Artikelen bij COM(2023)462 - Veiligheid van speelgoed

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2023)462 - Veiligheid van speelgoed.
document COM(2023)462
datum 28 juli 2023


HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening bevat regels inzake de veiligheid van speelgoed, waarbij een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van kinderen en andere personen wordt gewaarborgd, en inzake het vrije verkeer van speelgoed in de Unie.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op producten die, al dan niet uitsluitend, ontworpen of bestemd zijn om door kinderen jonger dan 14 jaar te worden gebruikt bij het spelen (“speelgoed”).

Voor de toepassing van deze verordening wordt een product geacht bestemd te zijn om door kinderen jonger dan 14 jaar of door kinderen van een andere specifieke leeftijdsgroep jonger dan 14 jaar, te worden gebruikt bij het spelen wanneer een ouder of toezichthouder op grond van de functies, afmetingen en kenmerken van dat product redelijkerwijs kan aannemen dat het bestemd is om door kinderen van de desbetreffende leeftijdsgroep te worden gebruikt bij het spelen.

2. Deze verordening is niet van toepassing op de in bijlage I vermelde producten.

3. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om te bepalen of specifieke producten of categorieën van producten aan de criteria van lid 1 van dit artikel voldoen en derhalve als speelgoed in de zin van deze verordening kunnen worden aangemerkt. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) “op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van speelgoed met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

2) “in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van speelgoed;

3) “fabrikant”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die speelgoed vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen en het onder de naam of het handelsmerk van die persoon verhandelt;

4) “gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens die persoon specifieke taken te vervullen;

5) “importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die speelgoed uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

6) “distributeur”: een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de fabrikant of de importeur, die speelgoed op de markt aanbiedt;

7) “fulfilmentdienstverlener”: een fulfilmentdienstverlener zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EU) 2019/1020;

8) “marktdeelnemer”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur, de distributeur en de fulfilmentdienstverlener;

9) “onlinemarktplaats”: een onlinemarktplaats zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 14, van Verordening (EU) 2023/988;

10) “geharmoniseerde norm”: geharmoniseerde norm zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

11) “harmonisatiewetgeving van de Unie”: harmonisatiewetgeving van de Unie die is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1020 en alle andere Uniewetgeving tot harmonisering van de voorwaarden voor het verhandelen van producten waarop die verordening van toepassing is;

12) “CE-markering”: een markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het speelgoed in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet;

13) “speelgoedmodel”: een groep van speelgoed dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) het staat onder de verantwoordelijkheid van dezelfde fabrikant;

b) het heeft een uniform ontwerp en uniforme technische kenmerken;

c) het wordt gemaakt met uniforme materialen en productieprocessen;

d) het wordt geïdentificeerd door een typenummer of een ander element waardoor het als groep kan worden geïdentificeerd;

14) “gegevensdrager”: een streepjescode, tweedimensionaal symbool of ander medium voor het automatisch identificeren en lezen van gegevens die/dat met een apparaat kan worden gelezen;

15) “unieke productidentificatiecode”: een unieke reeks tekens voor de identificatie van speelgoed waarmee het ook mogelijk is een weblink naar het productpaspoort te maken;

16) “unieke identificatiecode voor marktdeelnemers”: een unieke reeks tekens voor de identificatie van actoren die betrokken zijn bij de waardeketen van speelgoed;

17) “in het vrije verkeer brengen”: de douaneprocedure van artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

18) “douaneautoriteiten”: douaneautoriteiten zoals gedefinieerd in artikel 5, punt 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013;

19) “douane-éénloketsysteem van de Europese Unie voor de uitwisseling van certificaten”: het systeem waarnaar wordt verwezen in artikel 4 van Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad42;

20) “conformiteitsbeoordeling”: het proces waarmee wordt aangetoond of speelgoed voldoet aan de essentiële eisen;

21) “conformiteitsbeoordelingsinstantie”: instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, zoals ijken, testen, certificeren en inspecteren, uitvoert;

22) “accreditatie”: accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

23) “nationale accreditatie-instantie”: nationale accreditatie-instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

24) “gevaar”: een potentiële bron van schade;

25) “risico”: de combinatie van de waarschijnlijkheid dat zich een gevaar voordoet en de ernst van de schade die door dat gevaar wordt veroorzaakt;

26) “terugroepen”: maatregel waarmee wordt beoogd speelgoed dat al aan de eindgebruiker ter beschikking is gesteld te doen terugkeren;

27) “uit de handel nemen”: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat speelgoed dat zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden;

28) “markttoezichtautoriteit”: markttoezichtautoriteit zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Verordening (EU) 2019/1020;

29) “functioneel speelgoed”: speelgoed dat op dezelfde manier functioneert en wordt gebruikt als voor volwassenen bedoelde producten, apparaten of installaties en daar vaak een schaalmodel van is;

30) “waterspeelgoed”: speelgoed dat bedoeld is voor gebruik in ondiep water en dat een kind in het water kan dragen of ondersteunen;

31) “speeltoestel”: voor huishoudelijk gebruik bestemd speelgoed waarvan de draagstructuur tijdens het spelen op dezelfde plaats blijft staan en dat bestemd is om te klimmen, springen, schommelen, glijden, slingeren, ronddraaien, kruipen of een combinatie daarvan;

32) “chemisch speelgoed”: speelgoed dat bedoeld is voor het rechtstreeks hanteren van chemische stoffen en mengsels;

33) “geurbordspel”: speelgoed met behulp waarvan een kind verschillende kleuren of smaken leert te herkennen;

34) “cosmeticaset”: speelgoed waarmee kinderen producten leren maken als geurtjes, zeep, crème, shampoo, conditioner, badschuim, gloss, lippenstift, andere make-upproducten, tandpasta en conditioners;

35) “smaakspel”: speelgoed waarmee kinderen snoep of gerechten kunnen maken met behulp van voedingsingrediënten zoals vloeistoffen, poeders en geur- en smaakstoffen;

36) “zorgwekkende stof”: zorgwekkende stof zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 28, van Verordening (EU) .../... [on Ecodesign Requirements for Sustainable Products].

Artikel 4

Vrij verkeer

1. Het is de lidstaten niet toegestaan het op de markt aanbieden van speelgoed dat aan deze verordening voldoet, te belemmeren om redenen die verband houden met gezondheid en veiligheid of andere onder deze verordening vallende aspecten.

2. De lidstaten beletten niet dat speelgoed dat niet aan deze verordening voldoet op jaarbeurzen of tentoonstellingen of bij demonstraties en soortgelijke evenementen wordt tentoongesteld, mits duidelijk zichtbaar is aangegeven dat dat speelgoed niet met deze verordening in overeenstemming is en niet op de markt wordt aangeboden voordat het met deze verordening in overeenstemming is gebracht.

Tijdens beurzen, tentoonstellingen en demonstraties nemen de marktdeelnemers passende maatregelen om de bescherming van personen te waarborgen.

Artikel 5

Productvereisten

1. Speelgoed mag alleen in de handel worden gebracht als het voldoet aan de essentiële veiligheidseisen, waaronder de veiligheidseis in lid 2 (de “algemene veiligheidseis”) en de veiligheidseisen in bijlage II (de “bijzondere veiligheidseisen”).

2. Speelgoed mag bij gebruik overeenkomstig de bestemming ervan of bij gebruik dat gezien het gedrag van kinderen kan worden verwacht, geen gevaar opleveren voor de veiligheid of gezondheid van gebruikers of derden, waaronder de psychologische en geestelijke gezondheid, het welzijn en de cognitieve ontwikkeling van kinderen.

Bij de beoordeling van het in de eerste alinea bedoelde gevaar moet rekening worden gehouden met de vaardigheden van de gebruikers en, in voorkomend geval, van de personen onder wier toezicht zij het speelgoed gebruiken. Wanneer speelgoed bestemd is voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden of van een andere nader omschreven leeftijdsgroep, moet rekening worden gehouden met de vaardigheden van de gebruikers in die specifieke leeftijdsgroep.

3. Speelgoed dat in de handel wordt gebracht, moet gedurende de te verwachten gebruiksduur aan de essentiële veiligheidseisen voldoen.

Artikel 6

Waarschuwingen

1. Wanneer dit voor een veilig gebruik nodig is, wordt op speelgoed een algemene waarschuwing aangebracht waarin passende beperkingen aan de gebruikers worden gesteld. De beperkingen voor gebruikers omvatten ten minste de minimum- of maximumleeftijd voor het gebruik en, in voorkomend geval, de van de gebruikers vereiste vaardigheden, hun maximum- of minimumgewicht en het voorschrift dat het speelgoed uitsluitend onder toezicht van volwassenen mag worden gebruikt.

