overgangswateren zoals lagunen en estuaria.”.


3) Het volgende artikel 12 bis wordt ingevoegd tussen de artikelen 12 en 13:

Artikel 12 bis

Recreatievisserij

De lidstaten zorgen ervoor dat recreatievisserij in alle stadia van Europese aal (glasaal, rode aal, schieraal) in alle habitats verboden is.”.


4) Het volgende artikel 14 bis wordt ingevoegd tussen de artikelen 14 en 15:

Artikel 14 bis

Vlootbeheersmaatregelen

De lidstaten zorgen ervoor dat de totale capaciteit of visserijinspanning van de vloten die met bodemtrawls actief op belangrijke bestanden vissen, uitgedrukt in brutotonnage (BT) en/of brutoregistertonnage (BRT), motorvermogen (kW) en aantal vaartuigen, zoals geregistreerd in zowel het nationale als het GFCM-register, niet groter is dan het aantal vaartuigen of de visserijinspanning voor bordentrawlers die op diepzeegarnaal visten in de jaren 2014-2017 dan wel in een andere periode van drie opeenvolgende jaren, bijvoorbeeld 2015-2018, tenzij het niveau 50 % hoger was dan in de referentieperiode 2014-2017.”.


5) Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 maart de lijst mee van alle vissersvaartuigen die voor dat jaar gemachtigd zijn tot de visserij op de in artikel 13 genoemde soorten en actief daarop vissen. De Commissie zendt die lijst elk jaar uiterlijk op 31 maart door aan het GFCM-secretariaat. Die lijst bevat voor elk vaartuig de in bijlage VIII bedoelde informatie.”;

b) het volgende lid wordt toegevoegd:

“4. Vaartuigen die binnen de werkingssfeer van deze afdeling met bordentrawls werken, is het enkel toegestaan specifieke visserijactiviteiten te verrichten die zijn vermeld in een door de bevoegde autoriteiten afgegeven vismachtiging.”.


6) Punt 3) van artikel 16 wordt vervangen door:

“3) totale vangst en teruggooi.”.


7) Artikel 17 wordt vervangen door:

Artikel 17

Aanvullende ruimtelijke of temporele beperkingen

1. Bodemtrawlers die op paaiconcentraties van rode diepzeegarnaal vissen, zetten de visserij tussen maart en december gedurende dertig opeenvolgende dagen stop.

2. De lidstaten delen deze temporele beperkingen elk jaar uiterlijk op 30 mei mee aan de Commissie. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 30 juni door aan het GFCM-secretariaat.”.


8) Aan artikel 18 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Onverminderd artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 monitoren de lidstaten het verbruik van de vangstbeperkingen en zenden zij de Commissie uiterlijk op de vijftiende dag van elke maand vangstrapporten over de voorgaande maand toe vanaf de datum waarop 80 % van het desbetreffende quotum is opgebruikt.

De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het GFCM-secretariaat.

Wanneer de bovengrens van de vangstbeperking is bereikt, verbiedt de betrokken lidstaat verdere vangsten van de belangrijke bestanden.”.


9) Artikel 20 wordt vervangen door:

Artikel 20

Volgsysteem voor vaartuigen

Onverminderd artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 zijn alle vaartuigen met een lengte over alles van meer dan twaalf meter die actief vissen binnen de werkingssfeer van deze afdeling, uitgerust met een satellietvolgsysteem voor vaartuigen (VMS).

Tot 8 januari 2026 kunnen de lidstaten vaartuigen van minder dan 15 meter toestaan af te wijken van de eerste alinea indien ze uitsluitend actief zijn in de territoriale wateren van de lidstaat en/of nooit meer dan 24 uur op zee doorbrengen vanaf het tijdstip van vertrek tot de terugkeer naar de haven.

De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van de overeenkomstig artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 verleende afwijkingen en van de andere controlemiddelen die worden ingezet om die vaartuigen te volgen. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het GFCM-secretariaat.”.


10) Het volgende artikel 21 bis wordt ingevoegd tussen de artikelen 21 en 22:

Artikel 21 bis

Visserijbeheersmaatregelen of nationale beheersplannen

1. De lidstaten stellen binnen de werkingssfeer van deze afdeling visserijbeheersmaatregelen of nationale beheersplannen vast die ervoor zorgen dat de exploitatieniveaus van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal de maximale duurzame opbrengst bereiken en behouden.

2. De lidstaten delen elk jaar uiterlijk op 15 april aangenomen beheersmaatregelen of nationale beheersplannen en eventuele wijzigingen daarin mee aan de Commissie. De Commissie zendt die maatregelen of plannen en wijzigingen daarin elk jaar uiterlijk op 30 april door aan het GFCM-secretariaat.”.


11) Het volgende artikel 23 bis wordt ingevoegd tussen de artikelen 23 en 24:

Artikel 23 bis

Vlootbeheersmaatregelen

De lidstaten zorgen ervoor dat de totale vlootcapaciteit in brutotonnage (BT) en/of brutoregistertonnage (BRT), motorvermogen (kW) en aantal vaartuigen, zoals geregistreerd in zowel het nationale als het GFCM-register, niet groter is dan de vlootcapaciteit voor op diepzeegarnaal vissende bordentrawlers in 2019.”.


12) Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 maart de lijst mee van alle onder hun vlag varende vissersvaartuigen die voor dat jaar gemachtigd zijn tot de visserij op de in artikel 22 genoemde soorten en actief daarop vissen. De Commissie zendt die lijst elk jaar uiterlijk op 31 maart door aan het GFCM-secretariaat. Die lijst bevat voor elk vaartuig de in bijlage VIII bedoelde informatie.”;

b) het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

“4. Vaartuigen die binnen de werkingssfeer van deze afdeling met bordentrawls werken, is het enkel toegestaan specifieke visserijactiviteiten te verrichten die zijn vermeld in een door de bevoegde autoriteiten afgegeven vismachtiging.”.


13) Punt 3) van artikel 25 wordt vervangen door:

“3) totale vangst en teruggooi.”.


14) Artikel 26 wordt vervangen door:

Artikel 26

Temporele beperkingen

“1. Bodemtrawlers die op paaiconcentraties van rode diepzeegarnaal vissen, zetten de visserij tussen maart en december gedurende dertig opeenvolgende dagen stop.

2. De lidstaten delen deze temporele beperkingen elk jaar uiterlijk op 30 mei mee aan de Commissie. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 30 juni door aan het GFCM-secretariaat.”.


15) Artikel 27 wordt vervangen door:

Artikel 27

Rapportageverplichtingen

1. Onverminderd artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 geven de vissers of kapiteins van gemachtigde vissersvaartuigen die actief vissen binnen de werkingssfeer van deze afdeling, al hun vangsten en bijvangsten van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal aan, ongeacht het levend gewicht van de vangst.

2. Onverminderd artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 monitoren de lidstaten het verbruik van de vangstbeperkingen als volgt: vanaf de datum waarop 80 % van het quotum is opgebruikt, zendt de betrokken lidstaat de Commissie maandelijks vangstrapporten toe. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het GFCM-secretariaat. Een dergelijk verslag wordt uiterlijk op de vijftiende dag van de maand toegezonden voor de voorgaande maand. Wanneer de bovengrens van de vangstbeperking is bereikt, verbiedt de lidstaat verdere vangsten van de belangrijke bestanden.”.


16) Artikel 29 wordt vervangen door:

Artikel 29

Volgsysteem voor vaartuigen

Onverminderd artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 zijn alle vaartuigen met een lengte over alles van meer dan twaalf meter die actief vissen binnen de werkingssfeer van deze afdeling, uitgerust met een satellietvolgsysteem voor vaartuigen (VMS).

Tot 8 januari 2026 kunnen de lidstaten vaartuigen van minder dan 15 meter toestaan af te wijken van de eerste alinea indien ze uitsluitend actief zijn in de territoriale wateren van die lidstaat of nooit meer dan 24 uur op zee doorbrengen vanaf het tijdstip van vertrek tot de terugkeer naar de haven. De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van de overeenkomstig artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 verleende afwijkingen en van de andere controlemiddelen die worden ingezet om die vaartuigen te volgen. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het GFCM-secretariaat.”.


17) De volgende artikelen 30 bis, 30 ter, 30 quater en 30 quinquies worden ingevoegd tussen de artikelen 30 en 31:

Artikel 30 bis

Visserijbeheersmaatregelen of nationale beheersplannen

1. De lidstaten stellen binnen de werkingssfeer van deze afdeling visserijbeheersmaatregelen of nationale beheersplannen vast die ervoor zorgen dat de exploitatieniveaus van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal de maximale duurzame opbrengst bereiken en behouden.

2. De lidstaten delen elk jaar uiterlijk op 15 april aangenomen beheersmaatregelen of nationale beheersplannen en eventuele wijzigingen daarin mee aan de Commissie. De Commissie zendt die maatregelen of plannen en wijzigingen daarin elk jaar uiterlijk op 30 april door aan het GFCM-secretariaat.

Artikel 30 ter

Internationale gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling

1. De lidstaten kunnen binnen de werkingssfeer van deze afdeling inspectie- en surveillanceactiviteiten verrichten in het kader van de gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling (“de regeling”) voor de niet onder nationale jurisdictie vallende wateren in de geografische GFCM-deelgebieden 19, 20 en 21 (Ionische Zee), zoals omschreven in bijlage I (“het inspectie- en surveillancegebied”).

2. De lidstaten kunnen inspecteurs en inspectiemiddelen aanwijzen en inspecties verrichten in het kader van de regeling. De Commissie of een door haar aangewezen orgaan kan met het oog op de toepassing van de regeling ook inspecteurs van de Unie aanwijzen.

3. De Commissie of het door haar aangewezen orgaan zorgt voor de coördinatie van de surveillance- en inspectieactiviteiten voor de Unie en kan in overleg met de betrokken lidstaten een gezamenlijk inzetplan opstellen op basis waarvan de Unie haar verplichtingen in het kader van de regeling kan nakomen. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de uitvoering van die plannen te vergemakkelijken, met name met betrekking tot de vereiste personele en materiële middelen, alsmede de perioden en geografische gebieden waarin deze moeten worden ingezet.

4. Elke lidstaat stelt de Commissie of het door haar aangewezen orgaan elk jaar uiterlijk op 15 november in kennis van de lijst van namen van de inspecteurs die gemachtigd zijn om inspectie- en surveillanceactiviteiten te verrichten in het in lid 1 bedoelde gebied, alsook de namen van de voor de inspectie en surveillance gebruikte vaartuigen en luchtvaartuigen die zij in het jaar daarop voor de regeling willen inzetten. De Commissie of het door haar aangewezen orgaan zendt deze informatie elk jaar uiterlijk op 1 december of zo spoedig als haalbaar is vóór aanvang van de inspectieactiviteiten door aan het GFCM-secretariaat.

5. De aan de regeling toegewezen inspecteurs hebben een door de bevoegde autoriteiten afgegeven GFCM-inspecteurskaart bij zich, die de vorm van bijlage IV heeft.

6. Vaartuigen die in het kader van de regeling inspecties aan boord verrichten, voeren een speciale vlag of wimpel zoals beschreven in bijlage V.

7. Elke lidstaat zorgt ervoor dat elk inspectieplatform dat zijn vlag mag voeren en in het in lid 1 bedoelde gebied actief is, met elk ander inspectieplatform dat in dat gebied actief is, op beveiligde wijze contact houdt, indien mogelijk dagelijks, om informatie uit te wisselen die nodig is voor het coördineren van de activiteiten.

8. Elke lidstaat met een inspectie- of surveillanceaanwezigheid in het in lid 1 bedoelde gebied verstrekt aan elk inspectieplatform, bij binnenkomst ervan in het gebied, een lijst van overeenkomstig bijlage VII opgestelde waarnemingen en van inspecties aan boord die hij heeft verricht in de voorgaande periode van tien dagen, zoals datums, coördinaten en andere relevante informatie.

