Artikelen bij COM(2023)640 - Jaarverslag 2022 over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en over de betrekkingen met de nationale parlementen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


JAARVERSLAG 2022
OVER DE TOEPASSING VAN DE BEGINSELEN VAN SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID EN OVER DE BETREKKINGEN MET DE NATIONALE PARLEMENTEN

1. Inleiding

Dit is het 30e verslag over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid dat wordt gepresenteerd overeenkomstig artikel 9 van het Protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (“Protocol nr. 2”) bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Sinds 2018 wordt in het verslag ook een overzicht gegeven van de betrekkingen tussen de Europese Commissie en de nationale parlementen, die een belangrijke rol spelen bij de toepassing van deze beginselen.

In 2022 was er sprake van een terugkeer naar de normale situatie na de opheffing van de beperkingen die in maart 2020 waren ingevoerd in verband met de COVID-19-pandemie. Dit gold ook voor de betrekkingen met de nationale parlementen, waar het merendeel van de interacties weer verschoof van virtueel naar fysiek.

De gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne deden zich gevoelen — zoals overal — in de betrekkingen met de nationale parlementen en in de interparlementaire samenwerking. De oorlog was een onderwerp dat door de nationale parlementen werd aangesneden in verschillende adviezen en in alle vergaderingen van de Cosac1. De nationale parlementen bleven zich echter ook richten op de belangrijkste prioriteiten van de Commissie en besteedden bijzondere aandacht aan de groene en de digitale transitie en aan vraagstukken in verband met democratie.

Bij de afsluiting van de Conferentie over de toekomst van Europa kwam ook de rol van de nationale parlementen in de schijnwerpers te staan. De conclusies van de Conferentie bevatten een hoofdstuk over subsidiariteit, waarin een aantal maatregelen wordt voorgesteld om de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel in de EU-wetgeving te helpen waarborgen.

In de nationale parlementen werd ook intensief gedebatteerd over de rol van de parlementen bij de beleidsvorming van de EU en over de wijze waarop de eerbiediging van de Europese waarden, de rechtsstaat, de grondrechten en de democratie kan worden verbeterd. Onder het Franse voorzitterschap hebben twee werkgroepen conclusies over deze onderwerpen uitgebracht.

In 2022 is de Commissie begonnen met het in praktijk brengen van de nieuwe toezeggingen voor betere regelgeving die zij het jaar ervoor had gepresenteerd. Daarbij ging het onder meer om een betere analyse van en communicatie over de wijze waarop in haar voorstellen rekening is gehouden met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

2. Toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid door de instellingen

1. De Commissie

Betere regelgeving: uitvoering van de mededeling, herziene richtsnoeren en toolbox

In 2022 heeft de Commissie de in 2021 vastgestelde herziene richtsnoeren en de toolbox voor betere regelgeving uitgevoerd2, die voorzien in een verdere versterking van de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Zoals aangekondigd in de mededeling over betere regelgeving van 20213, is de Commissie begonnen met het stelselmatig als bijlage bijvoegen van een tabel voor subsidiariteitsbeoordeling bij alle politiek gevoelige en belangrijke voorstellen die vergezeld gaan van een effectbeoordeling. Aan de hand van de openbare raadplegingen kan nu ook een duidelijker onderscheid worden gemaakt tussen lokale, regionale en nationale overheden en kan hun respectieve inbreng nauwkeuriger worden weergegeven.

Daarnaast heeft de Commissie haar territoriale effectbeoordelingen versterkt en plattelandstoetsing4 ingevoerd, zodat beter rekening wordt gehouden met de behoeften en specifieke kenmerken van verschillende regio’s en gebieden in de EU. Alle effectbeoordelingen omvatten dan ook een uitgebreider screeningproces om significante asymmetrische effecten van wetgevingsvoorstellen van de Commissie te signaleren voor verschillende EU-gebieden, zoals grensoverschrijdende, landelijke, insulaire, bergachtige, ultraperifere of dunbevolkte gebieden. Aan de hand van deze screeningmethode kan in een uit drie fasen bestaand proces5 worden vastgesteld of er onevenredige territoriale gevolgen zijn die een territoriale effectbeoordeling rechtvaardigen.

Bovendien is de Commissie in 2022 ook begonnen met de volledige toepassing van de “one in, one out”-aanpak, die inhoudt dat de uit de wetgevingsvoorstellen van de Commissie voortvloeiende nieuwe lasten voor burgers en bedrijven worden gecompenseerd door de bestaande lasten op hetzelfde beleidsterrein te verminderen. Alle nalevingskosten en kostenbesparingen worden in de effectbeoordelingen volledig en op transparante wijze gepresenteerd. In het kader van de “one in, one out”-aanpak worden de aanpassingskosten zoveel mogelijk gecompenseerd, terwijl de administratiekosten op hetzelfde beleidsterrein zoveel mogelijk worden geneutraliseerd, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de individuele beleidsterreinen. De “one in, one out”-aanpak heeft ertoe geleid dat het EU-regelgevingskader over het geheel genomen evenrediger is geworden en dat de kosten en baten uitgebreider kunnen worden gekwantificeerd. Deze benadering heeft gewerkt als een soort “kostenbreker” en heeft daarmee bijgedragen tot een minimalisering van de kosten en een maximalisering van de baten voor burgers en bedrijven. In het jaarlijkse lastenoverzicht 20226 worden op transparante wijze de positieve resultaten gepresenteerd die in 2022 hebben geleid tot een algemene verlaging van de administratieve lasten met 7,3 miljard EUR.

Input van het Fit for Future-platform voor vereenvoudiging en lastenvermindering

In 2022 heeft het Fit for Future-platform7 — een deskundigengroep op hoog niveau die de Commissie helpt bij het vereenvoudigen van EU-wetten en bij het verlichten van de daarmee gepaard gaande onnodige regeldruk — tien adviezen8 uitgebracht op basis van zijn jaarlijkse werkprogramma. In deze adviezen komt een breed scala van onderwerpen aan bod, zoals financiën en belastingen, het milieu, de groene en de digitale transitie, slachtofferrechten, voedselverspilling en biologische oplossingen. In veel van de adviezen worden ideeën voor vereenvoudiging en lastenvermindering aangedragen, die kunnen leiden tot verbeteringen rechtstreeks op lokaal en regionaal niveau. Een voorbeeld is het advies over een interoperabiliteitsstrategie voor overheden9, waarin wordt gepleit voor een analyse — in relevante effectbeoordelingen — van de haalbaarheid van een governancesysteem voor interoperabiliteit. Het advies over zowel de herziening van de autowrakkenrichtlijn als de richtlijn betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen10 kan ook van nut zijn voor lokale en regionale niveaus, aangezien de Commissie daarin wordt verzocht na te denken over een volledige digitalisering van het registratiesysteem en de installatie van een centraal registratiesysteem en/of interoperabele systemen of te zorgen voor compatibiliteit en coördinatie van registratiesystemen tussen en binnen de lidstaten. Bovendien wordt in het advies over interconnectiviteit tussen de digitale en de groene transitie11 het belang benadrukt van een beter gebruik van strategische prognoses en, onder meer, een betere toegang tot gegevens door een verbeterde breedbandinfrastructuur en -governance.

Het RegHub-netwerk van het Comité van de Regio’s12 heeft zijn ervaring in het veld met de uitvoering van EU-beleid ingebracht, waarvan het platform voor zijn adviezen gebruik heeft kunnen maken. Het RegHub-netwerk heeft ook input geleverd voor het jaarlijkse werkprogramma van het platform door onderwerpen voor te stellen die van belang zijn voor de lokale en regionale niveaus13. En in 2022 presenteerde het netwerk het speciale verslag getiteld “21st Century Rules for 21st Century Infrastructure” (“Regels van de 21e eeuw voor de infrastructuur van de 21e eeuw”)14. Het verslag is gericht op het wegnemen van obstakels voor het vervoer en de digitale en de groene infrastructuur waarmee lokale en regionale overheden worden geconfronteerd bij het uitrollen van infrastructuurprojecten. Het bevat de standpunten van regionale en lokale overheden over belemmeringen en mogelijke investeringsoplossingen, die van essentieel belang zijn voor het vergemakkelijken van de groene en de digitale transitie en het verwezenlijken van de EU-doelstellingen van de Green Deal, het digitale decennium, en duurzame en slimme mobiliteit.

Effectbeoordelingen

De Commissie analyseert de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in alle effectbeoordelingen voor beleids- en wetgevingsvoorstellen. De Raad voor regelgevingstoetsing15 onderwerpt deze beoordelingen aan een onafhankelijke kwaliteitscontrole. In 2022 heeft de Raad 70 effectbeoordelingen onderzocht, tegen 83 in 2021.

Bij de beoordeling van de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn de grensoverschrijdende aspecten van bijzonder belang. Een voorbeeld daarvan is het voorstel voor een richtlijn inzake de ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen16. Uit de effectbeoordeling kwam naar voren dat de individuele inspanningen van de lidstaten om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden, niet voldoende zijn om het grensoverschrijdende karakter van criminele organisaties aan te pakken. De reden hiervoor is dat 70 % van de criminele organisaties in de EU in meer dan drie lidstaten actief is en uit criminele activiteiten afkomstige voorwerpen op de hele interne markt van de EU verbergt en herinvesteert17.

Wat de evenredigheid van dat voorstel betreft, was deze specifieke effectbeoordeling gericht op de mate waarin de maatregelen evenredig zijn, ook in vergelijking met de last voor de lidstaten. Bij de analyse is gekeken naar een mogelijke inbreuk op de vrijheid van de lidstaten om zichzelf te organiseren en naar het evenwicht tussen de doeltreffendheid en de inbreuk op de grondrechten. De conclusie van de analyse luidt dat de gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor de lidstaten wat betreft de benodigde middelen en de noodzaak om de nationale kaders aan te passen, worden gecompenseerd door de verwachte voordelen. Deze voordelen bestaan erin dat de autoriteiten beter in staat zijn om illegale vermogensbestanddelen op te sporen en te identificeren, te bevriezen, te beheren en in beslag te nemen.

Evaluaties en geschiktheidscontroles

Subsidiariteit en evenredigheid zijn tevens van groot belang voor evaluaties en geschiktheidscontroles, waarmee wordt onderzocht of maatregelen op EU-niveau de verwachte resultaten opleveren in de zin van doelmatigheid, doeltreffendheid, samenhang, relevantie en Europese meerwaarde.

In 2022 onderzocht de Raad voor regelgevingstoetsing tien belangrijke evaluaties, waaronder twee geschiktheidscontroles. Aan de hand van de evaluaties kan ook worden getoetst of het optreden van de EU nog steeds in overeenstemming is met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

Zo heeft de evaluatie van de richtlijn zuiveringsslib18 uitgewezen dat de richtlijn zijn meerwaarde heeft behouden vergeleken met louter nationale regelgeving, aangezien deze richtlijn het enige rechtsinstrument is dat voorziet in een EU-breed kader voor milieuvoorwaarden voor bodembescherming met het oog op een veilig gebruik van slib op landbouwgrond in de EU. In de richtlijn wordt een minimumniveau van harmonisatie voor de beheersing van milieuverontreiniging vastgesteld, waardoor de milieu- en gezondheidsrisico’s in verband met de terugwinning van slib in de landbouw worden verminderd. Uit de evaluatie is gebleken dat, hoewel veel lidstaten strengere regels hadden vastgesteld, het bij de richtlijn bepaalde minimumniveau van milieubescherming als basis diende voor de nationale regelgevingen in andere lidstaten en in kandidaat-lidstaten waar de minimumnormen van de richtlijn nog niet waren bereikt. De richtlijn was derhalve volledig in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.


2. Het Europees Parlement19

In 2022 ontving het Europees Parlement 249 adviezen van de nationale parlementen op grond van Protocol nr. 2. Bij 34 daarvan ging het om een gemotiveerd advies20 en bij 215 om andere bijdragen (adviezen waarin geen bezwaren omtrent subsidiariteit werden geuit). Ter vergelijking: in 2021 werden bij het Europees Parlement 227 adviezen ingediend, waarvan er 24 gemotiveerd waren.

In respectievelijk de eerste en de tweede helft van 2022 fungeerden de heer Nacho Sánchez Amor (S&D/ES) en mevrouw Karen Melchior (Renew/DK) namens de Commissie juridische zaken (JURI) als permanente rapporteurs voor subsidiariteit. In 2022 heeft de commissie JURI bijgedragen aan het 37e21 en 38e22 halfjaarlijkse verslag van de Cosac over de ontwikkelingen in de Europese Unie op het gebied van de procedures en praktijken met betrekking tot parlementaire controle.

De Onderzoeksdienst van het Europees Parlement (EPRS) bleef het Europees Parlement bijstaan bij het in aanmerking nemen van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in zijn werkzaamheden. In 2022 maakte de EPRS 45 eerste evaluaties van effectbeoordelingen van de Commissie23, 1 uitgebreide analyse van de herziene richtsnoeren voor betere regelgeving24, 6 Europese uitvoeringsanalysen achteraf, 20 uitvoeringsanalysen, 4 documenten over “Uitvoering in actie” (waaronder een publicatie waarin het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie wordt onderzocht), 4 gedetailleerde doorlopende controlelijsten en 1 andere studie. Met betrekking tot de Europese meerwaarde werden er ook 2 verslagen over de kosten van een niet-verenigd Europa en 2 verslagen over beoordelingen van de Europese meerwaarde opgesteld, alsmede 5 documenten over de meerwaarde van bestaand EU-beleid en 3 andere publicaties.


