Artikelen bij COM(2023)367 - Betalingsdiensten in de interne markt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2023)367 - Betalingsdiensten in de interne markt.
document COM(2023)367
datum 28 juni 2023



TITEL I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

1. Deze verordening stelt uniforme vereisten vast voor het aanbieden van betalingsdiensten en elektronischgelddiensten, met betrekking tot:

a) de transparantie van de voorwaarden en informatievoorschriften met betrekking tot betalingsdiensten en elektronischgelddiensten;

b) de respectieve rechten en plichten van gebruikers van betalings- en elektronischgelddiensten en van aanbieders van betalings- en elektronischgelddiensten in verband met het aanbieden van betalingsdiensten en elektronischgelddiensten.

2. Tenzij anders bepaald, wordt elke verwijzing naar betalingsdiensten in deze verordening opgevat als betalings- en elektronischgelddiensten.

3. Tenzij anders bepaald, wordt elke verwijzing naar betalingsdienstaanbieders in deze verordening opgevat als een verwijzing naar betalingsdienstaanbieders en aanbieders van elektronischgelddiensten.


Artikel 2

Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op betalingsdiensten die binnen de Unie worden aangeboden door de volgende categorieën betalingsdienstaanbieders:

a) kredietinstellingen in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad61, met inbegrip van bijkantoren daarvan indien dergelijke bijkantoren zich in de Unie bevinden, ongeacht of het hoofdkantoor van die bijkantoren zich binnen of buiten de Unie bevindt;

b) postcheque- en girodiensten die krachtens nationale wetgeving gemachtigd zijn om betalingsdiensten aan te bieden;

c) betalingsinstellingen;

d) de ECB en nationale centrale banken wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit of andere publieke autoriteit;

e) de lidstaten en hun regionale en lokale overheden wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van overheidsinstantie.

2. Deze verordening is niet van toepassing op de volgende diensten:

a) betalingstransacties die uitsluitend in contanten, rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden verricht, zonder enige tussenkomst;

b) betalingstransacties van de betaler aan de begunstigde via een handelsagent in de zin van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 86/653/EEG, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan: i) de handelsagent is door middel van een overeenkomst gemachtigd om uitsluitend voor rekening van de betaler of uitsluitend voor rekening van de begunstigde, maar niet van beiden, te onderhandelen over de verkoop of aankoop van goederen of diensten of deze te sluiten, ongeacht of de handelsagent al dan niet in het bezit is van de geldmiddelen van de cliënt, en ii) een dergelijke overeenkomst geeft de betaler of de begunstigde een reële marge om met de handelsagent te onderhandelen of de verkoop of aankoop van goederen of diensten te sluiten;

c) betalingstransacties die bestaan in de niet-beroepsmatige ophaling en levering van contanten in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden;

d) diensten waarbij de begunstigde contanten aan de betaler verstrekt als onderdeel van een betalingstransactie voor de aankoop van goederen en diensten, op uitdrukkelijk verzoek van de betalingsdienstgebruiker vlak voor de uitvoering van de betalingstransactie;

e) diensten waarbij contanten worden verstrekt in detailhandelszaken op uitdrukkelijk verzoek van de betalingsdienstgebruiker, maar onafhankelijk van de uitvoering van een betalingstransactie en zonder enige verplichting tot aankoop van goederen en diensten. De betalingsdienstgebruiker krijgt informatie over eventuele kosten voor deze dienst voordat de gevraagde contanten worden verstrekt;

f) betalingstransacties die zijn gebaseerd op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn uitgegeven om geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde:

i) papieren cheques die vallen onder het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;

ii) papieren cheques die vergelijkbaar zijn met die bedoeld onder i) en die vallen onder het recht van lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;

iii) papieren wissels in de zin van het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 dat voorziet in een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;

iv) papieren wissels die vergelijkbaar zijn met die welke onder iii) worden bedoeld en die vallen onder het recht van de lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;

v) papieren tegoedbonnen;

vi) papieren reischeques;

vii) papieren postwissels als omschreven door de Wereldpostunie;

g) betalingstransacties die binnen een betalings- of een effectenafwikkelingssysteem worden uitgevoerd tussen afwikkelingsinstellingen, centrale tegenpartijen, clearinginstellingen of centrale banken en andere deelnemers van het systeem, en betalingsdienstaanbieders, onverminderd artikel 31;

h) betalingstransacties in verband met dienstverlening op effecten, met inbegrip van uitkeringen van dividenden, inkomsten en dergelijke, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als bedoeld in g) of door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, instellingen voor collectieve belegging of vermogensbeheerders die beleggingsdiensten aanbieden, alsmede andere instellingen aan welke bewaarneming van financiële instrumenten is toegestaan;

i) onverminderd artikel 23, lid 2, en de artikelen 58 en 87, door technischedienstaanbieders verleende diensten;

j) diensten op basis van specifieke betaalinstrumenten die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

i) instrumenten waarmee de houder uitsluitend in de bedrijfsgebouwen van de uitgever ervan of binnen één enkel beperkt netwerk van dienstaanbieders die een directe handelsovereenkomst met een professionele uitgever hebben, goederen of diensten kan aanschaffen;

ii) instrumenten waarmee uitsluitend goederen of diensten uit een zeer beperkt gamma kunnen worden aangeschaft;

iii) uitsluitend in één lidstaat geldende instrumenten die worden aangeboden op verzoek van een onderneming of een publiekrechtelijke entiteit, waarvoor een nationale of regionale overheidsinstantie specifieke sociale of belastinggerelateerde regels heeft vastgesteld, en waarmee specifieke goederen of diensten kunnen worden aangeschaft bij leveranciers die een handelsovereenkomst met de uitgever hebben;

k) betalingstransacties door een aanbieder van elektronischecommunicatienetwerken in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad62, of diensten die naast elektronischecommunicatiediensten in de zin van artikel 2, punt 4, van die richtlijn worden aangeboden aan een abonnee op het netwerk of de dienst:

i) voor de aankoop van digitale inhoud en spraakgestuurde diensten, ongeacht het voor de aankoop of consumptie van de digitale inhoud gebruikte apparaat, en die in rekening worden gebracht via de betrokken factuur; of

ii) met of via een elektronisch apparaat en in rekening worden gebracht via de betrokken factuur in het kader van een liefdadigheidsactiviteit of voor de aankoop van tickets;

mits de waarde van een afzonderlijke betalingstransactie niet meer dan 50 EUR bedraagt en:

- de totale waarde van de betalingstransacties voor één enkele abonnee per maand niet meer dan 300 EUR bedraagt, of

- ingeval een abonnee zijn rekening bij de aanbieder van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten voorfinanciert, de totale waarde van de betalingstransacties niet meer dan 300 EUR per maand bedraagt;

l) betalingstransacties die worden uitgevoerd tussen betalingsdienstaanbieders, hun agenten of bijkantoren, voor eigen rekening;

m) betalingstransacties en aanverwante diensten tussen een moederonderneming en haar dochteronderneming of tussen dochterondernemingen van dezelfde moederonderneming, zonder tussenkomst van een andere betalingsdienstaanbieder dan een tot dezelfde groep behorende onderneming, en het innen van betalingsopdrachten namens een groep door een moederonderneming of haar dochteronderneming met het oog op latere doorgifte aan een betalingsdienstaanbieder.

3. Titel II en titel III zijn van toepassing op betalingstransacties in de valuta van een lidstaat waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich in de Unie bevindt.

4. Titel II, met uitzondering van artikel 13, lid 1, punt b), artikel 20, punt 2, e), en artikel 24, punt a), alsmede titel III, met uitzondering van de artikelen 67 tot en met 72 zijn, met betrekking tot de delen van de betalingstransactie die binnen de Unie worden uitgevoerd, tevens van toepassing op betalingstransacties in valuta’s van niet-lidstaten waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich in de Unie bevindt.

5. Titel II, met uitzondering van artikel 13, lid 1, punt b), artikel 20, punt 2, e) en punt 5, h), en artikel 24, punt a), en titel III, met uitzondering van artikel 28, leden 2 en 3, de artikelen 62, 63 en 67, artikel 69, lid 1, en de artikelen 75 en 78, zijn, met betrekking tot de delen van de betalingstransactie die binnen de Unie worden uitgevoerd, tevens van toepassing op betalingstransacties in alle valuta’s waarbij slechts één van de betalingsdienstaanbieders in de Unie is gevestigd.

6. De lidstaten kunnen de in artikel 2, lid 5, punten 4 tot en met 23, van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde instellingen vrijstellen van de toepassing van het geheel of een deel van de bepalingen van deze verordening.

7. Uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening]], vaardigt de EBA overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 aan de krachtens deze verordening aangewezen bevoegde autoriteiten richtsnoeren uit over de uitsluiting van betalingstransacties van de betaler aan de begunstigde via een handelsagent als bedoeld in lid 2, punt b), van dit artikel.

8. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de voorwaarden voor de in lid 2, punt j), bedoelde uitsluitingen. De EBA houdt rekening met de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de EBA-richtsnoeren van 24 februari 2022 betreffende de uitsluiting voor beperkte netwerken overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/2366.

De EBA dient de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea genoemde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

9. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de datum van toepassing van deze verordening in kennis van de bepalingen van hun wetgeving die zij overeenkomstig lid 6 vaststellen, alsmede onverwijld van alle latere wijzigingen daarvan.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) “lidstaat van herkomst”:

a) de lidstaat waar de betalingsdienstaanbieder zijn statutaire zetel heeft; of

b) indien de betalingsdienstaanbieder krachtens zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar de betalingsdienstaanbieder zijn hoofdkantoor heeft;

2) “lidstaat van ontvangst”: lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de betalingsdienstaanbieder een agent, een distributeur of een bijkantoor heeft, dan wel betalingsdiensten aanbiedt;

3) “betalingsdienst”: een of meer in bijlage I vermelde bedrijfswerkzaamheden;

4) “betalingsinstelling”: een rechtspersoon aan wie overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn (EU) [PSD3] vergunning is verleend om overal in de Unie betalingsdiensten of elektronischgelddiensten aan te bieden;

5) “betalingstransactie”: een handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen op basis van een betalingsopdracht die door of voor rekening van de betaler, of door of voor rekening van de begunstigde is geplaatst, ongeacht of er tussen de betaler en de begunstigde onderliggende verplichtingen bestaan;

6) “initiëring van een betalingstransactie”: de stappen die nodig zijn om de uitvoering van een betalingstransactie voor te bereiden, met inbegrip van de plaatsing van een betalingsopdracht en de voltooiing van het authenticatieproces;

7) “initiëring op afstand van een betalingstransactie”: een betalingstransactie waarvoor een betalingsopdracht via internet wordt geplaatst;

8) “uitvoering van een betalingstransactie”: het proces dat begint zodra de initiëring van een betalingstransactie is voltooid en eindigt zodra de geldmiddelen die zijn geplaatst, opgenomen of overgemaakt, beschikbaar zijn voor de begunstigde;

9) “betalingssysteem”: een systeem voor de overmaking van geld met formele en gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke voorschriften voor de verwerking, clearing of afwikkeling van betalingstransacties;

10) “exploitant van een betalingssysteem”: een rechtspersoon die juridisch aansprakelijk is voor de exploitatie van een betalingssysteem;

11) “betaler”: hetzij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij, bij ontbreken van een betaalrekening, een persoon die een betalingsopdracht plaatst;

12) “begunstigde”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die de beoogde uiteindelijke ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;

13) “betalingsdienstgebruiker”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst of een elektronischgelddienst gebruikmaakt;

14) “betalingsdienstaanbieder”: een orgaan bedoeld in artikel 2, lid 1, of een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vrijstelling op grond van artikel 34, 36 of 38 van Richtlijn (EU) [PSD3] is verleend;

15) “betaalrekening”: een door een betalingsdienstaanbieder op naam van een of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die wordt gebruikt voor de uitvoering van een of meer betalingstransacties en die het mogelijk maakt geldmiddelen van en naar derden te verzenden en te ontvangen;

16) “betalingsopdracht”: door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;

17) “mandaat”: de uitdrukking van de toestemming die de betaler aan de begunstigde en (rechtstreeks of onrechtstreeks via de begunstigde) aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler geeft om de begunstigde in staat te stellen een betalingstransactie te initiëren voor het debiteren van de door de betaler aangewezen betaalrekening en de betalingsdienstaanbieder van de betaler in staat te stellen deze instructies uit te voeren;

18) “betaalinstrument”: geïndividualiseerd(e) instrument(en) en/of geheel van procedures, overeengekomen door de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder, waarvan wordt gebruikgemaakt voor het initiëren van een betalingstransactie;

19) “rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die ten behoeve van een betaler een betaalrekening aanbiedt en beheert;

20) “betalingsinitiatiedienst”: een dienst voor het plaatsen van een betalingsopdracht, op verzoek van de betaler of de begunstigde, met betrekking tot een betaalrekening die bij een andere betalingsdienstaanbieder wordt aangehouden;

21) “rekeninginformatiedienst”: een onlinedienst die rechtstreeks of via een technischedienstaanbieder informatie verzamelt en consolideert over een of meer betaalrekeningen die een betalingsdienstgebruiker bij een of meer rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders aanhoudt;

22) “betalingsinitiatiedienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die betalingsinitiatiediensten aanbiedt;

23) “rekeninginformatiedienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die rekeninginformatiediensten aanbiedt;

24) “consument”: een natuurlijke persoon die, in betalingsdienstovereenkomsten die onder deze verordening vallen, voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepswerkzaamheden handelt;

25) “raamovereenkomst”: een betalingsdienstenovereenkomst die de toekomstige uitvoering van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties beheerst en die de verplichtingen en voorwaarden voor het openen van een betaalrekening kan omvatten;

