Artikelen bij COM(2023)783 - Wijziging van Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 401/2009, (EU) 2017/745 en (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de hertoewijzing van wetenschappelijke en technische taken en de verbetering van de samenwerking tussen de agentschappen van de Unie op het gebied van chemische stoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 178/2002

Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1) Aan artikel 23 wordt het volgende punt m) toegevoegd:

“m) werkt samen met de bevoegde instanties in de lidstaten die soortgelijke taken uitvoeren als die van de Autoriteit, en werkt samen met andere wetenschappelijke instanties die krachtens het recht van de Unie zijn opgericht, met name het Europees Agentschap voor chemische stoffen, het Europees Geneesmiddelenbureau en het Europees Milieuagentschap, aan het verstrekken van relevante wetenschappelijke adviezen, de uitwisseling van gegevens en informatie, met inbegrip van de mogelijke vaststelling van gerelateerde dataformaten en gecontroleerde vocabularia om een dergelijke uitwisseling te vergemakkelijken, en de ontwikkeling van wetenschappelijke methoden voor de beoordeling van chemische stoffen.”.

2) Artikel 30 wordt vervangen door:


Artikel 30

Uiteenlopende wetenschappelijke adviezen


1. De Autoriteit neemt de nodige en passende maatregelen om elke mogelijke bron van verschillen tussen haar wetenschappelijke adviezen en de door andere, met soortgelijke taken belaste instanties uitgebrachte wetenschappelijke adviezen te monitoren en vroegtijdig te onderkennen.

2. Indien de Autoriteit een mogelijke bron van verschillen constateert, neemt zij contact op met de betrokken instantie teneinde ervoor te zorgen dat alle relevante wetenschappelijke of technische informatie onderling wordt uitgewisseld en teneinde mogelijke geschilpunten op wetenschappelijk of technisch gebied te onderkennen.

De Autoriteit en de betrokken instantie werken samen om de meningsverschillen op te lossen. Indien de Autoriteit en de betrokken instantie het verschillen niet kunnen oplossen, stellen zij een gezamenlijk verslag op. In het verslag worden de wetenschappelijke geschilpunten duidelijk toegelicht en worden de onzekerheden daaromtrent in de gegevens aangegeven; dat verslag wordt openbaar gemaakt.

Wanneer de betrokken instantie een agentschap van de Unie of een wetenschappelijk comité is, legt de Autoriteit het gezamenlijke verslag aan de Commissie voor.

3. In voorkomend geval, en wanneer het verschil betrekking heeft op tegenstrijdige wetenschappelijke adviezen van de Autoriteit en een ander orgaan of agentschap van de Unie over de vraag of een stof voldoet aan de criteria van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad54, kan de Commissie het Europees Agentschap voor chemische stoffen verzoeken een voorstel voor een geharmoniseerde indeling en etikettering van stoffen of een herziening daarvan en, in voorkomend geval, specifieke concentratiegrenswaarden, M-factoren of acutetoxiciteitsschattingen op te stellen volgens de procedure van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1272/2008. De Autoriteit en het betrokken orgaan of agentschap van de Unie werken bij het opstellen van dat voorstel samen met het Europees Agentschap voor chemische stoffen.”.


Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009

Verordening (EG) nr. 401/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1) Aan artikel 2 wordt het volgende punt p) toegevoegd:

“p) beoordelingsmethoden voor chemische stoffen ontwikkelen op de gebieden die tot zijn opdracht behoren.”.

2) Aan artikel 15 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

“5. Het Agentschap werkt samen met andere wetenschappelijke organen die krachtens het recht van de Unie zijn opgericht, met name het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en het Europees Geneesmiddelenbureau, op het gebied van de uitwisseling van gegevens en informatie over chemische stoffen, met inbegrip van de mogelijke vaststelling van gerelateerde dataformaten en gecontroleerde vocabularia om een dergelijke uitwisseling te vergemakkelijken, en op het gebied van de ontwikkeling van wetenschappelijke methoden voor de beoordeling van chemische stoffen.”.

Artikel 3

Wijziging van Verordening (EU) 2017/745

Bijlage I bij Verordening (EU) 2017/745 wordt als volgt gewijzigd:

1) In punt 10.4.1 wordt punt b) vervangen door:

“b) stoffen die overeenkomstig deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad55 zijn geïdentificeerd als hormoonontregelaars met gevolgen voor de menselijk gezondheid van categorie 1 en stoffen die hormoonontregelende eigenschappen hebben ten aanzien waarvan wetenschappelijke aanwijzingen worden gevonden van waarschijnlijke ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens en die worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad, of stoffen met hormoonontregelende eigenschappen die relevant zijn voor de menselijke gezondheid en die zijn geïdentificeerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012.”.

2) In punt 10.4.2 wordt punt d) vervangen door:

“d) indien van toepassing en beschikbaar, de meest recente richtsnoeren overeenkomstig de punten 10.4.3 en 10.4.4.”.