2. Op de volgende categorieën speelgoed worden waarschuwingen aangebracht overeenkomstig de voorschriften voor elke categorie in bijlage III:

a) speelgoed dat niet bestemd is voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden;

b) speeltoestellen;

c) functioneel speelgoed;

d) chemisch speelgoed;

e) schaatsen, rolschaatsen, inlineskates, skateboards, autopeds en speelgoedfietsen;

f) waterspeelgoed;

g) speelgoed in levensmiddelen;

h) imitaties van beschermingsmaskers en helmen;

i) speelgoed dat bestemd is om boven een wieg, ledikantje of kinderwagen te worden bevestigd door middel van draden, koorden of riempjes;

j) verpakkingen voor geurstoffen in geurbordspelen, cosmeticasets en smaakspellen.

Op speelgoed worden geen van de in bijlage III bedoelde waarschuwingen aangebracht indien deze strijdig zijn met het beoogde gebruik van het speelgoed, zoals bepaald door de functie, afmetingen en kenmerken daarvan.

3. De fabrikant vermeldt de waarschuwingen duidelijk zichtbaar, makkelijk leesbaar, in begrijpelijke taal en nauwgezet op het speelgoed, op een daarop aangebracht etiket of op de verpakking en in voorkomend geval in de bijgevoegde gebruiksaanwijzing. In het geval van klein speelgoed dat zonder verpakking wordt verkocht, worden passende waarschuwingen op het speelgoed aangebracht.

Waarschuwingen moeten vóór de aankoop duidelijk zichtbaar zijn voor de consument, ook als de aankoop via verkoop op afstand plaatsvindt. De waarschuwingen moeten groot genoeg zijn om duidelijk zichtbaar te zijn.

4. Op etiketten en in gebruiksaanwijzingen wordt de aandacht van de kinderen of van de personen die toezicht houden, gevestigd op de inherente gevaren en risico’s voor de gezondheid en veiligheid van kinderen die aan het gebruik van het speelgoed verbonden zijn en op de wijze waarop deze gevaren en risico’s kunnen worden voorkomen.

HOOFDSTUK II
VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS

Artikel 7

Verplichtingen van fabrikanten

1. Wanneer fabrikanten speelgoed in de handel brengen, waarborgen zij dat het is ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de essentiële veiligheidseisen.

2. Alvorens speelgoed in de handel te brengen, stellen fabrikanten overeenkomstig artikel 23 de vereiste technische documentatie op en voeren zij overeenkomstig artikel 22 de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure uit of laten zij deze uitvoeren.

Wanneer met de in de eerste alinea bedoelde procedure is aangetoond dat het speelgoed aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoet, doen de fabrikanten, voordat het speelgoed in de handel wordt gebracht, het volgende:

a) overeenkomstig artikel 17 een productpaspoort voor het speelgoed aanmaken;

b) overeenkomstig artikel 17, lid 5, de gegevensdrager op het speelgoed of op een aan het speelgoed bevestigd etiket aanbrengen;

c) overeenkomstig artikel 16, lid 1, de CE-markering aanbrengen;

d) de unieke productidentificatiecode en de unieke identificatiecode voor marktdeelnemers van het speelgoed uploaden in het in artikel 19, lid 1, bedoelde register van productpaspoorten, alsmede eventuele andere aanvullende informatie die is bepaald bij een overeenkomstig artikel 46, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling.

3. De fabrikanten bewaren de technische documentatie en het productpaspoort gedurende tien jaar nadat het speelgoed waarop die documenten en dat productpaspoort betrekking hebben in de handel is gebracht.

4. Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van in serie geproduceerd speelgoed met deze verordening te blijven waarborgen. Er wordt terdege rekening gehouden met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van het speelgoed en met veranderingen in de in artikel 13 bedoelde geharmoniseerde normen of de in de in artikel 14 bedoelde gemeenschappelijke specificaties waarnaar in de conformiteitsverklaring van het speelgoed wordt verwezen of op grond waarvan de conformiteit van het speelgoed wordt gecontroleerd.

Wanneer fabrikanten het met het oog op de risico’s van speelgoed nodig achten de gezondheid en veiligheid van consumenten te beschermen, voeren zij steekproeven uit op in de handel gebracht speelgoed.

5. Fabrikanten zorgen ervoor dat op speelgoed een type-, partij-, serie- of modelnummer, dan wel een ander identificatiemiddel is aangebracht, of wanneer dit door de omvang of aard van het speelgoed niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij het speelgoed gevoegd document is vermeld.

6. Fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het elektronische en postadres waarop zij bereikbaar zijn op het speelgoed, of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het speelgoed gevoegd document. De fabrikanten vermelden één enkel contactpunt waar zij bereikbaar zijn.

7. Fabrikanten zien erop toe dat het speelgoed vergezeld gaat van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een of meer talen die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, zoals bepaald door de betrokken lidstaat. Die instructies en informatie zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar.

8. Wanneer fabrikanten van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebracht speelgoed niet in overeenstemming met deze verordening is, nemen zij onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het speelgoed conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

Wanneer fabrikanten van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat speelgoed een risico met zich meebrengt, verstrekken zij hierover onmiddellijk informatie aan:

a) de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waarin zij het speelgoed beschikbaar hebben gesteld, via de in artikel 26 van Verordening (EU) 2023/988 bedoelde Safety Business Gateway, waarbij zij met name de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven, en

b) consumenten of andere eindgebruikers, overeenkomstig artikel 35 en/of artikel 36 van Verordening (EU) 2023/988.

9. Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het speelgoed aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan maatregelen om de risico’s van het door hen in de handel gebracht speelgoed te ondervangen.

10. Fabrikanten zien erop toe dat andere marktdeelnemers, de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde marktdeelnemer en onlinemarktplaatsen in de betrokken toeleveringsketen tijdig op de hoogte worden gebracht van gevallen van non-conformiteit die de fabrikanten hebben vastgesteld.

11. Fabrikanten maken een telefoonnummer, een elektronisch adres, een specifiek gedeelte van hun website of een ander communicatiekanaal openbaar, zodat consumenten of andere eindgebruikers klachten over de veiligheid van speelgoed kunnen indienen en de fabrikanten in kennis kunnen stellen van ongevallen of veiligheidsproblemen die zij met dergelijk speelgoed hebben gehad. Daarbij houden de fabrikanten rekening met de toegankelijkheidsbehoeften van personen met een beperking.

12. Fabrikanten onderzoeken de in lid 11 bedoelde klachten en informatie en houden een intern register bij van die klachten en informatie, en van terugroepingen en andere corrigerende maatregelen die zijn genomen om het speelgoed in overeenstemming te brengen met deze verordening.

13. Het in lid 12 bedoelde interne register bevat alleen persoonsgegevens die de fabrikant nodig heeft om de klacht of de in lid 11 bedoelde informatie te onderzoeken. Dergelijke gegevens mogen uitsluitend worden bewaard zolang als nodig is voor het onderzoek en in geen geval langer dan vijf jaar nadat de gegevens in het register zijn ingevoerd.

Artikel 8

Gemachtigden

1. Een fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen.

2. De verplichtingen uit hoofde van artikel 7, lid 1, en de in artikel 7, lid 2, genoemde verplichting om technische documentatie op te stellen, maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

3. Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen en verstrekt op verzoek een kopie van het mandaat aan de markttoezichtautoriteiten. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten:

a) het ter beschikking van de nationale toezichtautoriteiten houden van de technische documentatie en overeenkomstig artikel 17, lid 2, zorgen voor de beschikbaarheid van het productpaspoort voor een periode van tien jaar nadat het speelgoed waarop die documenten betrekking hebben, in de handel is gebracht;

b) het verstrekken van alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het speelgoed aan te tonen aan een bevoegde nationale autoriteit naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek;

c) het meewerken aan eventuele maatregelen om de risico’s van speelgoed dat onder het mandaat valt te ondervangen, op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten.

4. Wanneer een niet in de Unie gevestigde fabrikant een in lid 1 van dit artikel bedoelde gemachtigde aanstelt, omvat het schriftelijk mandaat de in artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1020 vermelde taken.

Artikel 9

Verplichtingen van importeurs

1. Importeurs brengen alleen speelgoed in de handel dat aan deze verordening voldoet.

2. Alvorens speelgoed in de handel te brengen, zien importeurs erop toe dat:

a) de fabrikant de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd en de in artikel 7, lid 2, bedoelde technische documentatie heeft opgesteld;

b) het speelgoed overeenkomstig artikel 7, lid 7, vergezeld gaat van een gebruiksaanwijzing en veiligheidsinformatie in een of meer talen die consumenten of andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, zoals bepaald door de betrokken lidstaat;

c) de fabrikant overeenkomstig artikel 7, lid 2, een productpaspoort voor het speelgoed heeft aangemaakt;

d) het speelgoed overeenkomstig artikel 17, lid 5, is voorzien van een gegevensdrager;

e) de relevante informatie in het productpaspoort overeenkomstig artikel 19, lid 1, is opgenomen in het register van productpaspoorten;

f) het speelgoed overeenkomstig artikel 16 is voorzien van de CE-markering;

g) de fabrikant aan de eisen van artikel 7, leden 5 en 6, heeft voldaan.