26) “geldtransfer”: een betalingsdienst waarbij, zonder dat een betaalrekening op naam van de betaler of de begunstigde wordt geopend, van een betaler geldmiddelen worden ontvangen met als enig doel het daarmee corresponderende bedrag over te maken aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder of waarbij de geldmiddelen voor rekening van de begunstigde worden ontvangen en aan de begunstigde beschikbaar worden gesteld;

27) “automatische afschrijving”: betalingsdienst voor debiteringen van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler aan de begunstigde, of aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde dan wel aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler zelf verleend mandaat;

28) “overmaking”: een betalingsdienst, met inbegrip van instantovermakingen, voor het crediteren van de betaalrekening van een begunstigde met een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties van een betaalrekening van een betaler door de betalingsdienstaanbieder die de betaalrekening van de betaler beheert, op basis van een door de betaler gegeven instructie;

29) “instantovermaking”: een overmaking die onmiddellijk wordt uitgevoerd, ongeacht de dag of het uur;

30) “geldmiddelen”: centralebankgeld uitgegeven voor retailgebruik, giraal geld en elektronisch geld;

31) “valutadatum”: referentietijdstip dat door een betalingsdienstaanbieder wordt gebruikt voor de berekening van de interesten op de geldmiddelen waarmee een betaalrekening wordt gedebiteerd of gecrediteerd;

32) “referentiewisselkoers”: de wisselkoers die als grondslag wordt gehanteerd bij de berekening van een valutawisselkostprijs en die door de betalingsdienstaanbieder openbaar wordt gemaakt of afkomstig is van een bron die door het publiek kan worden geraadpleegd;

33) “referentierentevoet”: de rentevoet die als grondslag wordt gehanteerd voor de berekening van eventueel in rekening te brengen interesten en die afkomstig is van een bron welke door het publiek kan worden geraadpleegd en door beide partijen bij een betalingsdienstenovereenkomst kan worden geverifieerd;

34) “authenticatie”: een procedure waarmee een betalingsdienstaanbieder de identiteit van een betalingsdienstgebruiker dan wel de validiteit van het gebruik van een specifiek betaalinstrument kan verifiëren, het gebruik van de persoonlijke beveiligingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker inbegrepen;

35) “sterke cliëntauthenticatie”: authenticatie die gebaseerd is op de gebruikmaking van twee of meer factoren die worden aangemerkt als kennis (iets wat alleen de gebruiker weet), bezit (iets wat alleen de gebruiker heeft) en inherente eigenschap (iets wat de gebruiker is) en die onderling onafhankelijk zijn, in die zin dat compromittering van één ervan geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de andere en die zodanig is opgezet dat de vertrouwelijkheid van de authenticatiegegevens wordt beschermd;

36) “technischedienstaanbieder”: een aanbieder van diensten die het aanbieden van betalingsdiensten ondersteunt zonder op enig moment in het bezit te komen van de over te maken geldmiddelen;

37) “persoonlijke beveiligingsgegevens”: voor doeleinden van authenticatie door de betalingsdienstaanbieder aan een betalingsdienstgebruiker verstrekte gepersonaliseerde kenmerken;

38) “gevoelige betalingsgegevens”: gegevens die kunnen worden gebruikt om fraude te plegen, met inbegrip van persoonlijke beveiligingsgegevens;

39) “unieke identificator”: de door de betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker medegedeelde combinatie van letters, nummers en symbolen, die laatstgenoemde moet verstrekken om een andere bij een betalingstransactie betrokken betalingsdienstgebruiker of diens betaalrekening ondubbelzinnig te identificeren;

40) “techniek voor communicatie op afstand”: een middel dat, zonder dat de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker gelijktijdig fysiek aanwezig zijn, kan worden gebruikt voor de sluiting van een betalingsdienstovereenkomst;

41) “duurzame drager”: een hulpmiddel waarmee de betalingsdienstgebruiker de aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze kan opslaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende tijd kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;

42) “micro-onderneming”: een onderneming die op het tijdstip van sluiting van de betalingsdienstovereenkomst een onderneming is als gedefinieerd in artikel 1 en artikel 2, leden 1 en 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG;

43) “werkdag”: een dag waarop de bij de uitvoering van een betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder van de betaler of van de begunstigde geopend is voor de uitvoering van een betalingstransactie;

44) “agent”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij het aanbieden van betalingsdiensten voor rekening van een betalingsinstelling optreedt, met uitzondering van elektronischgelddiensten;

45) “bijkantoor”: een bedrijfsvestiging die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een betalingsinstelling en rechtstreeks alle of bepaalde handelingen verricht die eigen zijn aan de bedrijfswerkzaamheden van een betalingsinstelling; alle in eenzelfde lidstaat gelegen bedrijfsvestigingen van een betalingsinstelling met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden alle tezamen als één bijkantoor beschouwd;

46) “groep”: een groep van ondernemingen die onderling verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 22, leden 1, 2 of 7 van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad63 of ondernemingen zoals gedefinieerd in de artikelen 4, 5, 6 en 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014 van de Commissie64, die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 10, lid 1, of in artikel 113, lid 6, eerste alinea, of lid 7, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

47) “digitale inhoud”: in digitale vorm geproduceerde of geleverde goederen of in digitale vorm geproduceerde en verleende diensten die uitsluitend binnen een technisch apparaat kunnen worden gebruikt of verbruikt, en waarbij op geen enkele wijze fysieke goederen of diensten worden gebruikt of verbruikt;

“48) “acceptatie van betalingstransacties”: een door een betalingsdienstaanbieder verleende betalingsdienst waarbij met een begunstigde een overeenkomst wordt gesloten voor de acceptatie en de verwerking van betalingstransacties, waardoor een geldovermaking naar de begunstigde ontstaat;

49) “uitgifte van betaalinstrumenten”: een door een betalingsdienstaanbieder aangeboden betalingsdienst waarbij een overeenkomst wordt gesloten om aan een betaler een betaalinstrument voor het initiëren en het verwerken van de betalingstransacties van de betaler te verstrekken;

50) “elektronisch geld”: elektronisch, waaronder magnetisch, opgeslagen monetaire waarde, vertegenwoordigd door een vordering op de uitgever, uitgegeven in ruil voor ontvangen geld ten behoeve van het verrichten van betalingstransacties, en aanvaard door andere natuurlijke of rechtspersonen dan de uitgever;

51) “distributeur”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die namens een betalingsinstelling elektronisch geld distribueert of terugbetaalt;

52) “elektronischgelddiensten”: de uitgifte van elektronisch geld, het houden van betaalrekeningen waar elektronischgeldeenheden worden opgeslagen, en de overmaking van elektronischgeldeenheden;

53) “handelsnaam”: de naam die de begunstigde gewoonlijk gebruikt om zich jegens de betaler te identificeren;

54) “exploitant van geldautomaten”: exploitanten van geldautomaten die geen betaalrekeningen houden.

55) “betalingsinstelling die elektronischgelddiensten aanbiedt”: een betalingsinstelling die diensten aanbiedt op het gebied van de uitgifte van elektronisch geld, het houden van betaalrekeningen waarop elektronischgeldeenheden zijn opgeslagen, en de overmaking van elektronischgeldeenheden, ongeacht of zij ook een van de in bijlage I genoemde diensten aanbiedt.

TITEL II

TRANSPARANTIE VAN AAN BETALINGSDIENSTEN VERBONDEN VOORWAARDEN EN INFORMATIEVEREISTEN

HOOFDSTUK 1

Algemene regels

Artikel 4

Toepassingsgebied

1. Deze titel is van toepassing op eenmalige betalingstransacties, op raamovereenkomsten en op betalingstransacties die onder deze overeenkomsten vallen. De partijen bij dergelijke eenmalige betalingstransacties, raamovereenkomsten en betalingstransacties die onder deze overeenkomsten vallen, kunnen overeenkomen dat deze titel geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is.

2. De lidstaten mogen deze titel op micro-ondernemingen toepassen op dezelfde wijze als op consumenten.

3. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de datum van toepassing van deze verordening in kennis van de bepalingen van hun wetgeving die zij overeenkomstig lid 2 vaststellen, alsmede onverwijld van alle latere wijzigingen daarvan.

Artikel 5

Valuta en valutawissel

1. De betalingen vinden plaats in de valuta die tussen de partijen zijn overeengekomen.

2. Wanneer vóór het initiëren van de betalingstransactie een valutawisseldienst wordt aangeboden en wanneer die valutawisseldienst bij een geldautomaat, op het verkooppunt of door de begunstigde wordt aangeboden, stelt de partij die de valutawisseldienst aan de betaler aanbiedt, de betaler in kennis van alle aan te rekenen kosten, en van de wisselkoers die bij de omrekening van de betalingstransactie zal worden gehanteerd.

3. De betaler krijgt de mogelijkheid om op die basis in te stemmen met de valutawisseldienst.

Artikel 6

Informatie over extra kosten of kortingen

1. Wanneer de begunstigde een vergoeding verlangt of een korting aanbiedt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, wordt de betaler daarover door de begunstigde ingelicht voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.

2. Wanneer de betalingsdienstaanbieder of een derde die bij de transactie is betrokken, een vergoeding verlangt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, licht de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker daarover in voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.

3. De betaler is alleen verplicht de in de leden 1 en 2 bedoelde vergoedingen te betalen, indien het volledige bedrag ervan bekend is gemaakt voordat de betalingstransactie is geïnitieerd.

Artikel 7

Informatievereisten die van toepassing zijn op diensten voor het opnemen van contanten

Natuurlijke of rechtspersonen die contanten opnemen als bedoeld in artikel 38 van Richtlijn (EU) [PSD3] verstrekken of stellen hun cliënten informatie over eventuele kosten ter beschikking voordat de cliënt de geldopname uitvoert, alsook vanaf de ontvangst van de contanten wanneer de transactie is voltooid.

Artikel 8

Kosten voor informatie

1. De betalingsdienstaanbieder mag de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor het verstrekken van informatie uit hoofde van deze titel.

2. De betalingsdienstaanbieders en de betalingsdienstgebruikers kunnen overeenkomen dat kosten worden aangerekend voor door de betalingsdienstgebruiker gevraagde aanvullende of frequenter of met andere communicatiemiddelen verstrekte informatie dan in de raamovereenkomst is bepaald.

3. De kosten voor de in lid 2 bedoelde informatie zijn redelijk en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder daadwerkelijk heeft gemaakt.

Artikel 9

Bewijslast inzake informatievereisten

De bewijslast ten bewijze van de naleving van de informatievereisten uit hoofde van deze titel ligt bij de betalingsdienstaanbieder.

Artikel 10

Afwijking van informatievereisten voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en elektronisch geld

Met betrekking tot betaalinstrumenten die overeenkomstig de toepasselijke raamovereenkomst uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 50 EUR, met een uitgavenlimiet van 200 EUR of waarop maximaal een bedrag van 200 EUR tegelijk kan worden opgeslagen:

a) verstrekt de betalingsdienstaanbieder in afwijking van de artikelen 19, 20 en 24 de betaler uitsluitend informatie over de voornaamste kenmerken van de betalingsdienst, met inbegrip van de wijze waarop van het betaalinstrument gebruik kan worden gemaakt, de aansprakelijkheid, alle in rekening gebrachte kosten en andere belangrijke informatie die de betaler nodig heeft om een weloverwogen besluit te nemen, en geeft hij tevens aan waar andere in artikel 20 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar zijn gesteld;

b) kan door de partijen bij de raamovereenkomst, in afwijking van artikel 22, worden overeengekomen dat de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is wijzigingen in de voorwaarden van de raamovereenkomst voor te stellen op dezelfde wijze als bepaald in artikel 19, lid 1;

c) kunnen de partijen bij de raamovereenkomst overeenkomen dat, in afwijking van de artikelen 25 en 26, na de uitvoering van een betalingstransactie:

i) de betalingsdienstaanbieder uitsluitend een referentie verstrekt of beschikbaar stelt waarmee de gebruiker van de betalingsdienst de betalingstransactie, het daarmee gemoeide bedrag en de kosten ervan kan identificeren, of in het geval van verschillende gelijkaardige betalingstransacties aan dezelfde begunstigde, uitsluitend informatie over het totale bedrag en de kosten van deze betalingstransacties;

ii) de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is de in i) bedoelde informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen ingeval het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt, of ingeval de verstrekking hiervan voor de betalingsdienstaanbieder uit technisch oogpunt onmogelijk is. De betalingsdienstaanbieder biedt de betaler een mogelijkheid de opgeslagen bedragen te verifiëren.


HOOFDSTUK 2

Eenmalige betalingstransacties

Artikel 11

Toepassingsgebied

1. Dit hoofdstuk is van toepassing op eenmalige betalingstransacties die niet onder een raamovereenkomst vallen.

2. Wanneer een betalingsopdracht voor een eenmalige betalingstransactie wordt doorgegeven via een onder een raamovereenkomst vallend betaalinstrument, is de betalingsdienstaanbieder niet verplicht informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen die reeds uit hoofde van een raamovereenkomst met een andere betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, of volgens die raamovereenkomst aan de betalingsdienstgebruiker zal worden verstrekt.

Artikel 12

Algemene voorafgaande informatie

1. Voordat de betalingsdienstgebruiker door een overeenkomst of aanbod betreffende een eenmalige betalingsdienst gebonden is, stelt de betalingsdienstaanbieder de in artikel 13 bedoelde informatie en voorwaarden met betrekking tot zijn eigen diensten op gemakkelijk toegankelijke wijze ter beschikking van de betalingsdienstgebruiker. Op verzoek van de betalingsdienstgebruiker verstrekt de betalingsdienstaanbieder hem de informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager. De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in een officiële taal van de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die door de partijen is overeengekomen.