Artikel 30 quater

Verrichting van inspecties

1. Aan de regeling toegewezen inspecteurs:

a) stellen, voordat zij aan boord gaan, het vissersvaartuig in kennis van de naam van het inspectievaartuig;

b) voeren op het inspectievaartuig en het boardingvaartuig de in bijlage V beschreven wimpel;

c) beperken elk inspectieteam tot een maximum van drie inspecteurs.

2. Bij het aan boord gaan van het vaartuig laten de inspecteurs de kapitein van het vissersvaartuig de in bijlage IV beschreven identiteitskaart zien. Inspecties worden verricht in een van de officiële talen van de GFCM en, indien mogelijk, in de taal van de kapitein van het vissersvaartuig.

3. De inspecteurs stellen een inspectieverslag op in het formaat van bijlage VI.

4. De inspecteurs ondertekenen het verslag in aanwezigheid van de kapitein van het vaartuig, die het recht heeft om opmerkingen die hij of zij nuttig acht toe te voegen, en die het verslag medeondertekent.

5. Een kopie van het verslag wordt verstrekt aan de kapitein van het vaartuig en aan de autoriteiten van het inspectieteam, die op hun beurt een kopie zenden aan de autoriteiten van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig en aan de Commissie en/of een door haar aangewezen orgaan. De Commissie stuurt de kopie door aan het GFCM-secretariaat.

6. De omvang van het inspectieteam en de duur van de inspectie worden, rekening houdend met alle relevante omstandigheden, bepaald door de commandant van het inspectievaartuig.

Artikel 30 quinquies

Inbreuken

1. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende activiteiten als inbreuk beschouwd:

a) de in artikel 3, lid 1, punten a), b), c), e), f), g) en h), van Verordening (EG) nr. 1005/20080 bedoelde activiteiten;

b) storen van het satellietvolgsysteem; en

c) actief zijn zonder VMS.

2. Wanneer de inspecteurs bij een inspectie aan boord van een vissersvaartuig een inbreuk constateren, melden de autoriteiten van de vlaggenlidstaat van het inspectievaartuig dat onmiddellijk aan de Commissie of een door haar aangewezen orgaan, die of dat de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig op de hoogte brengt, zowel rechtstreeks als via het GFCM-secretariaat. Zij melden het tevens aan elk inspectievaartuig van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig waarvan bekend is dat het zich in de buurt bevindt.

3. De vlaggenlidstaat van het vissersvaartuig zorgt ervoor dat naar aanleiding van een inspectie waarbij een inbreuk is geconstateerd, het betrokken vissersvaartuig elke visserijactiviteit stopzet. De vlaggenlidstaat verzoekt het vissersvaartuig zich binnen 72 uur naar een door hem aangewezen haven te begeven, waar een onderzoek wordt ingesteld.

4. Wanneer bij een inspectie een inbreuk is geconstateerd, worden de acties en de follow-upmaatregelen van de vlaggenlidstaat meegedeeld aan de Commissie of een door haar aangewezen orgaan. De Commissie of een door haar aangewezen orgaan deelt de acties en de follow-upmaatregelen mee aan het GFCM-secretariaat.

5. De autoriteiten van de lidstaten geven aan inspectieverslagen als bedoeld in artikel 30, lid 3, aan het waarnemingsformulier van bijlage VII en aan verklaringen op basis van documentinspecties door inspecteurs hetzelfde gevolg als aan verslagen en verklaringen van nationale inspecteurs.”.


18) Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 maart de lijst mee van alle onder hun vlag varende vissersvaartuigen die voor dat jaar gemachtigd zijn tot de visserij op de in artikel 31 genoemde soorten en actief daarop vissen. De Commissie zendt die lijst elk jaar uiterlijk op 31 maart door aan het GFCM-secretariaat. Die lijst bevat voor elk vaartuig de in bijlage VIII bedoelde informatie.”;

b) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3. Vaartuigen die binnen de werkingssfeer van deze afdeling met bordentrawls werken, is het enkel toegestaan specifieke visserijactiviteiten te verrichten die zijn vermeld in een door de bevoegde autoriteiten afgegeven vismachtiging.”.


19) Artikel 35 wordt vervangen door:

Artikel 35

Visserijactiviteiten

1. De lidstaten zenden de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 augustus een gedetailleerd verslag toe over de visserijactiviteiten in het voorgaande jaar van vissersvaartuigen die actief waren binnen de werkingssfeer van deze afdeling, in geaggregeerde vorm. De Commissie zendt dat verslag elk jaar uiterlijk op 31 augustus door aan het GFCM-secretariaat. Dit verslag bevat ten minste de volgende informatie:

1) actieve dagen;

2) gebied van de visserijactiviteiten;

3) totale vangst en teruggooi van de in artikel 31 genoemde belangrijke soorten.”.


20) Artikel 36 wordt vervangen door:

Artikel 36

Temporele beperkingen

1. Bodemtrawlers die op paaiconcentraties van rode diepzeegarnaal vissen, zetten de visserij tussen maart en december gedurende dertig opeenvolgende dagen stop.

2. De lidstaten delen deze temporele beperkingen elk jaar uiterlijk op 30 mei mee aan de Commissie. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 30 juni door aan het GFCM-secretariaat.”.


21) Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. De lidstaten wijzen aanlandingsplaatsen aan waar aanlandingen door vaartuigen die actief vissen binnen de werkingssfeer van deze afdeling, moeten plaatsvinden. Voor elke aangewezen haven bepalen de lidstaten de toegestane tijdstippen en plaatsen van aanlanding en overlading.”;

b) het volgende lid 4 wordt ingevoegd:

“4. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 november eventuele wijzigingen mee in de lijst van aangewezen aanlandingsplaatsen waar de in artikel 31 genoemde belangrijke bestanden mogen worden aangeland. De Commissie zendt die lijst elk jaar uiterlijk op 30 november door aan het GFCM-secretariaat.”.


22) De volgende artikelen 37 bis, 37 ter, 37 quater en 37 quinquies worden ingevoegd tussen de artikelen 37 en 38:

Artikel 37 bis

Visserijbeheersmaatregelen of nationale beheersplannen

1. De lidstaten stellen binnen de werkingssfeer van deze afdeling visserijbeheersmaatregelen of nationale beheersplannen vast die ervoor zorgen dat de exploitatieniveaus van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal de maximale duurzame opbrengst bereiken en behouden.

2. De lidstaten delen elk jaar uiterlijk op 15 april aangenomen beheersmaatregelen of nationale beheersplannen en eventuele wijzigingen daarin mee aan de Commissie. De Commissie zendt die maatregelen of plannen en wijzigingen daarin elk jaar uiterlijk op 30 april door aan het GFCM-secretariaat.

Artikel 37 ter

Internationale gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling

1. De lidstaten kunnen binnen de werkingssfeer van deze afdeling inspectie- en surveillanceactiviteiten verrichten in het kader van de gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling (“de regeling”) voor de niet onder nationale jurisdictie vallende wateren in de geografische GFCM-deelgebieden 12 tot en met 16 (Kanaal van Sicilië) zoals omschreven in bijlage I (“het inspectie- en surveillancegebied”).

2. De lidstaten kunnen inspecteurs en inspectiemiddelen aanwijzen en inspecties verrichten in het kader van de regeling. De Commissie of een door haar aangewezen orgaan kan met het oog op de toepassing van de regeling ook inspecteurs van de Unie aanwijzen.

3. De Commissie of een door haar aangewezen orgaan zorgt voor de coördinatie van de surveillance- en inspectieactiviteiten voor de Unie en kan in overleg met de betrokken lidstaten een gezamenlijk inzetplan opstellen op basis waarvan de Unie haar verplichtingen in het kader van de regeling kan nakomen. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de uitvoering van die plannen te vergemakkelijken, met name met betrekking tot de vereiste personele en materiële middelen, alsmede de perioden en geografische gebieden waarin deze moeten worden ingezet.

4. Elke lidstaat stelt elk jaar uiterlijk op 15 november de Commissie of een door haar aangewezen orgaan in kennis van de lijst van namen van de inspecteurs die gemachtigd zijn om inspectie- en surveillanceactiviteiten te verrichten in het in lid 1 bedoelde gebied, alsook de namen van de voor de inspectie en surveillance gebruikte vaartuigen en luchtvaartuigen die zij in het jaar daarop voor de regeling willen inzetten. De Commissie of een door haar aangewezen orgaan zendt deze informatie elk jaar uiterlijk op 1 december of zo spoedig als haalbaar is vóór aanvang van de inspectieactiviteiten door aan het GFCM-secretariaat.

5. De aan de regeling toegewezen inspecteurs hebben een door de bevoegde autoriteiten afgegeven GFCM-inspecteurskaart bij zich, die de vorm van bijlage IV heeft.

6. Vaartuigen die in het kader van de regeling inspecties aan boord verrichten, voeren een speciale vlag of wimpel zoals beschreven in bijlage V.

7. Elke lidstaat zorgt ervoor dat elk inspectieplatform dat zijn vlag mag voeren en in het in lid 1 bedoelde gebied actief is, met elk ander inspectieplatform dat in dat gebied actief is, op beveiligde wijze contact houdt, indien mogelijk dagelijks, om informatie uit te wisselen die nodig is voor het coördineren van de activiteiten.

8. Elke lidstaat met een inspectie- of surveillanceaanwezigheid in het in lid 1 bedoelde gebied verstrekt aan elk inspectieplatform, bij binnenkomst ervan in het gebied, een lijst van overeenkomstig bijlage VII opgestelde waarnemingen en van inspecties aan boord die hij heeft verricht in de voorgaande periode van tien dagen, zoals datums, coördinaten en andere relevante informatie.

Artikel 37 quater

Verrichting van inspecties

1. Aan de regeling toegewezen inspecteurs:

a) stellen, voordat zij aan boord gaan, het vissersvaartuig in kennis van de naam van het inspectievaartuig;

b) voeren op het inspectievaartuig en het boardingvaartuig de in bijlage V beschreven wimpel;

c) beperken elk inspectieteam tot een maximum van drie inspecteurs.

2. Bij het aan boord gaan van het vaartuig laten de inspecteurs de kapitein van het vissersvaartuig de in bijlage IV beschreven identiteitskaart zien. Inspecties worden verricht in een van de officiële talen van de GFCM en, indien mogelijk, in de taal van de kapitein van het vissersvaartuig.

3. De inspecteurs stellen een inspectieverslag op in het formaat van bijlage VI.

4. De inspecteurs ondertekenen het verslag in aanwezigheid van de kapitein van het vaartuig, die het recht heeft om opmerkingen die hij of zij nuttig acht toe te voegen, en die het verslag medeondertekent.

5. Een kopie van het verslag wordt verstrekt aan de kapitein van het vaartuig en aan de autoriteiten van het inspectieteam, die op hun beurt een kopie zenden aan de autoriteiten van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig en aan de Commissie en/of een door haar aangewezen orgaan. De Commissie stuurt de kopie door aan het GFCM-secretariaat.

6. De omvang van het inspectieteam en de duur van de inspectie worden, rekening houdend met alle relevante omstandigheden, bepaald door de commandant van het inspectievaartuig.

Artikel 37 quinquies

Inbreuken

1. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende activiteiten als inbreuk beschouwd:

a) de in artikel 3, lid 1, punten a), b), c), e), f), g) en h), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde activiteiten;

b) storen van het satellietvolgsysteem; en

c) actief zijn zonder VMS.

2. Wanneer de inspecteurs bij een inspectie aan boord van een vissersvaartuig een inbreuk constateren, melden de autoriteiten van de vlaggenlidstaat van het inspectievaartuig dat onmiddellijk aan de Commissie of een door haar aangewezen orgaan, die of dat de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig op de hoogte brengt, zowel rechtstreeks als via het GFCM-secretariaat. Zij melden het tevens aan elk inspectievaartuig van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig waarvan bekend is dat het zich in de buurt bevindt.