Wanneer importeurs van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat speelgoed niet aan de essentiële veiligheidseisen voldoet, mogen zij het speelgoed niet in de handel brengen totdat het conform is gemaakt.

Wanneer importeurs van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat speelgoed een risico met zich meebrengt, verstrekken zij hierover onmiddellijk informatie aan:

a) de fabrikant;

b) de markttoezichtautoriteiten via de in artikel 26 van Verordening (EU) 2023/988 bedoelde Safety Business Gateway;

c) consumenten of andere eindgebruikers, overeenkomstig artikel 35 en/of artikel 36 van Verordening (EU) 2023/988.

3. De importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het elektronische en postadres waarop zij bereikbaar zijn op het speelgoed, of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het speelgoed gevoegd document.

4. Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor het speelgoed verantwoordelijk zijn voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het speelgoed met de essentiële veiligheidseisen niet in het gedrang komt.

5. Indien importeurs dat, gelet op de risico’s van speelgoed, voor de bescherming van de gezondheid en veiligheid van consumenten of andere eindgebruikers nodig achten, voeren zij steekproeven uit op in de handel gebracht speelgoed.

6. Wanneer importeurs van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebracht speelgoed niet conform is met de relevante harmonisatiewetgeving van de Unie, nemen zij onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het speelgoed conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

Wanneer importeurs van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebracht speelgoed een risico voor de gezondheid en veiligheid van consumenten en andere eindgebruikers vormt, stellen zij de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het speelgoed op de markt hebben aangeboden daarvan onmiddellijk in kennis, waarbij zij met name de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

7. Importeurs houden gedurende tien jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht de unieke productidentificatiecode van het speelgoed ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de in artikel 23 bedoelde technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

8. Naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit verstrekken importeurs deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het speelgoed aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan maatregelen om de risico’s van het door hen in de handel gebracht speelgoed te ondervangen.

9. Importeurs controleren of de fabrikant een communicatiekanaal als bedoeld in artikel 7, lid 11, openbaar ter beschikking heeft gesteld aan consumenten of andere eindgebruikers, waar deze klachten over de veiligheid van speelgoed kunnen indienen en informatie kunnen geven over ongevallen of veiligheidsproblemen die zij met het speelgoed hebben gehad. Als er geen communicatiekanaal beschikbaar is, zorgen importeurs voor een dergelijk kanaal, rekening houdend met de toegankelijkheidsbehoeften van personen met een beperking.

10. Importeurs onderzoeken de in lid 9 van dit artikel bedoelde klachten en informatie die zij via een door de fabrikant ter beschikking gesteld communicatiekanaal of via een door de importeurs zelf ter beschikking gesteld communicatiekanaal hebben ontvangen en die betrekking hebben op het speelgoed dat zij op de markt hebben aangeboden. Importeurs bewaren deze klachten, evenals terugroepingen en alle andere corrigerende maatregelen om het speelgoed in overeenstemming met deze verordening te brengen, in het in artikel 7, lid 12, bedoelde register of in hun eigen interne register.

Importeurs stellen de fabrikant, distributeurs en, indien van toepassing, onlinemarktplaatsen tijdig in kennis van het uitgevoerde onderzoek en van de resultaten hiervan.

11. Het in lid 10 bedoelde interne register van de importeurs bevat alleen persoonsgegevens die de importeur nodig heeft om de klacht of de in lid 9 bedoelde informatie te onderzoeken. Dergelijke gegevens mogen uitsluitend worden bewaard zolang als nodig is voor het onderzoek en in geen geval langer dan vijf jaar nadat de gegevens in het register zijn ingevoerd.

Artikel 10

Verplichtingen van distributeurs

1. Distributeurs die speelgoed op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de eisen van deze verordening.

2. Alvorens speelgoed op de markt aan te bieden, gaan de distributeurs na of is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a) het speelgoed gaat vergezeld van instructies en veiligheidsinformatie in een of meer talen die consumenten of andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, zoals bepaald door de lidstaat waar het speelgoed op de markt wordt aangeboden;

b) het speelgoed is voorzien van een gegevensdrager overeenkomstig artikel 17, lid 5, en de CE-markering overeenkomstig artikel 16, en

c) de fabrikant en de importeur hebben voldaan aan de eisen van respectievelijk artikel 7, lid 2, tweede alinea, artikel 7, leden 5, 6 en 11, en artikel 9, lid 3.

Wanneer distributeurs van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat speelgoed niet aan de essentiële veiligheidseisen voldoet, bieden zij het speelgoed niet op de markt aan totdat het conform is gemaakt.

Wanneer distributeurs van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat speelgoed een risico met zich meebrengt, verstrekken zij hierover onmiddellijk informatie aan:

a) de fabrikant of de importeur;

b) de markttoezichtautoriteiten via de in artikel 26 van Verordening (EU) 2023/988 bedoelde Safety Business Gateway;

c) consumenten of andere eindgebruikers, overeenkomstig artikel 35 en/of artikel 36 van Verordening (EU) 2023/988.

3. Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor het speelgoed verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het speelgoed met de essentiële veiligheidseisen niet in het gedrang komt.

4. Wanneer distributeurs van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen op de markt aangeboden speelgoed niet in overeenstemming is met deze verordening, zien zij erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om het speelgoed conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

Wanneer distributeurs van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen op de markt aangeboden speelgoed een risico met zich meebrengt, brengen zij de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar zij het speelgoed op de markt hebben aangeboden, daarvan onmiddellijk in kennis, waarbij zij met name de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

5. Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het speelgoed aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan maatregelen om de risico’s van het door hen op de markt aangeboden speelgoed te ondervangen.

Artikel 11

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een fabrikant en moet voldoen aan de in artikel 7 vermelde verplichtingen van de fabrikant, wanneer die importeur of distributeur speelgoed onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of reeds in de handel gebracht speelgoed zodanig wijzigt dat de overeenstemming met de toepasselijke eisen van deze verordening in het gedrang kan komen.

Artikel 12

Identificatie van marktdeelnemers

1. Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten mee:

a) welke marktdeelnemer speelgoed aan hen heeft geleverd;

b) aan welke marktdeelnemer zij speelgoed hebben geleverd.

2. De marktdeelnemers zijn in staat om de in lid 1 bedoelde informatie te verstrekken gedurende tien jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht, voor fabrikanten, en gedurende tien jaar nadat zij het speelgoed geleverd hebben gekregen, voor andere marktdeelnemers.

HOOFDSTUK III
CONFORMITEIT VAN SPEELGOED

Artikel 13

Vermoeden van conformiteit

Speelgoed dat in overeenstemming is met geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt geacht aan de essentiële veiligheidseisen te voldoen voor zover die eisen onder die normen of delen daarvan vallen.

Artikel 14

Gemeenschappelijke specificaties

1. Speelgoed dat conform is met de in lid 2 van dit artikel bedoelde gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan, wordt geacht aan de essentiële veiligheidseisen te voldoen voor zover die eisen onder die gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan vallen.

2. De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen gemeenschappelijke specificaties vaststellen voor de essentiële veiligheidseisen wanneer is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a) er bestaat geen geharmoniseerde norm met betrekking tot die eisen waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, of de norm bestrijkt die eisen onvoldoende;

b) de Commissie heeft overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 een of meer Europese normalisatieorganisaties verzocht Europese normen voor deze eisen op te stellen of te herzien en er is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

1) het verzoek is door geen van de Europese normalisatieorganisaties waaraan het verzoek is gericht, aanvaard;

2) het verzoek is door ten minste één van de Europese normalisatieorganisaties waaraan het verzoek is gericht, aanvaard, maar de Europese normen waarom werd verzocht:

a) zijn niet binnen de in het verzoek gestelde termijn vastgesteld;

b) voldoen niet aan het verzoek; of

c) voldoen niet aan de eisen die zij beogen te bestrijken.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3. Wanneer referenties van een geharmoniseerde norm in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt, beoordeelt de Commissie of de in lid 2 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen die op dezelfde essentiële veiligheidseis betrekking hebben, moeten worden ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 15

Algemene beginselen van de CE-markering

Speelgoed dat op de markt wordt aangeboden, is voorzien van de CE-markering.

De CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.

Artikel 16

Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering

1. De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar aangebracht op het speelgoed, op een daaraan bevestigd etiket of op de verpakking van het speelgoed.

In afwijking van de eerste alinea mag de CE-markering bij klein speelgoed en speelgoed dat uit kleine onderdelen bestaat, worden aangebracht op een bijsluiter bij het speelgoed.