2. Indien de overeenkomst betreffende een eenmalige betalingsdienst op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand die het de betalingsdienstaanbieder niet mogelijk maakt zich aan lid 1 te houden, vervult deze zijn verplichtingen uit hoofde van genoemd lid onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie.

3. Betalingsdienstaanbieders kunnen hun verplichtingen uit hoofde van lid 1 ook nakomen door betalingsdienstgebruikers een exemplaar te verstrekken van de ontwerpovereenkomst voor een eenmalige betalingstransactie of de ontwerpbetalingsopdracht, met inbegrip van de in artikel 13 bedoelde informatie en voorwaarden.

Artikel 13

Informatie en voorwaarden

1. Betalingsdienstaanbieders verstrekken of stellen de volgende informatie en voorwaarden ter beschikking van betalingsdienstgebruikers:

a) de informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt opdat een betalingsopdracht correct kan worden geplaatst of uitgevoerd;

b) de maximale uitvoeringstermijn voor de aangeboden betalingsdienst;

c) de geschatte tijd voor de ontvangst van de geldmiddelen afkomstig van overmakingen en geldtransfers door de buiten de Unie gevestigde betalingsdienstaanbieder van de begunstigde;

d) alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan de betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn en, voor zover van toepassing, een uitsplitsing van die kosten;

e) voor zover van toepassing, de bij de betalingstransactie toe te passen feitelijke of referentiewisselkoers;

f) in voorkomend geval, de geraamde kosten voor valutaomrekening met betrekking tot overmakingen en geldtransfers, uitgedrukt als een procentuele opslag ten opzichte van de recentste beschikbare toepasselijke wisselkoers die door de betrokken centrale bank is uitgegeven;

g) de procedures voor alternatieve geschillenbeslechting waarover de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig de artikelen 90, 94 en 95 beschikt.

2. Daarnaast verstrekken betalingsinitiatiedienstaanbieders de betaler vóór initiëring duidelijke en volledige informatie over alle volgende elementen, of stellen zij deze ter beschikking van de betaler:

a) de naam van de betalingsinitiatiedienstaanbieder, het geografische adres van zijn hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het geografische adres van zijn agent die of zijn bijkantoor dat is gevestigd in de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden, en alle andere contactgegevens, inclusief het e-mailadres, die voor de communicatie met de betalingsinitiatiedienstaanbieder relevant zijn; en

b) de contactgegevens van de krachtens deze verordening aangewezen bevoegde autoriteit.

3. Voor zover van toepassing moeten de overige in artikel 20 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze aan de betalingsdienstgebruiker ter beschikking worden gesteld.

Artikel 14

Informatie aan de betaler en de begunstigde na de plaatsing van een
betalingsopdracht

Wanneer een betalingsopdracht via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geplaatst, worden door de betalingsinitiatiedienstaanbieder onmiddellijk na de initiëring aan de betaler en, in voorkomend geval, aan de begunstigde alle volgende gegevens verstrekt of ter beschikking gesteld:

a) de bevestiging dat de betalingsopdracht met succes bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler is geplaatst;

b) een referentie aan de hand waarvan de betaler en de begunstigde kunnen uitmaken om welke betalingstransactie het gaat en, in voorkomend geval, de begunstigde kan uitmaken om welke betaler het gaat, alsmede alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;

c) het bedrag van de betalingstransactie;

d) in voorkomend geval het bedrag van de voor de transactie aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten.

Artikel 15

Informatie voor de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler
wanneer een betalingsopdracht wordt geplaatst via een betalingsinitiatiedienst

Wanneer een betalingsopdracht via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geplaatst, stelt de betalingsinitiatiedienstaanbieder de referentie van de betalingstransactie ter beschikking van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler.

Artikel 16

Informatie aan de betaler na ontvangst van de betalingsopdracht

Onmiddellijk na de ontvangst van de betalingsopdracht worden door de betalingsdienstaanbieder van de betaler alle hierna genoemde gegevens met betrekking tot zijn eigen diensten op dezelfde wijze als in artikel 12, lid 1, is bepaald, aan de betaler verstrekt of ter beschikking gesteld:

a) een referentie aan de hand waarvan de betaler de betalingstransactie kan identificeren en de informatie die de betaler nodig heeft om de begunstigde ondubbelzinnig te identificeren, met inbegrip van de handelsnaam van de begunstigde;

b) het bedrag van de betalingstransactie in de in de betalingsopdracht gebruikte valuta;

c) het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van dergelijke kosten;

d) voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, of een desbetreffende referentie, indien deze verschilt van de overeenkomstig artikel 13, lid 1, punt e), aangeboden wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel;

e) de datum van ontvangst van de betalingsopdracht.

Artikel 17

Informatie aan de begunstigde na uitvoering

Onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie worden door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde alle navolgende gegevens met betrekking tot zijn eigen diensten op dezelfde wijze als in artikel 12, lid 1, is bepaald, aan de begunstigde verstrekt of ter beschikking gesteld:

a) een referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, in voorkomend geval, om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;

b) het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de geldmiddelen ter beschikking van de begunstigde worden gesteld;

c) het bedrag van de voor de betalingstransactie door de begunstigde verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, een uitsplitsing van de bedragen van die kosten;

d) voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;

e) de valutadatum van de creditering.

HOOFDSTUK 3

Raamovereenkomsten

Artikel 18

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op betalingstransacties die onder een raamovereenkomst vallen.

Artikel 19

Algemene voorafgaande informatie

1. Ruimschoots voordat de betalingsdienstgebruiker door een raamovereenkomst of aanbod gebonden is, moet de betalingsdienstaanbieder hem op papier of op een andere duurzame drager de in artikel 20 bedoelde informatie en voorwaarden verstrekken. De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in een officiële taal van de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die door de partijen is overeengekomen.

2. Wanneer de raamovereenkomst op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand die het de betalingsdienstaanbieder niet mogelijk maakt zich aan lid 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na de sluiting van de raamovereenkomst aan zijn verplichtingen uit hoofde van dat lid.

3. Betalingsdienstaanbieders kunnen hun verplichtingen uit hoofde van lid 1 ook nakomen door betalingsdienstgebruikers een exemplaar te verstrekken van het ontwerp van raamovereenkomst, met inbegrip van de in artikel 20 bedoelde informatie en voorwaarden.

Artikel 20

Informatie en voorwaarden

De betalingsdienstaanbieder verstrekt de betalingsdienstgebruiker de volgende informatie en voorwaarden:

a) over de betalingsdienstaanbieder:

i) de naam van de betalingsdienstaanbieder, het geografische adres van zijn hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het geografische adres van zijn agent of distributeur die of zijn bijkantoor dat is gevestigd in de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden, en alle andere adressen, inclusief e-mailadres, die voor de communicatie met de betalingsdienstaanbieder relevant zijn;

ii) de gegevens van de krachtens Richtlijn (EU) [PSD3] aangewezen toezichthoudende autoriteiten en van het in de artikelen 17 en 18 van die richtlijn bedoelde register of van enig ander relevant openbaar vergunningenregister van de betalingsdienstaanbieder en het registratienummer of gelijkwaardige identificatiemiddelen in dat register;

b) over het gebruik van de betalingsdienst:

i) een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de aan te bieden betalingsdienst;

ii) de gedetailleerde informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt opdat een betalingsopdracht correct kan worden geplaatst of uitgevoerd;

iii) de vorm waarin en de procedure volgens welke een betalingsopdracht wordt geplaatst of de toestemming voor het uitvoeren van een betalingstransactie wordt verstrekt, respectievelijk wordt ingetrokken, overeenkomstig de artikelen 49 en 66;

iv) een referentie aan het tijdstip van ontvangst van een betalingsopdracht overeenkomstig artikel 64 en aan het eventueel door de betalingsdienstaanbieder bepaalde uiterste tijdstip;

v) de maximale uitvoeringstermijn voor de te verstrekken betalingsdiensten;

vi) de geschatte tijd voor de ontvangst van de geldmiddelen afkomstig van overmakingen door de buiten de Unie gevestigde betalingsdienstaanbieder van de begunstigde;

vii) de vermelding of de mogelijkheid bestaat uitgavenlimieten voor het gebruik van het betaalinstrument overeenkomstig artikel 51, lid 1, overeen te komen;

viii) bij betaalinstrumenten op basis van een kaart met co-badging, de rechten van de betalingsdienstgebruiker uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EU) 2015/751;

c) over de kosten, rentevoet en wisselkoers:

i) alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan de betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn, waaronder de kosten die gerelateerd zijn aan de wijze waarop en de frequentie waarmee uit hoofde van deze verordening gegevens worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld, en, waar van toepassing, een uitsplitsing van de bedragen van die kosten;

ii) alle eventuele kosten voor opnames van binnenlandse geldautomaten die door betalingsdienstgebruikers aan hun betalingsdienstaanbieder moeten worden betaald aan een geldautomaat van:

1) hun betalingsdienstaanbieder;

2) een betalingsdienstaanbieder die tot hetzelfde netwerk van geldautomaten behoort als de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker;

3) een betalingsdienstaanbieder die deel uitmaakt van een netwerk van geldautomaten waarmee de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker een contractuele relatie heeft;

4) een aanbieder van geldautomaten die geen betaalrekeningen beheert bij het aanbieden van diensten voor het opnemen van contanten;

iii) voor zover van toepassing, de toe te passen rentevoet en wisselkoers, of, bij gebruik van de referentierentevoet en -wisselkoers, de wijze van berekening van de feitelijke interesten en de relevante datum en de index of basis voor de vaststelling van die referentierentevoet of -wisselkoers;

iv) indien overeengekomen, de onmiddellijke toepassing van wijzigingen in de referentierentevoet of -wisselkoers en de informatievereisten met betrekking tot de wijzigingen overeenkomstig artikel 22, lid 3;

v) in voorkomend geval, de geraamde kosten voor valutaomrekeningsdiensten met betrekking tot een overmaking, uitgedrukt als een procentuele opslag ten opzichte van de recentste beschikbare toepasselijke wisselkoers die door de betrokken centrale bank is uitgegeven;

d) met betrekking tot de communicatie:

i) voor zover van toepassing, de communicatiemiddelen, met inbegrip van de technische eisen voor de apparatuur en software van de betalingsdienstgebruiker, zoals overeengekomen tussen de partijen voor de mededeling van informatie en kennisgevingen overeenkomstig deze verordening;

ii) de wijze waarop en de frequentie waarmee informatie krachtens deze verordening moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld;

iii) de taal of talen waarin de raamovereenkomst wordt gesloten en waarin de communicatie gedurende de looptijd van die contractuele betrekking plaatsvindt;

iv) een vermelding dat de betalingsdienstgebruiker het recht heeft de contractuele voorwaarden van de raamovereenkomst en informatie en voorwaarden overeenkomstig artikel 21 te ontvangen;

e) met betrekking tot beschermende en corrigerende maatregelen:

i) voor zover van toepassing, een beschrijving van de maatregelen die de betalingsdienstgebruiker moet nemen om de veilige bewaring van een betaalinstrument te waarborgen alsook de wijze waarop de betalingsdienstaanbieder in kennis moet worden gesteld voor de toepassing van artikel 52, punt b);

ii) de beveiligde procedure volgens welke de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker in kennis stelt van een vermoede of daadwerkelijke fraude en van beveiligingsdreigingen;

iii) indien overeengekomen, de voorwaarden waaronder de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehoudt het gebruik van een betaalinstrument te blokkeren overeenkomstig artikel 51;

iv) informatie over de aansprakelijkheid van de betaler overeenkomstig artikel 57, lid 5, artikel 59, lid 3, en artikel 60, met inbegrip van informatie over het desbetreffende bedrag;

v) op welke wijze en binnen welke termijn de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder en de politie in kennis moet stellen van impersonatiefraude als bedoeld in artikel 59of van een niet-toegestane of onjuist geïnitieerde of uitgevoerde betalingstransactie of van een toegestane overmaking die is verricht na een onjuiste toepassing van de naam en de matchingverificatiedienst van de unieke identificator of impersonatiefraude, overeenkomstig artikel 54;

vi) informatie over de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties overeenkomstig artikel 56, voor de onjuiste toepassing van de naam en de matchingverificatiedienst van de unieke identificator overeenkomstig artikel 57, en voor impersonatiefraude overeenkomstig artikel 59;

vii) informatie over de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de initiëring of uitvoering van betalingstransacties overeenkomstig de artikelen 75 en 76;

viii) de voorwaarden voor terugbetaling overeenkomstig de artikelen 62 en 63;

f) met betrekking tot wijzigingen in en de beëindiging van de raamovereenkomst:

i) indien overeengekomen, de informatie dat de betalingsdienstgebruiker geacht wordt overeenkomstig artikel 22 wijzigingen in de voorwaarden te hebben aanvaard tenzij de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat de wijzigingen niet worden aanvaard;

ii) de looptijd van de raamovereenkomst;

iii) een vermelding dat de betalingsdienstgebruiker het recht heeft een raamovereenkomst te beëindigen en alle afspraken met betrekking tot beëindiging overeenkomstig artikel 22, lid 1, en artikel 23;

g) met betrekking tot rechtsmiddelen:

i) de contractuele bepalingen inzake het op de raamovereenkomst toepasselijke recht of inzake de bevoegde rechter;

ii) de procedures voor alternatieve geschillenbeslechting waarover de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig de artikelen 90, 94 en 95 beschikt.

Artikel 21

Toegang tot informatie en tot de voorwaarden van de
raamovereenkomst

Gedurende de contractuele relatie heeft de betalingsdienstgebruiker te allen tijde het recht de contractuele voorwaarden van de raamovereenkomst, en de in artikel 20 bedoelde informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager te vragen.