3. De vlaggenlidstaat van het vissersvaartuig zorgt ervoor dat naar aanleiding van een inspectie waarbij een inbreuk is geconstateerd, het betrokken vissersvaartuig elke visserijactiviteit stopzet. De vlaggenlidstaat verzoekt het vissersvaartuig zich binnen 72 uur naar een door hem aangewezen haven te begeven, waar een onderzoek wordt ingesteld.

4. Wanneer bij een inspectie een inbreuk is geconstateerd, worden de acties en de follow-upmaatregelen van de vlaggenlidstaat meegedeeld aan de Commissie of een door haar aangewezen orgaan. De Commissie of een door haar aangewezen orgaan deelt de acties en de follow-upmaatregelen mee aan het GFCM-secretariaat.

5. De autoriteiten van de lidstaten geven aan inspectieverslagen als bedoeld in artikel 37 quater, aan het waarnemingsformulier van bijlage VII en aan verklaringen op basis van documentinspecties door inspecteurs hetzelfde gevolg als aan verslagen en verklaringen van nationale inspecteurs.”.


23) In artikel 44 wordt lid 3 vervangen door:

“3. Als een vangstdrempel voor roodkoraal zoals bedoeld in lid 4 wordt bereikt, sluiten de lidstaten het betrokken gebied tijdelijk voor elke visserij op roodkoraal. De lidstaat stelt de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. De Commissie stelt het GFCM-secretariaat zo spoedig mogelijk daarvan in kennis.”.

24) In artikel 49 wordt de inleidende zin vervangen door:

“Onverminderd striktere bepalingen van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 stellen de kapiteins van de vissersvaartuigen of hun vertegenwoordiger of de gemachtigde vissers vóór het binnenvaren van een haven en ten minste vier uur vóór het geraamde tijdstip van aankomst in de haven, of ten minste één uur indien de visgronden op minder dan vier uur van de haven van aankomst liggen, de bevoegde autoriteiten in kennis van de volgende informatie:”.


25) Punt d) van artikel 56, lid 1, wordt vervangen door:

“d) de diameter van elke geoogste kolonie of het diametergemiddelde per aanlanding.”.


26) Artikel 57 wordt vervangen door:

Artikel 57

Werkingssfeer

Deze afdeling is van toepassing op alle visserijactiviteiten van bodemtrawlers van de Unie die gericht zijn op belangrijke demersale bestanden van heek (Merluccius merluccius) en roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) in het Kanaal van Sicilië, GDG’s 12 tot en met 16, zoals bepaald in bijlage I.”.


27) In artikel 58 wordt lid 2 vervangen door:

“2. De lidstaten delen elk jaar uiterlijk op 1 april aangenomen beheersmaatregelen of nationale beheersplannen en eventuele wijzigingen daarin mee aan de Commissie. De Commissie zendt deze informatie elk jaar uiterlijk op 30 april door aan het GFCM-secretariaat.”.


28) Artikel 59 wordt vervangen door:

Artikel 59

Aanvullende ruimtelijke of temporele beperkingen

1. Op paaiconcentraties van heek gerichte visserijactiviteiten met bodembeugen, kieuwnetten en schakelnetten worden tussen maart en april gedurende dertig opeenvolgende dagen stopgezet. De lidstaten zenden de Commissie elk jaar uiterlijk op 31 mei gegevens over deze temporele beperkingen toe. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 30 juni door aan het GFCM-secretariaat.

2. Visserijactiviteiten met bodemtrawls, ongeacht de lengte over alles van de vaartuigen, zijn elk jaar van 1 juli tot en met 30 september niet toegestaan tussen de kust en het gebied bepaald door de dieptelijn van 200 meter in GDG 14 (Golf van Gabès).

3. De lidstaten zorgen voor de voortzetting van bestaande onderzoeken op zee en voor de monitoring van nieuwe gebieden, met inbegrip van het plat en de hellingen aan de grenzen van het Malta Plateau. Met name worden wetenschappelijke onderzoeken in de GDG’s 12, 13 en 14 voortgezet op basis waarvan wordt bepaald of kraamgebieden van heek in de Golf van Hammamet en de Golf van Tunis potentiële tijdelijk of permanent voor de visserij beperkte gebieden moeten worden. Daarnaast blijven de lidstaten inspanningen leveren om kwetsbare mariene ecosystemen in kaart te brengen met het oog op de bescherming ervan tegen trawlvisserij in het Kanaal van Sicilië. De lidstaten dienen uiterlijk één maand vóór de bijeenkomst van 2024 van het subregionaal comité voor het centrale Middellandse Zeegebied gegevens in die nodig zijn voor de evaluatie van nieuwe voor de visserij beperkte gebieden in het zuidelijk gedeelte van het Kanaal van Sicilië, en ondersteunen de evaluatiewerkzaamheden ter zake.”.


29) Het volgende artikel 60 bis wordt ingevoegd:

Artikel 60 bis

Vlootbeheersmaatregelen

De lidstaten zorgen ervoor dat de totale capaciteit van de vloot in het kader van deze afdeling in brutotonnage (BT) en/of brutoregistertonnage (BRT), motorvermogen (kW) en aantal vaartuigen, zoals geregistreerd in zowel het nationale als het GFCM-register, niet groter is dan de vlootcapaciteit voor demersale visserijen in 2021.”.


30) Artikel 61 wordt vervangen door:

Artikel 61

Machtigingen voor bodemtrawlvisserij op demersale bestanden

1. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 maart de lijst mee van de onder hun vlag varende vaartuigen die gemachtigd zijn tot de visserij op de in artikel 57 genoemde soorten en actief op die soorten vissen. De Commissie zendt de lijst elk jaar uiterlijk op 31 maart door aan het GFCM-secretariaat. Deze lijst bevat voor elk vaartuig de in bijlage VIII bedoelde informatie.

2. De lidstaten houden een register bij van de vaartuigen die op grond van lid 1 op de lijst zijn geplaatst.

3. De lidstaten zenden de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 augustus een verslag toe over de visserijactiviteiten die de vaartuigen binnen de werkingssfeer van deze afdeling verrichten, in geaggregeerde vorm. Dit verslag bevat ten minste het aantal exploitatiedagen, het exploitatiegebied, de vangsten en de teruggooi van heek en van roze diepzeegarnaal.

4. De Commissie zendt het op grond van lid 3 opgestelde verslag elk jaar uiterlijk op 31 augustus door aan het GFCM-secretariaat.

5. Vaartuigen die binnen de werkingssfeer van deze afdeling met bordentrawls werken, is het enkel toegestaan specifieke visserijactiviteiten te verrichten die zijn vermeld in een door de bevoegde autoriteiten afgegeven vismachtiging.”.


31) Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. Elke lidstaat wijst overeenkomstig artikel 43, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 aanlandingsplaatsen aan waar heek en roze diepzeegarnaal uit het Kanaal van Sicilië moeten worden aangeland. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 november eventuele wijzigingen in die lijst mee. De Commissie zendt deze informatie elk jaar uiterlijk op 30 november door aan het GFCM-secretariaat.”.


b) lid 3 wordt vervangen door:

“3. De lidstaten bepalen voor elke aangewezen aanlandingsplaats de toegestane tijdstippen en plaatsen van aanlanding en overlading. De lidstaten zorgen er ook voor dat dergelijke activiteiten tijdens alle aanlandings- en overladingstijden op alle aangewezen aanlandingsplaatsen worden gecontroleerd.”.


32) In artikel 65 wordt lid 5 vervangen door:

“5. De autoriteiten van de lidstaten geven aan inspectieverslagen als bedoeld in artikel 64, lid 3, aan de waarnemingsformulieren van bijlage VII en aan verklaringen op basis van documentinspecties door inspecteurs hetzelfde gevolg als aan verslagen en verklaringen van nationale inspecteurs die zijn opgesteld overeenkomstig hun nationale wetgeving.”.


33) Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 3 wordt vervangen door:

“3. Vaartuigen die actief zijn binnen de werkingssfeer van deze afdeling, is het enkel toegestaan specifieke visserijactiviteiten te verrichten met een door de bevoegde autoriteiten afgegeven geldige vismachtiging. Gemachtigde vaartuigen met een lengte over alles van meer dan twaalf meter, zijn uitgerust met een satelliet-VMS.”;

b) het volgende lid wordt toegevoegd:

“6. De lidstaten monitoren het verbruik van de inspanningsbeperking dan wel de inspanningsbeperking in visdagen per inspanningsgroep overeenkomstig bijlage XIII en delen de Commissie in een maandelijks verslag de uitputting van de visserijinspanning mee als bedoeld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het GFCM-secretariaat.”.


34) In artikel 72 wordt lid 1 vervangen door:

“1. Onverminderd artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad zijn gemachtigde trawlers met een lengte over alles van meer dan twaalf meter die binnen de werkingssfeer van deze afdeling vissen, uitgerust met een satelliet-VMS. In afwijking van artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad zijn gemachtigde trawlers met een lengte over alles van minder dan negen meter uitgerust met een geschikt geolokalisatiesysteem.”.


35) Artikel 73 wordt vervangen door:

Artikel 73

Werkingssfeer

Deze afdeling is van toepassing op alle visserijactiviteiten die gericht zijn op belangrijke kleine pelagische bestanden (ansjovis en sardine) in de GDG’s 17 en 18, zoals bepaald in bijlage I.”.


36) De volgende artikelen 74 bis, 74 ter, 74 quater, 74 quinquies, 74 sexies, 74 septies en 74 octies worden ingevoegd tussen de artikelen 74 en 75:

Artikel 74 bis

Wetenschappelijke en commerciële gegevens

1. De lidstaten zorgen er jaarlijks voor dat alle in een bepaald jaar verzamelde wetenschappelijke en commerciële gegevens uiterlijk op 15 maart van het eropvolgende jaar aan de Commissie worden verstrekt.

2. De Commissie zendt de in lid 1 bedoelde gegevens elk jaar uiterlijk op 1 april door aan het GFCM-secretariaat.

Artikel 74 ter

Rapportageverplichtingen

Vangsten van doelsoorten, alsmede vangsten van niet-doelsoorten van meer dan 50 kg worden elektronisch aangegeven door vaartuigen met een lengte van meer dan 12 meter en door vaartuigen die meer dan 10 000 kg per jaar vangen, ongeacht de lengte ervan.

Artikel 74 quater

Controle- en handhavingsmaatregelen

1. De lidstaten wijzen aanlandingsplaatsen aan waar aanlandingen door vaartuigen die actief vissen op ansjovis en sardine, moeten plaatsvinden. Voor elke aangewezen plaats bepalen de lidstaten de toegestane tijdstippen en plaatsen van aanlanding en overlading.

2. Het is verboden om ansjovis- en sardinevangsten die in de Adriatische Zee met ringzegens en pelagische trawls zijn gedaan, vanaf vissersvaartuigen aan te landen of over te laden op andere plaatsen dan de door de lidstaten aangewezen aanlandingsplaatsen.

3. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 november eventuele wijzigingen mee in de lijst van aangewezen aanlandingsplaatsen waar ansjovis en sardine mogen worden aangeland. De Commissie zendt deze informatie elk jaar uiterlijk op 30 november door.

Artikel 74 quinquies

Visserijbeheersmaatregelen of nationale beheersplannen

1. De lidstaten stellen binnen de werkingssfeer van deze afdeling visserijbeheersmaatregelen of nationale beheersplannen vast die ervoor zorgen dat de exploitatieniveaus van de ansjovis- en sardinebestanden de maximale duurzame opbrengst bereiken en behouden.