3. De Raad van de Europese Unie

Ook in 2022 heeft de Raad van de Europese Unie (“de Raad”) — daaronder begrepen de relevante werkgroepen van de Raad — toegezien op de daadwerkelijke uitvoering van de conclusies die de Raad en de Europese Raad in de afgelopen jaren hebben vastgesteld met betrekking tot de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Het betrof de conclusies van de Europese Raad inzake de verdere uitvoering van de agenda voor de eengemaakte markt25, de conclusies van de Raad betreffende betere regelgeving voor concurrentievermogen en duurzame, inclusieve groei26, de conclusies van de Raad over testomgevingen voor regelgeving en experimenteerbepalingen als instrumenten voor een innovatievriendelijk, toekomstbestendig en veerkrachtig regelgevingskader dat ontwrichtende uitdagingen in het digitale tijdperk in goede banen leidt27 en de conclusies van de Raad over datatechnologie met het oog op een vlottere toepassing van “betere regelgeving”28.

Naast zijn verdragsverplichtingen houdt de Raad de lidstaten op de hoogte van de adviezen van de nationale parlementen over wetgevingsvoorstellen. In 2022 bezorgde het secretariaat-generaal van de Raad 32 gemotiveerde adviezen die waren ontvangen in het kader van Protocol nr. 2 en 152 adviezen die waren uitgebracht in het kader van de politieke dialoog29.


4. Het Comité van de Regio’s

In 2022 heeft het Comité van de Regio’s zijn werkzaamheden op het gebied van subsidiariteit, evenredigheid en betere regelgeving voortgezet, op basis van de prioriteiten voor de mandaatsperiode 2020-202530. Het gaat onder meer om een verdere verbetering van de kwaliteit van de EU-wetgeving, een betere anticipatie op het territoriale effect ervan en bevordering van het beginsel van actieve subsidiariteit31. Dit werd bevestigd door de bevindingen in het EU-jaarverslag over de staat van de regio’s en steden 2022 van het Comité van de Regio’s32, waarin wordt gewezen op het belang van het subsidiariteitsbeginsel in het cohesiebeleid van de EU en op de doorslaggevende rol van het Comité van de Regio’s bij het bevorderen van het debat over subsidiariteit in de Conferentie over de toekomst van Europa.

Toezicht op de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid

In 2022 heeft het Comité van de Regio’s 23 adviezen over wetgevingsvoorstellen, 31 adviezen over andere documenten of onderwerpen, en 8 resoluties uitgebracht. Daartoe behoorden 24 adviezen waarin uitdrukkelijk werd verwezen naar de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid of die concrete aanbevelingen bevatten om de naleving daarvan te verbeteren. Daarnaast werden in 7 resoluties kwesties in verband met subsidiariteit en evenredigheid aan de orde gesteld, onder meer in resoluties over de Conferentie over de toekomst van Europa (januari 2022) en over de resultaten en follow-up van de Conferentie (juni 2022) en in twee resoluties over het werkprogramma van de Commissie voor 2023 (juni en november-december 2022).

De stuurgroep Subsidiariteit van het Comité van de Regio’s heeft in 2022 4 prioritaire dossiers aangewezen voor subsidiariteitstoezicht33 en 5 aanvullende voorstellen aangemerkt als “ook relevant” voor toezicht34. In deze periode richtten leden van het netwerk voor subsidiariteitstoezicht van het Comité van de Regio’s 20 bijdragen aan het Comité van de Regio’s. Aan het einde van het jaar had het Comité van de Regio’s adviezen over de meeste van de aangewezen en reeds gepubliceerde initiatieven vastgesteld of was het bezig met het opstellen daarvan.

Actieve subsidiariteit en betere regelgeving in een bredere EU-context

In de Conferentie over de toekomst van Europa heeft het Comité van de Regio’s gepleit voor het concept “actieve subsidiariteit”, met name met zijn voorstellen inzake het gebruik van actieve subsidiariteit als middel om parlementen, regio’s en steden nauwer te betrekken bij de vormgeving van Europees beleid. In deze bijdrage werd onder meer opgeroepen tot een systematisch gebruik van de door het Comité van de Regio’s ontwikkelde “subsidiariteitstabel”, transparantere en bredere territoriale effectbeoordelingen om het effect van de EU-wetgeving in steden en regio’s te evalueren en toepassing van het subsidiariteitsbeginsel in het kader van EU-governanceprocessen, zoals het Europees Semester. Het Comité van de Regio’s verzocht om in het geval van een hervorming van het Verdrag de nationale/regionale parlementen en/of het Comité van de Regio’s het initiatiefrecht te verlenen om EU-wetgeving voor te stellen of af te schaffen, en stelde voor om het evenredigheidsbeginsel dezelfde juridische status te geven als het subsidiariteitsbeginsel.

De inbreng van de delegatie van het Comité van de Regio’s en de toenmalige voorzitter van het Comité, Apostolos Tzitzikostas (als rapporteur voor “subsidiariteit” in de werkgroep Democratie van de Conferentie over de toekomst van Europa), heeft bijgedragen aan de formulering van de belangrijkste aanbeveling van de Conferentie in dit verband, te weten voorstel nr. 40. Daarin is bepaald dat “[a]ctieve subsidiariteit en bestuur op verschillende niveaus kernbeginselen en fundamentele kenmerken [zijn] van de werking van de EU en de democratische verantwoordingsplicht”35. Voorstel nr. 40 bevat de suggestie dat “[h]et Comité van de Regio’s zodanig [moet] worden hervormd dat het beschikt over passende kanalen voor dialoog met de regio’s alsook met steden en gemeenten door het een belangrijkere rol te geven in de institutionele architectuur als het gaat om aangelegenheden met territoriale gevolgen” en er staat in dat “[e]en systematisch gebruik van een door alle EU-instellingen gezamenlijk overeengekomen definitie van subsidiariteit kan helpen verduidelijken of besluiten op Europees, nationaal of regionaal niveau moeten worden genomen”.

Als follow-up van deze aanbevelingen werd op 11 november 2022 de 10e subsidiariteitsconferentie gehouden in Valencia (Spanje)36. Onder deelname van vicevoorzitter Šefčovič van de Commissie (via videoboodschap) en commissaris Ferreira, en in aanwezigheid van leden van het Europees Parlement, heeft de conferentie een reeks conclusies aangenomen om het concept “actieve subsidiariteit” verder te bevorderen als centraal element van de EU-agenda voor betere regelgeving en om de bijdrage van lokale en regionale niveaus aan empirisch onderbouwde en toekomstbestendige EU-beleidsvorming te versterken. De deelnemers aan de conferentie pleitten voor het integreren van actieve subsidiariteit in de desbetreffende EU-governanceprocessen, voor een actievere rol van het Comité van de Regio’s bij het subsidiariteitstoezicht, en voor een wetgevende functie bij belangrijk territoriaal beleid in het geval van een hervorming van het Verdrag.

In 2022 is het Comité van de Regio’s doorgegaan met het ontwikkelen van zijn activiteiten op het gebied van betere regelgeving, waarvan sommige zijn ondernomen in partnerschap met de Commissie en het Europees Parlement — met name via het Fit for Future-platform, het RegHub-netwerk en de bijdrage van het Comité aan het verslag van het Europees Parlement over betere regelgeving: samen zorgen voor betere regelgeving, dat in mei 2022 werd goedgekeurd37. Het RegHub-netwerk heeft bijgedragen aan twee gerichte raadplegingen van belanghebbenden in het kader van het Fit for Future-platform, die zijn opgenomen in twee door rapporteurs van het Comité van de Regio’s opgestelde adviezen van het platform.

Het bureau van het Comité van de Regio’s heeft in juni 2022 de nieuwe stuurgroep Betere regelgeving en actieve subsidiariteit (BRASS-G) opgericht, die op 11 november 2022 officieel van start is gegaan en in de plaats is gekomen van de voormalige stuurgroep Subsidiariteit. De groep, voorgezeten door Karl-Heinz Lambertz (BE/PES), voormalig voorzitter van het Comité van de Regio’s, streeft naar een meer geïntegreerde en gestroomlijnde governance van het Comité op het gebied van betere regelgeving, met inbegrip van subsidiariteitstoezicht, om de samenhang, de zichtbaarheid en het effect van het werk van het Comité van de Regio’s te vergroten en de interinstitutionele contacten te versterken. Het bureau heeft BRASS-G opdracht gegeven na te gaan hoe de aandacht specifiek kan worden toegespitst op de beoordeling van het territoriale effect van EU-wetgeving op landelijke gebieden om voor het Comité van de Regio’s een benadering op basis van plattelandstoetsing te ontwikkelen.


5. Het Hof van Justitie van de Europese Unie

In 2022 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie enkele arresten gewezen over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

Ten eerste heeft het Hof van Justitie duidelijkheid gegeven over het toepassingsgebied van het subsidiariteitsbeginsel, dat volgens artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie alleen van toepassing is op gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen. De kwestie houdt verband met het beroep dat twee lidstaten hebben ingesteld met betrekking tot de verordening algemene conditionaliteit38.

Het Hof van Justitie was van oordeel dat een verordening die financiële regels bevat voor de wijze waarop de EU-begroting wordt opgesteld en uitgevoerd in de zin van artikel 322, lid 1, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, onder de uitoefening van een bevoegdheid van de EU valt die verband houdt met haar werking en die vanwege haar aard enkel door de EU zelf kan worden uitgeoefend. Het Hof concludeerde dat in een dergelijk geval het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing is39. De Commissie was dan ook niet verplicht haar voorstel voor een verordening op grond van Protocol nr. 2 aan de nationale parlementen toe te zenden.

Het Gerecht van de Europese Unie oordeelde echter dat het subsidiariteitsbeginsel wel van toepassing is op de verordening tot instelling van het Europese stelsel van concentratiecontrole40, aangezien deze verordening ten dele gebaseerd is op artikel 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve niet binnen een gebied valt waarop de EU exclusieve bevoegdheid heeft41.

Het Gerecht herhaalde dat het subsidiariteitsbeginsel bestaat uit, enerzijds, een negatief criterium (waarbij de propositie wordt getoetst dat de beoogde doelstellingen niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt) en, anderzijds, een positief criterium (waarbij de propositie wordt getoetst dat de doelstellingen vanwege hun omvang of effecten beter op EU-niveau kunnen worden verwezenlijkt). Die twee componenten bezien in wezen een en dezelfde vraag vanuit twee verschillende invalshoeken, namelijk of ter verwezenlijking van de doelstellingen op EU-niveau of op nationaal niveau moet worden opgetreden42.

Ten tweede moest het Hof van Justitie op grond van het beroep tegen de verordening algemene conditionaliteit ook uitspraak doen over het evenredigheidsbeginsel. Het Hof wees erop dat de Uniewetgever een ruime beoordelingsbevoegdheid moet worden gelaten, die niet alleen van toepassing is op de aard en de draagwijdte van de maatregelen die worden vastgesteld op gebieden waarop politieke, economische of sociale keuzen moeten worden gemaakt, maar ook, tot op zekere hoogte, op de vaststelling van de basisgegevens.

In dat geval was niet aangetoond dat de Uniewetgever de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover hij in dat verband beschikt, zou hebben overschreden bij het beoordelen van de vraag of de ernstige risico’s die uit schendingen van de beginselen van de rechtsstaat kunnen voortvloeien — risico’s voor het goede financiële beheer van de EU of de bescherming van haar financiële belangen —, moeten worden gemitigeerd43. Bovendien wees het Hof het argument af dat de criteria voor de bepaling van de keuze en de omvang van de vast te stellen maatregelen niet voldoende nauwkeurig zouden zijn. Het Hof oordeelde met name dat de genomen maatregelen strikt evenredig moeten zijn met de gevolgen van de vastgestelde schendingen voor de EU-begroting of de financiële belangen van de EU. Gelet op deze overwegingen heeft het Hof de argumenten over de vermeende schending van het evenredigheidsbeginsel, samen met alle andere middelen, afgewezen44.

3. Toepassing van het subsidiariteitscontrolemechanisme door de nationale parlementen

1. Overzicht

In 2022 heeft de Commissie 32 gemotiveerde adviezen45 ontvangen van de nationale parlementen46. Dat zijn er aanzienlijk meer dan in de drie voorgaande jaren (2019-2021) en tweemaal zoveel als het aantal dat in 2021 werd ontvangen (zie onderstaande grafiek). Ondanks deze stijging heeft de Commissie vastgesteld dat een aantal gemotiveerde adviezen niet gebaseerd is op expliciete kritiek op een schending van het subsidiariteitsbeginsel, maar eerder op de indruk dat de nationale omstandigheden niet zijn geanalyseerd.

Verder zij erop gewezen dat het aantal gemotiveerde adviezen en het totale aantal adviezen tijdens de lopende ambtstermijn van de Commissie tot nu toe (sinds december 2019) duidelijk zijn gedaald ten opzichte van de twee voorgaande termijnen (2009-2014 en 2014-2019).


In 2022 hebben 13 van de 39 nationale parlementen of kamers gemotiveerde adviezen uitgebracht (tegenover 7 in 2021 en 8 in 2020), afkomstig van 10 lidstaten. De kamer die veruit de meeste gemotiveerde adviezen heeft uitgebracht, was de Zweedse Riksdag met 14 gemotiveerde adviezen, meer dan 40 % van het totaal. Andere kamers die in 2022 gemotiveerde adviezen hebben uitgebracht, waren de Tsjechische Poslanecká sněmovna (4), de Franse Sénat (4), de Deense Folketing (2), en de Tsjechische Senát, de Duitse Bundesrat, de Nederlandse Eerste Kamer, de Hongaarse Országgyűlés, de Ierse Houses of the Oireachtas (de twee kamers hebben een gezamenlijk gemotiveerd advies uitgebracht), de Nederlandse Tweede Kamer, de Bulgaarse Narodno Sabranie en de Finse Eduskunta (alle met één uitgebracht advies).