Artikel 22

Wijzigingen in de voorwaarden van de raamovereenkomst

1. De betalingsdienstaanbieder stelt wijzigingen in de raamovereenkomst of in de in artikel 20 bedoelde informatie en voorwaarden voor op dezelfde wijze als bepaald in artikel 19, lid 1, en uiterlijk twee maanden vóór de voorgestelde toepassingsdatum. De betalingsdienstgebruiker kan de wijzigingen vóór de beoogde datum van inwerkingtreding aanvaarden of verwerpen.

2. Voor zover van toepassing overeenkomstig artikel 20, punt f), i), deelt de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker mee dat hij wordt geacht die wijzigingen te hebben aanvaard indien de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder niet vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding ervan in kennis stelt dat zij niet worden aanvaard. De betalingsdienstaanbieder stelt de betalingsdienstgebruiker er ook van in kennis dat indien de betalingsdienstgebruiker deze wijzigingen verwerpt, de betalingsdienstgebruiker het recht heeft de raamovereenkomst kosteloos en met ingang van elk moment tot de datum waarop de wijziging van toepassing zou worden, te beëindigen.

3. Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers kunnen door de betalingsdienstaanbieder met onmiddellijke ingang zonder kennisgeving worden toegepast, mits het recht daartoe in de raamovereenkomst is overeengekomen en de wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers gebaseerd zijn op de overeenkomstig artikel 20, punt c), iii) en iv), overeengekomen referentierentevoet of -wisselkoers. De betalingsdienstgebruiker wordt zo spoedig mogelijk door de betalingsdienstaanbieder in kennis gesteld van elke wijziging in de rentevoet op dezelfde wijze als in artikel 19, lid 1, is bepaald, tenzij door de partijen is overeengekomen dat de informatie met een specifieke frequentie of op een specifieke wijze moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld. Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers die ten gunste van de betalingsdienstgebruiker uitvallen, kunnen zonder kennisgeving door de betalingsdienstaanbieder worden toegepast.

4. Wijzigingen in de bij betalingstransacties gebruikte rentevoet of wisselkoers worden door de betalingsdienstaanbieder uitgevoerd en berekend op een neutrale wijze die betalingsdienstgebruikers niet discrimineert.

Artikel 23

Beëindiging

1. De betalingsdienstgebruiker kan de raamovereenkomst te allen tijde beëindigen tenzij door de partijen een opzegtermijn is overeengekomen. Die termijn mag niet langer zijn dan een maand.

2. De raamovereenkomst kan door de betalingsdienstgebruiker kosteloos worden beëindigd, behalve wanneer de overeenkomst gedurende minder dan zes maanden in werking is geweest. Eventuele voor beëindiging van de raamovereenkomst aan te rekenen kosten zijn passend en in overeenstemming met de feitelijke kosten. Wanneer betalingsdiensten uit hoofde van de raamovereenkomst samen met technische diensten ter ondersteuning van het aanbieden van betalingsdiensten worden aangeboden en worden verleend door de betalingsdienstaanbieder of door een derde partij waarmee de betalingsdienstaanbieder een partnerschap heeft gesloten, moeten die technische diensten onderworpen zijn aan dezelfde vereisten van de raamovereenkomst inzake beëindigingsvergoedingen.

3. Indien zulks in de raamovereenkomst is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder een voor onbepaalde duur gesloten raamovereenkomst beëindigen door op de wijze als bepaald in artikel 19, lid 1, een opzegtermijn van ten minste twee maanden in acht te nemen.

4. Op gezette tijden aangerekende kosten voor betalingsdiensten zijn slechts naar evenredigheid verschuldigd door de betalingsdienstgebruiker tot de beëindiging van de overeenkomst. Indien deze kosten vooraf worden betaald, worden die kosten naar evenredigheid terugbetaald door de betalingsdienstaanbieder.

5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende het recht van de partijen om de raamovereenkomst onafdwingbaar of nietig te verklaren.

6. De lidstaten kunnen in gunstiger bepalingen inzake beëindiging voor de betalingsdienstgebruikers voorzien.

7. De lidstaten stellen de Commissie [PB: gelieve de datum in te voegen = toepassingsdatum van deze verordening] in kennis van de bepalingen van hun wetgeving die zij krachtens lid 6 hebben vastgesteld. Zij delen elke eventuele latere wijziging van deze bepalingen onverwijld mee.

Artikel 24

Vóór de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie te verstrekken informatie

In geval van een door de betaler uit hoofde van een raamovereenkomst geïnitieerde afzonderlijke betalingstransactie, verstrekt een betalingsdienstaanbieder op verzoek van de betaler voor deze specifieke betalingstransactie expliciete informatie over alle volgende elementen:

a) de maximale uitvoeringstermijn;

b) de door de betaler verschuldigde kosten;

c) voor zover van toepassing, een uitsplitsing van de bedragen van eventuele kosten.

Artikel 25

Informatie aan de betaler over afzonderlijke betalingstransacties

1. Nadat het bedrag van een afzonderlijke betalingstransactie van de rekening van de betaler is gedebiteerd of, indien de betaler geen betaalrekening gebruikt, na de ontvangst van de betalingsopdracht, verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de betaler op de wijze als bepaald in artikel 19, lid 1, de betaler onverwijld alle volgende informatie:

a) een referentie aan de hand waarvan de betaler elke betalingstransactie kan identificeren en de informatie die nodig is om de begunstigde ondubbelzinnig te identificeren, met inbegrip van de handelsnaam van de begunstigde;

b) het bedrag van de betalingstransactie in de valuta waarin de betaalrekening van de betaler wordt gedebiteerd of in de voor de betalingsopdracht gebruikte valuta;

c) het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten, ofwel de aan de betaler aan te rekenen interest;

d) voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel;

e) de valutadatum van de debitering of de datum van ontvangst van de betalingsopdracht.

2. Een raamovereenkomst omvat de voorwaarde dat de betaler kan verlangen dat de in lid 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand kosteloos moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld op de overeengekomen wijze die de begunstigde de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren.

3. De lidstaten mogen voorschrijven dat de betalingsdienstaanbieder ten minste eenmaal per maand kosteloos informatie op papier of op een andere duurzame drager verstrekt.

4. De lidstaten stellen de Commissie [PB: gelieve de datum in te voegen = toepassingsdatum van deze verordening] in kennis van de bepalingen van hun wetgeving die zij krachtens lid 3 hebben vastgesteld. Zij delen elke eventuele latere wijziging van deze bepalingen onverwijld mee.

Artikel 26

Informatie aan de begunstigde over afzonderlijke betalingstransacties

1. Na de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde op de wijze als bepaald in artikel 19, lid 1, de begunstigde onverwijld alle volgende informatie:

a) een referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;

b) het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de rekening van de begunstigde wordt gecrediteerd;

c) het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten, en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten, of de aan de begunstigde aan te rekenen interesten;

d) voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;

e) de valutadatum van de creditering.

2. Een raamovereenkomst kan de voorwaarde omvatten dat de in lid 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld op de overeengekomen wijze die de begunstigde de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren.

3. De lidstaten mogen voorschrijven dat de betalingsdienstaanbieder ten minste eenmaal per maand kosteloos informatie op papier of op een andere duurzame drager verstrekt.

4. De lidstaten stellen de Commissie [PB: gelieve de datum in te voegen = toepassingsdatum van deze verordening] in kennis van de bepalingen van hun wetgeving die zij krachtens lid 3 hebben vastgesteld. Zij delen elke eventuele latere wijziging van deze bepalingen onverwijld mee.


TITEL III

RECHTEN EN PLICHTEN MET BETREKKING TOT DE AANBIEDING EN HET GEBRUIK VAN BETALINGSDIENSTEN

HOOFDSTUK 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 27

Toepassingsgebied

1. Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, kunnen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder overeenkomen dat artikel 28, lid 1, artikel 49, lid 7, en de artikelen 55, 60, 62, 63, 66, 75 en 76 geheel of deels niet van toepassing zijn. De betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder kunnen ook andere termijnen overeenkomen dan die welke zijn gesteld bij artikel 54.

2. De lidstaten kunnen bepalen dat artikel 95 niet van toepassing is wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is.

3. De lidstaten kunnen bepalen dat de bepalingen van deze titel op dezelfde wijze op micro-ondernemingen worden toegepast als op consumenten.

4. De lidstaten stellen de Commissie [PB: gelieve de datum in te voegen = toepassingsdatum van deze verordening] in kennis van de bepalingen van hun wetgeving die zij krachtens de leden 2 en 3 hebben vastgesteld. Zij delen elke eventuele latere wijziging van deze bepalingen onverwijld mee.

Artikel 28

Toepasselijke kosten

1. De betalingsdienstaanbieder rekent de betalingsdienstgebruiker geen kosten aan voor het vervullen van zijn informatieverplichtingen of de toepassing van corrigerende of preventieve maatregelen uit hoofde van deze titel, tenzij in artikel 65, lid 1, artikel 66, lid 5, of artikel 74, lid 4, anders is bepaald. De aan te rekenen kosten worden overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder; zij zijn redelijk en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder feitelijk heeft gemaakt.

2. Voor betalingstransacties die binnen de Unie worden verricht, waarbij de betalingsdienstaanbieders van zowel de betaler als de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich binnen de Unie bevinden, moeten de begunstigde en de betaler elk voor zich de kosten betalen die hun respectieve betalingsdienstaanbieder in rekening brengt.

3. De begunstigde rekent geen kosten aan voor het gebruik van betaalinstrumenten waarvoor afwikkelingsvergoedingen zijn gereguleerd uit hoofde van hoofdstuk II van Verordening (EU) 2015/751, noch voor overmakingen, met inbegrip van instantovermakingen, en automatische afschrijvingen binnen de Unie.

4. De lidstaten mogen het verbod op of de beperking van het recht van de begunstigde om een vergoeding te vragen voor het gebruik van andere dan de in lid 3 bedoelde betaalinstrumenten uitbreiden, rekening houdend met de noodzaak mededinging aan te moedigen en het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten te stimuleren.

5. Onverminderd de leden 3 en 4 en voor instrumenten die niet onder die leden vallen, belet de betalingsdienstaanbieder niet dat de begunstigde aan de betaler een vergoeding vraagt, een korting aanbiedt of er anderszins op aanstuurt dat de betaler een bepaald betaalinstrument gebruikt. De eventueel in rekening gebrachte kosten liggen niet hoger dan de directe kosten die de begunstigde zelf voor het gebruik van het specifieke betaalinstrument maakt.

6. De lidstaten stellen de Commissie [PB: gelieve de datum in te voegen = toepassingsdatum van deze verordening] in kennis van de bepalingen van hun wetgeving die zij krachtens lid 4 hebben vastgesteld. Zij delen elke eventuele latere wijziging van deze bepalingen onverwijld mee.

Artikel 29

Afwijking voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en elektronisch
geld

1. Met betrekking tot betaalinstrumenten die overeenkomstig de raamovereenkomst uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 50 EUR, met een uitgavenlimiet van 200 EUR of waarop maximaal een bedrag van 200 EUR tegelijk kan worden opgeslagen, kunnen betalingsdienstaanbieders met hun betalingsdienstgebruikers overeenkomen als volgt:

a) artikel 52, punt b), artikel 53, lid 1, punten c) en d), en artikel 60, lid 4, zijn niet van toepassing indien het betaalinstrument niet kan worden geblokkeerd of het verdere gebruik ervan niet kan worden voorkomen;

b) de artikelen 55 en 56 en artikel 60, leden 1 en 4, zijn niet van toepassing indien het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of de betalingsdienstaanbieder om andere met het betaalinstrument verband houdende redenen niet het bewijs kan leveren dat de betalingstransactie was toegestaan;

c) in afwijking van artikel 65, lid 1, is de betalingsdienstaanbieder niet verplicht de betalingsdienstgebruiker in kennis te stellen van de weigering van een betalingsopdracht als uit de context duidelijk blijkt dat de opdracht niet is uitgevoerd;

d) in afwijking van artikel 66 herroept de betaler de betalingsopdracht niet nadat hij de betalingsopdracht heeft doorgegeven of de betalingstransactie aan de begunstigde heeft toegestaan;

e) in afwijking van de artikelen 69 en 70 worden andere uitvoeringstermijnen toegepast.

2. De artikelen 56 en 60 zijn ook van toepassing op elektronisch geld, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler niet de mogelijkheid heeft de rekening waarop het elektronisch geld is opgeslagen, te bevriezen of het betaalinstrument te blokkeren. De lidstaten kunnen deze afwijking beperken tot betaalrekeningen waarop het elektronisch geld is opgeslagen, of tot betaalinstrumenten met een bepaalde waarde.

3. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de toepassingsdatum van deze verordening in kennis van de bepalingen van hun wetgeving die zij overeenkomstig lid 2 hebben vastgesteld. Zij delen elke eventuele latere wijziging van deze bepalingen onverwijld mee.

Artikel 30

Uitgifte en terugbetaalbaarheid van elektronisch geld

1. Uitgevers van elektronisch geld geven elektronisch geld uit tegen de nominale waarde, in ruil voor ontvangen geld.

2. Op verzoek van de houder van het elektronisch geld betaalt de uitgever van het elektronisch geld te allen tijde de nominale monetaire waarde van het aangehouden elektronisch geld terug.

3. De terugbetalingsvoorwaarden, met inbegrip van eventuele toepasselijke vergoedingen, worden duidelijk en opvallend vermeld in de overeenkomst tussen de uitgever van elektronisch geld en de houder van elektronisch geld, en de houder van het elektronisch geld wordt in kennis gesteld van deze voorwaarden voordat hij wordt gebonden door een overeenkomst of een aanbod.