2. De lidstaten delen elk jaar uiterlijk op 15 april aangenomen beheersmaatregelen of nationale beheersplannen en eventuele wijzigingen daarin mee aan de Commissie. De Commissie zendt die maatregelen en plannen elk jaar uiterlijk op 30 april door aan het GFCM-secretariaat.

Artikel 74 sexies

Vlootbeheersmaatregelen

1. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 maart de lijst mee van de onder hun vlag varende vaartuigen die gemachtigd zijn om met pelagische trawls en ringzegens in de Adriatische Zee te vissen op belangrijke kleine pelagische bestanden (ansjovis en sardine). De Commissie zendt deze lijst elk jaar uiterlijk op 31 maart door aan het GFCM-secretariaat.

2. Vaartuigen die actief zijn binnen de werkingssfeer van deze afdeling, is het enkel toegestaan specifieke visserijactiviteiten te verrichten met een door de bevoegde autoriteiten afgegeven geldige vismachtiging.

Artikel 74 septies

Ruimtelijke en temporele sluitingen

1. De lidstaten passen tijdens de overgangsperiode specifieke temporele sluitingen op vlootniveau toe om de bestanden in de paaiperiode te beschermen. Dergelijke sluitingen hoeven niet gelijktijdig te worden toegepast voor ringzegenvaartuigen en pelagische trawlers. Ze gelden voor de volledige spreiding van kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee en voor alle vloten die vissen op kleine pelagische bestanden, gedurende ten minste dertig opeenvolgende dagen per vlootsegment. Tijdens de sluitingsperiode is het vaartuigen die deel uitmaken van een onder een sluiting vallende vloot, verboden om over te schakelen op ander vistuig waarmee op kleine pelagische bestanden kan worden gevist (bijvoorbeeld van ringzegen naar pelagische trawl of omgekeerd). Dergelijke sluitingen vinden plaats:

a) van 1 oktober tot en met 31 maart voor sardine; en

b) van 1 april tot en met 30 september voor ansjovis.

2. In afwijking van lid 1 zijn dergelijke temporele sluitingen toegestaan voor perioden van ten minste 15 opeenvolgende dagen voor nationale vloten van minder dan 15 ringzegenvaartuigen en/of pelagische trawlers die actief vissen op kleine pelagische bestanden.

3. De lidstaten passen tijdens de overgangsperiode ruimtelijke sluitingen van ten minste negen maanden toe op vaartuigen met een lengte over alles van meer dan twaalf meter. Dergelijke sluitingen gelden voor 30 % van de territoriale of binnenwateren die als belangrijk voor de bescherming van jonge visklassen zijn aangemerkt.

4. De lidstaten delen de Commissie jaarlijks de in de leden 1 en 3 omschreven temporele en ruimtelijke sluitingen mee die zij in de onder hun jurisdictie vallende wateren toepassen om paai- en kraamgebieden van kleine pelagische bestanden te beschermen. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het GFCM-secretariaat.

Artikel 74 octies

Wetenschappelijke monitoring

De lidstaten voeren jaarlijks een wetenschappelijk monitoring van de stand en paaibiomassa van de in artikel 73 bedoelde soorten uit.”.


37) In hoofdstuk V van titel II wordt de volgende afdeling II ingevoegd tussen artikel 75 en artikel 76:

Afdeling II

Zwarte Zee

Artikel 75 bis

Werkingssfeer

Deze afdeling is van toepassing op visserijactiviteiten die gericht zijn op sprot (Sprattus sprattus) in de Zwarte Zee, GDG 29, zoals bepaald in bijlage I.

Artikel 75 ter

Wetenschappelijke monitoring

De lidstaten zorgen jaarlijks voor een adequate wetenschappelijke monitoring van de stand van de soort die onder de werkingssfeer van deze afdeling valt.

Artikel 75 quater

Lijst van gemachtigde en actieve vaartuigen

1. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 januari de lijst mee van alle onder hun vlag varende vissersvaartuigen die voor dat jaar gemachtigd zijn tot de visserij op sprot en actief daarop vissen. De Commissie zendt de lijst elk jaar uiterlijk op 31 januari door aan het GFCM-secretariaat. Deze lijst bevat voor elk vaartuig de in bijlage VIII bedoelde informatie.

3. Telkens wanneer er een aanvulling, wijziging of schrapping met betrekking tot de vissersvloot voor sprot plaatsvindt, stellen de lidstaten de Commissie daarvan meteen of ten minste maandelijks in kennis. De Commissie brengt deze wijzigingen onverwijld ter kennis van het GFCM-secretariaat.

4. Vaartuigen die niet op de lijst van de lidstaten staan, mogen geen sprot vangen, aan boord houden, overladen, aanlanden, opslaan of verkopen.

Artikel 75 quinquies

Door de kapiteins van de vaartuigen na te leven rapportageverplichtingen

1. De kapiteins van de vaartuigen die op sprot vissen, zenden de lidstaten tweemaal per jaar uiterlijk op 1 juli en 1 januari een gedetailleerd rapport toe over hun visserijactiviteiten. Dit rapport bevat ten minste de volgende informatie:

1) actieve dagen;

2) gebied van de visserijactiviteiten;

3) totale sprotvangst.

2. De lidstaten zenden dit rapport elk jaar uiterlijk op 15 juli en 15 januari door aan de Commissie.

3. De Commissie zendt dit verslag elk jaar uiterlijk op 31 juli en 31 januari door aan het GFCM-secretariaat.

Artikel 75 sexies

Aanvullende maatregelen

De lidstaten kunnen aanvullende ruimtelijke en temporele maatregelen vaststellen om concentratiegebieden van jonge sprot te beschermen.

Artikel 75 septies

Controle, monitoring en surveillance van de visserij op sprot in de Zwarte Zee

1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat adequate mechanismen worden opgezet voor de registratie van elk vissersvaartuig in een nationaal vlootregister en voor de registratie van de sprotvangsten en -visserijinspanning van het vaartuig in het logboek.

2. De vissers of kapiteins van gemachtigde vissersvaartuigen die actief vissen op sprot, geven alle vangsten en bijvangst aan, ongeacht het levend gewicht van de vangst.

Artikel 75 octies

Aangewezen aanlandingsplaatsen

1. De lidstaten wijzen aanlandingsplaatsen aan waar aanlandingen en overladingen door vaartuigen die actief vissen binnen de werkingssfeer van deze afdeling, moeten plaatsvinden.

2. Het is verboden om de onder deze afdeling vallende soort vanaf vissersvaartuigen aan te landen of over te laden op andere dan de door de lidstaten overeenkomstig lid 1 aangewezen plaatsen.”.


38) Artikel 76 wordt vervangen door:

Artikel 76

Werkingssfeer

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle op zeebrasem (Pagellus bogaraveo) gerichte visserijactiviteiten met handlijnen, grondbeugen en gemengde beuglijnen in de Zee van Alborán, GDG’s 1, 2 en 3, zoals bepaald in bijlage I.”.

39) De artikelen 77 en 78 worden vervangen door:

Artikel 77 bis

Ruimtelijke en temporele sluitingen

1. De lidstaten passen tijdens de overgangsperiode specifieke temporele sluitingen op vlootniveau toe om het belangrijke bestand in paaiperioden te beschermen. Dergelijke sluitingen hoeven niet gelijktijdig te worden toegepast voor verschillende soorten vistuig. Ze gelden voor de belangrijkste spreidingsgebieden van zeebrasem in de Zee van Alborán en voor alle onder dit hoofdstuk vallende vaartuigen voor perioden van ten minste dertig opeenvolgende dagen per vlootsegment. Dergelijke sluitingen vinden plaats van december tot en met maart. Elke lidstaat deelt de sluitingsperiode en de lijst van betrokken vaartuigen mee aan de Commissie. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het GFCM-secretariaat.

2. De lidstaten delen de Commissie jaarlijks de in lid 1 omschreven temporele sluitingen mee die in de onder hun jurisdictie vallende wateren van toepassing zijn om paai- en kraamgebieden van het zeebrasembestand te beschermen.

Artikel 78

Vlootbeheersmaatregelen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de totale vlootcapaciteit in brutotonnage (BT) en/of brutoregistertonnage (BRT), motorvermogen (kW) en aantal vaartuigen, zoals geregistreerd in zowel het nationale als het GFCM-register, niet groter is dan de gemiddelde vlootcapaciteit voor de visserijen over 2018-2021.

2. De lidstaten passen de totale capaciteit van de vloten die met handlijnen, grondbeugen en gemengde beuglijnen op zeebrasem vissen, uitgedrukt in brutotonnage (BT) en/of brutoregistertonnage (BRT), motorvermogen (kW) en aantal vaartuigen, zoals geregistreerd in zowel het nationale als het GFCM-register, aan de vangstmogelijkheden aan.

3. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 maart de lijst mee van onder hun vlag varende vaartuigen die voor dat jaar gemachtigd zijn om binnen de werkingssfeer van dit hoofdstuk te vissen op zeebrasem. De Commissie zendt deze lijst elk jaar uiterlijk op 31 maart door aan het GFCM-secretariaat. De lijst bevat voor elk vaartuig de in bijlage VIII bedoelde informatie.”.


40) Artikel 79 wordt vervangen door:


Artikel 79

Controle- en handhavingsmaatregelen

-1. De lidstaten stellen een mechanisme in om ervoor te zorgen dat vaartuigen die actief vissen in de Zee van Alborán, alle vangsten van het in artikel 76 genoemde belangrijke bestand aangeven.

1. De lidstaten wijzen aanlandingsplaatsen aan waar zeebrasem mag worden aangeland.

1 bis. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 november eventuele wijzigingen in de lijst mee. De Commissie zendt de bijgewerkte lijst elk jaar uiterlijk op 30 november door aan het GFCM-secretariaat. Zeebrasem wordt uitsluitend aangeland in aangewezen aanlandingsplaatsen.

2. De lidstaten bepalen voor elke aangewezen plaats de toegestane aanlanding.

3. Voordat een haven wordt binnengevaren, delen de vissers of hun vertegenwoordiger, behalve in het geval van kleinschalige vaartuigen, ten minste vier uur vóór het geraamde tijdstip van aankomst de volgende informatie mee aan de bevoegde autoriteiten:

a) de geraamde aankomsttijd;

b) het externe identificatienummer en de naam van het vissersvaartuig; en

c) het geraamde levend gewicht van de aan boord gehouden vangsten.

4. Wanneer de visgronden minder dan vier uur gelegen zijn van de haven van aankomst, mogen de vissers of hun vertegenwoordigers de in lid 4 bedoelde informatie tot één uur vóór de geraamde aankomsttijd indienen.

5. Onverminderd artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 melden de vissers of kapiteins van gemachtigde vissersvaartuigen die actief vissen binnen de werkingssfeer van deze afdeling, al hun dagelijkse vangsten, ongeacht het levend gewicht van de vangst, en registreren of ramen zij de vangsten van die soort.

6. Het is verboden om in de Zee van Alborán gevangen zeebrasem vanaf vissersvaartuigen aan te landen of over te laden op andere plaatsen dan de door de lidstaten aangewezen havens.

7. Elke lidstaat stelt op basis van een risicoanalyse een programma op om de aanlandingen te verifiëren en de logboeken te valideren.

8. Overladingsverrichtingen op zee zijn verboden.

9. Vaartuigen mogen alleen met handlijnen, grondbeugen en gemengde beuglijnen op zeebrasem in de Zee van Alborán vissen als deze zijn vermeld in een door de bevoegde autoriteiten afgegeven geldige vismachtiging.

10. Onverminderd artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 zijn alle in het kader van dit hoofdstuk gemachtigde vaartuigen met een lengte over alles (LOA) van meer dan tien meter uiterlijk op 1 januari 2024 uitgerust met een volgsysteem voor vaartuigen (VMS) of ander geolocatiesysteem waarmee de controleautoriteiten hun activiteiten tijdens de visreizen te allen tijde kunnen volgen.”.


