Artikelen bij COM(2023)692 - Hervormings- en groeifaciliteit voor de Westelijke Balkan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2023)692 - Hervormings- en groeifaciliteit voor de Westelijke Balkan.
document COM(2023)692
datum 8 november 2023



HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1
Voorwerp

1. Bij deze verordening wordt de hervormings- en groeifaciliteit voor de Westelijke Balkan (hierna “de faciliteit” genoemd) opgericht.

Zij stelt de doelstellingen van de faciliteit vast, de financiering ervan, de begroting voor de periode 2024-2027, de vormen van Uniefinanciering uit hoofde ervan en de regels voor het verlenen van die financiering.

2. De faciliteit verleent bijstand aan de partners van de Westelijke Balkan voor de uitvoering van sociaal-economische hervormingen en investeringen ter uitvoering van hun respectieve hervormingsagenda’s, zoals uiteengezet in hoofdstuk III.

Artikel 2
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. “Begunstigde”: een van de volgende entiteiten: Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo*, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië.

2. “Uitbreidingspakket”: de jaarlijkse mededeling over het uitbreidingsbeleid van de EU en de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie.

3. “Faciliteitsovereenkomst”: overeenkomst tussen de Commissie en de begunstigde waarin de beginselen voor de financiële samenwerking tussen de begunstigde en de Commissie uit hoofde van deze verordening worden vastgelegd. Deze regeling vormt een financieringsovereenkomst in de zin van artikel 114, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 met betrekking tot fondsen uit hoofde van artikel 6, lid 2, punt a).

4. “Leningsovereenkomst”: een tussen de Commissie en de begunstigde gesloten regeling waarin de voorwaarden zijn vastgelegd die van toepassing zijn op de steun van de faciliteit.

5. “Hervormingsagenda’s”: een uitgebreid pakket van een samenhangende en geprioriteerde reeks gerichte hervormingen en prioritaire investeringsgebieden in elke begunstigde, met inbegrip van betalingsvoorwaarden die wijzen op bevredigende vooruitgang bij de uitvoering van of voltooiing van die maatregelen, en een indicatief tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen.

6. “Maatregelen”: hervormingen en investeringen in het kader van de hervormingsagenda’s overeenkomstig hoofdstuk III.

7. “Betalingsvoorwaarden”: voorwaarden voor de vrijgave van middelen in de vorm van waarneembare en meetbare kwalitatieve of kwantitatieve stappen die door de begunstigden moeten worden uitgevoerd, zoals uiteengezet in de hervormingsagenda’s overeenkomstig hoofdstuk III als voorwaarden voor de vrijgave van middelen.

8. “Blendingverrichting”: een door de begroting van de Unie ondersteunde verrichting, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, of van commerciële financiële instellingen en investeerders.

Artikel 3
Doelstellingen van de faciliteit

1. De algemene doelstellingen van de faciliteit bestaan erin:

a) de regionale economische integratie en de geleidelijke integratie met de eengemaakte markt van de Unie te versnellen;

b) de sociaal-economische convergentie van de economieën van de begunstigden met de Unie te versnellen;

c) vaart te zetten achter de afstemming op de waarden, wetten, regels, normen, beleidsmaatregelen en praktijken van de Unie met het oog op het lidmaatschap van de Unie.

2. De specifieke doelstellingen van de faciliteit zijn onder meer:

a) de overgang van de begunstigden te versnellen naar duurzame en inclusieve economieën die in staat zijn de concurrentiedruk van de eengemaakte markt van de Unie het hoofd te bieden, en naar een stabiel investeringsklimaat;

b) de regionale economische integratie te stimuleren, met name door vooruitgang te boeken bij de totstandbrenging van de gemeenschappelijke regionale markt;

c) de economische integratie van de begunstigden in de interne markt van de Unie te stimuleren;

d) regionale economische integratie en betere integratie met de interne markt van de EU te ondersteunen door middel van betere connectiviteit in de regio in overeenstemming met de trans-Europese netwerken;

e) de groene transitie te versnellen in overeenstemming met de groene agenda 2020 voor de Westelijke Balkan waarbij alle economische sectoren worden betrokken, en in het bijzonder de energiesector, met inbegrip van de transitie naar een koolstofvrije, klimaatneutrale, klimaatbestendige en circulaire economie;

f) de digitale transformatie te bevorderen als een stimulans voor duurzame ontwikkeling en inclusieve groei;

g) innovatie te stimuleren, met name voor kmo’s, en ter ondersteuning van de groene en de digitale transitie;

h) een kwaliteitsvol beleid op het gebied van onderwijs, opleiding, omscholing en bijscholing en werkgelegenheid te stimuleren;

i) de fundamentele aspecten van het uitbreidingsproces verder te versterken, met inbegrip van de rechtsstaat, de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, door het bevorderen van een onafhankelijke rechterlijke macht, een versterkte veiligheid, de bestrijding van fraude, corruptie, georganiseerde criminaliteit en het witwassen van geld en terrorismefinanciering, belastingontduiking en belastingfraude; het internationaal recht na te leven; mediavrijheid en academische vrijheid en een gunstig klimaat voor het maatschappelijk middenveld te bevorderen; sociale dialoog te bevorderen; gendergelijkheid, non-discriminatie en verdraagzaamheid te bevorderen om de eerbiediging van de rechten van personen die tot minderheden behoren, te garanderen en te versterken;

j) het openbaar bestuur doeltreffender te maken en transparantie, structurele hervormingen en goed bestuur op alle niveaus te ondersteunen, ook wat betreft het beheer van overheidsmiddelen, overheidsopdrachten en staatssteun; initiatieven en instanties te ondersteunen die betrokken zijn bij de ondersteuning en handhaving van internationale gerechtigheid in de Westelijke Balkan.

Artikel 4
Algemene beginselen

1. De samenwerking in het kader van de faciliteit wordt gebaseerd op, en bevordert de beginselen inzake doeltreffende ontwikkeling, in alle samenwerkingsvormen, te weten eigen verantwoordelijkheid van de begunstigden voor de ontwikkelingsprioriteiten, resultaatgerichtheid, inclusieve ontwikkelingspartnerschappen, transparantie en wederzijdse verantwoordingsplicht. De samenwerking is gebaseerd op doeltreffende en efficiënte toewijzing en toepassing van middelen.

2. De steun in het kader van de faciliteit vormt een aanvulling op de in het kader van andere programma’s en instrumenten van de Unie verstrekte steun. Activiteiten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van deze verordening, kunnen steun ontvangen uit andere programma’s en instrumenten van de Unie, mits die steun niet dezelfde kosten dekt.

3. Om de complementariteit en de doeltreffendheid van hun optreden te bevorderen, werken de Commissie en de lidstaten samen en streven zij ernaar overlapping te vermijden tussen de steun uit hoofde van deze verordening en andere steun van de Unie, de lidstaten, derde landen, multilaterale en regionale organisaties en entiteiten, zoals internationale organisaties en betrokken internationale financiële instellingen, agentschappen en donoren buiten de Unie, overeenkomstig de beginselen voor de versterking van de operationele coördinatie op het gebied van externe steun, onder meer via verbeterde coördinatie met de lidstaten op lokaal niveau.