In afwijking van de eerste alinea mag bij speelgoed dat in toonbankdisplays wordt verkocht en waarbij het technisch niet mogelijk is de CE-markering op elk afzonderlijk stuk speelgoed aan te brengen, de CE-markering op de toonbankdisplay worden aangebracht, mits de toonbankdisplay oorspronkelijk diende als verpakking van het speelgoed.

Als de CE-markering op het speelgoed van buiten de verpakking niet zichtbaar is, wordt deze markering ook op de verpakking aangebracht.

2. De CE-markering wordt aangebracht voordat het speelgoed in de handel wordt gebracht.

3. De CE-markering wordt, indien van toepassing overeenkomstig artikel 6, gevolgd door een pictogram of een andere waarschuwing die wijst op een bijzonder risico of gebruik.

4. De lidstaten bouwen voort op bestaande mechanismen om te zorgen voor de juiste toepassing van de voorschriften voor de CE-markering en nemen passende maatregelen in geval van oneigenlijk gebruik van die markering.


HOOFDSTUK IV
PRODUCTPASPOORT

Artikel 17

Productpaspoort

1. Alvorens speelgoed in de handel te brengen, maken fabrikanten een productpaspoort voor dat speelgoed aan. Het productpaspoort voldoet aan de vereisten van dit artikel en van artikel 18.

2. Het productpaspoort:

a) betreft een specifiek speelgoedmodel;

b) bevat een verklaring dat is aangetoond dat het speelgoed voldoet aan de eisen van deze verordening en in het bijzonder aan de essentiële veiligheidseisen;

c) bevat ten minste de in deel I van bijlage VI genoemde informatie;

d) is actueel;

e) is beschikbaar in de taal of talen zoals vereist door de lidstaat waar het speelgoed op de markt wordt aangeboden;

f) is toegankelijk voor consumenten of andere eindgebruikers, markttoezichtautoriteiten, douaneautoriteiten, aangemelde instanties, de Commissie en andere marktdeelnemers;

g) is beschikbaar gedurende een periode van tien jaar nadat het speelgoed in de handel is gebracht, ook in geval van insolventie, liquidatie of beëindiging van de activiteiten in de Unie van de marktdeelnemer die het productpaspoort heeft aangemaakt;

h) is toegankelijk via een gegevensdrager;

i) voldoet aan de krachtens lid 10 vastgestelde specifieke en technische vereisten.

3. Naast de in lid 2 bedoelde informatie kan het productpaspoort de in bijlage VI, deel II, genoemde informatie bevatten.

4. Door het productpaspoort op te stellen, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich voor de overeenstemmingvan het speelgoed met deze verordening.

5. De gegevensdrager is fysiek aanwezig op het speelgoed of op een aan het speelgoed bevestigd etiket, overeenkomstig de uitvoeringshandeling die in overeenstemming met lid 10 wordt vastgesteld. Bij klein speelgoed en speelgoed dat uit kleine onderdelen bestaat, mag de gegevensdrager ook op de verpakking worden bevestigd. De gegevensdrager is vóór de aankoop duidelijk zichtbaar voor de consument en voor de markttoezichtautoriteiten, ook wanneer het speelgoed via verkoop op afstand wordt aangeboden.

6. Wanneer andere Uniewetgeving voorschrijft dat informatie over het speelgoed beschikbaar moet zijn via een gegevensdrager, wordt één gegevensdrager gebruikt om de krachtens deze verordening en die andere Uniewetgeving vereiste informatie te verstrekken.

7. Wanneer een productpaspoort is vereist op grond van andere Uniewetgeving die van toepassing is op speelgoed, wordt één enkel productpaspoort voor speelgoed aangemaakt, dat de krachtens deze verordening vereiste informatie bevat alsook de andere informatie die op grond van die andere Uniewetgeving voor het productpaspoort is vereist.

8. In afwijking van lid 2, punt c), is, wanneer bij een uit hoofde van artikel 4 van Verordening .../... [OP please insert: the Ecodesign for Sustainable Products Regulation] vastgestelde gedelegeerde handeling informatievoorschriften betreffende zorgwekkende stoffen in speelgoed zijn vastgesteld, de in bijlage VI, deel I, punt k), van deze verordening bedoelde informatie niet langer vereist.

9. Marktdeelnemers mogen naast de in de leden 6 en 7 bedoelde informatie ook andere informatie toegankelijk maken via de in lid 5 genoemde gegevensdrager. Indien dit het geval is, wordt die informatie duidelijk gescheiden van de informatie die is vereist uit hoofde van deze verordening en, in voorkomend geval, uit hoofde van andere Uniewetgeving.

10. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast voor het bepalen van de specifieke en technische voorschriften met betrekking tot het productpaspoort voor speelgoed. Deze voorschriften hebben met name betrekking op:

a) de te gebruiken soorten gegevensdragers;

b) de opmaak waarin de gegevensdrager wordt gepresenteerd en de positionering ervan;

c) de technische elementen van het paspoort waarvoor bepaalde Europese of internationale normen moeten worden gebruikt;

d) de actoren die de informatie in het productpaspoort kunnen invoeren of bijwerken, en die desnoods een nieuw paspoort kunnen opstellen, zoals fabrikanten, aangemelde instanties, bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie, of elke organisatie die namens hen optreedt, en de soorten informatie die zij kunnen invoeren of actualiseren.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde procedure.

Artikel 18

Technisch ontwerp en werking van het productpaspoort

1. Het productpaspoort is volledig interoperabel met productpaspoorten die op grond van andere Uniewetgeving zijn vereist wat betreft de technische, semantische en organisatorische aspecten van eind-tot-eindcommunicatie en gegevensuitwisseling.

2. Alle informatie in het productpaspoort is gebaseerd op open normen die in een interoperabel formaat zijn ontwikkeld en is machineleesbaar, gestructureerd en doorzoekbaar.

3. Consumenten of andere eindgebruikers, marktdeelnemers en andere relevante actoren hebben kosteloos toegang tot het productpaspoort.

4. De in het productpaspoort opgenomen gegevens worden bewaard door de marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor het aanmaken ervan of door marktdeelnemers die gemachtigd zijn om namens hen te handelen.

5. Indien de in het productpaspoort opgenomen gegevens worden bewaard of anderszins worden verwerkt door een marktdeelnemer die gemachtigd is te handelen namens de marktdeelnemers die het speelgoed in de handel brengen, mag die andere marktdeelnemer die gegevens niet verkopen, hergebruiken of verwerken, geheel of gedeeltelijk, voor andere doeleinden dan voor hetgeen noodzakelijk is voor het verlenen van de desbetreffende bewaar- of verwerkingsdiensten.

6. Marktdeelnemers mogen gebruiksinformatie niet volgen, analyseren of gebruiken voor andere doeleinden dan het absoluut noodzakelijke om de informatie in het productpaspoort online te verstrekken.

Artikel 19

Register van productpaspoorten

1. Alvorens speelgoed in de handel te brengen, uploaden marktdeelnemers voor dat speelgoed de unieke productidentificatiecode en de unieke identificatiecode voor marktdeelnemers naar het krachtens artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) .../... [PO insert serial number for Ecodesign Requirements for Sustainable Products] ingestelde register (het “register”).

2. De Commissie, de markttoezichtautoriteiten en de douaneautoriteiten hebben toegang tot de informatie die in het in lid 1 genoemde register is opgeslagen om hun taken overeenkomstig deze verordening uit te voeren.

Artikel 20

Douanecontroles met betrekking tot het productpaspoort

1. Speelgoed dat in de Unie in de handel wordt gebracht, wordt onderworpen aan controles en andere in dit artikel vastgestelde maatregelen.

2. Aangevers zoals gedefinieerd in artikel 5, punt 15, van Verordening (EU) nr. 952/2013 vermelden de unieke productidentificatiecode in de douaneaangifte voor het vrije verkeer van speelgoed.

3. De douaneautoriteiten verifiëren of de unieke productidentificatiecode die de aangever overeenkomstig lid 2 van dit artikel heeft vermeld, overeenkomt met een unieke productidentificatiecode die overeenkomstig artikel 19, lid 1, in het register is opgenomen.

4. Naast de in lid 3 van dit artikel bedoelde controle, verifiëren de douaneautoriteiten of de door de aangevers aan de douane ter beschikking gestelde informatie overeenstemt met andere informatie die in het register is opgeslagen en in de in artikel 46, lid 3, bedoelde gedelegeerde handeling is vermeld.

5. De in de leden 3 en 4 van dit artikel bedoelde verificaties vinden elektronisch en automatisch plaats via de koppeling tussen het in artikel 19, lid 1, bedoelde register en het in [artikel 13] van [P.O. insert serial number for Regulation (EU) …/… on Ecodesign Requirements for Sustainable Products] bedoelde douane-éénloketsysteem van de Europese Unie voor de uitwisseling van certificaten.

