Artikelen bij COM(2023)645 - Voorkoming van het verlies van kunststofpellets om verontreiniging door microplastics te verminderen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.




Artikel 1

 Onderwerp en toepassingsgebied


1. In deze verordening worden verplichtingen vastgesteld inzake de hantering van kunststofpellets in alle stadia van de toeleveringsketen om verliezen te voorkomen.

2. Deze verordening is van toepassing op:

(a) marktdeelnemers die in het vorige kalenderjaar in de Unie kunststofpellets hebben verwerkt in hoeveelheden van meer dan vijf ton;

(b) vervoerders uit de EU en daarbuiten die kunststofpellets vervoeren in de Unie.

Artikel 2


Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(a) “kunststofpellet”: een kleine massa voorgevormd polymeerhoudend vormmateriaal met relatief uniforme afmetingen in een bepaalde partij, gebruikt als grondstof voor de vervaardiging van kunststofproducten;

(b) “morsen”: een eenmalig ontsnappen van kunststofpellets uit hun primaire houder;

(c) “verlies”: een eenmalig of langdurig ontsnappen van kunststofpellets voorbij de grens van de installatie naar het milieu, of uit wegvoertuigen, spoorwagons of binnenschepen die kunststofpellets vervoeren;

(d) “installatie”: een terrein, structuur, omgeving of locatie waar een of meer economische activiteiten plaatsvinden waarbij kunststofpellets worden gehanteerd;

(e) “marktdeelnemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon die de installatie geheel of gedeeltelijk exploiteert of bezit, of, indien de nationale wetgeving in die mogelijkheid voorziet, aan wie economische beschikkingsmacht over de technische werking is overgedragen;

(f) “vervoerder uit de EU”: een in een lidstaat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die, als onderdeel van zijn economische activiteit, kunststofpellets vervoert met wegvoertuigen, spoorwagons of binnenschepen;

(g) “vervoerder buiten de EU”: een in een derde land gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die, als onderdeel van zijn economische activiteit in de Unie, kunststofpellets vervoert met wegvoertuigen, spoorwagons of binnenschepen;

(h) “micro-, kleine of middelgrote onderneming”: een micro-, kleine of middelgrote onderneming in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie37;

(i) “grote onderneming”: een onderneming die geen micro-, kleine of middelgrote onderneming is;

(j) “bevoegde autoriteit”: een autoriteit of orgaan, door een lidstaat aangewezen om de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen uit te voeren;

(k) “certificeerder”: een van de volgende:

i) een conformiteitsbeoordelingsinstantie als gedefinieerd in artikel 2, lid 13, van Verordening (EG) nr. 765/200838 van het Europees Parlement en de Raad of elke natuurlijke of rechtspersoon of vereniging of groep van dergelijke personen, die een accreditatie heeft verkregen overeenkomstig deze verordening;

ii) een milieuverificateur zoals gedefinieerd in artikel 20, lid 20, punt b), van Verordening (EG) nr. 1221/2009;

(l) “conformiteitsbeoordeling”: het proces waarin wordt aangetoond of een installatie voldoet aan de toepasselijke regels van deze verordening en van de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 3

Algemene verplichtingen


1. Marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU zien erop toe dat verliezen worden vermeden. Wanneer zich verliezen voordoen, nemen marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU onmiddellijk maatregelen om die verliezen op te ruimen.

2. Marktdeelnemers en vervoerders uit de EU stellen de bevoegde autoriteit, op de door haar vastgestelde wijze, in kennis van elke installatie die zij exploiteren en wanneer zij kunststofpellets vervoeren, naargelang het geval.

3. Marktdeelnemers en vervoerders uit de EU stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd in kennis van elke belangrijke wijziging van hun installaties en activiteiten met betrekking tot de hantering van kunststofpellets, met inbegrip van elke sluiting van een bestaande installatie.

4. De bevoegde autoriteiten leggen een openbaar register aan met de informatie die zij overeenkomstig de leden 3 en 4 hebben ontvangen en houden dit register bij.


Artikel 4

Verplichtingen met betrekking tot de hantering van kunststofpellets

1. Marktdeelnemers nemen de volgende maatregelen:

(a) zij stellen een risicobeoordelingsplan voor elke installatie op overeenkomstig bijlage I, rekening houdend met de aard en de omvang van de installatie en de schaal van haar activiteiten;

(b) zij installeren de apparatuur en voeren de procedures uit die zijn beschreven in het in punt a) bedoelde risicobeoordelingsplan;

(c) zij melden het in punt a) bedoelde risicobeoordelingsplan aan bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de installatie zich bevindt, samen met een eigen verklaring van conformiteit volgens het modelformulier in bijlage II.