41) Artikel 80 wordt vervangen door:

Artikel 80

Wetenschappelijke monitoring

1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle jaarlijks verzamelde wetenschappelijke gegevens over de visserijen (echopeiling) en/of commerciële gegevens (vangst en teruggooi) uiterlijk op 1 april van het eropvolgende jaar aan het GFCM-secretariaat worden verstrekt.

2. De lidstaten zenden de in lid 1 bedoelde commerciële gegevens elk jaar uiterlijk op 15 maart toe aan de Commissie.”.


42) Het volgende artikel 80 bis wordt ingevoegd:

Artikel 80 bis

Visserijbeheersmaatregelen of nationale beheersplannen

1. De lidstaten stellen binnen de werkingssfeer van dit hoofdstuk visserijbeheersmaatregelen of nationale beheersplannen vast die een adequate instandhouding van de in artikel 76 genoemde soort waarborgen.

2. De lidstaten delen elk jaar uiterlijk op 15 april aangenomen beheersmaatregelen of nationale beheersplannen en eventuele wijzigingen daarin mee aan de Commissie. De Commissie zendt die maatregelen of plannen en wijzigingen daarin elk jaar uiterlijk op 30 april door aan het GFCM-secretariaat.”.


43) In artikel 86 wordt lid 2 geschrapt.


44) In artikel 87 wordt lid 2 vervangen door:

“2. De lidstaten brengen elk jaar uiterlijk op 15 juli aan de Commissie verslag uit over het totale aantal onder hun vlag varende vaartuigen dat gedurende het voorgaande jaar in elk GDG van het GFCM-overeenkomstgebied als vermeld in bijlage I, op goudmakreel heeft gevist, alsmede over de overeenkomstige totale aanlandingen en overladingen. De Commissie zendt deze informatie elk jaar uiterlijk op 31 juli door aan het GFCM-secretariaat.”.


45) In artikel 88 wordt lid 6 vervangen door:

“6. Onverminderd striktere bepalingen van artikel 14, lid 7, en artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 registreren vissers of kapiteins van vissersvaartuigen, als een FAD verloren gaat of niet kan worden binnengehaald, de laatst bekende positie en de datum ervan. Vissersvaartuigen die op goudmakreel vissen, noteren en melden de laatste geregistreerde positie van de verloren FAD en de datum van de laatste geregistreerde positie, het identificatienummer ervan en alle informatie aan de hand waarvan de eigenaar van de FAD kan worden geïdentificeerd.”.


46) Punt f) van artikel 91, lid 2, wordt vervangen door:

“f) voornaamste vistuig(en) gebruikt voor tarbot, vlootsegment en operationele eenheid;”.


47) Het volgende artikel 94 bis wordt ingevoegd:

Artikel 94 bis

Vangstcertificaat voor tarbot

1. De lidstaten geven een GFCM-vangstcertificaat af op basis waarvan de oorsprong van tarbotvangsten in GDG 29 in alle stadia van de toeleveringsketen kan worden bepaald. Aan de hand van een dergelijk certificaat wordt bevestigd dat die vangsten zijn gedaan overeenkomstig de instandhoudings- en beheersmaatregelen van titel II, hoofdstuk VIII.

2. Alle aanlandingen, invoer, uitvoer en wederuitvoer van tarbot gaan vergezeld van een door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten afgegeven geldig GFCM-vangstcertificaat.

3. Elk certificaat heeft een uniek documentidentificatienummer. Dit nummer is een vlaggenlidstaatspecifiek nummer en wordt toegewezen aan elk vissersvaartuig dat gemachtigd is om op tarbot te vissen. Het vangstcertificaat is niet overdraagbaar aan een ander vissersvaartuig.

5. De bevoegde autoriteiten van de betrokken vlaggenlidstaat valideren de vangstcertificaten voor tarbot alleen als na controle van de bewijsstukken en overeenkomstige zending is geconstateerd dat alle informatie in de certificaten juist is.”.


48) De volgende artikelen 96 bis, 96 ter, 96 quater, 96 quinquies en 96 sexies worden ingevoegd:

Artikel 96 bis

Vlootcapaciteit en visserijinspanning

De lidstaten houden de vissersvlootcapaciteit of visserijinspanning op de niveaus die voor 2015 tot en met 2021 zijn vastgesteld voor de exploitatie van doornhaai in de Zwarte Zee.

Artikel 96 ter

Wetenschappelijke monitoring

1. De lidstaten dragen bij tot de uitvoering van het GFCM-onderzoeksprogramma voor doornhaai in de Zwarte Zee en zorgen jaarlijks voor een adequate wetenschappelijke monitoring van de doornhaaistand.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de scheepseigenaar of kapitein van het vaartuig informatie over visserijactiviteiten, vangstgegevens en gevallen van incidentele vangsten, vrijlating en/of teruggooi voor doornhaai vastlegt in het logboek en dat deze informatie in het kader van hun jaarlijkse nationale rapportage wordt gemeld aan de Commissie overeenkomstig de gegevensrapportagevereisten van de desbetreffende GFCM-aanbevelingen en conform het GFCM-handboek voor het referentiekader voor gegevensverzameling. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het GFCM-secretariaat.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat aanvullende maatregelen worden genomen als deze nodig zijn om de gegevensverzameling in het kader van de wetenschappelijke monitoring van doornhaai te verbeteren.

4. De lidstaten verzamelen betrouwbare informatie over de effecten van voor doornhaai bedoelde staande kieuwnetten op populaties van walvisachtigen in de Zwarte Zee.

Artikel 96 quater

Vlootbeheersmaatregelen

1. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 januari de lijst mee van onder hun vlag varende vissersvaartuigen die gemachtigd zijn tot de visserij op doornhaai in de Zwarte Zee en actief daarop vissen. Deze lijst bevat voor elk vaartuig de in bijlage VIII bedoelde informatie.

De Commissie zendt die lijst elk jaar uiterlijk op 31 januari door aan het GFCM-secretariaat. Vissersvaartuigen die op doornhaai vissen, mogen alleen visserijactiviteiten verrichten die zijn aangegeven in een door de bevoegde autoriteiten afgegeven geldige vismachtiging waarin de technische voorwaarden zijn vermeld waaronder die activiteiten mogen worden verricht, zoals omschreven in bijlage VIII.

2. Telkens wanneer er een aanvulling, wijziging of schrapping met betrekking tot de vissersvloot voor doornhaai plaatsvindt, stellen de lidstaten de Commissie daarvan meteen of ten minste maandelijks in kennis. De Commissie stelt het GFCM-secretariaat onverwijld in kennis van deze wijzigingen.

3. Vaartuigen die niet op de lijst van de lidstaten staan, mogen geen doornhaai vangen, aan boord houden, overladen, aanlanden, opslaan of verkopen.

4. De lidstaten doen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 juli en 15 januari gedetailleerde verslagen toekomen over de visserijactiviteiten van vissersvaartuigen die actief op doornhaai vissen of doornhaai als bijvangst of als incidentele vangst hebben gevangen.

Die verslagen bevatten ten minste de volgende informatie:

a) actieve dagen;

b) gebied van de visserijactiviteiten;

c) totale vangst van doornhaai.


De Commissie zendt die verslagen elk jaar uiterlijk op 30 juli en 30 januari door aan het GFCM-secretariaat.

Artikel 96 quinquies

Maatregelen om IOO-visserij aan te pakken

De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die in GDG 29 vissen, alle vangsten en bijvangsten van doornhaai aangeven.

Onverminderd artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 leggen de vissers of kapiteins van vaartuigen alle vangsten en bijvangsten van doornhaai in het logboek vast, ongeacht het vangstvolume en het gebruikte vistuig.

Artikel 96 sexies

Aanlandingsplaatsen

1. De lidstaten wijzen aanlandingsplaatsen aan waar aanlandingen door vaartuigen die in de Zwarte Zee actief vissen op doornhaai, moeten plaatsvinden.

2. De lidstaten bepalen voor elke aangewezen aanlandingshaven de toegestane tijdstippen en plaatsen van aanlanding en overlading.

3. Het is verboden om in de Zwarte Zee gevangen doornhaai vanaf vissersvaartuigen aan te landen of over te laden op andere plaatsen dan de aangewezen plaatsen.

4. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 november eventuele wijzigingen mee in de lijst van aangewezen aanlandingsplaatsen waar doornhaai uit de Zwarte Zee mag worden aangeland. De Commissie zendt deze wijzigingen elk jaar uiterlijk op 30 november door aan het GFCM-secretariaat.”.


49) Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. De lidstaten zorgen ervoor dat de soorten Elasmobranchii die zijn vermeld in de bijlagen II en III bij het Protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee, krachtig worden beschermd tegen visserijactiviteiten.”;

b) de volgende leden worden toegevoegd:

“4. De lidstaten brengen uiterlijk op 15 april 2026 aan de Commissie verslag uit over ten minste één activiteit per in bijlage XVII vermeld(e) soort/geslacht zoals aanwezig in het geografische deelgebied waar visserijactiviteiten plaatsvinden, of over in totaal ten minste vijf soortspecifieke acties om de staat van instandhouding van Elasmobranchii te verbeteren en het risico van incidentele Elasmobranchii-vangsten bij visserijverrichtingen en de daarmee gepaard gaande sterfte te beperken en waar mogelijk uit te bannen. De Commissie zendt die informatie uiterlijk op 30 april 2026 door aan het GFCM-secretariaat.

5. De lidstaten bepalen dat vissersvaartuigen die haaiensoorten als bijvangst of als incidentele vangst vangen, de bijvangst van haaien die zijn vermeld in bijlage III bij het Protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee, moeten beperken tot een maximumpercentage van de totale vangst in gewicht per visreis of tot maximaal drie exemplaren.”.


50) Aan artikel 102 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3. In de geografische zones van de Middellandse Zee (GDG’s 1 tot en met 27) waar de bijvangst van de zeevogelsoorten die zijn vermeld in bijlage II bij het Protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit bij het Verdrag van Barcelona, plaatsvindt volgens het advies van het wetenschappelijk raadgevend comité (voornamelijk wanneer zeevogels tijdens visserijverrichtingen incidenteel worden gevangen), zijn de volgende maatregelen van toepassing:

a) de lidstaten verzamelen gegevens die een volledig beeld geven van de bijvangst van zeevogels in de visserij, met inbegrip van de incidentele vangst van de ernstig bedreigde vale pijlstormvogel. De lidstaten verstrekken de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 april de in bijlage XXII bedoelde informatie. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 30 april door aan het GFCM-secretariaat;

b) de lidstaten evalueren uiterlijk in 2024 de doeltreffendheid van ten minste twee in bijlage XVIII vermelde mitigerende overgangsmaatregelen om de staat van instandhouding van zeevogelsoorten te verbeteren en het risico van incidentele zeevogelvangsten bij visserijverrichtingen en de daarmee gepaard gaande sterfte te beperken en waar mogelijk uit te bannen.”.


51) Het volgende artikel 103 bis wordt ingevoegd:

Artikel 103 bis

Mitigerende maatregelen

1. De lidstaten worden aangespoord de nodige stappen te zetten om de bestaande wetgeving en mitigerende maatregelen uit te voeren om de incidentele vangst van zeeschildpadden tijdens visserijverrichtingen te beperken en waar mogelijk uit te bannen, zoals:

a) aanpassingen van het vistuig en keuze voor andere soorten vistuig;

b) tijd- of gebiedsgebonden vangstbeperkingen en sluitingen, zoals die welke berusten op ruimtelijke-herkenningsmaatregelen voor de aanwezigheid van zeeschildpadden;

c) betere markering en herkenning van vistuig, zoals akoestische reflectie, het gebruik van gekleurde netten, passieve lichtreflectoren, een grotere twijndiameter, kurken of andere materialen in het net, metaalverbindingen met akoestische-detectiekenmerken zoals bariumsulfaat, en netverlichting met op batterijen werkende breekstaafjes;

d) invoering van maximale potentiële bijvangstdrempels en gebruik van ontsnappingsvoorzieningen voor schildpadden met sorteer- en begeleidingsvoorzieningen; en

e) regels voor visserijgedrag en -strategieën.