4. Voor terugbetaling van elektronisch geld kan enkel een vergoeding worden gevraagd indien dit in de overeenkomst is vermeld overeenkomstig lid 3, en enkel in een van de volgende gevallen:

a) wanneer de houder van elektronisch geld verzoekt om terugbetaling vóór de beëindiging van de overeenkomst;

b) wanneer de overeenkomst voorziet in een beëindigingsdatum en de houder van elektronisch geld de overeenkomst vóór die datum beëindigt;

c) indien meer dan een jaar na de beëindiging van de overeenkomst om terugbetaling wordt gevraagd.

Dergelijke vergoeding is evenredig aan en staat in verhouding tot de kosten die de uitgever van elektronisch geld feitelijk heeft gemaakt.

5. Wanneer de houder van elektronisch geld verzoekt om terugbetaling vóór de beëindiging van de overeenkomst, kan hij om de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van het elektronisch geld verzoeken.

6. Wanneer de houder van het elektronisch geld om terugbetaling verzoekt op de datum van beëindiging van de overeenkomst, of tot maximaal één jaar na de beëindiging, neemt de uitgever van het elektronisch geld een van de volgende maatregelen:

a) hij betaalt de totale monetaire waarde van het elektronisch geld terug; of

b) hij betaalt alle door de houder van elektronisch geld gevraagde geldmiddelen terug wanneer de betalingsinstelling een of meer van de in artikel 10, lid 1, punt c), van Richtlijn XXX [PSD3] genoemde activiteiten uitoefent, en het op voorhand niet geweten is welk deel van de geldmiddelen als elektronisch geld moet worden gebruikt door houders van elektronisch geld.

7. Onverminderd de leden 4, 5 en 6, zijn de terugbetalingsrechten van personen die elektronisch geld aanvaarden en die geen consumenten zijn, vastgelegd in een contractueel beding tussen de uitgevers van elektronisch geld en die personen.

8. Een betalingsinstelling die elektronischgelddiensten aanbiedt, verleent de houder van elektronisch geld geen rente of enig ander voordeel in verband met de duur van het bezit van het elektronisch geld.


HOOFDSTUK 2

Toegang tot betalingssystemen en rekeningen bij kredietinstellingen

Artikel 31

Toegang tot betalingssystemen

1. Betaalsysteembeheerders beschikken over objectieve, niet-discriminerende, transparante en evenredige regels voor de toegang tot een betalingssysteem door vergunninghoudende of in het register ingeschreven betalingsdienstaanbieders die rechtspersonen zijn. Betaalsysteembeheerders belemmeren de toegang tot een betalingssysteem niet meer dan nodig is om zich te beschermen tegen specifieke risico’s, waaronder, in voorkomend geval, het afwikkelingsrisico, operationeel risico, kredietrisico, liquiditeitsrisico en bedrijfsrisico, of niet meer dan nodig is om de financiële en operationele stabiliteit van het betalingssysteem te beschermen.

2. Een betaalsysteembeheerder maakt zijn regels en procedures voor de toelating tot deelname aan dat betalingssysteem en de criteria en methoden die hij hanteert voor de risicobeoordeling van aanvragers van deelname, openbaar.

3. Na ontvangst van een verzoek om deelname van een betalingsdienstaanbieder beoordeelt de betaalsysteemexploitant de relevante risico’s die verbonden zijn aan het verlenen van toegang tot het systeem aan de aanvragende betalingsdienstaanbieder. Een betaalsysteemexploitant weigert alleen deelname aan een aanvragende betalingsdienstaanbieder wanneer de aanvrager risico’s voor het systeem vormt als bedoeld in lid 1. De betaalsysteemexploitant stelt die aanvragende betalingsdienstaanbieder schriftelijk in kennis van het feit of het verzoek om deelname is ingewilligd of geweigerd en motiveert elke weigering volledig.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op betalingssystemen die uitsluitend bestaan uit betalingsdienstaanbieders die tot dezelfde groep behoren.

5. Betaalsysteembeheerders zien ervan af een van de volgende vereisten op te leggen:

a) regels die effectief lidmaatschap van andere betalingssystemen belemmeren;

b) regels die bepaalde vergunninghoudende betalingsdienstaanbieders of bepaalde in het register ingeschreven betalingsdienstaanbieders discrimineren wat de rechten, plichten en aanspraken van leden betreft;

c) beperkingen op grond van de institutionele status.

6. Een deelnemer aan een betalingssysteem dat een vergunninghoudende of in het register ingeschreven betalingsdienstaanbieder die niet een deelnemer aan het betalingssysteem is, toelaat via dat betalingssysteem overboekingsopdrachten door te geven, biedt andere vergunninghoudende of in het register ingeschreven betalingsdienstaanbieders op objectieve, evenredige, transparante en niet-discriminerende wijze dezelfde mogelijkheid. In geval van afwijzing van een dergelijk verzoek verstrekt de deelnemer aan een betalingssysteem aan elke verzoekende betalingsdienstaanbieder een volledige opgave van redenen voor deze afwijzing.

7. Voor betalingssystemen die niet onder oversight van het Eurosysteem vallen, krachtens Verordening (EU) nr. 795/2014, wijzen de lidstaten een bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het oversight op betalingssystemen om de handhaving van de leden 1 2, 3, 5 en 6 door betalingssystemen die onder hun nationale recht vallen, te waarborgen.


Artikel 32

Verstrekking door kredietinstellingen van betaalrekeningen aan betalingsinstellingen

1. Een kredietinstelling weigert slechts een betaalrekening voor een betalingsinstelling te openen of sluit deze alleen voor haar agenten of distributeurs of voor een aanvrager van een vergunning als betalingsinstelling in de volgende gevallen:

a) de kredietinstelling heeft ernstige redenen om te vermoeden dat de aanvrager gebrekkig toezicht op het witwassen van geld of de financiering van terrorisme uitoefent of dat de aanvrager of zijn cliënten illegale activiteiten verrichten;

b) er is sprake of sprake geweest van een contractbreuk door de aanvrager voor een rekening;

c) van de aanvrager zijn onvoldoende informatie en documenten voor een rekening ontvangen;

d) de aanvrager van een rekening of zijn bedrijfsmodel vertoont een buitensporig risicoprofiel;

e) de aanvrager van een rekening zou onevenredig hoge nalevingskosten voor de kredietinstelling met zich meebrengen.

2. De krachtens lid 1 aan agenten of distributeurs verleende rechten worden uitsluitend verleend voor het aanbieden van betalingsdiensten voor rekening van de betalingsinstelling.

3. Een kredietinstelling stelt de betalingsinstelling, haar agenten of distributeurs, of de aanvrager van een vergunning als betalingsinstelling in kennis van elk besluit om te weigeren een betaalrekening te openen of elk besluit om een betaalrekening te sluiten voor een betalingsinstelling of haar agenten of distributeurs, of voor een aanvrager van een vergunning als betalingsinstelling; zij motiveert dit besluit naar behoren. Een dergelijke motivering moet specifiek zijn voor de risico’s die voortvloeien uit de activiteit of de geplande activiteit van die betalingsinstelling of van haar agenten of distributeurs, zoals beoordeeld door de kredietinstelling, en mag niet algemeen van aard zijn.

4. Een betalingsinstelling of haar agenten of distributeurs, of een aanvrager van een vergunning als betalingsinstelling die het voorwerp uitmaakt van een negatief besluit van een kredietinstelling inzake toegang of van een besluit tot het sluiten van betaalrekeningdiensten, kan beroep aantekenen bij een bevoegde autoriteit.

5. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van het geharmoniseerde formaat en de geharmoniseerde informatie die in de in lid 3 van dit artikel bedoelde kennisgeving en motivering moeten worden opgenomen.

De EBA dient de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea genoemde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.


Hoofdstuk 3

Rekeninginformatiediensten en betalingsinitiatiediensten

Afdeling 1

Algemene beginselen

Artikel 33

Rechten van betalingsdienstgebruikers

1. Betalingsdienstaanbieders beletten betalingsdienstgebruikers niet gebruik te maken van een betalingsinitiatiedienstaanbieder om betalingsinitiatiediensten als bedoeld in punt 6 van bijlage I te verkrijgen. Deze verplichting geldt voor alle door de betalingsdienstgebruiker aangehouden betaalrekeningen die online toegankelijk zijn.

2. Betalingsdienstaanbieders beletten betalingsdienstgebruikers niet gebruik te maken van rekeninginformatiediensten als bedoeld in punt 7 van bijlage I. Deze verplichting geldt voor alle door de betalingsdienstgebruiker aangehouden betaalrekeningen die online toegankelijk zijn.

Artikel 34

Contractuele betrekkingen

1. Het aanbieden van rekeninginformatiediensten en betalingsinitiatiediensten mag door geen enkele partij afhankelijk worden gesteld van het bestaan van een daartoe strekkende contractuele relatie tussen aanbieders van dergelijke diensten en een rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder.

2. Indien een multilaterale contractuele regeling van kracht is en indien dezelfde betaalrekeninggegevens als geregeld bij deze verordening ook beschikbaar zijn in het kader van die multilaterale contractuele regeling, is toegang door rekeninginformatie- en betalingsinitiatiedienstaanbieders tot betaalrekeninggegevens die onder deze verordening vallen altijd mogelijk zonder deel te moeten uitmaken van een dergelijke multilaterale contractuele regeling.


Afdeling 2

Interfaces voor gegevenstoegang voor rekeninginformatiediensten en betalingsinitiatiediensten

Artikel 35

Aanbieding van speciale toegangsinterfaces

1. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders die een betaler een online toegankelijke betaalrekening aanbieden, beschikken over ten minste één speciale interface voor de uitwisseling van gegevens met rekeninginformatie- en betalingsinitiatiedienstaanbieders.

2. Onverminderd de artikelen 38 en 39 zijn rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders die een betaler een online toegankelijke betaalrekening aanbieden en die een speciale interface als bedoeld in lid 1 van dit artikel hebben opgezet, niet verplicht om ook permanent een andere interface als uitwijkmogelijkheid (fall-back) aan te houden met het oog op de uitwisseling van gegevens met rekeninginformatie- en betalingsinitiatiedienstaanbieders.

3. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat hun in lid 1 bedoelde speciale interfaces gebruikmaken van communicatienormen die zijn uitgegeven door Europese of internationale normalisatieorganisaties, waaronder het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) of de Internationale Organisatie voor normalisatie (ISO). Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders zorgen er ook voor dat de technische specificaties van de in lid 1 bedoelde speciale interfaces worden gedocumenteerd, waarbij een stel routines, protocollen en tools wordt aangegeven die betalingsinitiatiedienstaanbieders en rekeninginformatiedienstaanbieders nodig hebben om hun software en toepassingen interoperabel te maken met de systemen van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders stellen de documentatie over de technische specificaties van hun in lid 1 bedoelde speciale interfaces kosteloos en onmiddellijk beschikbaar op verzoek van vergunninghoudende betalingsinitiatiedienstaanbieders, rekeninginformatiedienstaanbieders of betalingsdienstaanbieders die bij hun bevoegde autoriteiten een aanvraag voor de desbetreffende vergunning hebben ingediend, en maken een samenvatting van die documentatie openbaar op hun website.

4. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat, behalve in noodsituaties waarin dit niet mogelijk is, wijzigingen in de technische specificaties van hun in lid 1 bedoelde speciale interface zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden voordat de wijziging wordt doorgevoerd, ter beschikking worden gesteld van vergunninghoudende betalingsinitiatiedienstaanbieders, rekeninginformatiedienstaanbieders of betalingsdienstaanbieders die bij hun bevoegde autoriteiten een aanvraag voor de desbetreffende vergunning hebben ingediend. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders documenteren noodsituaties waarin wijzigingen werden doorgevoerd zonder dergelijke informatie vooraf en stellen de documentatie op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.

5. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders publiceren op hun website kwartaalstatistieken over de beschikbaarheid en prestaties van hun speciale interface. De prestaties van de speciale interfaces worden gemeten aan de hand van het aantal succesvolle verzoeken om rekeninginformatie in verhouding tot het totale aantal verzoeken om rekeninginformatie en aan de hand van het aantal en het transactievolume van de succesvolle betalingsinitiatieverzoeken in verhouding tot het totale aantal en transactievolume van het totale aantal betalingsinitiatieverzoeken.

6. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders stellen een testvoorziening ter beschikking, met inbegrip van ondersteuning, voor aansluiting op de speciale interfaces en functionele tests om vergunninghoudende betalingsinitiatiedienstaanbieders en rekeninginformatiedienstaanbieders, of betalingsdienstaanbieders die de desbetreffende vergunning hebben aangevraagd, in staat te stellen hun software en toepassingen voor het aanbieden van een betalingsdienst aan gebruikers te testen. Via de testvoorziening mogen geen gevoelige betalingsgegevens of andere persoonsgegevens worden gedeeld.

7. In geval van een onverwachte gebeurtenis of fout tijdens het identificatie-, authenticatie- of uitwisselingsproces van de gegevenselementen via de speciale interface, voorziet de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder in kennisgevingsberichten aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder of de rekeninginformatiedienstaanbieder waarin de reden voor de onverwachte gebeurtenis of fout wordt toegelicht.