De marktdeelnemers houden het risicobeoordelingsplan actueel, met name rekening houdend met de zwakke punten die zijn vastgesteld op grond van hun ervaring met de hantering met kunststofpellets, en stellen het op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.

2. Marktdeelnemers die middelgrote en grote ondernemingen zijn met installaties waar in het vorige kalenderjaar kunststofpellets in hoeveelheden van minder dan 1 000 ton zijn verwerkt, of die micro- of kleine ondernemingen zijn, stellen de bevoegde autoriteit om de vijf jaar na de laatste kennisgeving in kennis van een actualisering van het risicobeoordelingsplan voor elke installatie en van een vernieuwing van de eigen verklaring van conformiteit.

3. De bevoegde autoriteiten kunnen van marktdeelnemers eisen dat zij de volgende acties ondernemen:

(a) de overeenkomstig de leden 1 en 2 meegedeelde risicobeoordelingsplannen wijzigen om ervoor te zorgen dat de verliezen daadwerkelijk kunnen worden voorkomen of, in voorkomend geval, ingesloten en opgeruimd, en dat aan bijlage I wordt voldaan;

(b) een of meerdere van de in bijlage I vermelde acties tijdig uitvoeren.

4. De bevoegde autoriteiten zorgen voor het opzetten, bijhouden en bijwerken van een register met de overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel aangemelde risicobeoordelingsplannen en eigen verklaringen van conformiteit. Het register wordt openbaar gemaakt op een website.

5. Vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU zien erop toe dat de in bijlage III vermelde maatregelen worden uitgevoerd tijdens laad- en losverrichtingen, transportritten en schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden.

6. Wanneer marktdeelnemers de maatregelen van het overeenkomstig bijlage I opgestelde risicobeoordelingsplan uitvoeren en vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU de in bijlage III vastgestelde maatregelen uitvoeren, hanteren zij de onderstaande prioriteitsvolgorde:

(a) maatregelen om morsen te voorkomen;

(b) maatregelen om gemorste pellets in te sluiten om te voorkomen dat zij een verlies worden;

(c) maatregelen om op te ruimen na het morsen of verlies.

7. Marktdeelnemers en vervoerders uit de EU hebben de volgende verplichtingen:

(a) ervoor zorgen dat hun personeel wordt opgeleid overeenkomstig hun specifieke taken en verantwoordelijkheden en dat zij de relevante apparatuur kennen en kunnen gebruiken en de procedures kunnen uitvoeren die zijn vastgesteld om de naleving van deze verordening te waarborgen;

(b) een register bijhouden van de maatregelen die zijn genomen om te voldoen aan de verplichtingen van dit artikel;

(c) een register bijhouden van de jaarlijks geschatte verloren hoeveelheden en van het totale volume kunststofpellets dat wordt gehanteerd.

Vanaf zes maanden na de bekendmaking van de desbetreffende geharmoniseerde norm in het Publicatieblad van de Europese Unie of vanaf de datum van toepassing van de in artikel 13, lid 2, van deze verordening bedoelde uitvoeringshandeling ramen de marktdeelnemers de in de eerste alinea, punt c), bedoelde verloren hoeveelheden volgens de in artikel 13 bedoelde gestandaardiseerde methode.

Marktdeelnemers en vervoerders uit de EU bewaren de in dit lid, punt b) en c), bedoelde gegevens gedurende vijf jaar en stellen deze op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, van de certificeerders.

8. Wanneer een maatregel voor het voorkomen, insluiten en opruimen van gemorste of verloren pellets mislukt, nemen marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU zo snel mogelijk corrigerende maatregelen.

9. Jaarlijks voeren marktdeelnemers die geen micro- of kleine ondernemingen zijn en installaties exploiteren waar in het vorige kalenderjaar kunststofpellets in hoeveelheden van meer dan 1 000 ton zijn gehanteerd, voor elke installatie een interne beoordeling uit van de mate waarin de installatie voldoet aan de vereisten van het risicobeoordelingsplan in bijlage I. De interne beoordeling kan onder andere betrekking hebben op de volgende onderwerpen:

(a) de geraamde hoeveelheden en oorzaken van verliezen;

(b) de preventie-, insluitings- en opruimapparatuur en/of -procedures die zijn ingevoerd om toekomstige verliezen te voorkomen, en hun doeltreffendheid;

(c) gesprekken met het personeel, inspecties van apparatuur en procedures, en een herziening van eventuele relevante documentatie.