3) Punt 10.4.3 wordt vervangen door:

“10.4.3.   Richtsnoeren inzake ftalaten

Wanneer de Commissie dit op basis van het meest recente wetenschappelijke bewijsmateriaal passend acht, maar ten minste om de vijf jaar, verzoekt zij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) om de richtsnoeren voor de baten-risicobeoordeling van de aanwezigheid van ftalaten die behoren tot een van de in punt 10.4.1, a) en b), bedoelde groepen stoffen te actualiseren. In de baten-risicobeoordeling wordt rekening gehouden met het beoogde doel en de context van het gebruik van het hulpmiddel, evenals met beschikbare alternatieve stoffen en alternatieve materialen, ontwerpen of medische behandelingen.

Indien passend of op verzoek van de Commissie raadpleegt het ECHA het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse.”.


4) Punt 10.4.4 wordt vervangen door:

“10.4.4.   Richtsnoeren inzake andere CMR-stoffen en hormoonontregelende stoffen

De Commissie zal het ECHA verzoeken richtsnoeren op te stellen zoals bedoeld in punt 10.4.3 en volgens het daarin beschreven proces ook voor andere stoffen bedoeld in punt 10.4.1, a) en b), indien van toepassing.”.


Artikel 4

Wijziging van Verordening (EU) 2019/1021

Verordening (EU) 2019/1021 wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 8, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a) het volgende punt i) wordt toegevoegd:

“i) op verzoek van de Commissie en binnen twaalf maanden na dat verzoek een verslag opstellen en overleggen over de gevolgen voor de menselijke gezondheid, het milieu en de sociaaleconomische gevolgen van de invoering of wijziging van de in bijlage IV of bijlage V vastgestelde concentratiegrenswaarden.”.

2) Aan artikel 8 wordt het volgende lid 1 bis toegevoegd:

“1 bis. Het in artikel 8, lid 1, punt i), bedoelde verslag bevat de volgende gegevens:

a) in voorkomend geval, informatie over de gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu van afval dat geheel of gedeeltelijk uit POP’s bestaat of daarmee verontreinigd is, met inbegrip van de gevolgen voor het afvalbeheer;

b) informatie over concentraties en massastromen van POP’s in relevante afvalstromen en over afvalverwerking en verwerkingscapaciteiten;

c) een analyse van de gevolgen van de verschillende in aanmerking genomen concentratiegrenswaarden;

d) een naar behoren gemotiveerd voorstel voor de opname van concentratiegrenswaarden in bijlage IV en, in voorkomend geval, in bijlage V.

Zodra het Agentschap het in de eerste alinea, punt i), bedoelde verzoek ontvangt, publiceert het op zijn website een bericht dat er een verslag over een mogelijke wijziging van bijlage IV of bijlage V zal worden opgesteld, waarbij alle belanghebbende partijen, waaronder afvalverwerkers en gebruikers van gerecyclede materialen, worden uitgenodigd om binnen acht weken opmerkingen te maken. Het Agentschap publiceert deze opmerkingen op zijn website.

Uiterlijk negen maanden na de indiening van dat verslag brengt het op grond van artikel 76, lid 1, punt d), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Comité sociaaleconomische analyse van het Agentschap een advies uit over het verslag en de daarin voorgestelde concentratiegrenswaarden. Voor het goedkeuren van een advies over het verslag is artikel 87 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van overeenkomstige toepassing.

Het Agentschap dient het verslag en het advies van het Comité sociaaleconomische analyse over de concentratiegrenswaarden onverwijld bij de Commissie in.”.

3) In artikel 13 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Indien een lidstaat de in lid 1, punt e), bedoelde informatie met het Europees Milieuagentschap deelt, vermeldt die lidstaat dat in het verslag en wordt die lidstaat geacht zijn verslagleggingsverplichtingen uit hoofde van dat punt te hebben vervuld.

Indien de in lid 1, punt e), bedoelde informatie is opgenomen in een verslag van een lidstaat dat aan het Agentschap is verstrekt, doet het Agentschap de informatie toekomen aan het Europees Milieuagentschap om de informatie te verzamelen, te bewaren en te delen.”.

4) In artikel 15 wordt lid 2 vervangen door:

“2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen IV en V te wijzigen teneinde ze aan te passen aan veranderingen van de in de bijlagen bij het verdrag of het protocol opgenomen lijst met stoffen of aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.”.

5) Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 2 wordt de eerste zin vervangen door:

“2. De in artikel 4, lid 3, artikel 10, lid 2, en artikel 15 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 15 juli 2019.”;

b) in lid 3 wordt de eerste zin vervangen door:

“3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 3, artikel 10, lid 2, en artikel 15 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken.”;

c) lid 6 wordt vervangen door:

“6. Een overeenkomstig artikel 4, lid 3, artikel 10, lid 2, en artikel 15 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken.”.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.