6. De leden 3, 4 en 5 van dit artikel zijn van toepassing vanaf de dag waarop de koppeling tussen het register en het in [artikel 13] van [P.O. insert serial number for Regulation (EU) …/… on Ecodesign Requirements for Sustainable Products] bedoelde douane-éénloketsysteem van de Europese Unie voor de uitwisseling van certificaten operationeel wordt.

De Commissie publiceert daartoe een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, met vermelding van de datum waarop de koppeling operationeel is.

7. De douaneautoriteiten kunnen de in het productpaspoort en in het register opgenomen informatie over speelgoed opzoeken en gebruiken voor het uitvoeren van hun taken in overeenstemming met de Uniewetgeving, onder andere voor risicobeheer overeenkomstig de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 952/2013.

8. De bij dit artikel vastgestelde controles en andere maatregelen worden uitgevoerd aan de hand van de lijst van goederencodes en productomschrijvingen in bijlage VII.

9. De in dit artikel vastgestelde controles en maatregelen doen geen afbreuk aan de toepassing van andere rechtshandelingen van de Unie betreffende het in het vrije verkeer brengen van producten, waaronder de artikelen 46, 47 en 134 van Verordening (EU) nr. 952/2013, noch aan de controles als bedoeld in hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020.

HOOFDSTUK V
CONFORMITEITSBEOORDELING

Artikel 21

Veiligheidsbeoordeling

1. Om aan te tonen dat speelgoed aan de essentiële veiligheidseisen voldoet, voeren fabrikanten, voordat zij speelgoed in de handel brengen, een veiligheidsbeoordeling uit waarin zij ook de gevaren analyseren die het speelgoed kan opleveren, en beoordelen zij de potentiële blootstelling aan deze gevaren.

2. De veiligheidsbeoordeling moet met name:

a) betrekking hebben op alle chemische, fysische, mechanische, elektrische, ontvlambaarheids-, hygiënische- en radioactiviteitsgevaren en de potentiële blootstelling aan dergelijke gevaren;

b) met betrekking tot chemische gevaren, rekening houden met de potentiële blootstelling aan afzonderlijke chemische stoffen en alle bekende extra gevaren van gecombineerde blootstelling aan de verschillende chemische stoffen die aanwezig zijn in het speelgoed, rekening houdend met de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en de daarin vermelde voorwaarden;

c) worden geactualiseerd zodra aanvullende relevante informatie beschikbaar is.

De veiligheidsbeoordeling wordt opgenomen in de in artikel 23 bedoelde technische documentatie.

Artikel 22

Conformiteitsbeoordelingsprocedures

1. Fabrikanten maken gebruik van de in de leden 2 en 3 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures.

2. Indien de fabrikant geharmoniseerde normen heeft toegepast waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, of gemeenschappelijke specificaties die alle voor het speelgoed relevante veiligheidseisen bestrijken, past hij de procedure voor interne productiecontrole toe zoals beschreven in deel I van bijlage IV.

3. In de volgende gevallen gebruikt de fabrikant de procedure voor EU-typeonderzoek zoals beschreven in bijlage IV, deel II, samen met de procedure voor conformiteit met het type zoals beschreven in deel III van die bijlage:

a) wanneer er geen geharmoniseerde normen zijn waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, of gemeenschappelijke specificaties die alle voor het speelgoed relevante veiligheidseisen bestrijken;

b) wanneer er geharmoniseerde normen of gemeenschappelijke specificaties als bedoeld in punt a) bestaan, maar de fabrikant deze niet of slechts gedeeltelijk heeft toegepast;

c) wanneer de in punt a) bedoelde geharmoniseerde normen of een deel ervan met beperkingen zijn bekendgemaakt;

d) als de fabrikant van mening is dat de aard, het ontwerp, de constructie of het doel van het speelgoed verificatie door derden noodzakelijk maakt.

4. Het overeenkomstig bijlage IV, deel II, punt 6, afgegeven certificaat van EU-typeonderzoek wordt opnieuw beoordeeld wanneer dit nodig is, in het bijzonder bij een verandering in het fabricageproces, in de grondstoffen of in de bestanddelen van het speelgoed, en in ieder geval om de vijf jaar.

Artikel 23

Technische documentatie

1. De technische documentatie bevat alle relevante gegevens of bijzonderheden over de door de fabrikant aangewende middelen om ervoor te zorgen dat speelgoed aan de essentiële veiligheidseisen voldoet. Die documentatie omvat met name de in bijlage V vermelde documenten.

2. De technische documentatie wordt opgesteld in een van de officiële talen van de Unie.

3. Op een met redenen omkleed verzoek van de markttoezichtautoriteit van een lidstaat verstrekt de fabrikant een vertaling van de relevante delen van de technische documentatie in de taal van die lidstaat.

Wanneer een markttoezichtautoriteit een fabrikant verzoekt haar de technische documentatie of een vertaling van delen daarvan te verstrekken, kan zij hiervoor een termijn vaststellen van dertig dagen, tenzij een kortere termijn gerechtvaardigd is omdat er een ernstig en onmiddellijk risico voor de gezondheid en veiligheid bestaat.

4. Als de fabrikant niet aan de eisen in de leden 1, 2 en 3 voldoet, kan de markttoezichtautoriteit van hem verlangen dat hij binnen een bepaalde termijn voor eigen rekening door een aangemelde instantie een test laat verrichten om na te gaan of aan de essentiële veiligheidseisen wordt voldaan.

HOOFDSTUK VI
AANMELDING VAN CONFORMITEITSBEOORDELINGSINSTANTIES

Artikel 24

Aanmelding

De instanties die bevoegd zijn om uit hoofde van deze verordening conformiteitsbeoordelingstaken van derden te verrichten, worden door de lidstaten aangemeld bij de Commissie en de andere lidstaten.

Artikel 25

Aanmeldende autoriteiten

1. De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties voor de toepassing van deze richtlijn, en voor het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van de naleving van artikel 30.

2. De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening.

3. Wanneer de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 van dit artikel delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij op overeenkomstige wijze aan de eisen die zijn vastgesteld in artikel 26. Bovendien treft deze instantie regelingen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken.

4. De aanmeldende autoriteit is volledig aansprakelijk voor de taken die de in lid 3 vermelde instantie verricht.

Artikel 26

Eisen voor aanmeldende autoriteiten

1. Een aanmeldende autoriteit is zodanig opgericht dat er zich geen belangenconflicten met conformiteitsbeoordelingsinstanties voordoen.

2. Een aanmeldende autoriteit wordt zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn.

3. Een aanmeldende autoriteit wordt zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt genomen door bekwame personen die de beoordeling niet hebben verricht.

4. Een aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door conformiteitsbeoordelingsinstanties en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie, noch biedt zij zulke activiteiten of diensten aan.

5. Een aanmeldende autoriteit waarborgt dat de verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld.

6. Een aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden om haar taken naar behoren uit te voeren.

7. Een aanmeldende autoriteit houdt toezicht op de aard en omvang van de taken die overeenkomstig artikel 30 worden verricht door ondergeschikte instanties of onderaannemers van aangemelde instanties.

Artikel 27

Informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op aangemelde instanties, en van alle wijzigingen daarvan.

De Commissie maakt die informatie openbaar.

Artikel 28

Eisen in verband met aangemelde instanties

1. Om uit hoofde van deze verordening te kunnen worden aangemeld, moeten conformiteitsbeoordelingsinstanties voldoen aan de eisen in de leden 2 tot en met 11. Zij zijn geaccrediteerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008.

2. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is naar het nationaal recht van een lidstaat opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid.

3. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of het door haar beoordeelde speelgoed.

Een instantie die lid is van een organisatie van ondernemers en/of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering, de montage, het gebruik of het onderhoud van door hen beoordeeld speelgoed, kan voor de toepassing van de eerste alinea als een derde partij worden beschouwd op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten worden aangetoond.

4. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker van of uitvoerder van onderhoud aan het door hen beoordeelde speelgoed, noch de gemachtigde van een van deze partijen. Dit vormt echter geen beletsel voor het gebruik van het beoordeelde speelgoed voor activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of voor persoonlijke doeleinden.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van dit speelgoed. Zij oefent geen activiteiten uit die de onafhankelijkheid van haar oordeel of haar integriteit met betrekking tot de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij is aangemeld in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.

Conformiteitsbeoordelingsinstanties zorgen ervoor dat de activiteiten van hun ondergeschikte instanties of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.

5. Conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, met name van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.

6. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die haar in bijlage IV worden toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elk soort of elke categorie speelgoed waarvoor zij is aangemeld over:

a) het nodige personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;

b) beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd;

c) passend beleid en geschikte procedures om onderscheid te maken tussen de taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten;

d) de nodige procedures om bij de uitoefening van haar taken naar behoren rekening te houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de technologie van het speelgoed in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten op passende wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten.