Artikel 5

Certificering


1. Uiterlijk op … [OP: please insert the date = 24 months after the entry into force of this Regulation], en vervolgens om de drie jaar, tonen marktdeelnemers die grote ondernemingen zijn, door middel van een door een certificeerder afgegeven certificaat, aan dat elke installatie waarin in het vorige kalenderjaar kunststofpellets in hoeveelheden van meer dan 1 000 ton zijn gehanteerd, aan de eisen in bijlage I voldoet.

2. Uiterlijk op … [OP: please insert the date = 36 months after the entry into force of this Regulation], en vervolgens om de vier jaar, tonen marktdeelnemers die middelgrote ondernemingen zijn, door middel van een door een certificeerder afgegeven certificaat, aan dat elke installatie waarin in het vorige kalenderjaar kunststofpellets in hoeveelheden van meer dan 1 000 ton zijn gehanteerd, aan de eisen in bijlage I voldoet.

3. Certificeerders voeren steekproeven uit om te garanderen dat alle maatregelen die in het overeenkomstig bijlage I uitgevoerde risicobeoordelingsplan zijn opgenomen, naar behoren zijn uitgevoerd.

4. Certificaten moeten ten minste voldoen aan de volgende eisen:

(a) zij worden afgegeven overeenkomstig het modelformulier in bijlage IV en in elektronische vorm;

(b) zij vermelden de marktdeelnemer, de installatie waarop het certificaat betrekking heeft, de datum van de uitgevoerde steekproeven en de geldigheidsduur;

(c) zij verklaren dat de installatie waarop het certificaat betrekking heeft, voldoet aan de eisen van bijlage I.

5. De certificeerders stellen de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van het volgende:

(a) afgegeven certificaten;

(b) opgeschorte of ingetrokken certificaten;

(c) wijzigingen in de certificaten.


De bevoegde autoriteiten leggen een register van certificaten aan en houden dit bij. Het register wordt openbaar gemaakt op een website.

Artikel 6

Milieubeheersystemen

Marktdeelnemers die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 in het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem zijn geregistreerd, zijn vrijgesteld van de verplichting tot kennisgeving zoals uiteengezet in artikel 4, lid 2, en van de verplichtingen in artikel 5, leden 1 en 2, van deze verordening, mits de milieuverificateur zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 20, van Verordening (EG) nr. 1221/2009 heeft gecontroleerd of de in bijlage I vastgestelde eisen in het milieubeheersysteem van de marktdeelnemer zijn opgenomen en uitgevoerd.

Artikel 7

Accreditatie van certificeerders

De in artikel 3, punt k), i), bedoelde erkenning van certificeerders omvat een evaluatie van de naleving van de volgende eisen:

(a) de certificeerder moet onafhankelijk zijn van de marktdeelnemer;

(b) de certificeerder, zijn hoogste leidinggevenden en het personeel dat verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling, verrichten geen activiteiten die in strijd kunnen zijn met hun onafhankelijke oordeel of integriteit met betrekking tot de certificeringsactiviteiten;

(c) de certificeerder en zijn personeel voeren hun activiteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid en zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, ook financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun certificeringsactiviteiten kunnen beïnvloeden;

(d) de certificeerder beschikt over de deskundigheid, uitrusting en infrastructuur die nodig zijn om de conformiteitsbeoordeling waarvoor hij is geaccrediteerd uit te voeren;

(e) de certificeerder beschikt over voldoende gekwalificeerde en ervaren personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingstaken;

(f) het personeel van een certificeerder is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle bij de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingstaken verkregen informatie;

(g) wanneer een certificeerder specifieke taken in verband met certificering uitbesteedt of een beroep op een dochteronderneming doet, neemt hij de volledige verantwoordelijkheid voor de door een onderaannemer of dochteronderneming uitgevoerde taken op zich en beoordeelt en monitort hij de kwalificaties van de onderaannemer of dochteronderneming en de door hen uitgevoerde werkzaamheden.


Artikel 8

Controle op naleving en rapportage


1. De bevoegde autoriteiten gaan na of de marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU de in deze verordening vastgestelde verplichtingen naleven, rekening houdend met de informatie die in de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde eigen verklaringen van conformiteit is verstrekt en overeenkomstig artikel 5, lid 5, door certificeerders is verstrekt. De bevoegde autoriteiten voeren milieu-inspecties en andere controlemaatregelen uit volgens een risicogebaseerde aanpak.