De 32 in 2022 ontvangen gemotiveerde adviezen hadden betrekking op 24 verschillende voorstellen (zie bijlage 1). Over slechts 4 voorstellen werd meer dan één gemotiveerd advies ontvangen, en geen enkel voorstel leverde meer dan 5 gemotiveerde adviezen op. Van de 32 ontvangen adviezen hadden er 5 betrekking op het voorstel van het Europees Parlement om de Europese kieswet te hervormen, 4 op het voorstel voor een Europese verordening mediavrijheid en 2 op de voorstellen voor de herziene richtlijn47 en de herziene verordening48 gasmarkten en waterstof. De resterende gemotiveerde adviezen hadden elk betrekking op een ander voorstel van de Commissie. Van de zes centrale prioriteitsgebieden van de Commissie voor 2019-202449 waren de twee prioriteiten waarover de meeste gemotiveerde adviezen werden ontvangen “Een nieuwe impuls voor Europese democratie” en “Een Europese Green Deal”.

Punt 3.2 heeft betrekking op de belangrijkste gevallen waarin over een voorstel meer dan één gemotiveerd advies werd ontvangen.


2. Belangrijke gevallen

Met betrekking tot het voorstel tot hervorming van de Europese Kieswet50, een door het Europees Parlement op grond van artikel 14, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie ingediend voorstel, heeft de Commissie gemotiveerde adviezen ontvangen van de Zweedse Riksdag, de Deense Folketing, de Nederlandse Eerste en Tweede Kamer, en een gezamenlijk advies van beide kamers van de Ierse Houses of the Oireachtas. Sinds 2017 waren er over geen enkel afzonderlijk voorstel zoveel gemotiveerde adviezen ontvangen die zoveel stemmen (8) vertegenwoordigden, maar het aantal lag nog steeds ruim onder de drempel voor een “gele kaart”51.

Wat de Zweedse Riksdag betreft, kunnen de in het voorstel van het Europees Parlement vastgestelde doelen beter door de lidstaten zelf worden verwezenlijkt. De reden hiervoor is dat de Zweedse regels voor EU-verkiezingen vergelijkbaar zijn met die voor nationale verkiezingen, dat deze regels bekend zijn bij de kiezers, en dat zij het vertrouwen in de betrouwbaarheid van de bestaande regels zouden helpen bewaren. Zowel de Zweedse Riksdag als de Deense Folketing verklaarde dat de interne organisatie van politieke partijen en de werking van verkiezingscampagnes op nationaal niveau moeten worden geregeld om rekening te houden met de nationale praktijken en tradities. De Folketing had een vergelijkbare visie op het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd naar 16 jaar. De Ierse Houses of the Oireachtas gaven aan dat in het voorstel niet wordt gerechtvaardigd, noch met kwalitatieve, noch met kwantitatieve indicatoren, waarom de doelstelling ervan niet voldoende door de lidstaten zou kunnen worden verwezenlijkt. Bijgevolg kwamen zij tot de conclusie dat het voorstel niet kan worden geacht in overeenstemming te zijn met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het niet aantoont dat de resultaten beter op EU-niveau kunnen worden verwezenlijkt en het dus inbreuk kan maken op een gebied dat onder de nationale bevoegdheid valt.

Naast deze gemotiveerde adviezen steunde de Tsjechische Poslanecká sněmovna in haar kaderstandpunt de vele bezwaren van de Tsjechische regering tegen de ontwerpverordening en had de kamer bedenkingen bij de meeste van de voorgestelde bepalingen. De Poslanecká sněmovna verzette zich met name tegen het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd naar 16 jaar en van de minimumleeftijd voor het passief kiesrecht naar 18 jaar, het invoeren van de mogelijkheid om bij verkiezingen voor het Europees Parlement per post te stemmen, het invoeren van strikte quota of alternerende lijsten ter ondersteuning van de vertegenwoordiging van vrouwen, het instellen van een pan-Europees kiesdistrict en het oprichten van een nieuw orgaan voor verkiezingsdoeleinden. De Tsjechische Senát had ook bedenkingen bij enkele van de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot het subsidiariteitsbeginsel52. De Duitse Bundesrat bracht daarentegen een advies uit waarin het voorstel in grote lijnen werd ondersteund in het kader van de politieke dialoog.

Op grond van de prioriteit “Een nieuwe impuls voor Europese democratie” was het voorstel voor een Europese verordening mediavrijheid53 aanleiding voor 4 gemotiveerde adviezen en 8 adviezen in het kader van de politieke dialoog, met inbegrip van één initiatiefadvies voorafgaand aan de publicatie van het voorstel.

In hun gemotiveerde adviezen signaleerden twee kamers een gebrek aan respect voor nationale culturele tradities. De Hongaarse Országgyűlés was van mening dat de voorgestelde verordening tot een hoge mate van harmonisatie zou leiden, die hij ongewenst achtte gezien de verschillende tradities in de lidstaten en de fragmentatie van de mediamarkt als gevolg van de specifieke taalkundige en culturele kenmerken. De Duitse Bundesrat maakte bezwaar tegen de buitensporige inmenging in de culturele soevereiniteit van de lidstaten en in de bestaande Duitse regelgeving (mediaregulering is een bevoegdheid van de Länder). Bovendien was de Bundesrat het niet eens met de keuze van een rechtsgrondslag op het gebied van de interne markt om de media in Europa te reguleren. Daarnaast werd in het gemotiveerde advies van de Franse Sénat betoogd dat waarborging van de meningsverscheidenheid niet op economische criteria kan worden gebaseerd en werden in het advies de keuze van de rechtsgrondslag en de meerwaarde van de voorgestelde wetgeving in twijfel getrokken. De Deense Folketing was van mening dat de media, gezien de beperkte grensoverschrijdende elementen, beter op nationaal niveau kunnen worden gereguleerd. In alle gemotiveerde adviezen, met uitzondering van het advies van de Deense Folketing, werd aangegeven dat een richtlijn een passender rechtsinstrument zou zijn geweest dan een verordening.

In enkele van de in het kader van de politieke dialoog uitgebrachte adviezen kwamen de hierboven genoemde bezwaren terug met betrekking tot de inmenging in nationale bevoegdheden op het gebied van culturele aangelegenheden en de keuze van een verordening als rechtsinstrument, terwijl in die adviezen ook verscheidene aanvullende standpunten naar voren werden gebracht. De Ierse Houses of the Oireachtas stelden bijvoorbeeld voor om de aandacht meer op digitale geletterdheid te richten. De Nederlandse Eerste Kamer pleitte voor het opnemen van minimumnormen op het gebied van arbeidsomstandigheden en werkveiligheid voor journalisten, om freelance journalisten minder kwetsbaar te maken. De Tsjechische Poslanecká sněmovna en de Tsjechische Senát uitten twijfel over de rechtsgrondslag en verzochten om verduidelijking van de bevoegdheid en het werkterrein van de Europese Raad voor mediadiensten. De Italiaanse Camera dei Deputati stelde voor om te onderzoeken of de nationale overheden specifieke maatregelen kunnen nemen als reactie op louter nationale of lokale marktomstandigheden. De Camera dei Deputati stelde verder voor om na te gaan of de nationale regulerende instanties en organen tot voorafgaand overleg moeten worden verplicht.

In haar reacties benadrukte de Commissie dat vanwege de grensoverschrijdende aard en omvang van de problemen in verband met de werking van de interne markt voor mediadiensten, een verordening op EU-niveau vereist is. Met betrekking tot de rechtsgrondslag verwees de Commissie naar de opvatting van het Europees Hof van Justitie in zijn arresten dat de EU-wetgever kan ingrijpen om de interne markt op een bepaald economisch gebied te beschermen en te ontwikkelen. De Commissie nam derhalve het standpunt in dat zij niet alleen bevoegd is om actie te ondernemen teneinde de werking van de interne markt te verbeteren, maar ook om rekening te houden met de legitieme openbare belangen van de samenleving en de bescherming van de grondrechten. Zij verklaarde dat artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie als rechtsgrondslag kan dienen, en voegde eraan toe dat in het voorstel geen eisen op het gebied van media-inhoud aan de aanbieders van mediadiensten worden gesteld en dat de bevoegdheid tot regulering van mediapluriformiteit wordt erkend en gehandhaafd. De Commissie benadrukte verder dat het voorstel de lidstaten uitdrukkelijk de mogelijkheid biedt om op specifieke gebieden gedetailleerdere regels in verband met het aanbieden van mediadiensten vast te stellen, rekening houdend met de nationale en regionale tradities op het gebied van mediaregulering.

Met betrekking tot de keuze van het rechtsinstrument verklaarde de Commissie dat zij voor een verordening heeft gekozen omdat het belangrijk is spelers op de mediamarkt rechtstreeks toepasselijke rechten te verlenen in lidstaten waar de werking van de mediamarkt wordt ondermijnd, en omdat zij een lange overgangsperiode wil voorkomen. Wat de Europese Raad voor mediadiensten betreft, benadrukte de Commissie dat het mediatoezicht bij de nationale overheden blijft berusten en dat de rol van de Raad beperkt is tot het coördineren van de acties van de lidstaten. Het aanbieden van grensoverschrijdende diensten vereist namelijk een dergelijke coördinatie en een uitwisselingsplatform.

Op grond van de prioriteit “Een Europese Green Deal” heeft elke kamer van het Tsjechische parlement een gemotiveerd advies uitgebracht over twee van de voorstellen in het kader van het pakket waterstof- en gedecarboniseerde gasmarkten: de voorstellen voor de herziene richtlijn54 en de herziene verordening55 betreffende gasmarkten en waterstof. De Ierse Houses of the Oireachtas hebben ook een advies betreffende een politieke dialoog over deze twee voorstellen uitgebracht, dat ook betrekking heeft op het voorstel ter vermindering van de methaanemissies in de energiesector56.

In hun bijna identieke gemotiveerde adviezen verklaarden de Tsjechische kamers dat de Commissie geen effectbeoordelingen over de situatie in de afzonderlijke lidstaten had ingediend. Dit belette de nationale parlementen om alle gevolgen van de voorstellen op nationaal niveau grondig te beoordelen. Bovendien verklaarden de kamers dat de Commissie geen bewijs had geleverd dat de voorgestelde maatregelen binnen een redelijke termijn en tegen redelijke kosten door de lidstaten kunnen worden ingesteld. Zij waren ook van mening dat de EU-meerwaarde van de gekozen maatregelen niet was aangetoond. Verder betwijfelden beide kamers of de bepalingen over de ontvlechting van beheerders van waterstofnetwerken kunnen helpen bij het doeltreffend ontwikkelen van de waterstofmarkt en vreesden zij dat investeringen in de ontwikkeling van de waterstofinfrastructuur niet worden gestimuleerd.

De Ierse Houses of the Oireachtas vroegen om een veel grotere nadruk op groene waterstof en een duidelijkere en eerdere prioritering van infrastructuur om de productie en opslag van groene waterstof te versnellen en te ondersteunen. Zij vroegen ook om meer inspanningen om de kwestie van de opslag te onderzoeken en aan te pakken. Met betrekking tot groene en koolstofarme waterstof verzochten zij de Commissie ervoor te zorgen dat de fossielebrandstoffenindustrie op de waterstofmarkt op de langere termijn niet in stand wordt gehouden. Daarnaast betoogden zij dat de uiterste datum voor het toestaan van nieuwe contracten voor fossiele brandstoffen aanzienlijk moet worden vervroegd om ervoor te zorgen dat de landen worden aangemoedigd te streven naar een eerdere transitie naar hernieuwbare energie.

In haar antwoorden verklaarde de Commissie dat de bijbehorende effectbeoordeling zodanig gedetailleerd is dat voldoende aandacht is besteed aan de algemene gevolgen van de voorgestelde wetgeving. Gezien de opkomende aard van de waterstofeconomie en de onzekerheden van de marktontwikkeling zou een gedetailleerdere kwantificering van de gevolgen niet haalbaar of zinvol zijn. De Commissie benadrukte echter dat de begeleidende studie over de regelgeving voor waterstof een beoordeling van de kenmerken van de regionale waterstofmarkt bevat. Bovendien benadrukte de Commissie dat een gefragmenteerd regelgevingslandschap met verschillen in netwerktoegang tussen de lidstaten de grensoverschrijdende handel in waterstof kan belemmeren en het risico met zich meebrengt dat de opkomst van een Europese waterstoftoeleveringsketen wordt vertraagd.

Wat de voor de ontvlechting van waterstofnetwerken voorgestelde regels betreft, was de Commissie van oordeel dat de ervaring in de gas- en de elektriciteitssector had geleerd dat de scheiding tussen het netwerktransport van energie en de productie en verkoop van energie noodzakelijk en passend is. Tot slot wees de Commissie erop dat een soortgelijke aanpak voor grensoverschrijdende tarieven sinds 2004 met succes was toegepast op de grensoverschrijdende transmissie van elektriciteit. De Commissie verklaarde voorts dat de ontwikkeling van hernieuwbare waterstof nog steeds de prioriteit van de EU is. Zij erkende echter dat op de korte en de middellange termijn nog steeds enige vorm van koolstofarme waterstof en koolstofafvang en -opslag nodig kan zijn. Met betrekking tot het tijdschema verklaarde de Commissie dat, op basis van de effectbeoordeling, was vastgesteld dat het jaar 2049 de meest kosteneffectieve optie is, rekening houdend met de economische en ecologische effecten en met de doeltreffendheid van de maatregel.

4. Schriftelijke politieke dialoog met nationale parlementen

Naast het in Protocol nr. 2 verankerde subsidiariteitscontrolemechanisme omvatten de betrekkingen van de Commissie met de nationale parlementen ook andere activiteiten, in het bijzonder de politieke dialoog die in 2006 is opgezet. Tot die dialoog behoren schriftelijke uitwisselingen over initiatieven van de Commissie waarover de nationale parlementen input willen geven of over onderwerpen die zij op eigen initiatief aan de orde willen stellen. Daartoe behoort ook de mondelinge politieke dialoog (beschreven in punt 5).