2. De lidstaten worden aangespoord de uitvoering van maatregelen ter voorkoming van verstrikking bij depredatie en ter beperking van de sterfte na vrijlating te ondersteunen met richtsnoeren en opleiding.

3. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk in 2026 in kennis van ten minste twee van de mitigerende maatregelen uit hoofde van de leden 1 en 2. In dit verband moet rekening worden gehouden met de gebieden en vloten met een hoger risico van interacties.

4. De Commissie stelt het GFCM-secretariaat onverwijld in kennis van dergelijke maatregelen.”.


52) Het volgende artikel 105 bis wordt ingevoegd:

Artikel 105 bis

Mitigerende maatregelen

1. De lidstaten worden aangespoord bijvangstbeperkende maatregelen uit te breiden om de incidentele vangst van walvisachtigen tijdens visserijverrichtingen in visserijen met een door het wetenschappelijk raadgevend comité geconstateerd hoog bijvangstrisico tot een minimum te beperken en waar mogelijk uit te bannen. Dergelijke mitigerende maatregelen gaan vergezeld van een passende monitoring van de doeltreffendheid van de acties en kunnen onder meer het volgende omvatten:


a) aanpassingen van het vistuig en keuze voor andere soorten vistuig;

b) betere markering en detectie van vistuig;

c) tijd- of gebiedsgebonden vangstbeperkingen en sluitingen, indien van toepassing;

d) maximale potentiële bijvangstdrempels;

e) gebruik van akoestische afschrikmiddelen;

f) wijzigingen in visserijgedrag en -strategieën.

2. De lidstaten worden aangespoord de uitvoering van maatregelen ter voorkoming van verstrikking bij depredatie en ter beperking van de sterfte na vrijlating te ondersteunen met richtsnoeren en opleiding.

3. De lidstaten worden aangespoord te bepalen in welke gebieden er sprake is van een hoog risico van interacties tussen visserijen en walvisachtigen, en kunnen op basis van de bestaande druk overwegen om de vigerende nationale wetgeving te wijzigen.

4. De CPC’s kunnen ook op vrijwillige basis andere vormen van beheer overwegen, zoals op stimulansen gebaseerd beheer, het belonen van exploitanten met een geringe impact terwijl slecht presterende exploitanten voor de keuze worden geplaatst om hun methoden te verbeteren of de sector te verlaten, of op stimulansen gebaseerd marktgericht beheer zoals etikettering met de aanduiding dolfijnveilig of dolfijnvriendelijk bij visserijen met een middelhoog tot hoog risico van interacties met walvisachtigen.

5. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk in 2026 in kennis van ten minste twee van de mitigerende maatregelen uit hoofde van de leden 1 tot en met en 4.

4. De Commissie stelt het GFCM-secretariaat onverwijld in kennis van dergelijke maatregelen.”.


53) Lid 1 van artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:

a) de inleidende zin wordt vervangen door:

“1. Onverminderd striktere bepalingen van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 leggen kapiteins van vissersvaartuigen in het visserijlogboek de volgende informatie vast:”;

b) punt e) wordt vervangen door:

“e) alle gevallen van incidentele vangst, vrijlating en teruggooi van haaiensoorten die zijn vermeld in bijlage II of bijlage III bij het Protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee;”;

c) het volgende punt f) wordt toegevoegd:

“f) alle gevallen van incidentele vangsten van Elasmobranchii.”.


54) In afdeling II van titel III, hoofdstuk I, worden vóór onderafdeling 1 de volgende artikelen ingevoegd:

“Onderafdeling -1

Minimumnormen

Artikel 106 bis

Vaststelling van minimumnormen

Deze onderafdeling bevat minimumnormen voor en is van toepassing op alle voor de visserij beperkte gebieden die na 2022 op GFCM-niveau zijn vastgesteld.

Artikel 106 ter

Beheersmaatregelen

1. De lidstaten monitoren visserijactiviteiten in het (de) voor de visserij beperkte gebied(en) in de onder hun jurisdictie of soevereiniteit vallende wateren.

2. De lidstaten doen de Commissie jaarlijks een lijst van gemachtigde vissersvaartuigen overeenkomstig bijlage XIX met de bijbehorende inspanning en capaciteit en eventuele verdere door het wetenschappelijk raadgevend comité als relevant aangemerkte parameters toekomen.

3. De Commissie zendt de op grond van lid 2 opgestelde lijst onverwijld door aan het GFCM-secretariaat.

Artikel 106 quater

Gegevensverzameling, monitoring en onderzoek

1. De lidstaten stellen voor elk voor de visserij beperkt gebied een wetenschappelijk monitoringplan met onder meer een toolkit en geïntegreerde richtsnoeren op voor de verstrekking van de informatie die nodig is voor de beoordeling van het effect van het voor de visserij beperkte gebied op het herstel van de bestanden en voor de bescherming van de habitats en kwetsbare mariene ecosystemen.

Zij brengen over de resultaten van het in de eerste alinea bedoelde plan jaarlijks verslag uit aan de Commissie.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat scheepseigenaren:

a) informatie over visserijactiviteiten, vangstgegevens over belangrijke soorten als bedoeld in de artikelen 4, 15, 24, 33, 40, 59, 68, 75, 77 bis, 78, 84, 93 en 98, incidentele vangsten, de vrijlating en/of de teruggooi van kwetsbare soorten die zijn vermeld in bijlage II of bijlage III bij het Protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit, in het elektronisch logboek of in een gelijkwaardig document vastleggen conform de internationale normen en de gegevensrapportagevereisten van de desbetreffende GFCM-aanbevelingen;

b) de in punt a) bedoelde informatie verstrekken aan de nationale autoriteiten die er kennis van geven in het kader van hun jaarlijkse nationale rapportage conform het handboek voor het referentiekader voor gegevensverzameling2, en aan de Commissie.

3. De lidstaten kunnen aanvullende maatregelen vaststellen om de gegevensverzameling in het kader van de wetenschappelijke monitoring van belangrijke soorten te verbeteren.

4. De Commissie zendt de in lid 1 bedoelde informatie van de verslagen en de in lid 3, punt b), bedoelde informatie door aan het GFCM-secretariaat.


Artikel 106 quinquies

Controle en rapportage

1. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 april de lijst mee van gemachtigde vaartuigen die vissen tijdens tijdelijke sluitingen van elk voor de visserij beperkt gebied in kwestie. Voor elk vaartuig bevat de lijst de in bijlage XIX bedoelde informatie. De Commissie zendt de lijst elk jaar uiterlijk op 30 april door aan het GFCM-secretariaat.

2. Vissersvaartuigen die gemachtigd zijn om in zone B te vissen, zijn met elektronische monitoring op afstand met verhoogde frequentie van gegevensverzending, alsook met een correct functionerend elektronisch logboek of een gelijkwaardig document uitgerust en het vistuig dat zich aan boord bevindt of wordt gebruikt, wordt correct geïdentificeerd, genummerd en van merktekens voorzien voordat in het voor de visserij beperkte gebied visserijverrichtingen worden aangevangen of wordt gevaren. Voor zover mogelijk worden de gegevens van de volgsystemen voor vaartuigen (VMS of automatische identificatiesystemen) ten minste om de dertig minuten verzonden wanneer een vissersvaartuig een zone van een voor de visserij beperkt gebied binnenvaart.

3. Vissen in verboden gebieden en perioden wordt als een ernstige inbreuk beschouwd. De vlaggenlidstaat zorgt ervoor dat het vaartuig dat deze ernstige inbreuk pleegt, zijn visserijactiviteiten onmiddellijk stopzet en naar de haven terugkeert voor onderzoek.

4. De lidstaten zenden de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 mei een verslag toe over de beheersmaatregelen die voor de voor de visserij beperkte gebieden zijn genomen. De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen tot aanvulling van deze verordening vast te stellen overeenkomstig artikel 140 van deze verordening en artikel 18, leden 1 tot en met 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 wat betreft de inhoud van het verslag zoals overeengekomen op GFCM-niveau.

5. Het in lid 2 bedoelde verslag bevat:

a) informatie over de instandhoudings-, controle- en beheersmaatregelen;

b) de lijst van gemachtigde vaartuigen en gerelateerde informatie over machtigingen voor het voor de visserij beperkte gebied;

c) de resultaten van de inspectieregelingen, waaronder ten minste het aantal geconstateerde inbreuken, de soort inbreuk en de opgelegde sancties;

d) informatie over activiteiten in het voor de visserij beperkte gebied (bv. vissen, doorvaart);

e) voor de vaartuigen en eigenaren ervan waarvan is geconstateerd dat zij een inbreuk hebben gepleegd, een actieplan om de onder hun vlag varende vaartuigen scherper te monitoren met betrekking tot het voor de visserij beperkte gebied.

7. De Commissie zendt het in lid 3 bedoelde verslag elk jaar uiterlijk op 31 mei door aan het GFCM-secretariaat.”.


55) Artikel 107 wordt vervangen door:

Artikel 107

Instelling van een voor de visserij beperkt gebied

1. In het oostelijk deel van de Golfe du Lion wordt binnen de lijnen die de in bijlage XI, deel A, vermelde punten met elkaar verbinden, een voor de visserij beperkt gebied ingesteld.

2. In zone (1) van deel A zijn professionele vissersvaartuigen die met sleepnetten, bodem- en pelagische beuglijnen en bodemnetten op demersale bestanden vissen, en recreatievisserij verboden.

3. Op demersale bestanden gerichte visserijactiviteiten met sleepnetten, bodem- en pelagische beuglijnen en met bodemnetten zijn jaarlijks van 1 november tot en met 30 april verboden in zone (2) van deel A.”.


56) Artikel 108 wordt vervangen door:


Artikel 108

Visserijinspanning

1. De visserijinspanning (dagen op zee) die met betrekking tot demersale bestanden wordt geleverd door vaartuigen die in het in artikel 107 bedoelde voor de visserij beperkte gebied gebruikmaken van sleepnetten, bodem- en pelagische beuglijnen en bodemnetten, overschrijdt het niveau van de visserijinspanning die in 2008 door elke lidstaat in dat gebied werd toegepast, niet.


2. De lidstaten dragen geen inspanning over tussen vaartuigen die gemachtigd zijn om in het voor de visserij beperkte gebied met ander vistuig te vissen.”.


57) Artikel 112 wordt geschrapt.


58) Artikel 113 wordt vervangen door:

Artikel 113

Voor de visserij beperkte gebieden

1. Vissen met bodemtrawls is verboden in:
1)het voor de visserij beperkte gebied “East of Adventure Bank” binnen de lijnen die de in bijlage XI, deel B, vermelde punten met elkaar verbinden;

2)het voor de visserij beperkte gebied “West of Gela Basin” binnen de lijnen die de in bijlage XI, deel B, vermelde punten met elkaar verbinden;

3)het voor de visserij beperkte gebied “East of Malta Bank” binnen de lijnen die de in bijlage XI, deel B, vermelde punten met elkaar verbinden.

2. Demersale visserij, met inbegrip van recreatievisserij, ongeacht de lengte over alles van de vaartuigen, is niet toegestaan in de in lid 1 genoemde voor de visserij beperkte gebieden.”.


59) Aan artikel 115 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

“4. Visserij met ringzegens en pelagische trawls op ansjovis en sardine is verboden in het gebied binnen de lijnen die de in bijlage XI, deel D, vermelde punten met elkaar verbinden.”.


60) In hoofdstuk I van titel III worden de volgende afdelingen ingevoegd:

Afdeling V

Overladingen

Artikel 120 bis

Werkingssfeer

1. Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bevat deze afdeling voorschriften voor overladingsverrichtingen in het GFCM-gebied, zoals bepaald in bijlage I.