2. Uiterlijk op … [OP please insert the date = the first day of the month after four years following the date of entry into force of this Regulation] en vervolgens om de drie jaar dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in met kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de uitvoering van deze verordening in het voorgaande kalenderjaar. De te verstrekken gegevens omvatten:

(a) het aantal marktdeelnemers, uitgesplitst naar bedrijfsomvang overeenkomstig Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie en naar economische activiteit, hun installaties, en het aantal vervoerders uit de EU en hun vervoersmiddelen die zijn toegewezen aan het vervoer van kunststofpellets;

(b) het aantal risicobeoordelingsplannen, eigen verklaringen waarvan kennis is gegeven overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, en certificaten waarvan kennis is gegeven overeenkomstig artikel 5, lid 5;

(c) het aantal en de resultaten van de krachtens lid 1 van dit artikel uitgevoerde milieu-inspecties en andere controlemaatregelen, alsook het aantal overeenkomstig artikel 9, lid 1, gemelde incidenten en ongevallen en de maatregelen die zijn genomen in geval van niet-naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.

3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een formaat vast voor de in lid 2 bedoelde verslagen.

Artikel 9

Incidenten en ongevallen

1. Onverminderd Richtlijn 2004/35/EG moeten marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU in het geval van een incidenteel of onopzettelijk verlies dat aanzienlijke gevolgen heeft voor de menselijke gezondheid of het milieu, onmiddellijk het volgende doen:

(a) de bevoegde autoriteit op de hoogte brengen van het incident of ongeval dat op haar grondgebied heeft plaatsgevonden en van de geraamde omvang van het verlies;

(b) maatregelen nemen om de gevolgen voor de gezondheid of het milieu te beperken en om verdere incidenten of ongevallen te voorkomen.

2. De bevoegde autoriteit op wier grondgebied het ongeval of incident heeft plaatsgevonden, eist indien nodig dat de marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU passende aanvullende maatregelen nemen om de gevolgen voor de gezondheid of het milieu te beperken en verdere incidenten of ongevallen te voorkomen.

3. In geval van incidenten of ongevallen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid of het milieu in een andere lidstaat, brengt de bevoegde autoriteit op wier grondgebied het ongeval of incident heeft plaatsgevonden de bevoegde instantie van die andere lidstaat onmiddellijk op de hoogte.

Artikel 10

Niet-naleving


1. In het geval van een inbreuk op de regels van deze verordening moeten marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders buiten de EU onmiddellijk:

(a) de bevoegde autoriteit inlichten;

(b) de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat op een zo kort mogelijke termijn weer aan de voorwaarden wordt voldaan;

(c) alle aanvullende maatregelen naleven die de bevoegde autoriteit noodzakelijk acht om de naleving te herstellen.

2. Indien de inbreuk op de voorschriften van deze verordening een direct gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert of onmiddellijke significante nadelige gevolgen voor het milieu dreigt te hebben, kan de bevoegde autoriteit de exploitatie van de installatie opschorten tot weer aan de voorwaarden overeenkomstig lid 1, punten b) en c) wordt voldaan.

Artikel 11

Aanwijzing en bevoegdheden van bevoegde autoriteiten


1. De lidstaten wijzen een of meer voor de uitvoering en handhaving van deze verordening bevoegde autoriteiten aan.

2. De lidstaten verlenen hun bevoegde autoriteiten de nodige inspectie- en handhavingsbevoegdheden om de naleving van deze verordening te waarborgen.

3. De in lid 2 bedoelde bevoegdheden omvatten ten minste het volgende:

(a) de bevoegdheid om alle relevante documenten, gegevens of informatie met betrekking tot een inbreuk op deze verordening in te zien, in elke vorm en in elk formaat en ongeacht het opslagmedium en de opslagplaats, alsook de bevoegdheid om kopieën van die documenten, gegevens of informatie te maken of te verkrijgen;

(b) de bevoegdheid om van elke natuurlijke of rechtspersoon te eisen dat deze alle relevante informatie, gegevens of documenten verstrekt, ongeacht de vorm, het formaat, het opslagmedium en de opslagplaats daarvan, om vast te stellen of er sprake was of is van een inbreuk op deze verordening en om de details van een dergelijke inbreuk vast te stellen;

(c) de bevoegdheid om op eigen initiatief inspecties in te stellen om inbreuken op deze verordening te doen beëindigen of verbieden;

(d) de bevoegdheid om te beschikken over toegang tot installaties.