1. Algemene opmerkingen

In 2022 hebben de parlementen 355 adviezen aan de Commissie gericht, bijna hetzelfde aantal als in het voorgaande jaar (360 adviezen). Dit bevestigt de trend dat het aantal adviezen van nationale parlementen in het algemeen het hoogst is halverwege de respectieve ambtstermijn van de Commissie, maar daaruit blijkt ook dat het aantal tot dusver in de lopende termijn (2019-2024) ontvangen adviezen veel lager is dan in de middelste jaren van de twee voorgaande termijnen57.


Van die 355 adviezen hadden er 218 (61,4 %) betrekking op wetgevingsvoorstellen die onder het subsidiariteitscontrolemechanisme58 vallen. De overige 137 adviezen (38,6 %) betroffen voornamelijk niet-wetgevingsinitiatieven, zoals mededelingen, dan wel initiatiefadviezen die niet direct betrekking hadden op een initiatief van de Commissie. Dit cijfer is zowel in absolute als in relatieve zin lager dan in de twee voorgaande jaren. Hieruit blijkt dat de nationale parlementen hun analyse van Commissie-initiatieven hebben toegespitst op ontwerpen van wetgevingshandelingen die onder de subsidiariteitscontrole vallen, wat kenmerkend is voor de jaren in een ambtstermijn van de Commissie waarin het aantal wetgevingsvoorstellen hoog is.

Binnen de Commissie worden de door de nationale parlementen of kamers aangesneden punten specifiek onder de aandacht gebracht van de betrokken leden en diensten van de Commissie en, in het geval van wetgevingsvoorstellen, van de vertegenwoordigers van de Commissie die deelnemen aan de onderhandelingen tussen de medewetgevers.


2. Deelname en toepassingsgebied

Net als in de vorige jaren verschilde het aantal aan de Commissie gerichte adviezen aanzienlijk van het ene nationale parlement tot het andere. De tien meest actieve kamers brachten 279 adviezen uit, ofwel 79 % van het totale aantal adviezen. Dit komt overeen met het gemiddelde van de afgelopen jaren59. Het aantal nationale parlementen of kamers dat geen adviezen heeft uitgebracht, daalde licht60 van 8 tot 7 kamers61 van de 39. Dit betekent dat vijf lidstaten62 (hetzelfde aantal als in het voorgaande jaar, maar niet dezelfde groep) — die minder dan een vijfde van het totale aantal vertegenwoordigen — in 2022 niet aan de schriftelijke politieke dialoog hebben deelgenomen. Over het geheel genomen blijkt hieruit dat er sprake is van een stabiele deelname van de nationale parlementen aan de subsidiariteitscontrole en de politieke dialoog (zie ook de onderstaande grafiek met een vergelijking van de concentratie van adviezen onder de tien meest actieve kamers).


De volgende tien nationale parlementen of kamers stuurden in 2022 de meeste adviezen in: de Tsjechische Senát (58 adviezen), de Spaanse Cortes Generales (46 adviezen), de Roemeense Camera Deputaților (33 adviezen), de Tsjechische Poslanecká sněmovna (30 adviezen), de Duitse Bundesrat (30 adviezen), de Portugese Assembleia da República (19 adviezen), de Zweedse Riksdag (18 adviezen), de Roemeense Senat (17 adviezen), de Franse Sénat (15 adviezen) en de Italiaanse Camera dei Deputati (13 adviezen). Ook in de afgelopen jaren behoorden zij tot de meest actieve kamers. In bijlage 2 staat het aantal adviezen dat elke kamer heeft ingestuurd.

Ook de aard van de adviezen verschilt per nationaal parlement of kamer. Sommige parlementen of kamers concentreerden zich vooral op de vraag of een voorstel van de Commissie beantwoordde aan de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, terwijl andere uitvoeriger stilstonden bij de inhoud van de voorstellen of initiatiefadviezen instuurden. Binnen deze laatste groep waren de Tsjechische Poslanecká sněmovna en Senát, de Hongaarse Országgyűlés, de Poolse Sejm en Senat en de Slowaakse Národná Rada bijzonder actief op het gebied van het insturen van gezamenlijke initiatiefadviezen. De Franse Assemblée nationale was zeer actief op het gebied van het afzonderlijk insturen van initiatiefadviezen.


3. Belangrijkste onderwerpen van de adviezen in het kader van de politieke dialoog

Wat de afzonderlijke initiatieven betreft, stuurden de nationale parlementen de meeste adviezen in over de voorstellen voor een Europese verordening mediavrijheid (12 adviezen), voor een verordening inzake een duurzaam gebruik van pesticiden (9 adviezen) en voor een richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk (8 adviezen), en over het voorstel van het Europees Parlement om de Europese kieswet te hervormen (8 adviezen). In een vijftal adviezen over het werkprogramma van de Commissie voor 2022 wezen de nationale parlementen de Commissie op hun eigen prioriteiten voor 2022.

In bijlage 3 wordt een opsomming gegeven van de afzonderlijke initiatieven van de Commissie die ten minste vijf adviezen opleverden, terwijl in de volgende punten een overzicht wordt gegeven van de zes belangrijkste prioriteitsgebieden van de Commissie.

Prioriteit “Een Europese Green Deal”

Wat de pakketten met voorstellen betreft, kregen twee strategieën in het kader van de prioriteit “Een Europese Green Deal” in 2022 de meeste aandacht, namelijk de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 (13 adviezen) en de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit (11 adviezen). In het kader van dezelfde prioriteit leverde ook de renovatiegolf-strategie een aanzienlijk aantal adviezen op (5).

In het kader van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 hebben de nationale parlementen hun standpunten kenbaar gemaakt over het voorstel voor een verordening inzake een duurzaam gebruik van pesticiden63 (3 adviezen64, die voor 8 tellen omdat één ervan door zes kamers is ondertekend, en 1 gemotiveerd advies)65 en over het voorstel voor een verordening betreffende natuurherstel66 (4 adviezen en 1 gemotiveerd advies).

Twee kamers betoogden dat bij het voorstel voor een verordening inzake een duurzaam gebruik van pesticiden het subsidiariteitsbeginsel niet was geëerbiedigd. Zij voerden aan dat de effectbeoordeling voor de in het voorstel beoogde vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet voldoende gedetailleerd was, omdat bij deze beoordeling geen rekening is gehouden met de verschillende uitgangsposities en omstandigheden van de lidstaten. Zij betoogden tevens dat de in het voorstel opgenomen bindende streefcijfers voor een uitbreiding van het landbouwareaal dat voor biologische landbouw wordt gebruikt, reeds op nationaal niveau bestaan. Wat evenredigheid betreft, voerde één kamer aan dat, ondanks de aangegeven doelstelling van het voorstel om de bestaande regels te actualiseren, in het voorstel verscheidene regels zijn toegevoegd (bijvoorbeeld over gegevensregisters en gewasspecifieke bepalingen), wat tegen het evenredigheidsbeginsel zou indruisen. Ook de volgende kwesties werden aan de orde gesteld: i) de wijziging van de methode voor het vaststellen van reductiedoelstellingen onder die welke in de “van boer tot bord”-strategie zijn vastgesteld; ii) de noodzaak om de lidstaten enige flexibiliteit toe te staan bij het vaststellen van hun eigen bindende reductiedoelstellingen; iii) de erkenning van verschillende uitgangspunten en omstandigheden van de lidstaten; en iv) de noodzaak om rekening te houden met de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne.

In haar antwoorden verklaarde de Commissie dat in het voorstel het subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd omdat: i) de lidstaten daarin niet worden verplicht om juridisch bindende streefcijfers of specifieke streefdoelen in verband met biologische landbouw vast te stellen; ii) het passender is om dit beleid op EU-niveau op te stellen in plaats van op nationaal niveau; en iii) elke lidstaat andere beleidsmethoden kan kiezen om de streefdoelen te verwezenlijken. De Commissie verklaarde tevens dat zij het evenredigheidsbeginsel heeft geëerbiedigd, aangezien de noodzaak tot verbetering van de monitoringgegevens en de toepassing en handhaving van geïntegreerde gewasbescherming kernconclusies waren van de evaluatie van de richtlijn van 2009. Bovendien merkte de Commissie op dat, zoals blijkt uit de subsidiariteitstabel die het aangenomen voorstel vergezelt, vóór de aanneming van het voorstel is nagegaan of alle beleidsmaatregelen beantwoorden aan de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en dat in detail is toegelicht waarom dit het geval is. Met betrekking tot het vermeende ontbreken van een effectbeoordeling verzekerde de Commissie de nationale parlementen dat een uitgebreide effectbeoordeling was uitgevoerd, die volledig in overeenstemming was met de agenda voor betere regelgeving van de Commissie.

Voorts verklaarde de Commissie dat zij de verschillende uitgangsposities en individuele omstandigheden van de lidstaten in de effectbeoordeling niet volledig kon beoordelen vanwege de beperkte beschikbaarheid van gegevens, maar dat zij in voorkomend geval niettemin actief heeft deelgenomen aan het overleg over alternatieve methoden.

Het voorstel voor een verordening betreffende natuurherstel leverde vijf adviezen op (waaronder één gemotiveerd advies)67. De meeste nationale parlementen waren het eens over de algemene behoefte aan herstel van ecosystemen. Volgens één parlement was er echter sprake van een schending van het subsidiariteitsbeginsel. Dit parlement constateerde een buitensporige inmenging in de nationale bevoegdheden op het gebied van bosbouw en was van mening dat een gedetailleerde regulering van landgebruik door de landbouw en bosbouw een schending van het evenredigheidsbeginsel vormt. Twee andere kamers wezen op de hoge nalevingskosten en de beperkte flexibiliteit voor de lidstaten.

In haar antwoorden benadrukte de Commissie dat EU-brede regels en verplichtingen nodig waren vanwege de omvang en de grensoverschrijdende aard van het verlies aan biodiversiteit en de aantasting van ecosystemen. Bovendien wees zij erop dat de EU beschikt over bevoegdheden in verband met de bosbouw, net als op het gebied van het klimaat en het milieu, zoals bevestigd door het Hof van Justitie van de Europese Unie. Bijgevolg had zij de eerste alomvattende wet van dit type voorgesteld, met juridisch bindende streefcijfers om de biodiversiteit en de ecosystemen in aanzienlijke mate te herstellen. De Commissie benadrukte dat de voorgestelde aanpak het mogelijk zou maken rekening te houden met de verscheidenheid aan natuurlijke en geografische omstandigheden in de EU, de verschillende omstandigheden van de ecosystemen in de lidstaten en de verschillende uitgangspunten voor herstel, en dat de lidstaten nog steeds een grote mate van flexibiliteit hebben bij het vaststellen van specifieke bijzonderheden in hun nationale herstelplannen.

In het kader van de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit heeft de mededeling over het nieuwe EU-kader voor stedelijke mobiliteit68 5 adviezen opgeleverd en de herziening van de verordening betreffende het trans-Europees vervoersnetwerk69 5 adviezen en 1 gemotiveerd advies.

In alle vijf de adviezen70 over het nieuwe EU-kader voor stedelijke mobiliteit werd het initiatief verwelkomd en werd de nadruk gelegd op de bijdrage die aan de groene en de digitale transitie is geleverd, met name om de emissies te verminderen en de klimaatdoelen te verwezenlijken. In de adviezen werden goede manieren vastgesteld om gebruik te maken van het kader voor de transitie: i) het “Fit for 55”-pakket; ii) het financieringsprogramma van de Connecting Europe Facility; iii) de koppeling van mobiliteit aan ruimtelijke planning; iv) effectievere regelgeving op het gebied van voertuigtoegang, waarbij het subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd; v) onderwijs, vaardigheden en sociale aspecten; en vi) de bevordering van het openbaar vervoer en de rijwielindustrie. De aan de orde gestelde kwesties betreffen indicatoren en lasten die verband houden met gegevensverzameling en nationale plannen, het aan betaalbaarheid en inclusiviteit verbonden risico van “vervoersarmoede” en het belang van het opnemen van plattelandsgebieden.

In haar antwoorden herhaalde de Commissie dat het nieuwe kader gericht is op ondersteuning van de transitie naar veilige, toegankelijke, inclusieve, slimme, veerkrachtige en emissievrije stedelijke mobiliteit. De voorstellen in het Fit for 55-pakket zouden ook voorzien in instrumenten voor duurzame mobiliteit, met inbegrip van sociale aspecten. Hoewel de Commissie wees op het niet-bindende karakter van het kader, verklaarde zij dat er maatregelen op het gebied van duurzame stedelijke mobiliteit (bijvoorbeeld de vaststelling van een plan en de verzameling van gegevens) voor de 424 grootste steden in de EU zijn opgenomen in de voorgestelde herziening van de verordening betreffende het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T). De Commissie benadrukte dat zij er al lang bij de lidstaten op had aangedrongen (met steun van de Europese Rekenkamer)71 om gegevens van voldoende kwaliteit te verzamelen en plannen voor duurzame stedelijke mobiliteit uit te voeren. Zij verwees naar het belang dat zij had toegekend aan het waarborgen van adequate connectiviteit, die ook plattelands-, voorstedelijke en afgelegen gebieden moet omvatten72. Zij wees ook op nog te publiceren studies over regelgeving op het gebied van voertuigtoegang en vervoersarmoede, de opstelling van een aanbeveling van de Commissie over nationale programma’s ter ondersteuning van regio’s en steden bij de stedelijke mobiliteitsplanning en recente aanbevelingen van de Raad over een rechtvaardige transitie73, individuele leerrekeningen74 en microcredentials voor een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt75.