4. In het kader van de faciliteit worden klimaatmitigatie en klimaatadaptatie, biodiversiteit en de bescherming van het milieu, de mensenrechten, democratie, gendergelijkheid en, waar nodig, de beperking van het risico op rampen geïntegreerd, en vooruitgang bij het bereiken van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling ondersteund, waarbij geïntegreerde maatregelen worden bevorderd die nevenvoordelen kunnen opleveren en waarmee meerdere doelstellingen op coherente wijze kunnen worden bereikt. Gestrande activa moeten worden vermeden en de activiteiten moeten zijn gebaseerd op het beginsel dat geen schade mag worden berokkend en dat niemand aan zijn lot mag worden overgelaten, evenals op de mainstreaming van duurzaamheid die ten grondslag ligt aan de Europese Green Deal.

5. De begunstigden en de Commissie zien erop toe dat de gelijkheid van vrouwen en mannen, gendermainstreaming en de integratie van een genderperspectief worden meegewogen en bevorderd tijdens de hele duur van de voorbereiding van de hervormingsagenda’s en de uitvoering van de faciliteit. Begunstigden en de Commissie nemen passende maatregelen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden. De Commissie zal verslag uitbrengen over deze maatregelen in het kader van haar periodieke verslagen over genderactieplannen.

6. De faciliteit ondersteunt geen activiteiten of maatregelen die onverenigbaar zijn met de nationale energie- en klimaatplannen van de begunstigden, hun nationaal bepaalde bijdrage in het kader van de Overeenkomst van Parijs, en de ambitie om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken of die investeringen in fossiele brandstoffen bevorderen, of die aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor het milieu of het klimaat.

7. De Commissie draagt in overleg met de lidstaten en de begunstigden bij tot het verwezenlijken van de inspanningen van de Unie voor grotere transparantie en verantwoording bij de verstrekking van steun, mede door de uitvoering en versterking van internecontrolesystemen en fraudebestrijdingsbeleid te bevorderen, en het beschikbaar maken, via internetdatabanken, van informatie over het volume en de toewijzing van de steun, waarbij zij ervoor zorgt dat gegevens vergelijkbaar zijn en gemakkelijk kunnen worden ingezien, gedeeld en gepubliceerd.

Artikel 5
Basisvoorwaarden voor steun van de Unie

1. Een basisvoorwaarde voor de steun uit hoofde van de faciliteit is dat de begunstigden de instandhouding en eerbiediging van doeltreffende democratische mechanismen – waaronder een parlementair meerpartijenstelsel – en de rechtsstaat voortzetten, en de inachtneming van alle mensenrechtenverplichtingen garanderen, met inbegrip van de rechten van personen die tot minderheden behoren. Een andere basisvoorwaarde moet zijn dat Servië en Kosovo zich constructief inzetten voor de normalisering van hun betrekkingen met het oog op de volledige uitvoering van al hun respectieve verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst over het pad naar normalisering en de uitvoeringsbijlage daarbij, alsook uit alle eerdere dialoogovereenkomsten, en onderhandelingen aangaan over de brede overeenkomst inzake normalisering van de betrekkingen.

2. De Commissie monitort de vervulling van de in lid 1 vermelde basisvoorwaarde voordat in het kader van de faciliteit betalingen aan de begunstigden worden verricht en gedurende de gehele duur van de steun die in het kader van de faciliteit wordt verleend, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met het laatste uitbreidingspakket. De Commissie kan een besluit vaststellen waarin wordt geconcludeerd dat aan sommige van deze basisvoorwaarden niet is voldaan, en in het bijzonder de in artikel 21 bedoelde vrijgave van middelen opschorten, ongeacht of aan de in artikel 16, lid 3, bedoelde betalingsvoorwaarden is voldaan.


HOOFDSTUK II

Financiering en uitvoering

Artikel 6
Begroting

1. De middelen die op grond van de leden 2 en 3 via de faciliteit ter beschikking moeten worden gesteld, bedragen voor de periode 2024-2027 niet meer dan 6 000 000 000 EUR.

2. De financiële middelen voor de uitvoering van de faciliteit bedragen 2 000 000 000 EUR voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2027, waarvan:

(a) 98,5 % in de vorm van niet-terugbetaalbare financiële steun aan de begunstigden voor de uitvoering van de hervormingsagenda’s;

(b) 1,5 % voor uitgaven overeenkomstig lid 6.

3. De financiële steun in de vorm van een lening is beschikbaar voor een bedrag van maximaal 4 000 000 000 EUR voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2027. Dat bedrag maakt geen deel uit van het bedrag van de garantie voor extern optreden in de zin van artikel 31, lid 4, van Verordening (EU) 2021/947.

4. De Commissie stelt het initiële indicatieve bedrag van de voor elke begunstigde beschikbare financiering vast, overeenkomstig de in bijlage I beschreven methode, in het overeenkomstige uitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 15, berekend op basis van de meest recente beschikbare gegevens op de dag van inwerkingtreding van deze verordening overeenkomstig artikel 29. De indicatieve bedragen kunnen tijdens de uitvoering veranderen overeenkomstig de beginselen van artikel 21.

5. Overeenkomstig artikel 19 bedraagt het bedrag van de middelen die beschikbaar worden gesteld in het kader van het investeringskader voor de Westelijke Balkan (WBIF) als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/152918, ten minste 50 % van het totale bedrag als bedoeld in lid 1. Die bijdrage omvat het volledige bedrag van de niet-terugbetaalbare financiële steun als bedoeld in lid 2, punt a), van dit artikel, na aftrek van het bedrag van de voorziening.

6. De in lid 2, punt b), bedoelde middelen kunnen worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van de faciliteit, zoals voorbereidende activiteiten en activiteiten op het gebied van monitoring, controle, audit en evaluatie, die nodig zijn voor het beheer van de faciliteit en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, met name voor studies, vergaderingen van deskundigen, opleidingen, overleg met de autoriteiten van de begunstigden, conferenties, raadpleging van belanghebbenden, informatie- en communicatiemaatregelen, waaronder inclusieve bewustmakingsacties, en institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de doelstellingen van deze verordening, uitgaven in verband met IT-netwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, institutionele informatietechnologie-instrumenten alsmede alle overige uitgaven bij de centrale diensten en in de delegaties van de Unie voor de administratieve en coördinerende ondersteuning van de faciliteit. Tot slot kunnen uitgaven ook de kosten van andere ondersteunende activiteiten zoals kwaliteitscontrole en monitoring van projecten of programma’s ter plaatse alsmede de kosten van collegiale advisering en van deskundigen voor de evaluatie en de uitvoering van hervormingen en investeringen omvatten.

Artikel 7
Uitvoering en vormen van Uniefinanciering

1. De faciliteit wordt uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, hetzij in direct beheer, hetzij in indirect beheer met een van de entiteiten als bedoeld in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van Verordening (EU, Euratom ) 2018/1046.

2. Financiering door de Unie kan worden verstrekt in een van de vormen die zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, met name financiële bijstand, subsidies, aanbestedingen en blendingverrichtingen.