2. Overladingen op zee buiten de wateren van de Unie zijn verboden, behalve in geval van overmacht die door een controleautoriteit volgens de wettelijke regels is geconstateerd in het GFCM-toepassingsgebied.

3. Overladingen zijn alleen met een machtiging en op de voorwaarden van deze afdeling toegestaan in daartoe bevoegde havens, aanlandingsplaatsen en plaatsen dicht bij de kust.

4. Overlading is niet toegestaan indien een van de betrokken vaartuigen in de GFCM-lijst van IOO-vaartuigen voorkomt.

5. Voor de toepassing van deze afdeling worden verplaatsing, spantrawlactiviteiten en visserijverrichtingen waarbij twee of meer vissersvaartuigen uit lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de GFCM samenwerken (gezamenlijke visserijverrichtingen), niet beschouwd als overladen.

Artikel 120 ter

Overladingsverrichtingen in een haven

1. Een overladingsverrichting in een haven is slechts toegestaan als de autoriteiten van de kustlidstaten en de autoriteiten van de vaartuigen een machtiging hebben verleend.

2. De in lid 1 bedoelde machtiging wordt afgegeven wanneer de autoriteiten van de onder hun vlag varende vaartuigen hebben geverifieerd dat de activiteiten van de vaartuigen die deelnemen aan de overlading, in overeenstemming zijn met de beheersmaatregelen van de GFCM en dat de vaartuigen niet betrokken zijn geweest bij IOO-visserijactiviteiten.

3. De in lid 2 bedoelde machtiging wordt aan boord van het overladende vaartuig gehouden en tijdens een inspectie- of controleprocedure beschikbaar gesteld.

4. De kapitein van het overladende vissersvaartuig stelt de autoriteiten van de havenlidstaat ten minste 48 uur vóór de overladingsverrichting in kennis van de identificatie van het ontvangende vaartuig, de datum, het tijdstip en de haven van overlading.

5. De in lid 4 bedoelde identificatie bevat ten minste de naam van het vaartuig, het nummer van de Internationale Maritieme Organisatie, het GFCM-registernummer, het externe kenteken, de haven van registratie en de vlag van het vissersvaartuig.

6. De kapitein van het ontvangende vaartuig doet 48 uur vóór de aanlanding een GFCM-aangifte van overlading toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de staat van overlading.

7. De kapitein van het ontvangende vaartuig vult uiterlijk 24 uur vóór het begin van de overlading informatie in over de vangsten en het visserijproduct aan boord en zendt deze toe aan de havenautoriteiten. De vangsten worden gerapporteerd door vermelding van de soorten en het gewicht of het aantal exemplaren, indien van toepassing.

8. De lidstaat bepaalt dat de kapitein van het overladende vissersvaartuig die het verzoek doet, de volgende informatie moet verstrekken:

a) soort naar FAO-lettercode en productvorm;

b) over te laden vangsten aan boord, in kg levend gewicht, in verwerkt gewicht en/of aantal exemplaren, indien van toepassing;

c) geografische locatie van de vangsten (zoals vastgelegd in het logboek);

d) plaats en datum van de geplande overlading;

e) informatie over het ontvangende vaartuig, naam, registratienummer, IMO-nummer, vlag.

9. De lidstaten monitoren vaartuigen die niet onder hun vlag varen en toegang tot hun havens wensen, teneinde na te gaan of dergelijke vaartuigen betrokken zijn geweest bij visserij- en/of visserijgerelateerde activiteiten die in strijd zijn met een instandhoudingsmaatregel van de GFCM.

Artikel 120 quater

GFCM-aangiften van overlading

1. Kapiteins van vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter die onder hun vlag varen en betrokken zijn bij een overladingsverrichting, vullen een GFCM-aangifte van overlading overeenkomstig bijlage XX in waarin zij met name alle hoeveelheden van elke overgeladen of ontvangen soort vermelden boven de 50 kg equivalent levend gewicht en/of aantal exemplaren, indien van toepassing.

2. De in lid 1 bedoelde GFCM-aangifte van overlading bevat ten minste de volgende gegevens:

a) het externe identificatienummer en de naam van zowel het overladende als het ontvangende vissersvaartuig;

b) de FAO-drielettercode van elke soort en het betrokken geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan;

c) de geraamde hoeveelheden van elke soort in kilogram productgewicht, uitgesplitst naar aanbiedingsvorm van het product, of in voorkomend geval, het aantal exemplaren, met inbegrip van de hoeveelheden of aantallen exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, afzonderlijk vermeld;

d) de haven van bestemming van het ontvangende vissersvaartuig;

e) de aangewezen overlaadhaven.

3. De kapiteins van zowel het overladende als het ontvangende vissersvaartuig dienen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur na de overlading een GFCM-aangifte van overlading in:

a) bij de lidstaat waarvan zij de vlag voeren, en

b) bij overlading in een haven van een andere lidstaat of in een haven van een overeenkomstsluitende partij bij de GFCM die geen EU-lidstaat is, ook bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken haven.

4. De GFCM-aangifte van overlading wordt ondertekend door de kapitein van het ontvangende vaartuig en de kapitein van het overladende vaartuig.

5. De kapiteins van beide vaartuigen zijn elk verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens in hun GFCM-aangifte van overlading.

6. Een kopie van de GFCM-aangifte van overlading wordt aan boord van elk van beide vaartuigen gehouden totdat alle vangsten en producten zijn aangeland.

Artikel 120 quinquies

Monitoring- en controlemaatregelen

1. Voor de in de GFCM-aangifte van overlading vermelde ramingen van de in kilogram levend gewicht uitgedrukte hoeveelheden overgeladen of ontvangen vis geldt een tolerantiemarge van 10 % voor alle soorten.

2. De havenautoriteiten verrichten, zo nodig in samenwerking met de vlaggenautoriteiten van de vaartuigen, een evaluatie van de ontvangen informatie om te bepalen of de gemelde vangsten, overladingen en aanlandingen van elk vaartuig met elkaar stroken. Deze verificatie wordt op zodanige wijze verricht dat een vissersvaartuig zo weinig mogelijk hinder en ongemak ondervindt en kwaliteitsverlies van de vis wordt voorkomen.

3. Alle overladende en ontvangende vaartuigen die gemachtigd zijn om over te laden, worden verplicht een operationeel volgsysteem voor vaartuigen aan boord te hebben en te gebruiken dat in overeenstemming is met de in Aanbeveling GFCM/33/2009/7 vermelde minimumnormen.

Artikel 120 sexies

Rapportage

1. De lidstaten doen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 april de lijst van havens, aanlandingsplaatsen en plaatsen dicht bij de kust toekomen waar overladingsverrichtingen in het kader van deze afdeling zijn toegestaan.

2. De Commissie zendt de in lid 1 bedoelde informatie elk jaar uiterlijk op 30 april door aan het GFCM-secretariaat.

3. De lidstaten verstrekken de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 april alle relevante informatie over de uitvoering van Aanbeveling GFCM/45/2022/14.

4. De Commissie zendt de in lid 3 bedoelde informatie elk jaar uiterlijk op 30 april door aan het GFCM-secretariaat.

Afdeling VI

Recreatievisserij in de Middellandse Zee

Artikel 120 septies

Werkingssfeer

Deze afdeling bevat minimumvoorschriften voor het beheer, de controle en de monitoring van recreatievisserijactiviteiten in de Middellandse Zee, GDG’s 1 tot en met 27, zoals bepaald in bijlage I.

Artikel 120 octies

Verbodsbepalingen

Onverminderd striktere bepalingen van artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1241 is het verboden om:

a) zonder geldige visvergunning of registratie recreatievisserij te bedrijven overeenkomstig dit hoofdstuk en vanaf de datum van toepassing ervan;

b) vangsten uit recreatievisserijactiviteiten te verkopen of te verhandelen;

c) exemplaren te houden van de soorten die in bijlage XXI (Verboden soorten) zijn vermeld;

d) exemplaren te houden die kleiner zijn dan de door de GFCM aangenomen minimuminstandhoudingsreferentiegrootten;

e) te vissen in de gebieden die bij en overeenkomstig GFCM-besluiten beschermd zijn, en met name in de kwetsbare habitats en de voor de visserij beperkte gebieden die zijn ingesteld ter bescherming van essentiële vishabitats en kwetsbare mariene ecosystemen en gebieden die krachtens de wetgeving van lidstaten verboden zijn voor recreatievisserij;

f) met autonome ademhalingsapparatuur onder water te vissen;

g) tussen zonsondergang en zonsopgang onder water te vissen;

h) draagbare harpoenen of harpoengeweren in combinatie met autonome ademhalingsapparatuur (aqualong) te gebruiken;

i) te vissen met gif, verdovende of bijtende stoffen, explosieven of elektrische stroom.

Artikel 120 nonies

Vergunningen

De lidstaten voeren uiterlijk op 1 januari 2025 een regeling in die recreatievissers verplicht om een vergunning te hebben dan wel zich te laten registreren, en handhaven deze regeling vanaf deze datum.

Artikel 120 decies

Controle en handhaving

1. De lidstaten zetten een controle- en monitoringsysteem voor recreatievisserijactiviteiten op in aanvulling op bestaande nationale controleplannen voor recreatievisserijactiviteiten vanaf vaartuigen en passen dit systeem toe.

Een dergelijk systeem berust op een risicoanalyse waarin rekening wordt gehouden met de frequentie van de recreatievisserijactiviteiten en met de bedreiging die deze vormen voor mariene biologische hulpbronnen, en met name met de verbodsbepalingen van artikel 120 octies.

3. De lidstaten zetten een doeltreffend sanctiesysteem voor inbreuken op de regels van dit hoofdstuk op en passen dit systeem toe. De opgelegde sancties en boeten zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en houden rekening met de frequentie van de recreatievisserijactiviteiten en met de bedreiging die deze vormen voor mariene biologische hulpbronnen, en met name met de verbodsbepalingen van artikel 120 octies.


Artikel 120 undecies

Gegevensverzameling

Onverminderd striktere bepalingen van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 voeren de lidstaten steekproefcontroles en -onderzoeken uit met betrekking tot recreatievisserijactiviteiten in de wateren van de Unie die op hun grondgebied plaatsvinden.

Artikel 120 duodecies

Rapportage van gegevens

1. De lidstaten verstrekken de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 januari de volgende informatie:

a) de lijst van soorten die krachtens nationale en/of lokale wetgeving verboden zijn voor recreatievisserij;

b) de visserijmethoden die krachtens nationale en/of lokale wetgeving verboden zijn voor recreatievisserij;

c) de gebieden die krachtens nationale en/of lokale wetgeving verboden zijn voor recreatievisserij;

d) de lijst van soorten die krachtens nationale en/of lokale wetgeving gereguleerd zijn voor recreatievisserij;

e) maatregelen ter regulering van recreatievisserijactiviteiten uit hoofde van nationale en/of lokale wetgeving.

2. De Commissie zendt de in lid 1 bedoelde informatie elk jaar uiterlijk op 31 januari door aan het GFCM-secretariaat.”.


61) In artikel 122 wordt lid 2 vervangen door:

“2. De in lid 1 bedoelde lijst bevat de informatie van de eerste kolom van bijlage XXIII en de volgende informatie:

a) het CFR-nummer van het vaartuig en zijn externe kentekens als omschreven in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218;

b) de voor visserij en/of overlading toegestane periode;

c) het gebruikte vistuig.”.