In een gemotiveerd advies over de herziening van de verordening betreffende het trans-Europees vervoersnetwerk betoogde één kamer dat een aantal voorgestelde bepalingen niet in overeenstemming was met het subsidiariteitsbeginsel. Volgens die kamer zouden deze bepalingen inbreuk maken op de bevoegdheden van de lidstaten betreffende programmering, het governancemodel van aansturing van grensoverschrijdende projecten via uitvoeringshandelingen, en de verplichting om plannen voor duurzame stedelijke mobiliteit vast te stellen en de vervoersinfrastructuur te onderhouden. Verscheidene kamers spraken hun algehele steun voor het initiatief uit, met name voor het EU-optreden om een hoogperformant hogesnelheidsspoorwegnet te ontwikkelen. Eén kamer benadrukte het belang van het evenredigheidsbeginsel en verzocht om een beoordeling van de definitie van het TEN-T-netwerk, met name met betrekking tot de knooppunten van dit netwerk. Een andere kamer vroeg om verduidelijking over de geplande financiering ter ondersteuning van de modale verschuiving naar het spoorvervoer en de ontwikkeling van binnenwateren en verzocht om een sterkere pilotering en follow-up van de voornaamste projecten. Een derde kamer merkte op dat de voorgestelde vereisten voor de spoorweginfrastructuur ambitieus zijn. Deze kamer verzocht dat de bepalingen betreffende stedelijke knooppunten de verdeling van nationale bevoegdheden zouden weerspiegelen en deelde de bezorgdheid dat de verplichtingen (bijvoorbeeld met betrekking tot het onderhoud van de infrastructuur) de administratieve lasten zouden kunnen verzwaren. Een vierde kamer was positief, maar benadrukte de mogelijke nadelen van kleinere verzorgingsgebieden voor vervoersnetwerken.

In haar antwoorden erkende de Commissie dat het opstellen en uitvoeren van nationale plannen en programma’s een verantwoordelijkheid van de lidstaten is. Zij benadrukte echter dat er aanzienlijke collectieve inspanningen nodig zijn voor de verwezenlijking van de ambitieuze doelstellingen van een echt Europees vervoersnetwerk (een kernactiviteit in de Europese Green Deal en de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit). De Commissie verklaarde dat het voorstel erop gericht is om de nationale planning beter af te stemmen op het EU-vervoersbeleid en om sturing te geven, terwijl een aanzienlijke manoeuvreerruimte wordt gelaten als het gaat om de plannen voor duurzame stedelijke mobiliteit en het onderhoud van de infrastructuur. De Commissie merkte op dat het voorschrijven dat de lidstaten — via uitvoeringshandelingen — één enkele instantie voor de bouw en het beheer van projecten moeten oprichten, volledig in overeenstemming zou zijn met de artikelen 170 tot en met 172 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het werkterrein van een dergelijke instantie omvat namelijk projecten van gemeenschappelijk belang met een grensoverschrijdend karakter en strekt dus verder dan de nationale bevoegdheid.

De opname van baanvakken of knooppunten in het netwerk zou echter in alle gevallen moeten worden overeengekomen met de betrokken lidstaat. Op het punt van het vervoer per spoor gaf de Commissie bijzonderheden over de beschikbare financiering in de periode 2021-2027 ter ondersteuning van een hoger gebruik van het spoorvervoer (er kan ongeveer 80 miljard EUR beschikbaar worden gesteld, als aanvulling op de mogelijkheden via de Europese Investeringsbank en InvestEU) en de ontwikkeling van binnenwateren (zoals uiteengezet in het NAIADES III-actieplan van de Commissie76).

In het kader van de renovatiegolf-strategie heeft ook de herziening van de richtlijn energieprestatie van gebouwen77 sterk de aandacht van de nationale parlementen getrokken met 1 gemotiveerd advies78 en 4 adviezen in het kader van de politieke dialoog79.

In een gemotiveerd advies betoogde één nationaal parlement dat de doelstellingen (vermindering van broeikasgasemissies en finaal energieverbruik van gebouwen tegen 2030 en een klimaatneutrale EU tegen 2050) systematischer en doeltreffender kunnen worden verwezenlijkt op het niveau van de lidstaten. Verscheidene andere kamers benadrukten dat rekening moet worden gehouden met nationale of regionale omstandigheden. Er werd voor gepleit om de lidstaten de energieklassegrenzen te laten vaststellen en hun eigen traject naar een klimaatneutraal gebouwenbestand te laten bepalen, overeenkomstig de nationale randvoorwaarden en de specifieke kenmerken ervan. Eén kamer verzocht ook om het beginsel van energierenovatie voor bestaande gebouwen toe te passen op de slechtst presterende gebouwen en vroeg om wijzigingen in de methode voor de berekening van de energieprestatie van gebouwen.

In haar antwoorden benadrukte de Commissie dat het koolstofvrij maken van gebouwen zonder doeltreffende en gecoördineerde inspanningen in de hele EU, zou leiden tot een oneerlijke verdeling van de last en tot een spillover-effect van een hoger energieverbruik en hogere kosten voor broeikasgasvermindering voor de hele EU. Zij verklaarde dat de rol van de EU van cruciaal belang is om ervoor te zorgen dat het regelgevingskader vergelijkbare ambitieniveaus bereikt en op consistente wijze wordt gehandhaafd. Naar de mening van de Commissie is met het voorstel een goed evenwicht gevonden tussen EU-brede maatregelen en nationale beleidsmaatregelen om het gebouwenbestand geleidelijk te transformeren met voldoende flexibiliteit op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Wat andere aspecten betreft, herinnerde de Commissie eraan dat de lidstaten bepaalde gebouwen van cultureel erfgoed kunnen vrijstellen van de toepassing van minimumnormen voor energieprestaties, maar dat deze eisen wel nodig zijn.

Prioriteit “Bevordering van onze Europese levenswijze”

In het kader van de prioriteit “Bevordering van onze Europese levenswijze” was er voor de drie volgende geaccentueerde voorstellen aanzienlijke belangstelling van de nationale parlementen.

De Commissie ontving vijf adviezen80 over het voorstel voor een verordening betreffende de aanpak van instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel81, waarvan de meeste ook betrekking hadden op de herziening van de Schengengrenscode82. Twee kamers benadrukten dat de bestrijding van illegale migratie en mensensmokkel een topprioriteit in het asiel- en migratiebeleid van de EU moet worden. Zij benadrukten tevens dat de redenen en procedures voor de invoering van tijdelijke bescherming aan de binnengrenzen van de EU als laatste redmiddel duidelijk moeten worden aangegeven. Zij vonden het belangrijk dat de Commissie bij het opstellen van beleidsinitiatieven over migratie en asiel en het reageren op instrumentalisering van migratie naar de betrokken landen luistert. Evenzo vroeg een andere kamer om duidelijk gedefinieerde instrumenten en om de herinvoering van binnengrenscontroles te koppelen aan alternatieve maatregelen. Een vierde kamer stuurde vragen in over het verband tussen de Schengenregels en grondrechtenkwesties en beperking van migratiestromen.

De Commissie bevestigde in haar antwoorden dat de standpunten van de lidstaten die met de instrumentalisering van migratie te maken hebben, volledig in aanmerking moeten worden genomen. Zij wees erop dat zij de bestaande bepalingen had gestroomlijnd en verwees naar de bestaande waarborgen die voortvloeien uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De Commissie herhaalde dat het vergemakkelijken van illegale binnenkomst, illegale doortocht of illegaal verblijf krachtens de EU-wetgeving een strafbaar feit is en dat de lidstaten passende sancties moeten opleggen. De Commissie verklaarde zich te zullen inzetten voor de naleving van de garanties waarin de Schengengrenscode momenteel voorziet. Zij verklaarde tevens dat operationele politiecontroles in grensgebieden op een proportionele manier moeten worden uitgevoerd en dat deze controles geen vermomde grenscontroles mogen worden, noch grensoverschrijdingen onevenredig mogen treffen.

In het kader van de EU-strategie voor een doeltreffendere bestrijding van seksueel misbruik van kinderen heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een verordening ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen online83, dat vijf adviezen heeft opgeleverd84. Eén kamer achtte het cruciaal om een evenwicht te vinden tussen het voorkomen van seksueel misbruik van kinderen en het beschermen van het recht op persoonlijke levenssfeer en benadrukte dat het recht op bescherming van versleutelde communicatie moet worden geëerbiedigd. Evenzo wees een andere kamer erop dat de vrijheid van meningsuiting en communicatie en de mediavrijheid superieure sociale goederen zijn en grondwettelijke bescherming genieten. Ook benadrukte deze kamer dat de bevoegdheid voor mediaregulering bij de lidstaten berust. Een andere kamer stuurde een aantal vragen in, afkomstig van verschillende linkse politieke groeperingen, waarin een principieel bezwaar wordt geuit tegen het scannen van alle communicatie, dat als een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt beschouwd.

In haar antwoorden benadrukte de Commissie dat in het voorstel opsporing wordt opgevat als een uiterste middel en dat de Commissie geen gegevens zou verzamelen, noch verwerken. Aanbieders zouden alleen worden verplicht om online seksueel misbruik van kinderen op te sporen wanneer er, na het nemen van risicobeperkende maatregelen, nog steeds een aanzienlijk risico bestaat dat de dienst in kwestie wordt gebruikt voor seksueel misbruik van kinderen. De Commissie wees erop dat zij ernaar streeft alle in het geding zijnde grondrechten eerlijk tegen elkaar af te wegen en tegelijkertijd de inbreuk op het recht van de gebruikers op privacy- en gegevensbescherming tot een minimum te beperken. Er zijn aanvullende waarborgen gepland en het verzamelen van informatie voor het profileren van gebruikers of het verkrijgen van ongepaste informatie over hun privéleven zou niet worden toegestaan.

Prioriteit “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”

In het kader van het prioritaire gebied “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk” heeft het voorstel betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk85 adviezen opgeleverd van acht kamers86 (waaronder één gemotiveerd advies en twee adviezen die ook betrekking hebben op de mededeling “Betere arbeidsvoorwaarden voor een sterker sociaal Europa”87). In het gemotiveerde advies wordt kritiek geuit op de buitensporige inmenging in de nationale arbeidsmarkten, die de autonomie van de sociale partners ondermijnt, en wordt een EU-definitie van “werknemer” afgewezen. De meeste kamers verzochten om een verdere verduidelijking over het toepassingsgebied en over het verschil tussen de categorieën echte zelfstandigen en werknemers. Zij waarschuwden ervoor dat het verlenen van de status van werknemer aan platformwerkers tot een hoger aantal geschillen in de lidstaten kan leiden en grote juridische en financiële problemen voor platformbeheerders met zich mee kan brengen. Bovendien waarschuwden de nationale parlementen ervoor dat buitensporige regulering van platformwerk de administratieve last voor platforms kan verzwaren en de platforms kan aanmoedigen de beschikbaarheid van diensten voor gebruikers en de arbeidsmogelijkheden in bepaalde lidstaten te verminderen. Eén kamer bracht een gunstig advies uit en stelde het bijzonder op prijs dat de bescherming zelfs van toepassing is wanneer er geen arbeidsovereenkomst is aangegaan.

In haar antwoorden benadrukte de Commissie dat in het voorstel rekening is gehouden met de nationale arbeidsmarktmodellen en dat het voorstel gericht is op het verbeteren van de arbeidsomstandigheden door middel van een juiste classificatie van platformwerkers, waardoor zij gebruik kunnen maken van de bestaande rechten waarover zij als “werknemers” beschikken. De Commissie wees erop dat echte zelfstandigen de vrijheden en de autonomie kunnen genieten die aan deze status verbonden zijn en dat zij er niet naar streeft een EU-concept van “werknemer” vast te stellen. Bovendien benadrukte de Commissie dat duidelijke criteria de platforms en hun werknemers meer rechtszekerheid zouden bieden en dat de platforms zich aan de nieuwe regels zouden kunnen aanpassen zonder aan concurrentievermogen op de EU-markt in te boeten.

Prioriteit “Een nieuwe impuls voor de Europese democratie”

In het kader van de centrale prioriteit voor “Een nieuwe impuls voor de Europese democratie” heeft de herziening van de richtlijn milieucriminaliteit88 vijf adviezen opgeleverd89 (waarvan één gemotiveerd). Eén nationaal parlement was van mening dat het voorstel in strijd was met het subsidiariteitsbeginsel wat betreft de regels voor aanvullende sancties, met name het tijdelijke verbod op kandidaatstelling voor een openbaar ambt of een ambt dat door verkiezing wordt verkregen. Evenzo betoogde een andere kamer dat de Verdragen niet voorzien in de invoering van nieuwe soorten strafrechtelijke sancties die niet voorkomen in de wetgeving van alle lidstaten. Deze kamer verzocht ook om in de definities van strafbare feiten ruimte te laten voor bestraffing van minder ernstige zaken als administratieve overtredingen. Ook verzocht zij dat de voorgestelde minimumniveaus voor maximumgevangenisstraffen en de voorgestelde verjaringstermijnen de systematische classificatie in de strafwetboeken in de lidstaten niet verstoren. Sommige definities zijn ook vager geworden, waardoor te vrezen valt dat de handhaving minder doeltreffend wordt. Een andere kamer verwelkomde het streven naar doeltreffende, afschrikkende en proportionele soorten sancties en straffen voor milieudelicten, maar wees op de aanzienlijke gevolgen voor de duur van plannings- en goedkeuringsprocedures, in strijd met de bestaande of mogelijk nieuwe versnellingsinstrumenten in het nationale milieu- en vergunningsrecht.

In haar antwoorden verklaarde de Commissie dat zij zich laat leiden door het algemene beginsel dat veroordeelde misdadigers niet geschikt mogen worden geacht voor het bekleden van een openbaar ambt of een ambt dat door verkiezing wordt verkregen, dat integraal deel uitmaakt van het rechtsstelsel van veel lidstaten. De Commissie verwees naar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat voorziet in de vaststelling van minimumregels voor strafrechtelijke sancties in een richtlijn. Wat de minimumniveaus voor maximumgevangenisstraffen betreft, weerspiegelden de voorgestelde niveaus de ernst van milieudelicten, die een bedreiging voor het leven op de planeet zijn geworden. De duur van de verjaringstermijnen weerspiegelde het feit dat milieudelicten vaak pas geruime tijd na het plegen ervan werden ontdekt. De Commissie verklaarde tevens dat haar voorstel niet van invloed is op de mogelijkheden om vergunningsprocedures te versnellen.