3. Afhankelijk van de vereiste operationele en financiële capaciteit kan de entiteit waaraan de uitvoering van blendingverrichtingen is toevertrouwd, de Europese Investeringsbank of het Europees Investeringsfonds zijn, een multilaterale internationale financiële instelling, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, of een bilaterale Europese financiële instelling, zoals een ontwikkelingsbank. Waar mogelijk wordt de uitvoering van blendingverrichtingen in het kader van de faciliteit aangevuld met aanvullende vormen van financiële steun, hetzij van de lidstaten, hetzij van derden.

Artikel 8
Subsidiabiliteitsregels inzake personen en entiteiten, de oorsprong van leveringen en materialen en beperking in het kader van de faciliteit

1. Deelname aan procedures voor de gunning van aanbestedingen of de toekenning van subsidies voor krachtens de faciliteit gefinancierde acties staat open voor internationale en regionale organisaties en voor alle natuurlijke personen die onderdaan zijn van, en voor rechtspersonen die daadwerkelijk gevestigd zijn in:

(a) de lidstaten, de begunstigden, partijen bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en landen die vallen onder bijlage I bij Verordening (EU) 2021/947 en bijlage I bij Verordening (EU) 2021/1529;

(b) landen ten aanzien waarvan de Commissie wederzijdse toegang tot externe steun in de begunstigden heeft vastgesteld.

2. De in lid 1, punt b), bedoelde wederzijdse toegang kan voor een beperkte periode van ten minste één jaar worden toegekend telkens wanneer een land bevestigt dat entiteiten van de Unie en entiteiten uit landen die in het kader van de faciliteit in aanmerking komen, op gelijke voorwaarden in aanmerking komen.

De Commissie beslist over de wederzijdse toegang na raadpleging van de desbetreffende begunstigde.

3. Alle in het kader van deze faciliteit gefinancierde en aangekochte leveringen en materialen zijn afkomstig uit de in lid 1, punten a) en b), bedoelde landen, tenzij de leveringen en materialen niet onder redelijke voorwaarden in een van die landen kunnen worden verkregen. Daarnaast zijn de regels inzake beperkingen in lid 6 van toepassing.

4. De subsidiabiliteitsregels van dit artikel zijn niet van toepassing op en leiden niet tot nationaliteitsbeperkingen voor natuurlijke personen die bij een in aanmerking komende contractant of, in voorkomend geval, subcontractant in dienst zijn of anderszins door deze wettig zijn aangeworven, behalve wanneer de nationaliteitsbeperkingen gebaseerd zijn op de in lid 6 bedoelde regels.

5. Op acties die gezamenlijk worden medegefinancierd door een entiteit, of uitgevoerd in direct of indirect beheer met entiteiten als bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, zijn tevens de regels voor die entiteiten van toepassing. Dit doet geen afbreuk aan de krachtens lid 6 vastgestelde beperkingen, die naar behoren tot uiting moeten komen in de met die entiteiten gesloten overeenkomsten.

6. De in de leden 1 en 3 beschreven regels inzake subsidiabiliteit en de oorsprong van leveringen en materialen, en de lid 4 beschreven nationaliteitsregels kunnen in de volgende gevallen worden beperkt wat betreft de nationaliteit, geografische ligging of aard van de aan de gunningsprocedures deelnemende rechtspersonen, en tevens wat betreft de geografische oorsprong van leveringen en materialen:

(a) wanneer dergelijke beperkingen vereist zijn vanwege de specifieke aard en/of doelstellingen van de activiteit of specifieke gunningsprocedure en/of wanneer deze beperkingen noodzakelijk zijn voor de doeltreffende uitvoering van de actie;

(b) wanneer de actie of specifieke gunningsprocedure gevolgen heeft voor de veiligheid of de openbare orde, met name wat betreft strategische activa en belangen van de Unie, haar lidstaten, of een van de begunstigden, met inbegrip van de veiligheid, veerkracht en bescherming van de integriteit van digitale infrastructuur (inclusief 5G-netwerkinfrastructuur), communicatie- en informatiesystemen en gerelateerde toeleveringsketens.

7. Inschrijvers, aanvragers en gegadigden uit niet in aanmerking komende landen kunnen worden aanvaard in geval van urgentie of niet-beschikbaarheid van diensten op de markt van de betrokken landen of gebieden, of in andere naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de toepassing van de subsidiabiliteitsregels de uitvoering van een actie onmogelijk of uiterst moeilijk zou maken.

Artikel 9
Faciliteitsovereenkomst

1. De Commissie sluit met elke begunstigde een faciliteitsovereenkomst voor de uitvoering van de faciliteit waarin de verplichtingen en betalingsvoorwaarden van de begunstigden voor de uitbetaling van financiering uit de faciliteit zijn vastgelegd.

2. De faciliteitsovereenkomst wordt aangevuld met leningovereenkomsten overeenkomstig artikel 17, met specifieke bepalingen voor het beheer en de uitvoering van financiering die in de vorm van leningen is verstrekt.

3. Financiering wordt pas aan de begunstigden toegekend nadat de respectieve faciliteitsovereenkomsten en de toepasselijke leningsovereenkomsten in werking zijn getreden.

4. De faciliteitsovereenkomst en de leningsovereenkomsten die met elk van de begunstigden zijn gesloten, en de overeenkomsten die zijn ondertekend met personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, waarborgen dat de verplichtingen van artikel 129 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zijn vervuld.

5. In de faciliteitsovereenkomst worden de noodzakelijke gedetailleerde bepalingen vastgesteld betreffende:

(a) de toezegging van de begunstigde om vooruitgang te boeken in de richting van efficiëntere en doeltreffendere controlesystemen en om de strijd tegen het witwassen van geld, de financiering van terrorisme, belastingontwijking, belastingfraude of belastingontduiking op te voeren;

(b) de regels voor de vrijgave, inhouding, vermindering en herverdeling van middelen overeenkomstig artikel 21;

(c) de activiteiten in verband met beheer, controle, supervisie en toezicht op en evaluatie, verslaglegging en audit uit hoofde van de faciliteit, alsmede met systeemonderzoeken, fraudebestrijdingsmaatregelen en samenwerking;

(d) de regels inzake verslaglegging aan de Commissie over de vraag of en hoe aan de in artikel 12 bedoelde betalingsvoorwaarden is voldaan;

(e) de regels inzake belastingen, rechten en heffingen overeenkomstig artikel 27, leden 9 en 10, van Verordening (EU) 2021/947;

(f) de maatregelen om onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken en te corrigeren en de verplichting om de Commissie en OLAF onverwijld in kennis te stellen van vermoedelijke of feitelijke gevallen van onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten en de follow-up ervan;

(g) de in de artikelen 22 en 23 bedoelde verplichtingen, met inbegrip van nauwkeurige regels en een tijdschema voor het verzamelen van gegevens door de begunstigde en toegang voor de Commissie en OLAF;

(h) een procedure om ervoor te zorgen dat de uitbetalingsverzoeken voor de leningsteun binnen het beschikbare leningbedrag vallen, rekening houdend met artikel 6, lid 3;

(i) het recht van de Commissie om de steun uit hoofde van de faciliteit evenredig te verminderen en elk bedrag dat is besteed aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de faciliteit, terug te vorderen of om een vervroegde terugbetaling van de lening te vragen in geval van onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten die de financiële belangen van de Unie schaden en die niet door de begunstigde zijn gecorrigeerd, of in geval van een ernstige schending van een verplichting die voortvloeit uit de faciliteitsovereenkomst;

(j) de regels en modaliteiten voor de begunstigden om verslag uit te brengen met het oog op de monitoring van de uitvoering van de faciliteit en de verwezenlijking van de in artikel 3 opgenomen doelstellingen te beoordelen.