4. De bevoegde autoriteiten mogen alle informatie, documenten, bevindingen, verklaringen en inlichtingen als bewijsmateriaal voor hun milieu-inspecties en andere controlemaatregelen gebruiken, ongeacht het formaat waarin of medium waarop zij zijn opgeslagen.

5. Indien er op hun grondgebied meer dan één bevoegde autoriteit is, zien de lidstaten erop toe dat er geschikte communicatie- en coördinatiemechanismen worden opgezet.

Artikel 12

Bijstand in verband met de naleving

1. De Commissie ontwikkelt bewustmakings- en opleidingsmateriaal over de correcte uitvoering van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen in overleg met vertegenwoordigers van marktdeelnemers, vervoerders en certificeerders, met inbegrip van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en in samenwerking met de bevoegde autoriteiten.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat marktdeelnemers en vervoerders, met name micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, toegang krijgen tot informatie en bijstand met betrekking tot de naleving van deze verordening.

Zonder afbreuk te doen aan de toepasselijke regels inzake staatssteun kan de in de eerste alinea bedoelde bijstand de vorm aannemen van:

(a) financiële steun;

(b) toegang tot financiering;

(c) gespecialiseerde opleidingen voor managers en personeel;

(d) organisatorische en technische bijstand.

3. De lidstaten bevorderen opleidingsprogramma’s voor de kwalificatie van het personeel van certificeerders.


Artikel 13

Gestandaardiseerde methode

1. Met het oog op de naleving van de in artikel 4, lid 7, eerste alinea, punt c), bedoelde verplichting wordt een methode voor de raming van de verloren hoeveelheden ontwikkeld in de vorm van geharmoniseerde normen overeenkomstig de bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 vastgestelde procedures.

2. Wanneer geen enkele Europese normalisatieorganisatie ingaat op het verzoek om een geharmoniseerde norm op te stellen of wanneer de Commissie van mening is dat de voorgestelde norm niet voldoet aan de eisen die hij beoogt te dekken, stelt de Commissie de in lid 1 bedoelde methode vast door middel van een uitvoeringshandeling.


Artikel 14

Behandeling van klachten en toegang tot de rechter

1. Natuurlijke personen of rechtspersonen of organisaties die krachtens nationaal recht voldoende belang hebben of van mening zijn dat hun rechten zijn geschonden, hebben het recht bij de bevoegde autoriteiten een gemotiveerde klacht in te dienen wanneer zij op grond van objectieve omstandigheden van oordeel zijn dat een marktdeelnemer, vervoerder uit de EU of vervoerder buiten de EU de bepalingen van deze verordening niet naleeft.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden niet-gouvernementele entiteiten of organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid, het milieu of de consument en die aan de vereisten van het nationale recht voldoen, geacht voldoende belang te hebben.

2. De bevoegde autoriteiten beoordelen de in lid 1 bedoelde gemotiveerde klacht en nemen zo nodig maatregelen, waaronder inspecties van en hoorzittingen met de persoon of organisatie, om de klacht te verifiëren. Indien de klacht gegrond wordt geacht, nemen de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen overeenkomstig artikel 4, lid 3.

3. De bevoegde autoriteiten stellen de in lid 1 bedoelde persoon of organisatie die de klacht heeft ingediend zo spoedig mogelijk in kennis van hun besluit inzake het inwilligen of weigeren van het in de klacht vervatte verzoek om maatregelen en motiveren dat besluit.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon of organisatie als bedoeld in lid 1 die een gemotiveerde klacht indient, toegang heeft tot de rechter of een andere onafhankelijke en onpartijdige overheidsinstantie die bevoegd is om de formele en materiële rechtmatigheid van elk besluit betreffende die klacht, evenals van de besluiten, het handelen of het verzuim te handelen van de bevoegde autoriteit uit hoofde van deze verordening te toetsen, onverminderd de nationale wettelijke bepalingen volgens welke de administratieve beroepsprocedures moeten zijn uitgeput alvorens een gerechtelijke procedure kan worden ingeleid. Die toetsingsprocedures moeten eerlijk, billijk, tijdig en kosteloos en mogen niet buitensporig kostbaar zijn, en moeten voorzien in passende en doeltreffende rechtsmiddelen, waaronder, indien nodig, stakingsbevelen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat het publiek praktische informatie wordt verstrekt over de toegang tot de in dit artikel bedoelde administratieve en gerechtelijke beroepsprocedures.