Net als in voorgaande jaren heeft een aantal nationale parlementen90 het werkprogramma van de Commissie91 geanalyseerd. Over het geheel genomen werd in al deze adviezen de nadruk gelegd op de steun voor de prioriteiten en de toekomstige initiatieven van de Commissie. Vier kamers verwezen naar de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en vroegen de Commissie om deze kwestie centraal te stellen in haar acties.

In haar antwoorden maakte de Commissie melding van de grootste reeks beperkende maatregelen die zij ooit had vastgesteld en die gericht zijn tegen Ruslands financiële stelsel, hightechindustrieën en elite. De Commissie wees ook op het feit dat de EU deze maatregelen zorgvuldig afstemt met haar partners en bondgenoten, waaronder de NAVO, de G7, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Noorwegen, Zuid-Korea, Japan en Australië. Zij maakte ook gewag van de lopende initiatieven om de EU minder afhankelijk te maken van Russische fossiele brandstoffen, de energiecrisis aan te pakken en de groene transitie te bevorderen, alsook om de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie te blijven aanpakken.

5. Contacten, bezoeken, ontmoetingen, conferenties en andere activiteiten

Bezoeken aan en ontmoetingen met nationale parlementen

De mondelinge politieke dialoog tussen de Commissie en de nationale parlementen omvat diverse vormen van interactie: bezoeken van leden van de Commissie aan nationale parlementen, bezoeken van delegaties van nationale parlementen aan de Commissie, deelname van de Commissie aan interparlementaire vergaderingen en conferenties (zoals de Cosac), presentaties van de Commissie voor de permanente vertegenwoordigers van de nationale parlementen in Brussel, lopende besprekingen over de werkprogramma’s van de Commissie en dialogen in het kader van het Europees Semester.

In 2022 hebben leden van de Commissie deelgenomen aan 147 bezoeken aan nationale parlementen en ontmoetingen met delegaties van nationale parlementen, waarbij bijna alle nationale parlementen en kamers betrokken waren. Dit aantal is hoger dan in de drie voorgaande jaren (130 in 2021, 101 in 2020 en 55 in 2019). De Commissie heeft ook een toenemend aantal bezoeken ontvangen van groepen personeelsleden uit diverse nationale parlementen.

Aantal bezoeken aan en ontmoetingen met nationale parlementen

door leden van de Commissie in 2022 (totaal voor alle lidstaten: 147)

Interparlementaire ontmoetingen en conferenties

Wat interparlementaire vergaderingen en conferenties92 betreft, werden in 2022 de fysieke vergaderingen weer hervat na het opheffen van de beperkingen die naar aanleiding van de COVID-19-pandemie waren ingesteld. Leden van de Commissie namen deel aan:

- de Conferentie van de organen van de parlementen die gespecialiseerd zijn in de aangelegenheden van de Unie (Cosac)93;

- de Europese parlementaire week94;

- de Gezamenlijke Parlementaire Controlegroep voor Europol95;

- diverse interparlementaire conferenties (IPC’s)96 en interparlementaire commissievergaderingen (ICM’s)97.

Tijdens de eerste gewone bijeenkomsten van Cosac-voorzitters van het jaar, die op 13 en 14 januari in hybride vorm werden gehouden in de Franse Sénat, is door de nationale parlementen een denkproces op gang gebracht in twee werkgroepen: de ene over de rol van de nationale parlementen in de EU en de andere over Europese waarden en de rechtsstaat.

De 67e plenaire Cosac-vergadering, die van 3 tot en met 5 maart in Parijs werd gehouden in de schaduw van de zich ontwikkelende Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, was gewijd aan de prioriteiten van het Franse voorzitterschap, het herstelplan voor Europa, klimaatverandering en energietransitie, en de Conferentie over de toekomst van Europa. De agenda van de vergadering werd gedomineerd door een debat over Oekraïne. De Commissie benadrukte, door middel van de videoboodschap van voorzitter Von der Leyen en een keynote speech van vicevoorzitter Šuica, tevens medevoorzitter van de Conferentie over de toekomst van Europa, het belang van de Conferentie over de toekomst van Europa als een uniek democratisch experiment en de cruciale rol die de nationale parlementen daarbij spelen. Alle delegaties ondertekenden de door de Cosac-trojka opgestelde verklaring ter ondersteuning van Oekraïne, waarin werd opgeroepen tot eerbiediging van de soevereiniteit en de territoriale integriteit van alle landen, met inbegrip van Georgië en Moldavië.

Tijdens de bijeenkomst van voorzitters op 10 en 11 juli in de Tsjechische Senát werd het overleg over de oorlog in Oekraïne en, daarmee verbonden, de energiezekerheid en de inflatie voortgezet. Er werd bijzondere aandacht besteed aan de noodzaak om de weerstand van de democratieën in Europa tegen buitenlandse inmenging en binnenlandse bedreigingen te versterken en om met vicevoorzitter Jourová over media en democratie te spreken.

Tijdens de 68e plenaire Cosac-vergadering, die van 13 tot en met 15 november in Praag werd gehouden, werd een meer geopolitiek debat gevoerd over de strategische autonomie van de EU, steun voor Oekraïne en het Europees perspectief voor de landen van de Westelijke Balkan en het Oostelijk Partnerschap. Aan dit debat namen de vicevoorzitters Jourová en Šefčovič deel. In haar inleidende videoboodschap benadrukte voorzitter Von der Leyen het belang van de stem van nationale parlementsleden bij het vormen van coalities voor positieve verandering op tal van gebieden in deze turbulente tijden.

Tijdens de tweede plenaire vergadering van 2022 heeft de Cosac, na een onderbreking van twee jaar, weer conclusies en een bijdrage aangenomen. In de conclusies werd erkend dat informele videoconferenties tussen Cosac-gedelegeerden en leden van de Europese Commissie nuttig zijn om tijdig inhoudelijke besprekingen over concrete Europese initiatieven mogelijk te maken. In 2022 werden drie van dergelijke uitwisselingen gehouden98. Deze vonden alle plaats in de tweede helft van het jaar, aangezien de Cosac zich in de eerste helft van het jaar richtte op het overleg in haar werkgroepen.

In de bijdrage99 werd verwezen naar de twee Cosac-werkgroepen die tijdens het Franse voorzitterschap zijn opgericht. De werkgroep over de rol van de nationale parlementen heeft verschillende suggesties gedaan voor een versterking van het subsidiariteitscontrolesysteem en voor een eerdere en bredere betrokkenheid van de parlementen bij de beleidscyclus. De voorgestelde maatregelen omvatten de organisatie van ad-hoc interparlementaire conferenties voorafgaand aan de presentatie van belangrijke wetgevingsteksten of -pakketten door de Commissie, een grotere betrokkenheid van leden van de Commissie, leden van het Europees Parlement of ministers van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt bij de werkzaamheden van de Cosac, en toekenning aan de voorzitters van de commissies voor Uniezaken van de nationale parlementen en de Cosac van het recht om schriftelijke vragen te stellen aan de Commissie (vergelijkbaar met het recht van het Europees Parlement op grond van artikel 230 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Deze suggesties kunnen via de bestaande kanalen worden uitgevoerd in het kader van de politieke dialoog met de Commissie. Voor andere kanalen zouden de Verdragen echter moeten worden hervormd, bijvoorbeeld door een collectief indirect initiatiefrecht voor nationale parlementen in te voeren, de drempel voor een “gele kaart” te verlagen of de termijn voor het indienen van gemotiveerde adviezen te verlengen100. De tweede werkgroep deed de aanbeveling om de kennis van de begrippen “Europese waarden” en “rechtsstaat” te bevorderen en om te zorgen voor een beter toezicht op de eerbiediging daarvan, onder meer via de nationale parlementen.

In haar antwoord101 op de bijdrage van de Cosac herhaalde de Commissie haar bereidheid om de dialoog met de nationale parlementen te versterken via de gevestigde kanalen voor communicatie en samenwerking om hun input voor en feedback over de politieke en wetgevende initiatieven van de Commissie te vergemakkelijken.

Sommige van de suggesties van de werkgroepen van de Cosac weerspiegelden de suggesties in het eindrapport van de Conferentie over de toekomst van Europa van 9 mei 2022. Het gaat onder meer om de hervorming van het subsidiariteitscontrolemechanisme, de invoering van de mogelijkheid voor nationale parlementen (en regionale parlementen met wetgevende bevoegdheden) om een wetgevingsinitiatief op Europees niveau voor te stellen, en de totstandbrenging van contact in een eerder stadium tussen de Commissie en de nationale parlementen.

Op 12 en 13 oktober 2022 organiseerde de Finse Eduskunta een eerste wereldtop van de Comités van de toekomst102 met het oog op de opening van een nieuw interparlementair forum voor overleg over het toekomstige beleid103. Een van de aanbevelingen in het mondiale parlementaire verslag 2022 van de Interparlementaire Unie (IPU) aan de parlementen was om toekomstgericht te worden en het publieke debat over de toekomst te leiden104.

In 2022 richtten de nationale parlementen zich in interparlementaire fora op i) de geopolitieke situatie en de uitdagingen als gevolg van de oorlog, en de noodzaak om de veerkracht van de Europese democratie te vergroten, en ii) een grondige analyse van hun eigen rol in de Europese besluitvorming in de Cosac-werkgroepen en het proces van de Conferentie over de toekomst van Europa. Daarnaast is er een nieuw mondiaal forum voor interparlementaire dialoog over het toekomstige beleid tot stand gekomen dat de nationale parlementen in de EU de mogelijkheid biedt om prognosecapaciteiten te ontwikkelen en proactief te worden op het gebied van thema’s die beslissend zijn voor de toekomst.

6. De rol van de regionale parlementen

De regionale parlementen dragen indirect bij aan de betrekkingen van de Commissie met de nationale parlementen. Wanneer de nationale parlementen ontwerpen van wetgevingshandelingen van de EU op subsidiariteit toetsen met het oog op het uitbrengen van een gemotiveerd advies, moeten zij krachtens Protocol nr. 2 in voorkomend geval de regionale parlementen met wetgevingsbevoegdheid raadplegen.

De leden van de regionale parlementen zijn ook vertegenwoordigd in het Comité van de Regio’s, dat via een speciaal daartoe opgezet netwerk voor subsidiariteitstoezicht en zijn onlineplatform de deelname ondersteunt van regionale parlementen met wetgevingsbevoegdheden aan het mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing in verband met het subsidiariteitsbeginsel (Regpex)105. Het Comité van de Regio’s neemt, via het RegHub-netwerk, ook deel aan het Fit for Future-platform, dat de Commissie helpt EU-wetten te vereenvoudigen en de last te verminderen in het kader van haar werkzaamheden voor betere regelgeving106.

Hoewel de Verdragen niet expliciet voorzien in rechtstreekse interactie tussen de Commissie en de regionale parlementen, houdt de Commissie rekening met hun bijdragen en reageert zij op deze bijdragen. Een toenemend aantal regionale parlementen107 heeft een toenemend aantal resoluties rechtstreeks bij de Commissie ingediend: 74 resoluties in 2022, tegen 50 in 2021 en 33 in 2020. Bij deze resoluties ging het om verschillende onderwerpen en initiatieven, zoals het cohesiebeleid en regionale kwesties, de Conferentie over de toekomst van Europa, de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, en de mensenrechten. In sommige bijdragen stonden specifieke mededelingen108 en wetgevingspakketten of -voorstellen109 van de Commissie centraal en vijf ervan bevatten opmerkingen over subsidiariteitskwesties110. De regionale parlementen brachten niet alleen adviezen uit, maar namen ook deel aan openbare raadplegingen van de Commissie, hoewel dit kanaal tot op heden slechts door één regionaal parlement actief is gebruikt en wel om antwoorden in te sturen op meerdere door de Commissie georganiseerde openbare raadplegingen111. Eén regionaal parlement maakte gebruik van een ander kanaal: het diende, via zijn nationaal parlement, zes adviezen in112. Naast schriftelijke uitwisselingen vinden er ook bijeenkomsten plaats tussen leden van de Commissie en regionale parlementen113.

7. Conclusie

Over het geheel genomen is er ten opzichte van de voorgaande jaren weinig veranderd in de intensiteit waarmee de nationale parlementen toezien op de eerbiediging van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid — om ervoor te zorgen dat alleen op EU-niveau wordt opgetreden indien en voor zover dat nodig is — en in hun betrekkingen met de Commissie met een actieve schriftelijke en mondelinge dialoog.

Zo bleef het totale aantal adviezen (waaronder gemotiveerde adviezen) stabiel (355 in 2022 tegen 360 in 2021), terwijl het aantal adviezen nog steeds aanzienlijk verschilde van het ene nationale parlement tot het andere. De tien meest actieve kamers brachten hetzelfde percentage adviezen uit als in 2021 (79 %), terwijl het aantal kamers dat adviezen uitbracht, met één is gestegen. In het algemeen hebben nationale parlementen die zich van oudsher richten op het onderzoeken of de voorstellen stroken met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, dit ook in 2022 gedaan. Over het geheel genomen spitsten de nationale parlementen hun adviezen meer toe op voorstellen die onder de subsidiariteitscontrole vallen dan op mededelingen of op initiatiefadviezen, wat kenmerkend is voor de jaren in een ambtstermijn van de Commissie waarin het aantal wetgevingsvoorstellen hoog is. De deelname aan openbare raadplegingen bleef onbeduidend.