Artikel 10
Overdrachten, jaarlijkse tranches, vastleggingskredieten

1. In afwijking van artikel 12, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 worden ongebruikte vastleggings- en betalingskredieten in het kader van de faciliteit automatisch overgedragen en kunnen zij worden vastgelegd respectievelijk gebruikt tot en met 31 december van het volgende begrotingsjaar. Het overgedragen bedrag wordt in het volgende begrotingsjaar als eerste gebruikt.

2. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van overgedragen vastleggingskredieten overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

3. In afwijking van artikel 15 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 over de wederopvoering van kredieten worden vastleggingskredieten die overeenkomen met het bedrag van vrijmakingen die zijn verricht wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van een actie in het kader van de faciliteit, wederopgevoerd ten gunste van het oorspronkelijke begrotingsonderdeel.

4. Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, kunnen over verschillende jaren in jaarlijkse tranches worden opgedeeld, in overeenstemming met artikel 112, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.


HOOFDSTUK III

Hervormingsagenda’s

Artikel 11
Indiening van hervormingsagenda’s

1. Om steun in het kader van de faciliteit te ontvangen, dient elke begunstigde bij de Commissie een hervormingsagenda in voor de looptijd van de faciliteit, die voortbouwt op het deel structurele hervormingen van het meest recente economische hervormingsprogramma en de bijbehorende gezamenlijke beleidsrichtsnoeren die tijdens de economische en financiële dialoog in mei 2023 zijn overeengekomen, in voorkomend geval zijn nationale groeistrategie, de herziene uitbreidingsmethode, het meest recente uitbreidingspakket en het economisch en investeringsplan voor de Westelijke Balkan.

2. In de hervormingsagenda’s worden de hervormingen beschreven die de begunstigde moet doorvoeren, alsook de investeringsgebieden, met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde algemene en specifieke doelstellingen. De hervormingsagenda’s omvatten maatregelen voor de uitvoering van hervormingen door middel van een alomvattend en samenhangend pakket. Op het gebied van de fundamentele beginselen, waaronder de rechtsstaat, de bestrijding van corruptie, de grondrechten en de vrijheid van meningsuiting, weerspiegelen de hervormingsagenda’s de beoordelingen in het meest recente uitbreidingspakket.

3. De hervormingsagenda is in overeenstemming met het meest recente macro-economische en budgettaire beleidskader dat in het kader van de economische en financiële dialoog met de EU aan de Commissie is voorgelegd.

4. De hervormingsagenda’s zijn in overeenstemming met en ondersteunen de hervormingsprioriteiten die zijn vastgesteld in het kader van het toetredingstraject van de begunstigde, en andere relevante documenten, zoals de stabilisatie- en associatieovereenkomst, het nationale energie- en klimaatplan, de nationaal bepaalde bijdrage in het kader van de Overeenkomst van Parijs en de ambitie om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken.

5. In de hervormingsagenda’s worden de algemene beginselen van artikel 4 in acht genomen.

6. De Commissie verzoekt de begunstigden om binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening hun respectieve hervormingsagenda’s in te dienen.

7. In geval van een herverdeling van de steun in het kader van de faciliteit waarbij een begunstigde aanvullende steun ontvangt, verzoekt de Commissie de begunstigde om binnen drie maanden een herziene hervormingsagenda voor de resterende looptijd van de faciliteit in te dienen.

Artikel 12
Beginselen voor financiering in het kader van de hervormingsagenda’s

1. De faciliteit stimuleert de uitvoering van de hervormingsagenda van elke begunstigde door betalingsvoorwaarden te stellen bij de vrijgave van middelen. Deze betalingsvoorwaarden gelden voor middelen uit hoofde van artikel 6, lid 2, punt a), en artikel 6, lid 3, en nemen de vorm aan van kwalitatieve of kwantitatieve stappen. Deze stappen weerspiegelen de vooruitgang op het gebied van specifieke sociaal-economische hervormingen, met inbegrip van fundamentele aspecten van het uitbreidingsproces en de rechtsstaat, die verband houden met de verwezenlijking van de verschillende doelstellingen van de faciliteit, zoals uiteengezet in artikel 3, in overeenstemming met het meest recente uitbreidingspakket.

De naleving van de betalingsvoorwaarden leidt tot volledige of gedeeltelijke vrijgave van de middelen, afhankelijk van de mate waarin de betalingsvoorwaarden zijn voltooid.

2. Met betrekking tot financiering die via het in artikel 19 bedoelde fonds wordt uitgevoerd, vormt de vervulling van de in lid 1 bedoelde betalingsvoorwaarden een voorlopige validering. De middelen worden betaald na ontvangst van een betalingsverzoek van de fondsbeheerders van het in het kader van het WBIF opgerichte gemeenschappelijke fonds voor het ontvangen van donorbijdragen.

3. Macrofinanciële stabiliteit, goed beheer van de overheidsfinanciën, transparantie en toezicht op de begroting zijn algemene voorwaarden voor betalingen waaraan moet worden voldaan om middelen vrij te geven.

Artikel 13
Inhoud van de hervormingsagenda’s

1. De hervormingsagenda’s bevatten met name de volgende elementen, die deugdelijk gemotiveerd en onderbouwd worden:

(a) maatregelen die een coherente, alomvattende en voldoende evenwichtige respons op de in artikel 3 genoemde doelstellingen vormen, met inbegrip van structurele hervormingen, investeringen en maatregelen om ervoor te zorgen dat in voorkomend geval aan de basisvoorwaarden wordt voldaan;

(b) een toelichting op de samenhang van de maatregelen met de beginselen, strategieën, plannen en programma’s zoals bedoeld in artikel 11;

(c) een toelichting op de mate waarin de maatregelen naar verwachting zullen bijdragen aan de klimaat- en milieudoelstellingen;

(d) voor de hervormingen en investeringen: een indicatief tijdschema en de beoogde betalingsvoorwaarden voor de vrijgave van middelen in de vorm van kwalitatieve en kwantitatieve stappen die uiterlijk op 31 augustus 2027 moeten worden uitgevoerd;

(e) de regelingen voor de doeltreffende monitoring, verslaglegging en evaluatie van de hervormingsagenda door de begunstigde, met inbegrip van de in paragraaf 2 bedoelde relevante indicatoren;

(f) een toelichting op het systeem van de begunstigde om onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten doeltreffend te voorkomen, op te sporen en te corrigeren en de regels inzake toezicht op staatssteun te handhaven;

(g) eventueel andere ter zake doende informatie.