7. Het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verantwoordelijke personeel (het “beoordelingspersoneel”) beschikt over:

a) een gedegen technische en beroepsopleiding die alle conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld;

b) toereikende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze uit te voeren;

c) voldoende kennis van en inzicht in de eisen van deze verordening, de in artikel 13 van deze verordening bedoelde toepasselijke geharmoniseerde normen en de in artikel 14 van deze verordening bedoelde gemeenschappelijke specificaties;

d) de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht.

8. De onpartijdigheid van de conformiteitsbeoordelingsinstanties, hun hoogste leidinggevenden en haar beoordelingspersoneel wordt gewaarborgd.

De beloning van de hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

9. Conformiteitsbeoordelingsinstanties sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van zijn nationale recht door de lidstaat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

10. Het personeel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennis neemt bij de uitoefening van zijn taken uit hoofde van bijlage IV, behalve ten opzichte van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. Intellectuele eigendomsrechten worden beschermd.

11. Conformiteitsbeoordelingsinstanties nemen deel aan, of zorgen ervoor dat hun beoordelingspersoneel op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van artikel 40, en hanteren de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.

Artikel 29

Vermoeden van conformiteit van aangemelde instanties

Wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de eisen in artikel 28 te voldoen, op voorwaarde dat de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen deze eisen dekken.

Artikel 30

Ondergeschikte instanties van en uitbesteding door aangemelde instanties

1. Wanneer een aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een ondergeschikte instantie laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of ondergeschikte instantie aan de eisen in artikel 28 voldoet en stelt zij de aanmeldende autoriteit daarvan in kennis.

2. Aangemelde instanties nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of ondergeschikte instanties, ongeacht waar deze zijn gevestigd.

3. Aangemelde instanties moeten in staat zijn om de door de onderaannemers of ondergeschikte instanties uitgevoerde taken in al hun onderdelen te controleren.

4. Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed aan onderaannemers of door een ondergeschikte instantie worden uitgevoerd.

5. Aangemelde instanties houden de relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de ondergeschikte instantie en over de door de onderaannemer of ondergeschikte instantie uit hoofde van bijlage IV uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende autoriteit.

Artikel 31

Verzoek om aanmelding

1. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding uit hoofde van deze richtlijn in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is.

2. Het in lid 1 vermelde verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en het speelgoed waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn en van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen in artikel 28.

Artikel 32

Aanmeldingsprocedure

1. Aanmeldende autoriteiten mogen uitsluitend conformiteitsbeoordelingsinstanties aanmelden die aan de eisen in artikel 28 hebben voldaan.

2. Aanmeldende instanties verrichten de aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties bij de Commissie en de andere lidstaten door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

3. De aanmelding bevat alle bijzonderheden over de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en het relevante accreditatiecertificaat. De aanmelding bevat ook informatie over alle taken die moeten worden uitgevoerd door ondergeschikte instanties en onderaannemers.

4. De betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie en de andere lidstaten binnen twee maanden na een aanmelding geen bezwaren hebben ingediend.

Alleen een dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze verordening als aangemelde instantie beschouwd.

5. De aanmeldende autoriteit stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van alle relevante wijzigingen in de aanmelding.

Artikel 33

Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1. De Commissie kent aan aangemelde instanties een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één identificatienummer toe, ook als dezelfde instantie uit hoofde van diverse handelingen van de Unie is aangemeld.

2. De Commissie maakt een lijst van krachtens deze verordening aangemelde instanties openbaar, onder vermelding van de aan hen toegekende identificatienummers en de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld.

De Commissie zorgt ervoor dat de lijst actueel wordt gehouden.

Artikel 34

Wijzigingen van de aanmelding

1. Indien een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de eisen van artikel 28 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, geschorst of ingetrokken afhankelijk van de ernst van het niet voldoen aan die eisen of het niet nakomen van die verplichting. Zij stelt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis.

2. Wanneer de aanmelding wordt beperkt, opgeschort of ingetrokken of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij op hun verzoek aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 35

Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1. De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij eraan twijfelt of een aangemelde instantie bekwaam is of nog aan de vereisten voldoet en haar verantwoordelijkheden nog nakomt, of waarin zij in kennis wordt gesteld van twijfels daaromtrent.

2. De aanmeldende autoriteit verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken instantie.

3. Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

4. Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet aan de aanmeldingseisen voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarin de aanmeldende autoriteit wordt verzocht de nodige corrigerende maatregelen te treffen en zo nodig de aanmelding in te trekken.

Artikel 36

Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1. Aangemelde instanties voeren conformiteitsbeoordelingen uit volgens de conformiteitsbeoordelingsprocedures in bijlage IV.

2. Aangemelde instanties voeren de in deze verordening beschreven conformiteitsbeoordelingsactiviteiten op evenredige wijze uit, waarbij voorkomen wordt dat marktdeelnemers onnodig worden belast. Zij houden bij de uitoefening van hun activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de sector waarin deze actief is, de structuur ervan, de relatieve complexiteit van de technologie van het speelgoed in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Bij de uitoefening van hun activiteiten eerbiedigen de aangemelde instanties de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat het speelgoed voldoet aan deze verordening.

3. Wanneer een aangemelde instantie vaststelt dat het speelgoed niet voldoet aan de essentiële veiligheidseisen, de eisen in de overeenkomstige geharmoniseerde normen (indien van toepassing) of de eisen in de overeenkomstige gemeenschappelijke specificaties als bedoeld in artikel 14 (indien van toepassing), verlangt zij van die fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt en geeft zij geen certificaat van EU-typeonderzoek af als bedoeld in bijlage IV, deel II, punt 6.

4. Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een certificaat van EU-typeonderzoek vaststelt dat het speelgoed niet meer in overeenstemming is, verlangt zij van de fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt; zo nodig schort zij het certificaat van EU-typeonderzoek op of trekt dit in.

5. Wanneer geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten van EU-typeonderzoek door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, opgeschort of ingetrokken.

6. Wanneer een aangemelde instantie door een markttoezichtautoriteit wordt meegedeeld dat speelgoed waarvoor zij een certificaat van EU-typeonderzoek heeft afgegeven, niet voldoet aan de essentiële veiligheidseisen, trekt zij het certificaat van EU-typeonderzoek voor dat speelgoed in.

Artikel 37

Beroep tegen besluiten van aangemelde instanties

Een aangemelde instantie voorziet in een transparante en toegankelijke procedure om beroep aan te tekenen tegen haar besluiten.

Artikel 38

Informatieverplichting voor aangemelde instanties

1. Aangemelde instanties stellen de aanmeldende autoriteit in kennis van:

a) elke weigering, beperking, opschorting of intrekking van certificaten van EU-typeonderzoek;

b) omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor hun aanmelding;

c) informatieverzoeken die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten;

d) op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

2. Aangemelde instanties verstrekken de andere uit hoofde van deze verordening aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor hetzelfde speelgoed verrichten, relevante informatie over negatieve beoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve beoordelingsresultaten.

3. Aangemelde instanties verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een markttoezichtautoriteit aan deze autoriteit alle informatie en documentatie over de door hen afgegeven of ingetrokken certificaten van EU-typeonderzoek en over de weigering een dergelijk certificaat af te geven, met inbegrip van testverslagen, en de in artikel 23 bedoelde technische documentatie.

Artikel 39

Uitwisseling van ervaringen

De Commissie voorziet in de organisatie van de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid.

Artikel 40

Coördinatie van aangemelde instanties

De Commissie zorgt voor passende coördinatie en samenwerking tussen uit hoofde van deze verordening aangemelde instanties in de vorm van een sectorale groep of groepen van aangemelde instanties.

Aangemelde instanties nemen rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers deel aan de werkzaamheden van die groep(en).

HOOFDSTUK VII
MARKTTOEZICHT

Artikel 41

Procedure voor speelgoed dat op nationaal niveau een risico vertoont

1. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat onder deze verordening vallend speelgoed een risico voor de gezondheid of de veiligheid van personen vertoont, voeren zij een beoordeling van het speelgoed uit in het licht van alle eisen die bij deze verordening zijn vastgesteld. De desbetreffende marktdeelnemers werken hiertoe op elke vereiste wijze samen met de markttoezichtautoriteiten.

Wanneer een markttoezichtautoriteit bij deze beoordeling vaststelt dat speelgoed niet aan de eisen van deze verordening voldoet, verlangt zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij binnen een door de markttoezichtautoriteit vastgestelde redelijke termijn, en rekening houdend met de aard van het risico, passende corrigerende maatregelen neemt overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1020.

De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte.

2. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, stellen zij de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de desbetreffende marktdeelnemer hebben verlangd.