Artikel 15

Sancties

1. Onverminderd de uit Richtlijn 2008/99/EG39 van het Europees Parlement en de Raad voortvloeiende verplichtingen van de lidstaten, stellen de lidstaten regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn bij inbreuken op deze verordening en nemen zij alle maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat ze worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2. De in lid 1 bedoelde sancties omvatten boeten die evenredig zijn met de omzet van de rechtspersoon of met het inkomen van de natuurlijke persoon die de inbreuk heeft begaan. Het niveau van de boeten wordt zo berekend dat zij de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon daadwerkelijk de economische voordelen ontnemen die uit die inbreuken voortvloeien. Het niveau van de boeten wordt bij herhaalde inbreuken geleidelijk verhoogd. In het geval van een inbreuk begaan door een rechtspersoon bedraagt het maximumbedrag van de boeten ten minste 4 % van de jaaromzet van de marktdeelnemer in de betrokken lidstaat in het boekjaar voorafgaand aan het besluit tot oplegging van een boete.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat bij de op grond van dit artikel opgelegde sancties, waar van toepassing, naar behoren rekening wordt gehouden met het volgende:

(a) de aard, de ernst en de omvang van de inbreuk;

(b) het opzettelijke of nalatige karakter van de inbreuk;

(c) de bevolking die of het milieu dat door de inbreuk wordt getroffen, rekening houdend met de gevolgen van de inbreuk voor de doelstelling om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu tot stand te brengen;

(d) de financiële situatie van de marktdeelnemer, vervoerder uit de EU of vervoerder buiten de EU die verantwoordelijk wordt gehouden.

Artikel 16

Schadeloosstelling

1. De lidstaten ervoor zorgen dat, wanneer schade aan de menselijke gezondheid is toegebracht als gevolg van een inbreuk op deze verordening, de getroffen personen het recht hebben om vergoeding van die schade te kunnen eisen en verkrijgen van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen en, in voorkomend geval, van de betrokken bevoegde autoriteiten die voor de inbreuk verantwoordelijk zijn. 

2. De lidstaten zorgen ervoor dat niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu en die voldoen aan de eventuele eisen van de nationale wetgeving, als onderdeel van het betrokken publiek de getroffen personen kunnen vertegenwoordigen en collectieve vorderingen tot vergoeding van de schade kunnen instellen. De lidstaten zorgen ervoor dat een vordering wegens een inbreuk die tot schade leidt, niet tweemaal kan worden ingesteld, zowel door de benadeelde personen als door de in dit lid bedoelde niet-gouvernementele organisaties. 

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regels en procedures met betrekking tot vorderingen tot schadevergoeding zodanig worden opgesteld en toegepast dat zij de uitoefening van het recht op vergoeding van schade veroorzaakt door een inbreuk overeenkomstig lid 1 niet onmogelijk of buitensporig moeilijk maken.

4. Wanneer de vordering tot schadevergoeding als bedoeld in lid 1 wordt ondersteund door bewijsmiddelen die een oorzakelijk verband tussen de schade en de inbreuk aannemelijk maken, zorgen de lidstaten ervoor dat het aan de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon is om te bewijzen dat de inbreuk de schade niet heeft veroorzaakt of daartoe niet heeft bijgedragen. 

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde verjaringstermijnen voor het instellen van vorderingen tot vergoeding van de schade niet korter zijn dan vijf jaar. Deze termijnen beginnen pas te lopen wanneer de inbreuk is beëindigd en de persoon die schadevergoeding vordert, weet of redelijkerwijs geacht kan worden te weten dat hij of zij schade heeft geleden door een inbreuk overeenkomstig lid 1.

Artikel 17

Wijzigingen in de bijlagen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 19 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met IV, teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en wetenschappelijke ontwikkelingen.

Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen als bedoeld in het eerste lid houdt de Commissie rekening met het volgende:

(a) de opgedane ervaring met de uitvoering van de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde verplichtingen;

(b) de toepasselijke internationale normen;

(c) de specifieke kenmerken van de sectoren;

(d) de specifieke behoeften van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.


Artikel 18


Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 17 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van … [OP please insert the date = the first day of the month following the date of entry into force of this Regulation]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3. De in artikel 17 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 17 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 19

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie

Zij is van toepassing met ingang van … [OP: please insert the date = 18 months after the entry into force of this Regulation]. Artikel 3, lid 1, is evenwel van toepassing met ingang van … [OP: please insert the date the date of the entry into force of this Regulation].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.