2. De hervormingsagenda’s zijn resultaatgericht en bevat indicatoren voor het beoordelen van de vorderingen bij de verwezenlijking van de in artikel 3 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen. Deze indicatoren worden, waar passend en relevant, gebaseerd op internationaal overeengekomen indicatoren en reeds beschikbare indicatoren die verband houden met het beleid van de begunstigden. De indicatoren zijn ook zoveel mogelijk in overeenstemming met de belangrijkste institutionele indicatoren die zijn opgenomen in het resultatenkader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III), in het kader voor de meting van de resultaten van het EFDO+ en in het WBIF.

Artikel 14
Beoordeling door de Commissie van de hervormingsagenda’s

1. De Commissie beoordeelt onverwijld de relevantie, volledigheid en geschiktheid van de hervormingsagenda van elke begunstigde of, indien van toepassing, van elke wijziging van die agenda. Bij het uitvoeren van die beoordeling werkt de Commissie nauw samen met de desbetreffende begunstigde en kan zij opmerkingen maken of aanvullende informatie inwinnen.

2. Bij de beoordeling van de hervormingsagenda’s houdt de Commissie rekening met de relevante beschikbare analytische informatie over de begunstigde, de in artikel 13 bedoelde motivering en door de begunstigde verstrekte elementen, alsmede met alle andere relevante informatie, zoals met name de in artikel 11 vermelde informatie.

3. Bij haar beoordeling houdt de Commissie in het bijzonder rekening met de volgende criteria:

a) of de hervormingsagenda een relevante, alomvattende, coherente en voldoende evenwichtige reactie vormt op de in artikel 3 genoemde doelstellingen;

b) of de hervormingsagenda naar verwachting sneller vooruitgang zal boeken bij het overbruggen van de sociaal-economische kloof tussen de begunstigden en de Unie, waardoor hun economische, sociale en ecologische ontwikkeling wordt bevorderd en de convergentie naar de normen van de Unie wordt ondersteund;

c) of mag worden verwacht dat de hervormingsagenda de transitie van de begunstigden naar duurzame, klimaatneutrale, klimaatbestendige en inclusieve economieën zal versnellen door de regionale connectiviteit te verbeteren, vooruitgang te boeken bij de gelijktijdige groene en digitale transitie, met inbegrip van biodiversiteit, en innovatie, onderwijs en vaardigheden en de arbeidsmarkt in ruimere zin te stimuleren;

d) of mag worden verwacht dat de hervormingsagenda de fundamentele aspecten van het uitbreidingsproces als omschreven in artikel 3, lid 2, punt i), verder zal versterken;

e) of de hervormingsagenda potentiële risico’s op het gebied van naleving van de met de basisvoorwaarden en betalingsvoorwaarden adequaat aanpakt;

f) of de door de begunstigde voorgestelde betalingsvoorwaarden adequaat en ambitieus zijn, in overeenstemming zijn met de beoordeling van het meest recente uitbreidingspakket, en voldoende betekenisvol en duidelijk zijn om de overeenkomstige vrijgave van middelen mogelijk te maken indien zij worden nageleefd, en of de voorgestelde verslagleggingsindicatoren adequaat en toereikend zijn om toezicht te houden op en verslag uit te brengen over de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de algemene doelstellingen;

g) of mag worden verwacht dat de door de begunstigde voorgestelde regelingen doeltreffend onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten zullen voorkomen, opsporen en corrigeren bij het gebruik van de in het kader van de faciliteit verstrekte middelen, en dubbele financiering uit de faciliteit en andere programma’s van de Unie alsook door andere donoren zullen voorkomen.

4. Voor de beoordeling van de door de begunstigden ingediende hervormingsagenda’s kan de Commissie worden bijgestaan door deskundigen.

Artikel 15
Uitvoeringsbesluit van de Commissie

1. In geval van een positieve beoordeling keurt de Commissie overeenkomstig artikel 14 bij een uitvoeringsbesluit de door de begunstigde ingediende hervormingsagenda goed of, in voorkomend geval, de overeenkomstig artikel 16 ingediende wijziging ervan. Dit uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. In het uitvoeringsbesluit van de Commissie worden de door de begunstigde uit te voeren hervormingen, de te ondersteunen investeringsgebieden en de uit de hervormingsagenda voortvloeiende betalingsvoorwaarden vastgesteld, met inbegrip van het indicatieve tijdschema.

3. In het uitvoeringsbesluit van de Commissie wordt ook het volgende vastgesteld:

a) het indicatieve bedrag van de totale middelen waarover de begunstigde beschikt, en de geplande tranches die zullen worden vrijgegeven, met inbegrip van voorfinanciering, gestructureerd overeenkomstig artikel 13, zodra de begunstigde op bevredigende wijze aan de desbetreffende betalingsvoorwaarden heeft voldaan in de vorm van kwalitatieve en kwantitatieve stappen die zijn vastgesteld met betrekking tot de uitvoering van de hervormingsagenda;

b) de verdeling per tranche van de financiering tussen steun via leningen en niet-terugbetaalbare steun;

c) de termijn waarbinnen de laatste betalingsvoorwaarden voor de hervormingen moeten zijn vervuld;

d) de regelingen en het tijdschema voor de monitoring, verslaglegging en uitvoering van de hervormingsagenda, in voorkomend geval met inbegrip van de maatregelen die nodig zijn om aan artikel 24 te voldoen;

e) de in artikel 13, lid 2, bedoelde indicatoren voor de beoordeling van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde algemene en specifieke doelstellingen.

Artikel 16
Wijzigingen van de hervormingsagenda’s

1. Wanneer de hervormingsagenda, met inbegrip van de relevante betalingsvoorwaarden, door objectieve omstandigheden geheel of gedeeltelijk niet langer door de begunstigde kan worden verwezenlijkt, kan de begunstigde een gewijzigde hervormingsagenda voorstellen. In dat geval kan de begunstigde bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek indienen om het in artikel 15, lid 1, bedoelde uitvoeringsbesluit te wijzigen.

2. De Commissie kan het uitvoeringsbesluit wijzigen, met name om rekening te houden met een wijziging van de beschikbare bedragen overeenkomstig de beginselen van artikel 21.

3. Indien de Commissie van mening is dat de door de begunstigde aangevoerde redenen een wijziging van de hervormingsagenda rechtvaardigen, beoordeelt de Commissie de gewijzigde agenda overeenkomstig artikel 14 en kan zij het in artikel 15, lid 1, bedoelde uitvoeringsbesluit onverwijld wijzigen.

4. In een wijziging kan de Commissie termijnen voor de betalingsvoorwaarden tot 2028 aanvaarden. Dit laat de in artikel 21, lid 8, vastgestelde uiterste termijn onverlet.

Artikel 17
Leningsovereenkomst, opgenomen en verstrekte leningen

1. Voor de financiering van de steun uit hoofde van de faciliteit in de vorm van leningen wordt de Commissie gemachtigd om, namens de Unie, de nodige financiële middelen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen te lenen overeenkomstig artikel 220 bis van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

2. In afwijking van artikel 220, lid 4, van het Financieel Reglement kunnen de uitbetalingen van de lening namens de begunstigde via het WBIF worden uitgevoerd. Teruggevorderde bedragen worden overgemaakt aan de begunstigde.