3. De marktdeelnemer zorgt ervoor dat passende corrigerende maatregelen worden toegepast op al het betrokken speelgoed dat hij in de Unie op de markt heeft aangeboden.

4. Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markten aanbieden van het speelgoed te verbieden of te beperken, dan wel het speelgoed in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten stellen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van deze maatregelen.

5. De in lid 4, tweede alinea, bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het niet-conforme speelgoed te identificeren en om de unieke productidentificatiecode, de oorsprong van dat speelgoed, de aard van de beweerde non-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die worden aangevoerd door de desbetreffende marktdeelnemer. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de non-conformiteit een van de volgende oorzaken heeft:

a) het speelgoed voldoet niet aan de essentiële veiligheidseisen;

b) tekortkomingen in de geharmoniseerde normen waarnaar in artikel 13 wordt verwezen;

c) tekortkomingen in de in artikel 14 bedoelde gemeenschappelijke specificaties.

6. De markttoezichtautoriteiten van andere lidstaten dan die welke de procedure krachtens dit artikel in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de non-conformiteit van het speelgoed waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

7. Indien binnen drie maanden na ontvangst van de in lid 4, tweede alinea, bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is aangetekend door een markttoezichtautoriteit van een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

8. De markttoezichtautoriteiten van de andere lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van het speelgoed in kwestie onverwijld passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van het speelgoed, en stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van die maatregelen.

9. De in de leden 2, 4, 6 en 8 van dit artikel bedoelde informatie wordt meegedeeld via het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem. Die mededeling laat de verplichting van de markttoezichtautoriteiten onverlet om overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) 2019/1020 kennis te geven van maatregelen tegen producten die een ernstig risico inhouden.

Artikel 42

Vrijwaringsprocedure van de Unie

1. Indien er na voltooiing van de procedure van artikel 41, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht, of de Commissie redenen heeft om aan te nemen dat een nationale maatregel in strijd zou kunnen zijn met de Uniewetgeving, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en voert zij een evaluatie van de nationale maatregel uit.

Aan de hand van de resultaten van die evaluatie stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast teneinde te bepalen of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en stelt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onverwijld van in kennis.

2. Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om het niet-conforme speelgoed uit de handel te nemen of terug te roepen, en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat de maatregel in.

3. Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van het speelgoed wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 13 van deze verordening of de gemeenschappelijke specificaties als bedoeld in artikel 14 van deze verordening, past de Commissie de procedure van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 toe of wijzigt zij de gemeenschappelijke specificaties, naargelang het geval.

Artikel 43

Formele non-conformiteit

1. Onverminderd artikel 41 verlangt een markttoezichtautoriteit, wanneer zij een van de volgende feiten met betrekking tot speelgoed vaststelt, van de betrokken marktdeelnemer dat deze een einde maakt aan de non-conformiteit:

a) de CE-markering is in strijd met artikel 15 of 16 aangebracht;

b) de CE-markering is niet aangebracht;

c) het productpaspoort is niet aangemaakt overeenkomstig artikel 17;

d) de gegevensdrager waarmee het productpaspoort toegankelijk is, is niet aangebracht overeenkomstig artikel 17, lid 5;

e) de in artikel 23 bedoelde technische documentatie is niet beschikbaar of is onvolledig.

2. Als de in lid 1 bedoelde non-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken markttoezichtautoriteit passende maatregelen om het op de markt aanbieden van het speelgoed te beperken of te verbieden, of het speelgoed terug te roepen of uit de handel te nemen.

Artikel 44

Nationale maatregelen betreffende speelgoed dat aan de bijzondere veiligheidseisen voldoet, maar een risico inhoudt

1. Wanneer een markttoezichtautoriteit na uitvoering van een beoordeling overeenkomstig artikel 41, lid 1, vaststelt dat op de markt aangeboden speelgoed weliswaar aan de bijzondere veiligheidseisen voldoet, maar toch een risico voor de gezondheid en veiligheid van personen vormt, verlangt zij van de betrokken marktdeelnemer dat hij binnen een door de markttoezichtautoriteit vastgestelde redelijke termijn en rekening houdend met de aard van het risico, alle passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat het speelgoed dat risico niet meer met zich meebrengt wanneer het op de markt wordt aangeboden, of om het speelgoed uit de handel te nemen of terug te roepen.

2. De marktdeelnemer zorgt ervoor dat corrigerende maatregelen worden getroffen met betrekking tot al het betrokken speelgoed dat hij in de Unie op de markt heeft aangeboden.

3. De markttoezichtautoriteit van de lidstaat brengt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk op de hoogte van haar bevindingen en van de eventuele maatregelen die de marktdeelnemer naar aanleiding daarvan heeft genomen. Die informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het betrokken speelgoed te identificeren en om de unieke productidentificatiecode, de oorsprong en de toeleveringsketen van het speelgoed, de aard van het risico en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen.

4. De Commissie treedt onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en beoordeelt de genomen nationale maatregelen. Op grond van de resultaten van die evaluatie stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin wordt bepaald of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is, en zij stelt zo nodig passende maatregelen voor.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte.

5. De in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie wordt meegedeeld via het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem. Die mededeling laat de verplichting van de markttoezichtautoriteiten onverlet om overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) 2019/1020 kennis te geven van maatregelen tegen producten die een ernstig risico inhouden.

Artikel 45

Optreden van de Commissie in verband met speelgoed dat een risico inhoudt

1. Wanneer de Commissie constateert dat op de markt aangeboden speelgoed of een specifieke categorie speelgoed een risico voor de gezondheid en veiligheid van personen vormt, maar niettemin aan de bijzondere veiligheidseisen voldoet dan wel twijfels over de naleving doet rijzen, is zij bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met maatregelen om ervoor te zorgen dat het speelgoed of de categorie speelgoed dat risico niet meer vormt wanneer het op de markt wordt aangeboden, uit de handel te nemen of terug te roepen als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) uit voorafgaand overleg met de markttoezichtautoriteiten blijkt dat hun aanpak van het risico per markttoezichtautoriteit verschilt;

b) het risico kan gezien de aard ervan niet worden behandeld in het kader van andere bij deze verordening vastgestelde procedures.

2. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met de bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen is de Commissie bevoegd om volgens de in artikel 50, lid 4, bedoelde procedure een onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandeling vast te stellen.

HOOFDSTUK VIII

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN EN COMITÉPROCEDURE

Artikel 46

Gedelegeerde bevoegdheden

1. De Commissie is overeenkomstig artikel 47 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VI wat betreft de in het productpaspoort te verstrekken informatie, teneinde deze aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang en aan het niveau van digitale paraatheid van markttoezichtautoriteiten en van gebruikers en hun toezichthouders.

2. De Commissie is overeenkomstig artikel 47 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van artikel 19, lid 1, door te bepalen dat meer van de in bijlage VI vermelde informatie of, wanneer maatregelen worden genomen overeenkomstig artikel 41, lid 2 of 4, en artikel 44, lid 1, informatie over de non-conformiteit van het speelgoed in het register moet worden opgeslagen.

Bij de vaststelling van de gedelegeerde handelingen overeenkomstig de eerste alinea houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a) samenhang met andere relevante handelingen van de Unie, indien van toepassing;

b) de noodzaak om verificatie van de authenticiteit van het productpaspoort mogelijk te maken;

c) de relevantie van de informatie voor het verbeteren van de efficiëntie en doeltreffendheid van markttoezichtcontroles en douanecontroles voor speelgoed;

d) de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

3. De Commissie is overeenkomstig artikel 47 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door te bepalen welke in het register opgeslagen informatie, naast de in artikel 20, lid 3, genoemde informatie, door de douaneautoriteiten moet worden gecontroleerd.

4. De Commissie is overeenkomstig artikel 47 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VII bij deze verordening, teneinde de lijst van voor de toepassing van artikel 20, lid 8, te gebruiken goederencodes en productomschrijvingen aan te passen. Deze aanpassingen zijn gebaseerd op de lijst in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87.

5. De Commissie is overeenkomstig artikel 47 bevoegd gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage III vast te stellen teneinde deze aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen.

6. De Commissie is overeenkomstig artikel 47 bevoegd gedelegeerde handelingen tot wijziging van deel C van het aanhangsel van bijlage II vast te stellen teneinde een bepaald krachtens deel III, punt 4, van bijlage II verboden gebruik van een specifieke stof of een specifiek mengsel in speelgoed toe te staan of een bepaald toegestaan gebruik te beperken.

7. Het gebruik in speelgoed van een krachtens bijlage II, deel III, punt 4, verboden stof of mengsel kan alleen worden toegestaan als is voldaan aan alle onderstaande voorwaarden:

a) het is veilig bevonden door het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), in het bijzonder met het oog op de blootstelling, inclusief de totale blootstelling uit andere bronnen, en in het bijzonder rekening houdend met de kwetsbaarheid van kinderen;

b) er zijn geen geschikte alternatieve stoffen of mengsels beschikbaar, wat door het ECHA op basis van een analyse van alternatieven is vastgesteld;

c) het gebruik van de stof of het mengsel in consumentenartikelen is niet verboden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006.