Artikel 36

Eisen met betrekking tot speciale interfaces voor gegevenstoegang

1. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat de in artikel 35, lid 1, bedoelde speciale interface aan de volgende beveiligings- en prestatievereisten voldoet:

a) de speciale interface zorgt voor het opzetten en onderhouden van communicatiesessies tussen de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, de rekeninginformatiedienstaanbieder, de betalingsinitiatiedienstaanbieder en elke betrokken betalingsdienstgebruiker gedurende de gehele authenticatie van de betalingsdienstgebruiker;

b) de speciale interface waarborgt de integriteit en vertrouwelijkheid van de persoonlijke beveiligingsgegevens en van authenticatiecodes die door of via de betalingsinitiatiedienstaanbieder of de rekeninginformatiedienstaanbieder worden verzonden;

c) de responstijd van de speciale interface op verzoeken om toegang van rekeninginformatiedienstaanbieders en betalingsinitiatiedienstaanbieders mag niet langer zijn dan de responstijd van de interface die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder aan zijn betalingsdienstgebruikers ter beschikking stelt om rechtstreeks online toegang te krijgen tot hun betaalrekening.

2. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat de in artikel 35, lid 1, bedoelde speciale interface zowel rekeninginformatiedienstaanbieders als betalingsinitiatiedienstaanbieders in staat stelt:

a) zich jegens de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder te identificeren;

b) de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder opdracht te geven met de authenticatie te beginnen op basis van de toestemming van de betalingsdienstgebruiker die overeenkomstig artikel 49, lid 2, aan de rekeninginformatiedienstaanbieder of de betalingsinitiatiedienstaanbieders is verleend;

c) op niet-discriminerende wijze gebruik te maken van de door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder toegepaste vrijstellingen van authenticatie;

d) voorafgaand aan de initiëring van de betaling in het geval van betalingsinitiatiedienstaanbieders, de unieke identificator van de rekening, de bijbehorende namen van de rekeninghouder en de valuta’s die beschikbaar zijn voor de betalingsdienstgebruiker te zien.

3. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders stellen rekeninginformatiedienstaanbieders in staat om via de speciale interface veilig te communiceren om informatie over een of meer aangewezen betaalrekeningen en bijbehorende betalingstransacties op te vragen en te ontvangen.

4. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat de speciale interface betalingsinitiatiedienstaanbieders ten minste in staat stelt om:

a) een doorlopende betalingsopdracht of automatische afschrijving te plaatsen en te herroepen;

b) een eenmalige betaling te initiëren;

c) een toekomstige uit te voeren betaling te initiëren en in te trekken;

d) betalingen aan meerdere begunstigden te initiëren;

e) betalingen te initiëren, ongeacht of de begunstigde op de lijst van begunstigden van de betaler staat;

f) veilig te communiceren bij het plaatsen van een betalingsopdracht van de betaalrekening van de betaler en om alle informatie te ontvangen over de initiëring van de betalingstransactie en alle informatie die toegankelijk is voor de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder met betrekking tot de uitvoering van de betalingstransactie;

g) de naam van de rekeninghouder te verifiëren voordat de betaling wordt geïnitieerd en ongeacht of de naam van de rekeninghouder beschikbaar is via de directe interface;

h) een betaling te initiëren met één enkele sterke cliëntauthenticatie, mits de betalingsinitiatiedienstaanbieder de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder alle volgende informatie heeft verstrekt:

i) de unieke identificator van de betaler;

ii) de wettelijke en handelsnaam van de begunstigde en de “unieke identificator”;

iii) een transactiereferentie,

iv) het bedrag en de valuta van de betaling, op basis waarvan de enkele sterke cliëntauthenticatie wordt geactiveerd.

5. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat de speciale interface aan betalingsinitiatiedienstaanbieders het volgende verstrekt:

a) de onmiddellijke bevestiging, op verzoek, in de vorm van een eenvoudig “ja” of “neen”, op de vraag of het voor de uitvoering van een betaaltransactie vereiste bedrag op de betaalrekening van de betaler beschikbaar is;

b) de bevestiging van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder dat de betaling zal worden uitgevoerd op basis van de informatie waarover de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder beschikt, rekening houdend met reeds bestaande betalingsopdrachten die van invloed kunnen zijn op de volledige uitvoering van de geplaatste betalingsopdracht.

De in punt b) bedoelde informatie wordt niet gedeeld met de betalingsinitiatiedienstaanbieder, maar kan door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder worden gebruikt om de uitvoering van de verrichting te bevestigen.

Artikel 37

Gelijkheid van gegevenstoegang tussen de speciale toegangsinterface en de cliënteninterface

1. Onverminderd artikel 36 zorgen rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders ervoor dat hun in artikel 35, lid 1, bedoelde speciale interface te allen tijde ten minste hetzelfde niveau van beschikbaarheid en prestaties biedt, met inbegrip van technische en IT-ondersteuning, als de interfaces die rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders aan de betalingsdienstgebruiker ter beschikking stellen om rechtstreeks online toegang te krijgen tot zijn betaalrekening.

2. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders verstrekken rekeninginformatiedienstaanbieders ten minste dezelfde informatie van aangewezen betaalrekeningen en daarmee samenhangende transacties die aan de betalingsdienstgebruiker beschikbaar worden gesteld wanneer rechtstreeks om toegang tot de rekeninginformatie wordt gevraagd, op voorwaarde dat deze informatie geen gevoelige betalingsgegevens bevat.

3. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders verstrekken betalingsinitiatiedienstaanbieders ten minste dezelfde informatie over de initiëring en uitvoering van de betalingstransactie die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld wanneer de transactie rechtstreeks door de betalingsdienstgebruiker wordt geïnitieerd. Die informatie wordt onmiddellijk na ontvangst van de betalingsopdracht en doorlopend verstrekt totdat de betaling definitief is.

Artikel 38

Uitwijkvoorzieningen voor een onbeschikbare speciale interface

1. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders nemen alle maatregelen waarover zij beschikken om te voorkomen dat de speciale interface onbeschikbaar is. Er wordt aangenomen dat er sprake is van onbeschikbaarheid wanneer vijf opeenvolgende verzoeken om toegang tot informatie voor het verlenen van betalingsinitiatiediensten of rekeninginformatiediensten binnen dertig seconden geen antwoord van de speciale interface van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder ontvangen.

2. Indien de speciale interface onbeschikbaar is, stellen rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders de betalingsdienstaanbieders die gebruikmaken van de speciale interface in kennis van de maatregelen die zijn genomen om de interface te herstellen en van de tijd die naar schatting nodig is om het probleem op te lossen. Tijdens de periode van onbeschikbaarheid bieden rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders aan rekeninginformatie- en betalingsinitiatiedienstaanbieders onverwijld een doeltreffende alternatieve oplossing aan, zoals het gebruik van de interface die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder gebruikt voor de authenticatie van en communicatie met zijn gebruikers, om toegang te krijgen tot betaalrekeninggegevens.

3. Indien de speciale interface onbeschikbaar is en de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder geen snelle en doeltreffende alternatieve oplossing als bedoeld in lid 2 heeft aangeboden, kunnen betalingsinitiatiedienstaanbieders of rekeninginformatiedienstaanbieders hun bevoegde autoriteit verzoeken, met overlegging van alle nodige informatie en bewijzen, hen toe te staan de interface te gebruiken die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder gebruikt voor de authenticatie van en communicatie met zijn gebruikers voor toegang tot betaalrekeninggegevens.

4. Op basis van het in lid 3 bedoelde verzoek kan de bevoegde autoriteit voor een in de tijd beperkte periode totdat de speciale interface weer beschikbaar is, alle betalingsinitiatiedienstaanbieders en rekeninginformatiedienstaanbieders machtigen zich toegang te verschaffen tot betaalrekeninggegevens via een interface die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder gebruikt voor de authenticatie van en communicatie met zijn gebruikers. De bevoegde autoriteit stelt de verzoekende rekeninginformatiedienstaanbieder of betalingsinitiatiedienstaanbieder in kennis van haar besluit en maakt het openbaar op haar website. De bevoegde autoriteit draagt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder op de volledige werking van de speciale interface te herstellen vóór het verstrijken van de tijdelijke machtiging.

5. De bevoegde autoriteit neemt onverwijld een besluit over elk uit hoofde van lid 3 ingediend verzoek. Zolang de bevoegde autoriteit geen besluit over het verzoek heeft genomen, kan de verzoekende betalingsinitiatiedienstaanbieder of rekeninginformatiedienstaanbieder bij wijze van uitzondering toegang krijgen tot betaalrekeninggegevens via een interface die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder gebruikt voor de authenticatie van en communicatie met zijn gebruikers. De verzoekende betalingsinitiatiedienstaanbieder of rekeninginformatiedienstaanbieder staakt dit wanneer de speciale interface weer beschikbaar is of wanneer de bevoegde autoriteit een besluit neemt om een dergelijk gebruik niet toe te staan, als dat eerder is.

6. In gevallen waarin rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders verplicht zijn rekeninginformatiedienstaanbieders of betalingsinitiatiedienstaanbieders toegang te verlenen tot de interface die rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders gebruiken voor de authenticatie van en communicatie met hun gebruikers, stellen rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders onmiddellijk alle technische specificaties ter beschikking die rekeninginformatiedienstaanbieders of betalingsinitiatiedienstaanbieders nodig hebben om op adequate wijze verbinding te maken met de interface die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder gebruikt voor de authenticatie van en communicatie met zijn gebruikers.

7. Wanneer zij zich toegang verschaffen tot de interface die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder gebruikt voor de authenticatie van en communicatie met zijn gebruikers, voldoen de rekeninginformatiedienstaanbieders of betalingsinitiatiedienstaanbieders aan alle vereisten van artikel 45, lid 2. Met name moeten rekeninginformatiedienstaanbieders of betalingsinitiatiedienstaanbieders zich altijd naar behoren identificeren bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder.

Artikel 39

Afwijking van het aanbieden van een speciale interface voor gegevenstoegang

1. In afwijking van artikel 35, lid 1, kan de bevoegde autoriteit op verzoek van een rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de verzoekende rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder vrijstellen van de verplichting om over een speciale interface te beschikken en de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder toestaan hetzij een van de interfaces die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder gebruikt voor de authenticatie van en communicatie met zijn betalingsdienstgebruikers aan te bieden als interface voor veilige gegevensuitwisseling, hetzij, indien gerechtvaardigd, helemaal geen interface voor veilige gegevensuitwisseling aan te bieden.

2. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin de criteria worden gespecificeerd op basis waarvan een rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder overeenkomstig lid 1 kan worden vrijgesteld van de verplichting om over een speciale interface te beschikken en toelating kan krijgen om hetzij de interface die hij aan zijn betalingsdienstgebruiker ter beschikking stelt om online toegang te krijgen tot zijn betaalrekeningen aan te bieden als interface voor veilige gegevensuitwisseling met rekeninginformatiedienstaanbieders en betalingsinitiatiedienstaanbieders, hetzij, in voorkomend geval, helemaal geen interface te hebben voor een veilige gegevensuitwisseling.

De EBA dient de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea genoemde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

 


Afdeling 3

Rechten en plichten van rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders

Artikel 40

Verplichtingen van rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders met betrekking tot betalingsinitiatiediensten

De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder verricht de volgende handelingen om het recht van de betaler op het gebruik van de betalingsinitiatiedienst te waarborgen:

a) veilig communiceren met betalingsinitiatiedienstaanbieders;

b) onmiddellijk na ontvangst van de betalingsopdracht van een betalingsinitiatiedienstaanbieder alle informatie over de initiëring van de betalingstransactie, alsmede alle informatie die toegankelijk is voor de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder met betrekking tot de uitvoering van de betalingstransactie aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder verstrekken of ter beschikking stellen;

c) betalingsopdrachten die via de diensten van een betalingsinitiatiedienstaanbieder worden doorgegeven, behandelen alsof deze betalingsopdrachten rechtstreeks door de betaler of de begunstigde worden doorgegeven, met name wat betreft timing, prioriteit of kosten.

Voor de toepassing van punt b) zorgt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder ervoor dat, indien de in dat punt bedoelde informatie geheel of gedeeltelijk niet onmiddellijk na ontvangst van de betalingsopdracht beschikbaar is, alle informatie over de uitvoering van de betalingsopdracht aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder ter beschikking wordt gesteld onmiddellijk nadat die informatie voor de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder beschikbaar is geworden.

Artikel 41

Verplichtingen van rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders met betrekking tot rekeninginformatiediensten

1. De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder verricht de volgende handelingen om het recht van de betalingsdienstgebruiker op het gebruik van de rekeninginformatiedienst te waarborgen:

a) veilig communiceren met de rekeninginformatiedienstaanbieder;

b) verzoeken om gegevens die via de diensten van een rekeninginformatiedienstaanbieder worden verzonden, behandelen alsof de gegevens door de betalingsdienstgebruiker zijn opgevraagd via de interface die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder aan zijn betalingsdienstgebruikers ter beschikking stelt om rechtstreeks toegang te krijgen tot hun betaalrekening.

2. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders staan rekeninginformatiedienstaanbieders toe toegang te krijgen tot informatie van aangewezen betaalrekeningen en daarmee verband houdende betalingstransacties die door rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders wordt bijgehouden om de rekeninginformatiedienst uit te voeren, ongeacht of de betalingsdienstgebruiker deze informatie al dan niet actief opvraagt.

Artikel 42

Beperking van de toegang tot betaalrekeningen voor rekeninginformatiedienstaanbieders en betalingsinitiatiedienstaanbieders

1. Een rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder kan een rekeninginformatiedienstaanbieder of een betalingsinitiatiedienstaanbieder om objectief gerechtvaardigde en naar behoren gestaafde redenen de toegang tot een betaalrekening ontzeggen. Deze redenen hebben betrekking op de in artikel 49, lid 3, bedoelde niet-toegestane toegang of op frauduleuze toegang tot de betaalrekening voor die rekeninginformatiedienstaanbieder of die betalingsinitiatiedienstaanbieder, met inbegrip van de niet-toegestane of frauduleuze initiëring van een betalingstransactie. In dergelijke gevallen informeert de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker over de ontzegging van toegang tot de betaalrekening en deelt hij de redenen daarvoor mee. Indien mogelijk wordt deze informatie aan de betalingsdienstgebruiker meegedeeld voordat de toegang wordt ontzegd, en ten laatste onmiddellijk daarna, tenzij het verstrekken van die informatie objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of krachtens ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht verboden is.

