Artikelen bij COM(2024)119 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Verordening 2019/287 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de EU en derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Inleiding

Verordening (EU) 2019/287 (“de bilaterale vrijwaringsverordening”)1 is op 13 februari 2019 vastgesteld en op 14 maart 2019 in werking getreden. Zij geeft uitvoering aan de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen.

De bilaterale vrijwaringsverordening bevat de algemene beginselen en procedures die nodig zijn voor de uitvoering van die clausules of mechanismen. Wanneer handelsovereenkomsten specifieke bepalingen bevatten die niet in overeenstemming zijn met de bilaterale vrijwaringsverordening, moeten die specifieke bepalingen worden opgenomen in de bijlage bij die verordening. Momenteel bevat de bijlage bij die verordening specifieke bepalingen met betrekking tot drie overeenkomsten: de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore, de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam en de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap.

Overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van de bilaterale vrijwaringsverordening is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen met het oog op de toevoeging van vermeldingen betreffende specifieke bepalingen van nieuwe handelsovereenkomsten.

2. Rechtsgrondslag

Dit verslag is vereist op grond van artikel 16, lid 2, van de bilaterale vrijwaringsverordening. Krachtens die bepaling wordt de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen met betrekking tot de daarin genoemde aangelegenheden vast te stellen aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 14 maart 2019 en moet de Commissie een verslag over die bevoegdheidsdelegatie opstellen.

3. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. Vastgestelde gedelegeerde handelingen

In de periode van 14 maart 2019 tot en met 31 december 2023 heeft de Commissie haar gedelegeerde bevoegdheden niet uitgeoefend en zijn geen gedelegeerde handelingen uit hoofde van de bilaterale vrijwaringsverordening vastgesteld.

4. Conclusie

De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad kennis te nemen van dit verslag.

Overeenkomstig artikel 16 zal de Commissie voor het einde van de volgende periode van vijf jaar opnieuw een verslag over de gedelegeerde bevoegdheden opstellen.

1Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad van 13 februari 2019 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen (PB L 53 van 22.2.2019, blz. 1).

NL NL