8. De Commissie is overeenkomstig artikel 47 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deel A en deel B van het aanhangsel van bijlage II teneinde deze aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen, door:

a) de invoering van voorwaarden voor de aanwezigheid van stoffen of mengsels in speelgoed en in het bijzonder grenswaarden voor specifieke stoffen of mengsels in speelgoed, met inbegrip van grenswaarden voor sporen van verboden stoffen of mengsels als bedoeld in bijlage II, deel III, punt 4;

b) wijziging van de voorwaarden of grenswaarden voor de aanwezigheid van stoffen en mengsels in speelgoed.

9. Voor de toepassing van de leden 6 en 7 evalueert de Commissie systematisch en regelmatig de aanwezigheid van gevaarlijke chemische stoffen of mengsels in speelgoed. In deze evaluaties houdt de Commissie rekening met verslagen van markttoezichtinstanties en wetenschappelijk bewijsmateriaal dat door lidstaten en belanghebbenden is ingediend.

Artikel 47

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 46 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 46 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een op grond van artikel 46 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 48

Verzoeken om beoordeling voor de toepassing van artikel 46, lid 6

1. Verzoeken om een beoordeling van een krachtens deel III, punt 4, van bijlage II verboden stof of mengsel voor de toepassing van artikel 46, lid 6, worden bij het ECHA ingediend met gebruikmaking van het in lid 3 van dit artikel bedoelde formaat en instrument voor de indiening van die verzoeken.

2. Eenieder die overeenkomstig lid 1 een verzoek om beoordeling indient, kan vragen dat bepaalde informatie niet openbaar wordt gemaakt. Het verzoek om vertrouwelijke behandeling gaat vergezeld van een toelichting op de reden waarom openbaarmaking van de informatie schadelijk zou kunnen zijn voor de commerciële belangen van de persoon die het verzoek om beoordeling indient of van andere betrokken partijen.

3. Het ECHA ontwerpt een formaat en instrumenten voor de indiening van de in lid 1 bedoelde verzoeken om beoordeling, alsook technische en wetenschappelijke richtsnoeren voor de indiening van dergelijke verzoeken, en maakt deze openbaar.

Artikel 49

Adviezen van het ECHA

1. Wanneer overeenkomstig artikel 48, lid 1, een verzoek om een beoordeling bij het ECHA wordt ingediend, verstrekt het ECHA voor de toepassing van artikel 46, lid 6, adviezen aan de Commissie over het gebruik in speelgoed van krachtens bijlage II, deel III, punt 4, verboden stoffen of mengsels. Het ECHA beoordeelt in zijn adviezen of voor een specifieke toepassing wordt voldaan aan de criteria van artikel 46, lid 6, tweede alinea, punten a) en b).

2. Het ECHA kan de indiener van het verzoek om beoordeling of een derde verzoeken om binnen een bepaalde termijn aanvullende informatie te verstrekken. Het ECHA houdt rekening met alle door derden ingediende informatie.

3. De in lid 1 bedoelde adviezen worden binnen twaalf maanden na ontvangst van het verzoek om een beoordeling toegezonden aan de Commissie.

4. Die termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd indien het ECHA informatie moet opvragen bij een derde of indien er overeenkomstig artikel 48, lid 1, een groot aantal verzoeken om beoordeling bij het ECHA wordt ingediend.

5. Het ECHA evalueert zijn adviezen over het gebruik van in deel C van het aanhangsel van bijlage II vermelde stoffen of mengsels in speelgoed ten minste om de vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van een uit hoofde van artikel 46, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling.

6. De Commissie vraagt het ECHA om advies over het gebruik van in deel C van het aanhangsel van bijlage II vermelde stoffen of mengsels in speelgoed zodra zij kennis krijgt van nieuwe wetenschappelijke informatie die van invloed kan zijn op het toegestane gebruik van een specifieke stof of een specifiek mengsel in speelgoed.

7. Voor de toepassing van artikel 46, lid 7, kan de Commissie het ECHA om advies vragen over de veiligheid van een specifieke stof of een specifiek mengsel in speelgoed, waarbij rekening wordt gehouden met de algehele blootstelling aan de stof of het mengsel uit andere bronnen en met de kwetsbaarheid van kinderen.

8. Wanneer het ECHA overeenkomstig de bepalingen van dit artikel een advies opstelt, maakt het de informatie over het begin van de beoordeling, de goedkeuring van het advies en alle tussenstappen in de beoordelingsprocedure openbaar. Het ECHA maakt met name de ontwerpadviezen openbaar en biedt belanghebbende partijen de gelegenheid om binnen een termijn van ten minste vier weken opmerkingen over deze adviezen in te dienen.

Artikel 50

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité inzake de veiligheid van speelgoed. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8, in samenhang met artikel 5, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK IX

VERTROUWELIJKHEID EN SANCTIES

Artikel 51

Vertrouwelijkheid

1. De bevoegde nationale autoriteiten, aangemelde instanties en de Commissie eerbiedigen de vertrouwelijkheid van de volgende bij het uitvoeren van hun taken overeenkomstig deze verordening verkregen informatie en gegevens:

a) persoonsgegevens;

b) commercieel vertrouwelijke informatie en handelsgeheimen van een natuurlijke of rechtspersoon, waaronder intellectuele eigendomsrechten, tenzij openbaarmaking daarvan in het algemeen belang is.

2. Onverminderd lid 1 wordt informatie die op basis van vertrouwelijkheid tussen bevoegde nationale autoriteiten onderling en tussen de bevoegde autoriteiten en de Commissie wordt uitgewisseld niet openbaar gemaakt zonder rekening te houden met het advies van de bevoegde nationale autoriteit waarvan die informatie afkomstig is.

3. De leden 1 en 2 laten de rechten en verplichtingen van de Commissie, de lidstaten en de aangemelde instanties onverlet waar het gaat om de uitwisseling van informatie en de verspreiding van waarschuwingen, alsook de verplichtingen van de betrokken personen om in het kader van het strafrecht informatie te verstrekken.

4. De lidstaten en de Commissie mogen vertrouwelijke informatie uitwisselen met regelgevende autoriteiten van derde landen waarmee zij bilaterale of multilaterale geheimhoudingsregelingen hebben getroffen.

Artikel 52

Sancties

De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op ... [P.O. insert date: the first day of the month following 30 months after the date of entry into force of this Regulation] in kennis van deze voorschriften en delen haar onverwijld alle eventuele latere wijzigingen mee.

HOOFDSTUK X

SLOTBEPALINGEN

Artikel 53

Intrekking

Richtlijn 2009/48/EG wordt ingetrokken met ingang van…[OP: please insert the date = the first day of the month following 30 months after the date of entry into force of this Regulation].

Verwijzingen naar richtlijn 2009/48/EG gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VIII.

Artikel 54

Overgangsbepalingen

1. Speelgoed dat vóór … [OP please insert the date = the first day of the month following 30 months after the date of entry into force of this Regulation] overeenkomstig Richtlijn 2009/48/EG in de handel is gebracht mag verder op de markt worden aangeboden tot … [OP please insert the date = the first day of the month following 42 months after the date of entry into force of this Regulation].

2. Hoofdstuk VII van deze verordening is van overeenkomstige toepassing in plaats van de artikelen 42, 43 en 45 van Richtlijn 2009/48/EG op speelgoed dat vóór ... [PO insert date: the first day of the month following 30 months after the date of entry into force of this Regulation] overeenkomstig die richtlijn in de handel is gebracht, met inbegrip van speelgoed waarvoor reeds vóór ... [PO insert date: the first day of the month following 30 months after the date of entry into force of this Regulation] een procedure overeenkomstig artikel 42 of 43 van richtlijn 2009/48 is ingeleid.

3. Certificaten van EG-typeonderzoek die zijn afgegeven overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 2009/48/EG blijven geldig tot ... [PO insert date: the first day of the month following 42 months after the date of entry into force of this Regulation], tenzij zij voor die datum vervallen.

Artikel 55

Evaluatie en beoordeling

1. Uiterlijk op …[OP please insert the date = the first day of the month following 60 months after the date of entry into force of this Regulation], en vervolgens om de vijf jaar, evalueert de Commissie deze verordening. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met de belangrijkste bevindingen.

2. Indien de Commissie dit passend acht, gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

Artikel 56

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van …[OP please insert the date = the first day of the month following 30 months after the date of entry into force of this Regulation].

Artikel 17, lid 10, de artikelen 24 tot en met 40 en de artikelen 46 tot en met 52 zijn evenwel van toepassing met ingang van ... [OP: please insert the date of entry into force of this Regulation].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.