3. De Commissie sluit een leningsovereenkomst met de begunstigde. In de leningsovereenkomst worden het maximale leningbedrag, de beschikbaarheidsperiode en de gedetailleerde voorwaarden van de steun in het kader van de faciliteit in de vorm van leningen vastgesteld. De leningen hebben een looptijd van ten hoogste 40 jaar vanaf de ondertekening van de leningsovereenkomst.

Naast en in afwijking van artikel 220, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 bevat de leningsovereenkomst het bedrag van de voorfinanciering en de regels voor de verrekening van de voorfinanciering.

Met betrekking tot leningbedragen die via het WBIF ten uitvoer worden gelegd, moet de leningsovereenkomst ook:

(a) bepalen dat de begunstigde de Commissie onherroepelijk en onvoorwaardelijk machtigt om uitbetalingen te verrichten aan de entiteit die het fonds uitvoert op verzoek van die entiteit, en dat de Commissie wordt ontslagen van haar betalingsverplichtingen jegens de begunstigde door de betaling aan die entiteit te verrichten;

(b) voorzien in de verplichting van de begunstigde om de uitvoeringskosten en eventuele vergoedingen voor de uitvoering van het fonds te dragen overeenkomstig de voorwaarden die zijn overeengekomen tussen de Commissie en de entiteit die het fonds uitvoert.

Artikel 18
Voorzieningen

1. Overeenkomstig artikel 211, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 wordt een voorziening voor de leningen uit hoofde van deze verordening gevormd tegen een percentage van 9 % bij de beschikbaarstelling van middelen die onder artikel 6, lid 3, van deze verordening vallen. De voorziening wordt gevormd uit de in artikel 6, lid 2, punt a), bedoelde middelen.

De vastleggingen in de begroting voor de voorziening worden uiterlijk op 31 december 2027 gedaan. In afwijking van artikel 211, lid 2, laatste zin, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 wordt de voorziening geleidelijk betaald en volledig opgebouwd uiterlijk wanneer de leningen volledig zijn uitbetaald.

2. De voorziening wordt betaald aan het gemeenschappelijk voorzieningsfonds. De voorziening kan ook leningen voor macrofinanciële bijstand dekken overeenkomstig artikel 31, lid 5, van Verordening (EU) 2021/947. Het voorzieningspercentage wordt ten minste om de drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening herzien.

3. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 26 een gedelegeerde handeling vast te stellen om het voorzieningspercentage te wijzigen met inachtneming van de criteria van artikel 211, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

Artikel 19
Uitvoering van investeringsprojecten en -programma’s in het kader van het investeringskader voor de Westelijke Balkan

1. Om te profiteren van het hefboomeffect van financiële steun van de EU om aanvullende investeringen aan te trekken, worden infrastructuurinvesteringen ter ondersteuning van de hervormingsagenda’s uitgevoerd via het WBIF.

2. In het in artikel 15 bedoelde uitvoeringsbesluit van de Commissie wordt het bedrag aan middelen vastgesteld dat beschikbaar moet worden gesteld voor gebruik in het kader van het WBIF.

3. Na de vaststelling van het in artikel 21, lid 3, bedoelde besluit legt de Commissie de desbetreffende voorstellen voor investeringsprojecten of -programma’s ter advies voor aan de operationele raad van het WBIF als bedoeld in artikel 35, lid 8, van Verordening (EU) 2021/947.

4. Ten minste 37 % van de niet-terugbetaalbare financiële steun die via het WBIF wordt verstrekt, is in overeenstemming met de klimaatdoelstellingen.

5. Financiering in het kader van de faciliteit uit de in artikel 6, lid 2, punt a), bedoelde financiële middelen wordt, na aftrek van het bedrag van de voorziening, uitgevoerd in indirect beheer, rekening houdend met een reeks investeringen in voorbereiding, en wordt geleidelijk verstrekt door middel van bijdragen aan het gezamenlijke fonds dat in het kader van het WBIF is opgericht om de donorbijdragen te ontvangen.

6. Deze financiering wordt niet beschikbaar gesteld voor door het gemeenschappelijk fonds ondersteunde investeringen voordat het in artikel 21, lid 3, bedoelde besluit is vastgesteld.

7. Financiering in het kader van de faciliteit uit de in artikel 6, lid 5, bedoelde leningen wordt beschikbaar gesteld via het WBIF in het kader van de leningsovereenkomst tussen de Commissie en de begunstigden overeenkomstig artikel 17, lid 2. Voor alle leningsovereenkomsten worden per jaar maximaal twaalf uitbetalingsverzoeken bij de Commissie ingediend door de fondsbeheerders van het gemeenschappelijke fonds als bedoeld in artikel 12, lid 2. Investeringsprojecten en -programma’s kunnen steun ontvangen uit twee in lid 1 bedoelde financieringsbronnen en uit andere programma’s en instrumenten van de Unie, op voorwaarde dat die steun uit verschillende bronnen, programma’s en instrumenten in additionaliteit voorziet en niet dezelfde kosten dekt.

Artikel 20
Voorfinanciering

1. Na de indiening van de hervormingsagenda bij de Commissie kan de begunstigde verzoeken om de vrijgave van een voorfinanciering van maximaal 7 % van het totale bedrag dat in het kader van deze faciliteit overeenkomstig artikel 6, lid 4, is voorzien.

2. De Commissie kan de gevraagde voorfinanciering vrijgeven na de vaststelling van haar in artikel 15 bedoelde uitvoeringsbesluit en de inwerkingtreding van de faciliteitovereenkomst en van de leningsovereenkomst. De middelen worden vrijgegeven overeenkomstig artikel 21, lid 3, eerste zin, en met inachtneming van de basisvoorwaarden van artikel 5.

3. De Commissie stelt het tijdschema vast voor de uitbetaling van de voorfinanciering, die in een of meer tranches kan worden uitbetaald.

Artikel 21
Beoordeling van de naleving van betalingsvoorwaarden, inhouding, verlaging en herverdeling van middelen, regels inzake betalingen

1. Tweemaal per jaar dient de begunstigde een naar behoren gemotiveerd verzoek tot vrijgave van middelen in met betrekking tot vervulde betalingsvoorwaarden die samenhangen met de kwantitatieve en kwalitatieve stappen.

2. De Commissie beoordeelt onverwijld of de begunstigde op bevredigende wijze heeft voldaan aan de betalingsvoorwaarden die zijn uiteengezet in het in artikel 15, lid 1, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Commissie. De bevredigende uitvoering van deze betalingsvoorwaarden veronderstelt dat maatregelen met betrekking tot deze hervormingen waarvoor de begunstigde bevredigende uitvoering had bereikt in voorgaande besluiten, niet door de begunstigde zijn teruggedraaid. De Commissie kan zich laten bijstaan ​door deskundigen.