De ontwikkelingen in 2022 met betrekking tot het onderzoek naar de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel hebben de volgende vermeldenswaardige conclusies opgeleverd:

- De nationale parlementen brachten de meeste gemotiveerde adviezen uit over een wetgevingsvoorstel van het Europees Parlement om de Europese kieswet te hervormen. Sinds 2017 waren er over geen enkel afzonderlijk voorstel zoveel gemotiveerde adviezen (5) ontvangen die zoveel stemmen (8) vertegenwoordigden. Dit aantal lag echter nog steeds ruim onder de drempel voor een verplichte herziening van het ontwerp van wetgevingshandeling (“gele kaart”).

- Over het geheel genomen is het aantal gemotiveerde adviezen (32) waarin wordt betoogd dat het subsidiariteitsbeginsel niet is nageleefd, in 2022 verdubbeld ten opzichte van het jaar ervoor. Hoewel dat aantal aanzienlijk onder de vorige pieken bleef, was een dergelijke stijging sinds 2016 niet meer voorgekomen. Een aantal van de adviezen was echter niet gebaseerd op expliciete kritiek op een schending van het subsidiariteitsbeginsel, maar eerder op de indruk dat de nationale omstandigheden niet waren geanalyseerd.

- Meer dan 40 % van de gemotiveerde adviezen was afkomstig van één enkel nationaal parlement: de Zweedse Riksdag. Dit hoge percentage was in het verleden ook al voorgekomen, maar niet in de afgelopen jaren.

Vergeleken met de twee vorige ambtstermijnen van de Commissie was er in de eerste drie jaar van de Commissie-Von der Leyen sprake van een duidelijke daling van het totale aantal adviezen en van het aantal gemotiveerde adviezen van nationale parlementen waarin problemen in verband met de subsidiariteit werden aangekaart.

Wat de betrekkingen tussen de Commissie en de regionale parlementen betreft, zijn in 2022 de bijdragen van deze parlementen (72) sterk in aantal toegenomen ten opzichte van de twee voorgaande jaren (50 in 2021 en 33 in 2020), voornamelijk als gevolg van de hoge activiteit van een zeer beperkt aantal regionale parlementen.

Zelfs nadat de COVID-19-beperkingen in 2022 waren opgeheven en de meeste vergaderingen weer in fysieke vorm werden gehouden, werd voor bepaalde evenementen, zoals buitengewone vergaderingen van de Cosac-voorzitters met leden van de Commissie, om praktische redenen de virtuele vorm gehandhaafd.

In 2022 stelden de nationale parlementen manieren voor om hun invloed in de EU te vergroten door middel van eerdere en bredere betrokkenheid bij de beleidscyclus. Deze voorstellen werden opgenomen in de conclusies van een speciale Cosac-werkgroep en een plenaire bijdrage114, en waren ook terug te vinden in het eindrapport van de Conferentie over de toekomst van Europa. Hoewel voor sommige voorstellen een wijziging van het Verdrag nodig zou zijn, herhaalde de Commissie haar bereidheid om de dialoog met de nationale parlementen via de gevestigde kanalen voor communicatie en samenwerking te versterken om hun input voor en feedback over de politieke en wetgevende initiatieven van de Commissie te vergemakkelijken.

1 Conferentie van de organen van de parlementen die gespecialiseerd zijn in de aangelegenheden van de Unie.

2 Zie het verslag van vorig jaar voor aanvullende informatie, punt 2.1.

3 COM(2021) 219 final.

4 Plattelandstoetsing is aangekondigd in de mededeling over de langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU (COM(2021) 345 final). Plattelandstoetsing houdt in dat het beleid vanuit een plattelandsperspectief wordt beoordeeld, rekening houdend met de daadwerkelijke en potentiële, directe en indirecte effecten op de werkgelegenheid en groei op het platteland, alsook met de ontwikkelingsvooruitzichten, het maatschappelijk welzijn en de kwaliteit van plattelandsgebieden en -gemeenschappen in milieuopzicht. Indien er significante negatieve gevolgen voor deze gebieden en gemeenschappen zijn, moeten de opzet en uitvoering van een EU-interventie mogelijk worden aangepast om rekening te houden met hun specifieke context.

5 De diensten van de Commissie onderzoeken de mogelijke territoriale effecten op specifieke soorten regio’s/gebieden met behulp van verkennende vragen (Better regulation tool #18). Indien een van deze vragen met “ja” wordt beantwoord, wordt een onlinecontrole met betrekking tot de noodzaak van een territoriale effectbeoordeling uitgevoerd (Better regulation tool #34). Bij de noodzakelijkheidscontrole wordt nagegaan of een dergelijke beoordeling raadzaam is. Wanneer de potentiële territoriale effecten aanzienlijk worden geacht, verschaft een territoriale effectbeoordeling inzicht in de waarschijnlijke patronen van de effecten in de hele EU en kunnen aan de hand daarvan de oorzaken en de potentiële aanpassingsmogelijkheden worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat het effect van het beleid gelijkmatiger wordt verdeeld.

6 Zie https://commission.europa.eu/publications/annual-burden-survey_en

7 Het Fit for Future-platform maakt gebruik van de expertise en ervaring van nationale, regionale en lokale bestuursniveaus en belanghebbenden. Het platform bestaat uit twee groepen: de overheidsgroep (vertegenwoordigers van nationale, regionale en lokale overheden van alle EU-landen en van het Comité van de Regio’s) en de stakeholdergroep (deskundigen op het gebied van betere regelgeving die bedrijven en niet-gouvernementele organisaties vertegenwoordigen, plus het Europees Economisch en Sociaal Comité). Zie https://commission.europa.eu/law/law-making-process/evaluating-and-improving-existing-laws/refit-making-eu-law-simpler-less-costly-and-future-proof/fit-future-platform-f4f_nl

8 https://commission.europa.eu/publications/adopted-opinions-2022_nl

9 https://commission.europa.eu/system/files/2022-12/Final%20opinion%202022_SBGR3_10%20Governments%20interoperability%20strategy_rev.pdf

10 https://commission.europa.eu/system/files/2022-12/Final%20opinion%202022_SBGR2_05%20ELV_rev.pdf

11 https://commission.europa.eu/system/files/2022-12/Final%20opinion%202022_SBGR1_01%20Interconnectivity_rev.pdf

12 RegHub is een netwerk van lokale en regionale overheden om ervaringen te verzamelen over de uitvoering van EU-beleid door actoren op lokaal niveau te raadplegen. Zie voor meer informatie: https://portal.cor.europa.eu/reghub/Pages/default.aspx

13 Zie punt 2.4 voor meer informatie over de werkzaamheden van het RegHub-netwerk.

14 https://cor.europa.eu/en/engage/Documents/RegHub/RegHub%20report%20on%2021%20century%20rules.pdf

15 De werkzaamheden van de Raad voor regelgevingstoetsing worden gepresenteerd in zijn jaarverslagen: https://commission.europa.eu/law/law-making-process/regulatory-scrutiny-board_nl#annual-reports

16 SWD(2022) 245 final, Werkdocument van de diensten van de Commissie — Effectbeoordelingsverslag bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen.

17 Criminele organisaties bedienen zich van een ingewikkeld web van bankrekeningen en brievenbusfirma’s in verschillende rechtsgebieden om het controletraject te verhullen en de herkomst en eigendom van middelen te verbergen. Criminelen richten zich naar verluidt op lidstaten met zwakkere systemen voor de ontneming van vermogensbestanddelen. Een hernieuwde inspanning in de gehele EU op het gebied van de aanpak van de financiële middelen van criminele organisaties is derhalve van cruciaal belang voor de doeltreffende ontneming van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven. De voorgestelde richtlijn zou de grensoverschrijdende samenwerking vergemakkelijken en bijdragen tot een doeltreffendere bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.

18 SWD(2023) 157 final.

19 De punten 2.2 tot en met 2.4 van dit verslag zijn gebaseerd op bijdragen van de respectieve EU-instellingen en -organen.

20 Het Europees Parlement en de Commissie (die in dezelfde periode 16 gemotiveerde adviezen registreerde) tellen het aantal gemotiveerde adviezen niet op dezelfde manier. Een gemotiveerd advies dat op meer dan één voorstel van de Commissie betrekking heeft, wordt voor statistische doeleinden door de Commissie slechts als één gemotiveerd advies geregistreerd, terwijl bij het beantwoorden van de vraag of voor een voorstel van de Commissie de drempel voor het uitdelen van een “gele kaart” of “oranje kaart” is bereikt, dit gemotiveerde advies voor elk van de voorstellen waarop het betrekking heeft als één gemotiveerd advies wordt geregistreerd. Het Europees Parlement daarentegen registreert evenzoveel gemotiveerde adviezen als de voorstellen waarop zij betrekking hebben. De drempels zijn vastgesteld in artikel 7 van Protocol nr. 2.

21 https://www.parlue2022.fr/content/download/10398/file/37th%20Bi-annual%20Report%20of%20COSAC.pdf?inLanguage=eng-GB

22 https://parleu2022.cz/wp-content/uploads/2022/11/3.-38th-Bi-annual-Report-of-COSAC.pdf

23 De definities van de begrippen in deze alinea zijn te vinden in IATE, de terminologiedatabank van de EU: https://iate.europa.eu/home

24https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/BRIE/2022/699463/EPRS_BRI(2022)699463_EN.pdf

25 EUCO 17/18, punten II/2 en IV/15, EUCO 13/20, punt II/4 en, in uitvoeringstechnische zin, document van de Raad ST 11654/21.

26 Document van de Raad ST 6232/20, punten 2 en 12.

27 Document van de Raad ST 13026/1/20 REV 1, punten 3 en 12.

28 PB C 241 van 21.6.2021, blz. 13.

29 Het secretariaat-generaal van de Raad ontvangt niet stelselmatig alle adviezen van de nationale parlementen en daarom kan het aantal ontvangen adviezen per instelling verschillen; zie ook voetnoot 20.

30 Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s — De prioriteiten van het Europees Comité van de Regio’s voor 2020-2025 — Europa dichter bij de mensen via de dorpen, steden en regio’s (PB C 324 van 1.10.2020, blz. 8-15), https://eur-lex.europa.eu/legal-content/nl/TXT/?uri=CELEX:52020XR1392

31 Het begrip “actieve subsidiariteit” houdt in dat nationale parlementen en lokale en regionale overheden in de prelegislatieve fase een bijdrage leveren om de Commissie te helpen haar voorstellen af te stemmen op de concrete meerlagige bestuurscontext. Zie het verslag over “actieve subsidiariteit” van de taskforce Subsidiariteit, Evenredigheid en “Minder en efficiënter optreden”: https://ec.europa.eu/info/files/report-task-force-subsidiarity-proportionality-and-doing-less-more-efficiently_nl

32 4739_Report State of R and C 2022_EN-N - main page.pdf (europa.eu)

33 De vastgestelde prioriteiten zijn het pakket om de vervuiling tot nul terug te brengen (met voorstellen voor geïntegreerd waterbeheer en verbetering van de luchtkwaliteit), het pakket klimaatmaatregelen (met certificering van koolstofverwijdering en een duurzaam gebruik van pesticiden), het voorstel betreffende multimodale digitale mobiliteitsdiensten en het voorstel betreffende organen voor gelijke behandeling.

34 Als “ook relevant” zijn aangemerkt digitale vorming en vaardigheden, minimuminkomen, de Europese zorgstrategie, de herziening van de richtlijn stedelijk afvalwater en de strategie voor de interoperabiliteit van Europese overheden.

35 Conferentie over de toekomst van Europa: verslag over het eindresultaat https://futureu.europa.eu/en/pages/reporting?format=html&locale=en

36 “Actieve subsidiariteit: meer Europese democratie wagen — ‎Europese meerwaarde creëren” (https://cor.europa.eu/en/events/Pages/10th-subsidiarity-conference.aspx).

37 https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-9-2022-0167_EN.html

38 Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 1).

39 Arrest van 16 februari 2022, Polen/Europees Parlement en Raad, C-157/21, ECLI:EU:C:2022:98, punt 241.

40 Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de “EG-concentratieverordening”) (PB 2004 L 24, blz. 1).

41 Arrest van 13 juli 2022, Illumina/Commissie, T-227/21, ECLI:EU:T:2022:447, punt 160. Tegen het arrest is beroep ingesteld bij het Hof van Justitie (zaak C-611/22 P).

42 Ibid., punt 158.

43 Arrest van 16 februari 2022, Polen/Europees Parlement en Raad, C-157/21, ECLI:EU:C:2022:98, punten 354-357.

44 Ibid., punten 358-363. Zie ook de afgewezen argumenten in het arrest van 16 februari 2022, Hongarije/Europees Parlement en Raad, C‑156/21, ECLI:EU:C:2022:97, punten 339-346.

45 Op grond van Protocol nr. 2 kan ieder nationaal parlement en iedere kamer van een van die parlementen binnen een termijn van acht weken vanaf de datum van toezending van een ontwerp van wetgevingshandeling, in de officiële talen van de Unie, een gemotiveerd advies uitbrengen waarin wordt uiteengezet waarom het betrokken ontwerp zijns inziens niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel. Zie ook voetnoot 51.

46Daarbij gaat het om het totale aantal adviezen dat uit hoofde van Protocol nr. 2 is ontvangen van de parlementaire kamers. Zie tevens voetnoot 20 en bijlage 1 voor de lijst van documenten van de Commissie waarover zij gemotiveerde adviezen heeft ontvangen.

47 COM(2021) 803 final.

48 COM(2021) 804 final.

49 https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/priorities-2019-2024_nl

50 2020/2220(INL).