2. In de in lid 1 genoemde gevallen meldt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder het incident betreffende de rekeninginformatiedienstaanbieder of de betalingsinitiatiedienstaanbieder onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit. Daarbij moeten de relevante gegevens van de zaak worden vermeld, en de redenen voor het nemen van stappen. De bevoegde autoriteit beoordeelt de zaak en neemt, indien noodzakelijk, passende maatregelen.

Artikel 43

Beheer van gegevenstoegang door betalingsdienstgebruikers

1. De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder verstrekt de betalingsdienstgebruiker een in zijn gebruikersinterface geïntegreerd dashboard voor het monitoren en beheren van de toestemmingen die de betalingsdienstgebruiker heeft verleend ten behoeve van rekeninginformatiediensten of betalingsinitiatiediensten met betrekking tot meervoudige of terugkerende betalingen.

2. Het dashboard moet:

a) de betalingsdienstgebruiker een overzicht geven van elke lopende toestemming die wordt verleend ten behoeve van rekeninginformatiediensten of betalingsinitiatiediensten, met inbegrip van:

i) de naam van de rekeninginformatiedienstaanbieder of de betalingsinitiatiedienstaanbieder waaraan toegang is verleend;

ii) de cliëntenrekening waartoe toegang is verleend;

iii) het doel van de toestemming;

iv) de geldigheidsduur van de toestemming;

v) de categorieën gegevens die worden gedeeld.

b) de betalingsdienstgebruiker in staat stellen de toegang tot gegevens voor een bepaalde rekeninginformatie- of betalingsinitiatiedienstaanbieder in te trekken;

c) de betalingsdienstgebruiker in staat stellen de ingetrokken gegevenstoegang te herstellen;

d) een historiek opnemen van toestemmingen voor gegevenstoegang die zijn ingetrokken of verlopen, gedurende een periode van twee jaar.

3. De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder zorgt ervoor dat het dashboard gemakkelijk te vinden is in zijn gebruikersinterface en dat de informatie op het dashboard duidelijk, nauwkeurig en gemakkelijk te begrijpen is voor de betalingsdienstgebruiker.

4. De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder en de rekeninginformatie- of betalingsinitiatiedienstaanbieder waaraan toestemming is verleend, werken samen om via het dashboard in real time informatie ter beschikking van de betalingsdienstgebruiker te stellen. Voor de toepassing van lid 2, punten a), b), c) en e) geldt:

a) de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder stelt de rekeninginformatie- of betalingsinitiatiedienstaanbieder in real time in kennis van wijzigingen die een betalingsdienstgebruiker via het dashboard in een toestemming met betrekking tot die aanbieder heeft aangebracht;

b) een rekeninginformatie- of betalingsinitiatiedienstaanbieder stelt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder in real time in kennis van een nieuwe door een betalingsdienstgebruiker verleende toestemming voor een door die rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder aangeboden betaalrekening, met inbegrip van:

i) het doel van de door de betalingsdienstgebruiker verleende toestemming;

ii) de geldigheidsduur van de toestemming;

iii) de betrokken categorieën gegevens.

Artikel 44

Verboden belemmeringen voor de toegang tot gegevens

1. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat hun speciale interface geen belemmeringen opwerpt voor het aanbieden van betalingsinitiatie- en rekeninginformatiediensten.

Verboden belemmeringen zijn onder meer:

a) voorkomen dat betalingsinitiatiedienstaanbieders of rekeninginformatiedienstaanbieders gebruikmaken van de door rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders aan hun betalingsdienstgebruikers verstrekte beveiligingsgegevens;

b) eisen dat de betalingsdienstgebruikers hun unieke identificator handmatig invoeren in het domein van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder om gebruik te kunnen maken van rekeninginformatie- of betalingsinitiatiediensten;

c) aanvullende controles eisen van de toestemming die de betalingsdienstgebruikers aan een betalingsinitiatiedienstaanbieder of een rekeninginformatiedienstaanbieder hebben verleend;

d) aanvullende registraties eisen van betalingsinitiatie- en rekeninginformatiedienstaanbieders om toegang te kunnen krijgen tot de betaalrekening van de betalingsdienstgebruiker of de speciale interface;

e) eisen dat betalingsinitiatie- en rekeninginformatiedienstaanbieders hun contactgegevens vooraf registreren bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, tenzij dit onontbeerlijk is om de uitwisseling van informatie tussen rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders en betalingsinitiatie- en rekeninginformatiedienstaanbieders te vergemakkelijken, met name in verband met de actualisering van het in artikel 43 bedoelde dashboard;

f) de mogelijkheid voor een betalingsdienstgebruiker om betalingen via een betalingsinitiatiedienstaanbieder te initiëren beperken tot begunstigden die op de lijst van begunstigden van de betaler staan;

g) het initiëren van betalingen beperken tot of op basis van binnenlandse unieke identificatoren;

h) eisen dat sterke cliëntauthenticatie vaker wordt toegepast dan de sterke cliëntauthenticatie zoals vereist door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder wanneer de betalingsdienstgebruiker rechtstreeks toegang heeft tot zijn betaalrekening of een betaling initieert bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder;

i) een speciale interface aanbieden die niet alle authenticatieprocedures ondersteunt die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder aan zijn betalingsdienstgebruiker ter beschikking stelt;

j) een rekeninginformatie- of betalingsinitiatietraject opleggen, in een benadering met “doorgeleiding” of “ontkoppeling”, waarbij de authenticatie van de betalingsdienstgebruiker bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder extra stappen of vereiste handelingen tijdens het gebruikerstraject toevoegt ten opzichte van de gelijkwaardige authenticatieprocedure die aan betalingsdienstgebruikers wordt aangeboden wanneer zij rechtstreeks toegang krijgen tot hun betaalrekeningen of een betaling initiëren bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder;

k) eisen dat de gebruiker in het stadium van de authenticatie automatisch wordt doorgeleid naar het webadres van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder wanneer dit de enige methode is om de authenticatie van de betalingsdienstgebruiker uit te voeren die door een rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder wordt ondersteund;

l) twee sterke cliëntauthenticaties eisen in een traject van een loutere betalingsinitiatiedienst waarbij de betalingsinitiatiedienstaanbieder aan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder alle informatie verstrekt die nodig is om de betaling te initiëren, namelijk één sterke cliëntauthenticatie voor de ja/nee-bevestiging en een tweede sterke cliëntauthenticatie voor betalingsinitiatie.

2. Voor de activiteiten van betalingsinitiatiediensten en rekeninginformatiediensten vormen de naam en het rekeningnummer van de rekeninghouder geen gevoelige betalingsgegevens.


Afdeling 4

Rechten en plichten van rekeninginformatiedienstaanbieders en betalingsinitiatiedienstaanbieders

Artikel 45

Gebruik van de cliënteninterface door rekeninginformatiedienstaanbieders en betalingsinitiatiedienstaanbieders

1. Rekeninginformatiedienstaanbieders en betalingsinitiatiedienstaanbieders hebben uitsluitend toegang tot betaalrekeninggegevens via de in artikel 35 bedoelde speciale interface, behalve in de in artikel 38, leden 4 en 5, en artikel 39 bedoelde omstandigheden.

2. Wanneer een rekeninginformatiedienstaanbieder of een betalingsinitiatiedienstaanbieder toegang heeft tot betaalrekeninggegevens via een interface die de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder aan zijn betalingsdienstgebruikers ter beschikking stelt om rechtstreeks toegang te krijgen tot hun betaalrekening, overeenkomstig artikel 38, leden 4, en 5, of indien dat de enige overeenkomstig artikel 39 toegankelijke interface is, doet de rekeninginformatiedienstaanbieder of de betalingsinitiatiedienstaanbieder te allen tijde het volgende:

a) zich jegens de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder identificeren;

b) vertrouwen op de authenticatieprocedures die door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker worden aangeboden;

c) de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat hij geen gegevens (met inbegrip van toegang tot en opslag van gegevens) verwerkt voor andere doeleinden dan het verlenen van de dienst zoals gevraagd door de betalingsdienstgebruiker;

d) de gegevens loggen waartoe hij toegang had via de interface die door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder wordt geëxploiteerd ten behoeve van zijn betalingsdienstgebruikers, en op verzoek en onverwijld de logbestanden aan de bevoegde nationale autoriteit verschaffen. Logbestanden worden drie jaar na het aanmaken ervan gewist. Logbestanden mogen langer dan deze bewaartermijn worden bewaard indien zij nodig zijn voor reeds lopende monitoringprocedures.

Voor de toepassing van punt d) worden logbestanden drie jaar na het aanmaken ervan gewist. Logbestanden mogen langer dan deze bewaartermijn worden bewaard indien zij nodig zijn voor reeds lopende monitoringprocedures.

Artikel 46

Specifieke verplichtingen van betalingsinitiatiedienstaanbieders

1. Betalingsinitiatiedienstaanbieders:

a) verstrekken rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders dezelfde informatie als de informatie die van de betalingsdienstgebruiker wordt verlangd bij het rechtstreeks initiëren van de betalingstransactie;

b) biedt diensten alleen aan indien de betalingsdienstgebruiker daarvoor toestemming heeft verleend, overeenkomstig artikel 49;

c) zijn op geen enkel moment in het bezit van de met het aanbieden van de betalingsinitiatiedienst verband houdende geldmiddelen van de betaler;

d) zorgen ervoor dat de persoonlijke beveiligingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker niet toegankelijk zijn voor andere partijen, met uitzondering van de gebruiker en de uitgever van de persoonlijke beveiligingsgegevens, en dat zij via veilige en efficiënte kanalen door de betalingsinitiatiedienstaanbieder worden verzonden;

e) zorgen ervoor dat informatie over de betalingsdienstgebruiker die is verkregen bij het verstrekken van betalingsinitiatiediensten, alleen aan de begunstigde en alleen met de uitdrukkelijke instemming van de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt;

f) identificeren zich bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder telkens wanneer een betaling wordt geïnitieerd en communiceren op veilige wijze met de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, de betaler en de begunstigde.

2. Betalingsinitiatiedienstaanbieders:

a) slaan geen gevoelige betalingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker op;

b) vragen geen gegevens van de betalingsdienstgebruiker die niet nodig zijn voor het verstrekken van de betalingsinitiatiedienst;

c) verwerken geen persoonsgegevens of niet-persoonsgebonden gegevens (met inbegrip van het gebruik, de toegang tot of de opslag van gegevens) voor andere doeleinden dan het aanbieden van de betalingsinitiatiedienst zoals toegestaan door de betalingsdienstgebruiker;

d) brengen geen wijzigingen aan in het bedrag, de begunstigde of enig ander element van de transactie.

Artikel 47

Specifieke verplichtingen van en andere bepalingen betreffende rekeninginformatiedienstaanbieders

1. De rekeninginformatiedienstaanbieder:

a) biedt diensten alleen aan indien de betalingsdienstgebruiker daarvoor toestemming heeft verleend, overeenkomstig artikel 49;

b) zorgt ervoor dat de persoonlijke beveiligingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker niet toegankelijk zijn voor andere partijen, met uitzondering van de gebruiker en de uitgever van de persoonlijke beveiligingsgegevens, en dat, indien deze gegevens worden verzonden door de rekeninginformatiedienstaanbieder, de verzending via veilige en efficiënte kanalen geschiedt;

c) identificeert zich voor elke communicatiesessie ten aanzien van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betalingsdienstgebruiker en communiceert veilig met de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker;

d) heeft alleen toegang tot informatie van de aangewezen betaalrekeningen en de betrokken betalingstransacties;

e) beschikt over geschikte en doeltreffende mechanismen om ervoor te zorgen dat alleen toegang tot informatie wordt gegeven vanaf aangewezen betaalrekeningen en daarmee samenhangende betalingstransacties, in overeenstemming met de toestemming van de betalingsdienstgebruiker.

2. De rekeninginformatiedienstaanbieder:

a) vraagt geen gevoelige betalingsgegevens met betrekking tot de betaalrekeningen op;

b) gaat niet over tot het gebruiken, zich toegang verschaffen tot of opslaan van gegevens voor andere doelstellingen dan het uitvoeren van de door de betalingsdienstgebruiker toegestane rekeninginformatiedienst, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.

3. De volgende artikelen zijn niet van toepassing op rekeninginformatiedienstaanbieders: de artikelen 4 tot en met 8, de artikelen 10, 11 en 12, de artikelen 14 tot en met 19, de artikelen 21 tot en met 29, de artikelen 50 en 51, de artikelen 53 tot en met 79 en de artikelen 83 en 84.


Afdeling 5

Uitvoering

Artikel 48

Rol van de bevoegde autoriteiten

1. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders te allen tijde voldoen aan hun verplichtingen met betrekking tot de in artikel 35, lid 1, bedoelde speciale interface en dat elke in artikel 44 genoemde verboden belemmering onmiddellijk door de betrokken rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder wordt verwijderd. Wanneer een dergelijke niet-naleving van de speciale interfaces van deze verordening of belemmeringen worden vastgesteld, onder meer op basis van informatie die door betalingsinitiatie- en rekeninginformatiedienstaanbieders wordt doorgegeven, nemen de bevoegde autoriteiten onverwijld de nodige handhavingsmaatregelen en leggen zij passende sancties op of verlenen zij, in voorkomend geval, toegangsrechten overeenkomstig artikel 38, lid 4.