3. Wanneer de Commissie een positieve beoordeling afgeeft over het feit dat aan alle toepasselijke voorwaarden is voldaan, stelt zij onverwijld een besluit vast waarbij toestemming wordt verleend voor de vrijgave van middelen die met deze voorwaarden overeenstemmen. In dat besluit wordt, overeenkomstig de in artikel 6, lid 4, vastgestelde opsplitsing, het bedrag vastgesteld van de middelen die beschikbaar moeten worden gesteld als financiële bijstand, die rechtstreeks aan de nationale begroting wordt uitgekeerd, en het bedrag dat via het WBIF ter beschikking moet worden gesteld. Wat deze bedragen betreft, vormt het besluit de in artikel 12 bedoelde voorwaarde voor het bedrag aan middelen dat ter beschikking moet worden gesteld als financiële bijstand die rechtstreeks naar de nationale begroting gaat, en de in artikel 12 bedoelde voorlopige validering voor het bedrag dat via het WBIF ter beschikking moet worden gesteld.

4. Wanneer de Commissie een negatieve beoordeling afgeeft van de naleving van de voorwaarden volgens het indicatieve tijdschema, wordt de vrijgave van de middelen die met deze voorwaarden overeenstemmen, opgeschort. De ingehouden bedragen kunnen pas worden vrijgegeven nadat de begunstigde, als onderdeel van een volgend verzoek voor vrijgave van middelen, naar behoren heeft gemotiveerd dat de nodige maatregelen zijn genomen om op bevredigende wijze aan de overeenkomstige voorwaarden te voldoen.

5. Indien de Commissie tot de conclusie komt dat de begunstigde de nodige maatregelen niet heeft genomen binnen een termijn van twaalf maanden na de in lid 6 bedoelde eerste negatieve beoordeling, verlaagt zij het bedrag van de niet-terugbetaalbare financiële steun en van de lening evenredig met het deel dat overeenkomt met de relevante betalingsvoorwaarden. Gedurende het eerste jaar van uitvoering geldt een termijn van 24 maanden, berekend vanaf de in lid 6 bedoelde eerste negatieve beoordeling. De begunstigde kan binnen twee maanden na de mededeling van de conclusies van de Commissie zijn opmerkingen indienen.

6. Elk bedrag dat samenhangt met betalingsvoorwaarden waaraan niet is voldaan tegen
31 december 2028, is niet verschuldigd aan de begunstigden en moet in voorkomend geval worden vrijgegeven of geannuleerd van het beschikbare bedrag aan leningsteun.

7. De Commissie kan het bedrag van de niet-terugbetaalbare financiële steun, onder meer door verrekening overeenkomstig artikel 102 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, of van de lening verlagen, in geïdentificeerde gevallen van of bij ernstige zorgen met betrekking tot onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten die de financiële belangen van de Unie schaden en die niet door de begunstigde zijn gecorrigeerd, of bij een ernstige inbreuk op een verplichting die voortvloeit uit de faciliteitsovereenkomsten of de leningsovereenkomten, onder meer op basis van de door OLAF verstrekte informatie.

8. De Commissie kan besluiten een bedrag dat op grond van lid 6 of lid 7 is verlaagd, te herverdelen onder andere begunstigden van de faciliteit door de in artikel 15, lid 1, bedoelde uitvoeringsbesluiten te wijzigen.

9. Voor het onderdeel van de financiering door de faciliteit die wordt uitbetaald als financiële bijstand die rechtstreeks naar de nationale begrotingen van de begunstigden gaat, begint in afwijking van artikel 116, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 de betalingstermijn als bedoeld in artikel 116, lid 1, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 overeenkomstig lid 4 van dit artikel vanaf de datum van de mededeling van het besluit tot goedkeuring van de uitbetaling aan de begunstigde.

10. Artikel 116, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 is niet van toepassing op betalingen die zijn gedaan als financiële bijstand die rechtstreeks naar de nationale begrotingen van de begunstigen gaat uit hoofde van dit artikel en artikel 22 van deze verordening.

11. De betaling van middelen in het kader van deze faciliteit wordt afhankelijk gesteld van de beschikbare middelen. De middelen worden uitbetaald in tranches. Een tranche kan in een of meer deeltranches worden uitbetaald.

12. Het als financiële bijstand beschikbaar gestelde bedrag dat rechtstreeks naar de nationale begroting gaat, wordt betaald na het in lid 3 bedoelde besluit in overeenstemming met de leningsovereenkomst.

13. Betalingen van steunbedragen in de vorm van leningen, ongeacht of deze rechtstreeks aan de nationale begroting of via het WBIF worden verstrekt, zijn afhankelijk van de indiening door de begunstigde van een betalingsverzoek in de in de leningsovereenkomst vastgestelde vorm.

14. Het via het WBIF ter beschikking gestelde bedrag wordt betaald na het in lid 3 bedoelde besluit, na het in lid 13 bedoelde betalingsverzoek en na ontvangst van een betalingsverzoek van de fondsbeheerders van het in het kader van het WBIF opgerichte gemeenschappelijke fonds voor het ontvangen van donorbijdragen.


HOOFDSTUK IV

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Artikel 22
Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1. Bij de uitvoering van de faciliteit nemen de Commissie en de begunstigden alle passende maatregelen om de financiële belangen van de Unie te beschermen, rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel en de specifieke voorwaarden waaronder de faciliteit zal functioneren, en met de in artikel 5, lid 1, vastgestelde basisvoorwaarden en de in de specifieke faciliteitsovereenkomsten uiteengezette voorwaarden, in het bijzonder met betrekking tot het voorkomen, opsporen en corrigeren van fraude, corruptie, belangenconflicten en onregelmatigheden. Elke begunstigde verbindt zich ertoe vorderingen te maken met doeltreffende en efficiënte beheers- en controlesystemen en ervoor te zorgen dat ten onrechte betaalde of ten onrechte bestede bedragen kunnen worden teruggevorderd.

2. De faciliteitsovereenkomst voorziet in de volgende verplichtingen van de begunstigde:

a) om regelmatig te controleren of de verstrekte financiering naar behoren is gebruikt overeenkomstig alle toepasselijke voorschriften, met name wat betreft het voorkomen, opsporen en corrigeren van fraude, corruptie, belangenconflicten en onregelmatigheden;

b) om passende maatregelen te nemen om fraude, corruptie, belangenconflicten en onregelmatigheden die de financiële belangen van de Unie schaden, te voorkomen, op te sporen en te corrigeren, om dubbele financiering te voorkomen en juridische stappen te ondernemen om middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven, terug te vorderen, onder meer in verband met maatregelen voor de uitvoering van hervormingen en investeringsprojecten of -programma’s in het kader van de hervormingsagenda’s;

c) voor de toepassing van lid 1 van dit artikel, met name voor controles op het gebruik van middelen met betrekking tot de uitvoering van hervormingen in de hervormingsagenda’s, om te zorgen voor de verzameling van en toegang tot voldoende gegevens over personen en entiteiten die uit hoofde van hoofdstuk III financiering ontvangen voor de uitvoering van maatregelen van de hervormingsagenda;

d) om de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en in voorkomend geval het EOM expliciet toe te staan hun in artikel 129 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 vastgelegde rechten uit te oefenen.