62) Artikel 128 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt punt b) vervangen door:

“b) door de lidstaten verstrekt bewijsmateriaal ter staving van het vermoeden van IOO-visserijactiviteiten, met inbegrip van informatie over de identificatie van het betrokken vaartuig.”;


b) de volgende leden 4, 5 en 6 worden toegevoegd:

“4. Binnen het toepassingsgebied van deze afdeling worden vissersvaartuigen geacht IOO-visserijactiviteiten in het GFCM-gebied te hebben verricht wanneer een lidstaat aantoont dat die vaartuigen betrokken zijn geweest bij een of meer van de volgende activiteiten die in strijd zijn met instandhoudings- en beheersmaatregelen van de GFCM:

a) de in artikel 3, lid 1, punten a), b), c), e), i) en j), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 genoemde activiteiten;

b) de oogst van vis in het GFCM-toepassingsgebied zonder dat over een nationaliteit wordt beschikt;

c) de oogst van vis in het GFCM-toepassingsgebied zonder adequaat vaartuigidentificatienummer;

d) visserij- of visserijgerelateerde activiteiten die in strijd zijn met andere instandhoudings- en beheersmaatregelen van de GFCM.

5. In voorkomend geval onderzoeken de lidstaten de vermeende IOO-visserijactiviteit en/of monitoren zij de betrokken vaartuigen.

6. In voorkomend geval stelt een lidstaat de eigenaar van het betrokken vaartuig ervan in kennis dat hij het vaartuig in de GFCM-ontwerplijst van IOO-vaartuigen laat opnemen, en deelt hij deze eigenaar mee wat de mogelijke gevolgen zijn mocht het vaartuig worden opgenomen in de definitieve GFCM-lijst van IOO-vaartuigen.”.


63) Artikel 130 wordt vervangen door:

Artikel 130

GFCM-ontwerplijst van IOO-vaartuigen

1. Nadat de ontwerplijst van IOO-vaartuigen is ontvangen van het GFCM-secretariaat:

a) monitoren de lidstaten de in de ontwerp-IOO-lijst vermelde vaartuigen nauwlettend en bepalen zij hun activiteiten en mogelijke wijzigingen van de naam, vlag en/of geregistreerde eigenaar;

b) stellen de lidstaten de eigenaar van het onder hun vlag varende vaartuig in kennis van diens opneming in de GFCM-ontwerplijst van IOO-vaartuigen en van de mogelijke gevolgen bij bekrachtiging ervan in de definitieve GFCM-lijst van IOO-vaartuigen.

2. Nadat de ontwerplijst van IOO-vaartuigen is ontvangen van het GFCM-secretariaat, kunnen de lidstaten, waar nodig, hun commentaar toezenden aan de Commissie.

3. De Commissie zendt deze informatie ten minste dertig dagen vóór de jaarvergadering van de GFCM door aan het GFCM-secretariaat.

4. De lidstaten kunnen uiterlijk zeven dagen vóór de jaarvergadering van de GFCM bij de Commissie aanvullende informatie indienen die van belang kan zijn voor de opstelling van de GFCM-lijst van IOO-vaartuigen.

5. De Commissie zendt die informatie vóór de jaarvergadering van de GFCM door aan het GFCM-secretariaat.”.


64) Het volgende artikel 130 bis wordt ingevoegd tussen de artikelen 130 en 131:

Artikel 130 bis

Waarnemingen van vaartuigen

1. Wanneer wordt waargenomen dat een onder buitenlandse vlag varend vaartuig, een vaartuig met een onbepaalde nationaliteit of een vaartuig zonder nationaliteit betrokken is bij visserij- of visserijgerelateerde activiteiten die als illegaal, ongemeld en ongereglementeerd worden aangemerkt, verzamelen de lidstaten zo veel mogelijk informatie door middel van handhavings- en surveillanceverrichtingen van hun bevoegde autoriteiten in het GFCM-toepassingsgebied.

2. De lidstaten verzamelen informatie over waarnemingen van vaartuigen overeenkomstig het waarnemingsformulier van bijlage VII.

3. Wanneer een vaartuig wordt waargenomen, zendt de waarnemende lidstaat het waarnemingsformulier en alle geregistreerde beelden van het vaartuig onverwijld toe aan de autoriteiten van de vlaggenlidstaat, van de overeenkomstsluitende vlaggenpartijen bij de GFCM of van de niet-overeenkomstsluitende vlaggenpartijen van het waargenomen vaartuig en:

a) wanneer het waargenomen vaartuig de vlag van een lidstaat voert, onderneemt de vlaggenlidstaat onverwijld passende actie ten aanzien van het betrokken vaartuig. Zowel de waarnemende lidstaat als de vlaggenlidstaat van het waargenomen vaartuig verstrekt de Commissie en het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA) informatie over de waarneming, met inbegrip van bijzonderheden over eventuele follow-upactie;

b) indien het waargenomen vaartuig de vlag van een andere overeenkomstsluitende partij bij de GFCM of niet-overeenkomstsluitende partij voert, een onbepaalde vlag voert of geen nationaliteit heeft, verstrekt de waarnemende lidstaat de Commissie en het EFCA onverwijld alle relevante informatie over de waarneming. De Commissie zendt de informatie over de waarneming in passende gevallen door aan het GFCM-secretariaat.”.

5. Lidstaten die aan boord gaan van een vaartuig dat zonder nationaliteit actief is, stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. De Commissie stelt het GFCM-secretariaat onverwijld in kennis.

6. De lidstaten verstrekken de Commissie onmiddellijk relevante informatie die is verzameld bij de aanhouding van vaartuigen van niet-overeenkomstsluitende partijen die met betrekking tot soorten die onder GFCM-beheersmaatregelen vallen, visserij- of visserijgerelateerde activiteiten verrichten in niet onder nationale jurisdictie vallende wateren van het GFCM-toepassingsgebied. De Commissie stelt het GFCM-secretariaat onverwijld in kennis.

7. Ter ondersteuning van het vaartuigwaarnemingsproces zoals vastgelegd in dit artikel, verzamelen vissers- en ondersteuningsvaartuigen van lidstaten die actief zijn in het GFCM-toepassingsgebied, relevante informatie, die zij aan hun binnenlandse autoriteiten verstrekken.

8. De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening overeenkomstig artikel 140 van deze verordening en artikel 18, leden 1 tot en met 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 wat betreft de gegevens van bijlage VII.”.


65) Aan lid 1 van artikel 139 worden de volgende punten toegevoegd:

“11) de invoering van een nieuw model voor de waarnemingen uit hoofde van artikel 130 bis en bijlage VII;

12) tarbotmaatregelen als vermeld in de artikelen 90 tot en met 94 bis.”.


66) Het volgende artikel 138 bis wordt ingevoegd tussen de artikelen 138 en 139:

Artikel 138 bis

Gegevensbeheer, bescherming van persoonsgegevens en vertrouwelijkheid

1. Persoonsgegevens die vereist zijn voor de toepassing van artikel 15, lid 1, artikel 24, lid 1, artikel 30 ter, leden 4 en 5, artikel 30 quater, artikel 34, lid 1, artikel 37 ter, leden 4 en 5, artikel 37 quater, artikel 47, lid 4, artikel 54, artikel 63, leden 4 en 5, artikel 64, artikel 70, lid 2, artikel 75 quater, lid 1, artikel 78, lid 3, punt a), artikel 94 bis, lid 1, artikel 96 quater, lid 1, artikel 106 quinquies, lid 2, artikel 126 en artikel 128, lid 3, worden door de autoriteiten van de lidstaten en door de Commissie voor de volgende doeleinden verzameld en verwerkt:

a) de naleving van de verplichtingen tot identificatie van relevante informatie over vissersvaartuigen en de uitwisseling van visserijgegevens overeenkomstig de artikelen 15, 24, 34, 47, 70, 77, 78, 94 bis en 96 quater van deze verordening; en

b) de monitoring, controle, inspectie en surveillance van visserijactiviteiten overeenkomstig de artikelen 30 ter, 30 quater, 37 ter, 37 quater, 54, 63, 64, 126, 106 quinquies en 128 van deze verordening.

2. Persoonsgegevens die overeenkomstig deze verordening worden ontvangen, worden niet langer bewaard dan noodzakelijk voor het doel waarvoor ze werden verzameld, en in geen geval langer dan vijf jaar na de verzameling, met uitzondering van persoonsgegevens die nodig zijn voor de follow-up van klachten, inbreuken en gerechtelijke of administratieve procedures, die mogen worden bewaard tot het einde van de procedure in kwestie, van de administratieve of gerechtelijke procedure of van de tijd die nodig is voor de oplegging van sancties. Indien de informatie langer wordt bewaard, worden de gegevens geanonimiseerd.

3. De autoriteiten van de lidstaten worden beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679 voor de verwerking van persoonsgegevens die zij ingevolge deze verordening verzamelen en doorzenden.

4. De Commissie wordt beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 voor de verwerking van persoonsgegevens die zij op grond van deze verordening verzamelt en doorzendt.

5. In aanvulling op de verplichtingen van de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 moeten de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten elk:

a) een vertrouwelijke behandeling waarborgen bij de doorgifte en ontvangst van elektronische gegevens;

b) de noodzakelijke maatregelen treffen om te voldoen aan de geheimhoudings- en beveiligingsbepalingen van GFCM-aanbevelingen, waaronder passende coderingsprotocollen om geheimhouding en echtheid te waarborgen;

c) indien nodig op verzoek van het GFCM-secretariaat elektronische meldingen of berichten rechtzetten of wissen indien deze zijn verwerkt op een wijze die niet met deze verordening in overeenstemming is;

d) waarborgen dat elektronische gegevens uitsluitend worden opgeslagen en gebruikt ten behoeve van monitoring, controle, inspectie en handhaving of andere in deze verordening omschreven doeleinden; en

e) waarborgen dat bij doorzending van elektronische gegevens in alle gevallen gebruik wordt gemaakt van gegevenscommunicatiesystemen die uitvoerig zijn beproefd met het GFCM-secretariaat.

6. De autoriteiten van de lidstaten en de Commissie waarborgen elk de beveiliging van de verwerking van persoonsgegevens met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die plaatsvindt voor de toepassing van deze verordening, waaronder de verwerking van persoonsgegevens door de autoriteiten die toegang hebben tot de desbetreffende databanken met visserijgegevens. Met name stellen zij de nodige maatregelen vast om:

a) de gegevens fysiek te beschermen, onder meer met noodplannen voor de bescherming van kritieke infrastructuur;

b) te voorkomen dat onbevoegden de gegevensdragers lezen, kopiëren, wijzigen of verwijderen;

c) te voorkomen dat onbevoegden gegevens invoeren en geregistreerde persoonsgegevens inzien, wijzigen of verwijderen;

d) te voorkomen dat onbevoegden gegevens verwerken, kopiëren, wijzigen of verwijderen;

e) te waarborgen dat personen die bevoegd zijn om de databanken met visserijgegevens in te zien, uitsluitend toegang hebben tot de gegevens waarop hun inzagebevoegdheid betrekking heeft, en uitsluitend door middel van persoonlijke gebruikersidentiteiten en vertrouwelijke toegangsprocedures;

f) te waarborgen dat kan worden geverifieerd en bepaald aan welke instanties persoonsgegevens mogen worden doorgegeven en welke gegevens wanneer, door wie en voor welk doeleinde zijn verwerkt in de relevante databanken met visserijgegevens;

g) te voorkomen, in het bijzonder door middel van passende versleutelingstechnieken, dat bij de doorgifte van persoonsgegevens vanuit en naar de relevante databanken met visserijgegevens of gedurende het transport van gegevensdragers persoonsgegevens door onbevoegden worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd; en

h) de doeltreffendheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen te monitoren en met betrekking tot de interne monitoring de nodige organisatorische maatregelen te nemen om te waarborgen dat deze verordening wordt nageleefd.”.


67) De bijlagen VII, VIII en XI worden vervangen overeenkomstig punt 1) van de bijlage bij deze verordening.


68) De bijlagen XVII, XVIII, XIX, XX, XXI, XXII en XXIII worden vervangen overeenkomstig punt 2) van de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.