51 De drempel voor een “gele kaart”, die aanleiding is voor een verplichte herziening van een ontwerp van wetgevingshandeling, is bereikt wanneer de van de nationale parlementen ontvangen gemotiveerde adviezen ten minste een derde uitmaken van alle aan de parlementen toebedeelde stemmen (18 van de 54). Elk parlement heeft twee stemmen; in het geval van een nationaal parlementair stelsel met twee kamers beschikt elke kamer over één stem. Bij ontwerpen van wetgevingshandelingen die op grond van artikel 76 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn ingediend op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie, bedraagt de drempel een kwart van de stemmen (14 van de 54).

52 Aangezien het voorstel een ontwerp van een wetgevingshandeling van het Europees Parlement is, reageert de Commissie niet op de bezwaren van de nationale parlementen.

53 COM(2022) 457 final.

54 COM(2021) 803 final.

55 COM(2021) 804 final.

56 COM(2021) 805 final.

57 569 adviezen in 2018, 576 in 2017 en 620 in 2016.

58Zie voor meer informatie over het subsidiariteitscontrolemechanisme en de politieke dialoog https://ec.europa.eu/info/law/law-making-process/adopting-eu-law/relations-national-parliaments_nl Wetgevingsvoorstellen met betrekking tot beleid waarvoor geldt dat de EU exclusieve bevoegdheid geniet, vallen niet onder de subsidiariteitscontrole door de nationale parlementen.

592021: 79 %; 2020: 85 %; 2019: 73 %; 2018: 83 %; 2017: 74 %; 2016: 73 %.

608 in 2021, 12 in 2020, 17 in 2019, 10 in 2018.

61Zie bijlage 3.

62De nationale parlementen in Estland, Griekenland, Cyprus, Letland en Malta.

63 COM(2022) 305 final.

64 Hongaarse Országgyűlés, Tsjechische Senát en een gezamenlijk advies van de Hongaarse Országgyűlés, de Tsjechische Poslanecká sněmovna, de Tsjechische Senát, de Slowaakse Národná Rada, de Poolse Sejm en de Poolse Senat.

65 Zweedse Riksdag.

66 COM(2022) 304 final.

67 Zweedse Riksdag, Finse Eduskunta, Portugese Assembleia da República, Tsjechische Senát en Tsjechische Poslanecká sněmovna.

68 COM(2021) 811 final.

69 COM(2021) 812 final.

70 Duitse Bundesrat, Franse Assemblée nationale, Tsjechische Senát, Tsjechische Poslanecká sněmovna, Roemeense Camera Deputaților.

71 Europese Rekenkamer, speciaal verslag 06/2020 “Duurzame stedelijke mobiliteit in de EU: geen aanzienlijke verbetering mogelijk zonder inzet van de lidstaten”.

72 Zoals aan de orde gesteld in de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit, COM(2020) 789 final, en de langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU, COM(2021) 345 final.

73 Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit, 2022/C 243/04.

74 Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 inzake individuele leerrekeningen, 2022/C 243/03.

75 Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 betreffende een Europese benadering van microcredentials voor een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, 2022/C 243/02.

76 COM(2021) 324 final.

77 COM(2021) 802 final.

78 De Finse Eduskunta.

79 Oostenrijkse Bundesrat, Duitse Bundesrat, Tsjechische Senát en Italiaanse Senato della Repubblica.

80 Roemeense Senat, Tsjechische Senát, Tsjechische Poslanecká sněmovna, Nederlandse Eerste Kamer en Spaanse Cortes Generales.

81 COM(2021) 890 final.

82 COM(2021) 891 final.

83 COM(2022) 209 final.

84 Tsjechische Poslanecká sněmovna, Duitse Bundesrat, Nederlandse Eerste Kamer, Portugese Assembleia da República en Spaanse Cortes Generales.

85 COM(2021) 762 final.

86 Spaanse Cortes Generales, Zweedse Riksdag, Tsjechische Poslanecká sněmovna, Tsjechische Senát, Italiaanse Senato della Repubblica, Roemeense Senat, Italiaanse Camera dei Deputati en Franse Sénat.

87 COM(2021) 761 final.

88 COM(2021) 851 final.

89 Zweedse Riksdag, Tsjechische Senát, Ierse Houses of the Oireachtas, Duitse Bundesrat en Spaanse Cortes Generales.

90 De Kroatische Hrvatski Sabor, de Nederlandse Tweede Kamer, de Franse Sénat, de Litouwse Seimas en de Portugese Assembleia da República stuurden in 2022 adviezen in, en de Zweedse Riksdag stuurde eind 2021 een advies in.

91 COM(2021) 645 final. In zijn advies van december 2021 steunde de Zweedse Riksdag de zes grote ambities van de Commissie en de initiatieven ter versterking van de rechtsstaat, de interne markt en de prognoses. Deze kamer wees op de nationale bevoegdheden op het gebied van defensie. De Riksdag toonde voorts bijzondere belangstelling voor het Refit-programma en vroeg om uitvoerigere informatie over Refit-initiatieven. De Commissie antwoordde dat haar online Refit-scorebord een overzicht geeft van vereenvoudigingsinitiatieven en de status daarvan, en verwees ook naar haar “Fit for future”-platform. Wat defensie betreft, merkte de Commissie op dat de werkzaamheden in het kader van het Europese defensiebeleid voornamelijk gericht zijn op het ontwikkelen van de gezamenlijke defensiecapaciteit van de EU, het vergroten van de interoperabiliteit van defensieproducten en het efficiënter maken van onderzoeksuitgaven in de hele EU.

92 Zie voor nadere details het verslag van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en nationale parlementen: http://www.europarl.europa.eu/relnatparl/en/home/annual-reports.html

93Cosac — met daarin de Commissie als waarnemer — is het enige interparlementaire forum dat is opgenomen in de Verdragen (in Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de EU). Zie voor meer informatie https://secure.ipex.eu/IPEXL-WEB/conferences/cosac

94Parlementariërs uit de EU, uit kandidaat-lidstaten en uit landen die waarnemer zijn, komen in het kader van de Europese parlementaire week bijeen om te praten over economische onderwerpen, begrotingszaken en ecologische en maatschappelijke kwesties. In 2022 was de parlementaire week getiteld “Economische governance van de EU vanuit een parlementair perspectief” en werd het evenement gehouden op 15 en 16 maart met een plenaire vergadering, waarop voorzitter Von der Leyen een toespraak hield per videoboodschap, een plenaire vergadering over de eigen middelen van de EU, een plenaire vergadering over de hervorming van het stabiliteits- en groeipact (waarvoor commissaris Gentiloni de inleiding verzorgde) en een conferentie op hoog niveau over de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

95De Controlegroep hield zijn 10e en 11e vergadering op 28 februari in Parijs en op 25 oktober in Brussel. Beide vergaderingen werden bijgewoond door commissaris Johansson.

96IPC over de strategische economische autonomie van de Europese Unie, bijgewoond door commissaris Breton (14 maart); IPC voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, bijgewoond door hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter Borrell (5 september); IPC over stabiliteit, economische coördinatie en bestuur in de EU, bijgewoond door uitvoerend vicevoorzitter Dombrovskis (11 oktober).

97ICM over de Internationale Vrouwendag 2022 “Ambitieuze toekomst voor Europese vrouwen na COVID-19: mentale last, gendergelijkheid in telewerk en onbetaalde zorgtaken na de pandemie”, bijgewoond door vicevoorzitter Jourová en commissaris Dalli (3 maart); ICM over de eerste resultaten van de Conferentie over de toekomst van Europa, bijgewoond door vicevoorzitter Šuica (17 mei); ICM over het uitbreidingsbeleid van de EU in de nasleep van de Russische invasie van Oekraïne, bijgewoond door commissaris Várhelyi (27 juni); ICM over de rechten van Oekraïense vrouwen die op de vlucht zijn voor de oorlog, bijgewoond door commissaris Schmit (12 juli); ICM over de conclusies van de Conferentie over de toekomst van Europa en de rol van nationale parlementen in de EU, bijgewoond door vicevoorzitter Šuica (26 oktober); ICM over evaluatie van de activiteiten van Eurojust, bijgewoond door commissaris Reynders (30 november); ICM over de stand van de rechtsstaat in de EU, bijgewoond door commissaris Reynders (1 december).

98 Op 6 oktober met vicevoorzitter Vestager over het noodinstrument voor de eengemaakte markt, op 27 oktober met vicevoorzitter Jourová over het verslag over de rechtsstaat en de verordening mediavrijheid, en op 24 november met vicevoorzitter Šefčovič over de betrekkingen tussen de EU en het VK, met name wat betreft het protocol inzake Noord-Ierland.

99 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52022XP1214(01)

100 Zie voetnoot 51 voor de huidige drempels.

101 https://secure.ipex.eu/IPEXL-WEB/download/file/8a8629a88625192f0186270a85610010/Letter%20from%20VP%20Sefcovic.pdf en https://secure.ipex.eu/IPEXL-WEB/download/file/8a8629a88625192f0186270b8cca0011/Annex%20-%20Reply%20to%20the%20LXVIII%20COSAC%20Contribution.pdf (alleen beschikbaar in het Engels).

102 https://www.eduskunta.fi/EN/valiokunnat/tulevaisuusvaliokunta/Pages/The-World-Summit-of-the-Committees-of-the-Future.aspx

103 Er werd onder meer gesproken over de rol van technologie bij de verwezenlijking van een meer milieuvriendelijke en gelijke ontwikkeling, de behoefte aan transnationale regulering van digitaal zakendoen en het gebruik van algoritmen, en het belang van parlementaire samenwerking bij proactieve besluitvorming.

104 https://www.ipu.org/impact/democracy-and-strong-parliaments/global-parliamentary-report/global-parliamentary-report-2022-public-engagement-in-work-parliament

105http://portal.cor.europa.eu/subsidiarity/regpex/Pages/default.aspx Zie punt 2.4 voor meer informatie over de activiteiten van het Comité van de Regio’s op het gebied van subsidiariteitscontrole.

106Zie de punten 2.1 en 2.4 voor meer informatie over “Fit for Future” en “RegHub”.

107 De regionale parlementen van Vlaanderen, Wallonië, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap van België (België); Beieren, Thüringen en Baden-Württemberg (Duitsland); de Balearen, Baskenland, Extremadura en Navarra (Spanje); Emilia-Romagna en de Aosta-vallei (Italië); Opper-Oostenrijk (Oostenrijk); Sub-Karpatië (Polen), en de Interregionale Raad van Parlementsleden [Saarland en Rijnland-Palts (Duitsland); Grand Est (Frankrijk); Luxemburg (Luxemburg); Wallonië, de Federatie Wallonië-Brussel en de Duitstalige Gemeenschap van België (België)]. Het regionale parlement van Beieren diende meer dan 50 % van deze resoluties in (37). Andere bijzonder actieve regionale parlementen waren die van de Balearen (11 resoluties), Baskenland (6 resoluties) en Thüringen (4 resoluties).

108 “Europese strategie voor universiteiten” (COM(2022) 16 final), “Duurzame koolstofcycli” (COM(2021) 800 final), “Nieuw EU-kader voor stedelijke mobiliteit” (COM(2021) 811 final), “REPowerEU Plan” (COM(2022) 230 final), “EU-scorebord voor justitie 2022” (COM(2022) 234 final), “EU-strategie voor zonne-energie” (COM(2022) 221 final), Europees burgerinitiatief — “Minority SafePack — één miljoen handtekeningen voor verscheidenheid in Europa”.

109 Transparantie en politieke reclame (COM(2021) 731 final), bestrijding van antisemitisme (COM(2021) 615 final), Europese samenwerking in het hoger onderwijs (COM(2022) 17 final), ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnetwerk (COM(2021) 812 final), operationele politiële samenwerking (COM(2021) 780 final), industriële emissies en het storten van afvalstoffen (COM(2022) 156 final), voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (COM(2022) 209 final), het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (COM(2022) 305 final), de Europese verordening mediavrijheid (COM(2022) 457 final), een gecoördineerde aanpak van de Unie om de veerkracht van kritieke infrastructuur te versterken (COM(2022) 551 final).

110 Het regionale parlement van Beieren over het voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de Unieburgers (COM(2021) 733 final), het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (COM(2021) 851 final) en het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels voor een tegemoetkoming ter vermindering van de ongelijkheid tussen vreemd en eigen vermogen en tot beperking van de aftrekbaarheid van rente voor de vennootschapsbelasting (COM(2022) 216 final) en over het voorstel voor een Europese verordening mediavrijheid (COM(2022) 457 final), over dit laatste voorstel ook het regionale parlement van Thüringen.

111 Het regionale parlement van Beieren stuurde bijdragen in voor meer dan 20 openbare raadplegingen over initiatieven met betrekking tot diverse beleidslijnen.

112 Het Vlaamse parlement diende adviezen in over de “strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025” (COM(2020) 698 final), een voorstel voor een verordening over Eurojust met betrekking tot bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, en het “Europees Semester 2022 — Voorjaarspakket” (COM(2022) 600 final), alsook drie initiatiefadviezen over de referenda in Oekraïne, de dood van Mahsa Amini en de mensenrechtensituatie in Iran, en een advies over de humanitaire crisis in de Hoorn van Afrika. Volgens Verklaring 51 bij de Verdragen treedt het Vlaamse parlement op als component van het nationaal parlementair stelsel van België. Op grond van een samenwerkingsovereenkomst van 2017 tussen de nationale en regionale parlementen van België worden adviezen van regionale parlementen doorgestuurd via het secretariaat van de Conferentie van de voorzitters van de parlementaire assemblees, met een adres bij de Belgische Sénat/Senaat. De Commissie heeft deze adviezen derhalve technisch geregistreerd als adviezen van de Belgische Sénat/Senaat en via deze laatste geantwoord.

113 In 2022 had commissaris Várhelyi een ontmoeting met het regionale parlement van Vlaanderen (België, 11 mei 2022) voor een uitwisseling van standpunten over het nabuurschaps- en uitbreidingsbeleid van de EU.

114Zie de voetnoten 99 en 101 voor de bijdrage van de Cosac en het antwoord van de Commissie.

NL NL