3. In de faciliteitsovereenkomst wordt tevens bepaald dat de Commissie het recht heeft om de steun uit hoofde van de faciliteit evenredig te verminderen en elk bedrag dat is besteed aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de faciliteit, terug te vorderen of om een vervroegde terugbetaling van de lening te vragen, in geval van onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten die de financiële belangen van de Unie schaden, en die niet door de begunstigde zijn gecorrigeerd, of in geval van een ernstige schending van een verplichting die voortvloeit uit dergelijke overeenkomsten. Bij het nemen van een besluit over het bedrag van de terugvordering en de vermindering of het vervroegd terug te betalen bedrag neemt de Commissie het evenredigheidsbeginsel in acht en houdt zij rekening met de ernst van de onregelmatigheid, fraude, corruptie of belangenconflicten die de financiële belangen van de Unie schaden, of van een schending van een verplichting. De begunstigde krijgt de gelegenheid opmerkingen te maken voordat tot de vermindering wordt besloten of voordat om vroegtijdige terugbetaling wordt verzocht.

4. Personen en entiteiten die middelen uit hoofde van de faciliteit uitvoeren, melden alle vermoedelijke gevallen van fraude, corruptie, belangenconflicten en onregelmatigheden die de financiële belangen van de Unie schaden, onverwijld aan de Commissie en OLAF.

Artikel 23
Rol van de nationale interne systemen en de nationale auditautoriteiten


1. Voor het onderdeel van de financiering door de faciliteit die wordt uitbetaald als financiële bijstand die rechtstreeks naar de nationale begrotingen van de begunstigden gaat, doet de Commissie een beroep op bestaande en verbeterde internecontrolesystemen van de begunstigden, met inbegrip van de nationale auditautoriteiten en, indien van toepassing, de coördinatiediensten fraudebestrijding van elke begunstigde die zijn opgericht in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun.

In de hervormingsagenda’s wordt in de eerste jaren van de tenuitvoerlegging prioriteit gegeven aan hervormingen met betrekking tot onderhandelingshoofdstuk 32, met name wat betreft het beheer van de overheidsfinanciën en interne controle, en fraudebestrijding, samen met de hoofdstukken 23 en 24, met name op het gebied van justitie, corruptie en georganiseerde misdaad, en hoofdstuk 8, met name inzake het staatssteuntoezicht.

2. De begunstigden melden onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, waarover een eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal is opgesteld, onverwijld aan de Commissie en houden de Commissie op de hoogte van het verloop van de administratieve en gerechtelijke procedures met betrekking tot deze onregelmatigheden. Dergelijke rapportering wordt verricht met door de Commissie ingestelde elektronische middelen die gebruikmaken van het beheerssysteem voor onregelmatigheden.

3. De in lid 2 bedoelde entiteiten onderhouden een regelmatige dialoog met de Europese Rekenkamer, OLAF en, in voorkomend geval, het EOM.

4. De Commissie kan gedetailleerde systeemevaluaties van de uitvoering van de nationale begroting uitvoeren op basis van een risicobeoordeling en een dialoog met de nationale auditautoriteiten, en aanbevelingen doen voor verbeteringen in de systemen.

5. De Commissie kan aanbevelingen doen aan de begunstigde over alle gevallen waarin de bevoegde autoriteiten naar haar mening niet de nodige maatregelen hebben genomen ter voorkoming, opsporing en correctie van fraude, corruptie, belangenconflicten en onregelmatigheden die het goed financieel beheer van de uit hoofde van de faciliteit gefinancierde uitgaven hebben geschaad of ernstig in het gedrang dreigen te brengen, en in alle gevallen waarin tekortkomingen worden vastgesteld die het ontwerp en de werking van het door de autoriteiten ingevoerde controlesysteem schaden. De desbetreffende begunstigde voert dergelijke aanbevelingen uit of geeft een motivering waarom hij dit niet heeft gedaan.

HOOFDSTUK V

Monitoring, verslaglegging en evaluatie

Artikel 24
Monitoring en verslaglegging

1. De Commissie monitort de uitvoering van de faciliteit en beoordeelt de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen. De monitoring van de uitvoering is gericht op en evenredig met de activiteiten die in het kader van de faciliteit worden uitgevoerd. Van de in artikel 13, lid 2, bedoelde indicatoren wordt verwacht dat zij zullen bijdragen tot de monitoring van de faciliteit door de Commissie.

2. In de in artikel 9 bedoelde faciliteitsovereenkomst worden de regels en voorwaarden voor de begunstigden uiteengezet om aan de Commissie verslag uit te brengen voor de toepassing van lid 1.

3. De Commissie brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

4. De Commissie legt het in lid 3 bedoelde verslag voor aan het in artikel 27 bedoelde comité.

Artikel 25
Evaluatie van de faciliteit

1. Na 31 december 2027, maar uiterlijk op 31 december 2031, voert de Commissie een ex-postevaluatie uit van de verordening. Bij die ex-postevaluatie wordt de bijdrage van de Unie aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening beoordeeld.

2. Voor deze ex-postevaluatie wordt gebruikgemaakt van de beginselen voor goede praktijken van de commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO, om na te gaan of de doelstellingen zijn verwezenlijkt en om aanbevelingen te kunnen opstellen met het oog op de verbetering van toekomstige acties.

De Commissie zendt de bevindingen en conclusies van de ex-postevaluatie, vergezeld van haar opmerkingen en follow-up, aan het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten. Deze ex-postevaluatie kan op verzoek van de lidstaten worden besproken. De resultaten daarvan worden gebruikt bij het voorbereiden van programma’s en acties, en bij de toewijzing van middelen. Deze ex-postevaluaties en follow-up worden openbaar gemaakt.

De Commissie betrekt alle belanghebbenden, met inbegrip van begunstigden, sociale partners, maatschappelijke organisaties en lokale overheden, op passende wijze bij het evaluatieproces inzake de financiering door de Unie waarin deze verordening voorziet, en kan er waar passend naar streven om gezamenlijke evaluaties met de lidstaten en andere partners te verrichten, met nauwe betrokkenheid van de begunstigden.

HOOFDSTUK VI

Slotbepalingen

Artikel 26
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 18 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 18 bedoelde bevoegdheidsdelegaties te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 18 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met één maand verlengd.

Artikel 27
Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 28
Informatie, communicatie en publiciteit

1. De Commissie kan communicatieactiviteiten ontplooien om zichtbaarheid te geven aan de Uniefinanciering voor de in de hervormingsagenda’s beoogde financiële steun, onder meer door gezamenlijke communicatieactiviteiten met de begunstigden. In voorkomend geval kan de Commissie zorgen voor een financieringsverklaring waarin wordt meegedeeld en erkend dat sprake is van steun in het kader van de faciliteit.

2. De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, onder meer door waar nodig het embleem van Unie af te beelden en een passende financieringsverklaring weer te geven die luidt “gefinancierd door de Europese Unie”, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

3. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot de faciliteit, de overeenkomstig de faciliteit genomen maatregelen en de bereikte resultaten. De aan de faciliteit toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 vermelde doelstellingen.

Artikel 29
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.