2. De bevoegde autoriteiten nemen zo nodig onverwijld alle nodige handhavingsmaatregelen om de toegangsrechten van betalingsinitiatie- en rekeninginformatiedienstaanbieders te vrijwaren. Handhavingsmaatregelen kunnen passende sancties omvatten.

3. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat betalingsinitiatie- en rekeninginformatiedienstaanbieders te allen tijde voldoen aan hun verplichtingen met betrekking tot het gebruik van interfaces voor gegevenstoegang.

4. De bevoegde autoriteiten beschikken over de nodige middelen, met name in de vorm van specifiek personeel, om hun taken te allen tijde uit te voeren.

5. De bevoegde autoriteiten werken samen met de toezichthoudende autoriteiten uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 wanneer het gaat om de verwerking van persoonsgegevens.

6. De bevoegde autoriteiten houden op hun initiatief regelmatig gezamenlijke vergaderingen met rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders, betalingsinitiatie- en rekeninginformatiedienstaanbieders en stellen alles in het werk om ervoor te zorgen dat mogelijke problemen die voortvloeien uit het gebruik van en de toegang tot gegevensuitwisselingsinterfaces tussen rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders, betalingsinitiatie- en rekeninginformatiedienstaanbieders snel en duurzaam worden opgelost.

7. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders verstrekken de bevoegde autoriteiten gegevens over de toegang van rekeninginformatiedienstaanbieders en betalingsinitiatiedienstaanbieders tot betaalrekeningen die zij houden. De bevoegde autoriteiten kunnen in voorkomend geval ook van rekeninginformatiedienstaanbieders en betalingsinitiatiedienstaanbieders verlangen dat zij alle relevante gegevens over hun activiteiten verstrekken. In overeenstemming met haar bevoegdheden uit hoofde van artikel 29, punt b), artikel 31 en artikel 35, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 coördineert de EBA die monitoringactiviteit door de bevoegde autoriteiten, waarbij duplicatie van gegevensrapportage wordt vermeden. De EBA brengt om de twee jaar aan de Commissie verslag uit over de omvang en de werking van de markten voor rekeninginformatiediensten en betalingsinitiatiediensten in de Unie. Deze periodieke verslagen kunnen in voorkomend geval aanbevelingen bevatten.

8. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de gegevens die overeenkomstig lid 7 aan de bevoegde autoriteiten moeten worden verstrekt, alsmede van de methodologie en frequentie die voor een dergelijke gegevensverstrekking moeten worden toegepast.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [PB: gelieve de datum in te voegen = 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea genoemde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.


HOOFDSTUK 4

Toestaan van betalingstransacties

Artikel 49

Toestemming

1. Een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties wordt alleen toegestaan indien de betaler toestemming heeft gegeven voor de uitvoering van de betalingstransactie. Een betalingstransactie kan voorafgaand aan de uitvoering of, indien overeengekomen door de betaler en de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, na de uitvoering door de betaler worden toegestaan.

2. Toegang tot een betaalrekening voor rekeninginformatiediensten of betalingsinitiatiediensten door betalingsdienstaanbieders wordt alleen toegestaan indien de betalingsdienstgebruiker de rekeninginformatiedienstaanbieder of, respectievelijk, de betalingsinitiatiedienstaanbieder toestemming heeft verleend om toegang te krijgen tot de betaalrekening en de relevante gegevens op die rekening.

3. Bij gebreke van toestemming wordt een betalingstransactie of toegang tot een betaalrekening door een rekeninginformatiedienstaanbieder of een betalingsinitiatiedienstaanbieder als niet-toegestaan beschouwd.

4. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders mogen de toestemming die de betalingsdienstgebruiker aan de rekeninginformatiedienstaanbieder of de betalingsinitiatiedienstaanbieder heeft verleend, niet verifiëren.

5. De in de leden 1 en 2 bedoelde toestemming wordt uitgedrukt in de tussen de betaler en de betrokken betalingsdienstaanbieder overeengekomen vorm. De toestemming voor de uitvoering van een betalingstransactie kan ook worden uitgedrukt via de begunstigde of de betalingsinitiatiedienstaanbieder.

6. De procedure voor het verlenen van toestemming wordt overeengekomen tussen de betaler en de relevante betalingsdienstaanbieder.

7. De betalingsdienstgebruiker kan de toestemming om een betalingstransactie uit te voeren of toegang te krijgen tot een betaalrekening met het oog op betalingsinitiatiediensten of rekeninginformatiediensten te allen tijde intrekken. De betalingsdienstgebruiker kan ook de toestemming om een reeks betalingstransacties uit te voeren intrekken, in welk geval elke toekomstige betalingstransactie als niet-toegestaan wordt beschouwd.

Artikel 50

Verschillen tussen de naam en de unieke identificator van een begunstigde in het geval van overmakingen

1. In het geval van overmakingen verifieert de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde kosteloos, op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de betaler, of de unieke identificator en de naam van de begunstigde, zoals verstrekt door de betaler, al dan niet overeenstemmen, en deelt hij het resultaat van deze verificatie mee aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler. Indien de unieke identificator en de naam van de begunstigde niet overeenstemmen, stelt de betalingsdienstaanbieder van de betaler de betaler in kennis van een dergelijke geconstateerde discrepantie en stelt hij de betaler in kennis van de mate van die discrepantie.

2. De betalingsdienstaanbieders verlenen de in lid 1 bedoelde dienst onmiddellijk nadat de betaler de unieke identificator en de naam van de begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder heeft verstrekt, en voordat de betaler de mogelijkheid wordt geboden de overmaking toe te staan.

3. Betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat de opsporing van en kennisgeving over een discrepantie zoals bedoeld in lid 1 de betalers niet belet om toestemming te geven voor de overmaking in kwestie. Indien de betaler, na in kennis te zijn gesteld van een geconstateerde discrepantie, toestemming geeft voor de overmaking en de transactie wordt uitgevoerd in overeenstemming met de door de betaler gegeven unieke identificator, wordt die transactie geacht correct te zijn uitgevoerd.

4. Betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat betalingsdienstgebruikers het recht hebben de in lid 1 bedoelde dienst niet aangeboden te krijgen en stellen hun betalingsdienstgebruikers in kennis van de middelen om dit opt-outrecht uit te drukken. Betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat betalingsdienstgebruikers die aanvankelijk hebben afgezien van het ontvangen van de in lid 1 bedoelde dienst, het recht hebben te kiezen voor het ontvangen van die dienst.

5. Betalingsdienstaanbieders stellen hun betalingsdienstgebruikers ervan in kennis dat het toestaan van een transactie ondanks een opgespoorde en gemelde discrepantie of het feit dat het afzien van de in lid 1 bedoelde dienst ertoe kan leiden dat de geldmiddelen worden overgemaakt naar een betaalrekening die niet door de door de betaler opgegeven begunstigde wordt aangehouden. Betalingsdienstaanbieders verstrekken die informatie op hetzelfde moment als de kennisgeving van discrepanties of wanneer de betalingsdienstgebruiker ervoor kiest de in lid 1 bedoelde dienst niet te ontvangen.

6. De in lid 1 bedoelde dienst wordt verleend met betrekking tot betalingsopdrachten die worden geplaatst via elektronische betalingsinitiatiekanalen en via niet-elektronische betalingsopdrachten waarbij sprake is van een realtime-interactie tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder van de betaler.

7. De in lid 1 bedoelde matchingdienst is niet vereist wanneer de betaler de unieke identificator en de naam van de begunstigde niet zelf heeft ingevoerd.

8. Dit artikel is niet van toepassing op in euro luidende instantovermakingen die binnen het toepassingsgebied van Verordening XXX (IPR) vallen.

Artikel 51

Limieten en blokkering van het gebruik van het betaalinstrument

1. Wanneer voor de mededeling van de toestemming gebruik wordt gemaakt van een specifiek betaalinstrument, kunnen de betaler en diens betalingsdienstaanbieder uitgavenlimieten overeenkomen voor betalingstransacties die met dat betaalinstrument worden uitgevoerd. Betalingsdienstaanbieders verhogen niet eenzijdig de uitgavenlimieten die met hun betalingsdienstgebruikers zijn overeengekomen.

2. Indien zulks in de raamovereenkomst is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehouden een betaalinstrument te blokkeren om objectief gerechtvaardigde redenen die verband houden met de veiligheid van het betaalinstrument, een vermoeden van niet-toegestaan of frauduleus gebruik van het betaalinstrument of, in geval van een betaalinstrument met een kredietlijn, een aanzienlijk toegenomen risico dat de betaler niet in staat is zijn betalingsplicht na te komen.

3. In dergelijke gevallen informeert de betalingsdienstaanbieder de betaler op de overeengekomen wijze over de blokkering van het betaalinstrument en over de redenen daarvoor, indien mogelijk voordat het betaalinstrument wordt geblokkeerd, en ten laatste onmiddellijk daarna, tenzij het verstrekken van die informatie objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of krachtens ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht verboden is.

4. De betalingsdienstaanbieder deblokkeert het betaalinstrument of vervangt dit door een nieuw betaalinstrument zodra de redenen voor de blokkering niet langer bestaan.

Artikel 52

Plichten van de betalingsdienstgebruiker met betrekking tot betaalinstrumenten en persoonlijke beveiligingsgegevens

De betalingsdienstgebruiker die gemachtigd is een betaalinstrument te gebruiken:

a) gebruikt het betaalinstrument overeenkomstig de voorwaarden die op de uitgifte en het gebruik van het betaalinstrument van toepassing zijn; deze voorwaarden moeten objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn;

b) stelt, wanneer hij zich rekenschap geeft van het verlies, de diefstal, het onrechtmatig gebruik of het niet-toegestane gebruik van het betaalinstrument, de betalingsdienstaanbieder of de door de betalingsdienstaanbieder gespecificeerde entiteit daarvan onverwijld in kennis.

Voor de toepassing van punt a) neemt de betalingsdienstgebruiker, zodra hij een betaalinstrument ontvangt, alle redelijke maatregelen om de veiligheid van de persoonlijke beveiligingsgegevens ervan te waarborgen.

Artikel 53

Plichten van de betalingsdienstaanbieder met betrekking tot betaalinstrumenten

1. De betalingsdienstaanbieder die het betaalinstrument uitgeeft:

a) zorgt ervoor dat de persoonlijke beveiligingsgegevens niet toegankelijk zijn voor andere partijen dan de betalingsdienstgebruiker die gerechtigd is het betaalinstrument te gebruiken, onverminderd de verplichtingen van de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig artikel 52;

b) zendt niet ongevraagd een betaalinstrument toe, tenzij een betaalinstrument dat reeds aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, moet worden vervangen;

c) zorgt ervoor dat te allen tijde passende middelen beschikbaar zijn om de betalingsdienstgebruiker in staat te stellen een kennisgeving krachtens artikel 52, punt b), te doen of om deblokkering van het betaalinstrument te verzoeken op grond van artikel 51, lid 4;

d) biedt de betalingsdienstgebruiker de mogelijkheid de in artikel 52, punt b), bedoelde kennisgeving kosteloos te doen en brengt, voor zover er al kosten zijn, alleen de rechtstreeks aan dat betaalinstrument gerelateerde vervangingskosten in rekening;

e) belet dat het betaalinstrument nog kan worden gebruikt nadat een kennisgeving krachtens artikel 52, punt b), is gedaan;

f) voor de toepassing van punt c) verstrekt de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker op diens verzoek de middelen waarmee laatstgenoemde kan bewijzen, tot 18 maanden na de kennisgeving, dat hij een dergelijke kennisgeving heeft gedaan.

2. De betalingsdienstaanbieder draagt het risico van het zenden van een betaalinstrument of van eraan gerelateerde persoonlijke beveiligingsgegevens aan de betalingsdienstgebruiker.

Artikel 54

Kennisgeving en rectificatie van niet-toegestane, toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransacties

1. De betalingsdienstaanbieder rectificeert niet-toegestane, onjuist uitgevoerde of toegestane betalingstransacties uitsluitend indien de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder overeenkomstig de artikelen 57 en 59 onverwijld, nadat hij kennis heeft gekregen van een dergelijke transactie die aanleiding geeft tot een vordering, met inbegrip van een vordering uit hoofde van artikel 75, en uiterlijk 13 maanden na de valutadatum van de debitering, kennis geeft van de bewuste transactie.

De in de eerste alinea bepaalde termijnen voor kennisgeving zijn niet van toepassing wanneer de betalingsdienstaanbieder de informatie betreffende die betalingstransactie niet overeenkomstig titel II heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld.

2. Wanneer een betalingsinitiatiedienstaanbieder bij de transactie betrokken is, verkrijgt de betalingsdienstgebruiker rectificatie van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder krachtens lid 1 van dit artikel, zulks onverminderd artikel 56, lid 4, en artikel 75, lid 1.

Artikel 55

Bewijs inzake toestemming voor en uitvoering van betalingstransacties

1. Wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan of aanvoert dat de betalingstransactie niet correct is uitgevoerd, levert de betalingsdienstaanbieder het bewijs dat de betalingstransactie is toegestaan, juist is geregistreerd, is geboekt en niet door een technische storing of enig ander falen van de door de betalingsdienstaanbieder aangeboden diensten is beïnvloed.

Indien de betalingstransactie geïnitieerd wordt via een betalingsinitiatiedienstaanbieder, levert de betalingsinitiatiedienstaanbieder het bewijs dat, binnen zijn bevoegdheid, de betalingstransactie is toegestaan, juist is geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de betalingsdienst waarmee hij is belast, is beïnvloed.

2. Wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan, vormt het feit dat het gebruik van een betaalinstrument door de betalingsdienstaanbieder, daaronder in voorkomend geval de betalingsinitiatiedienstaanbieder begrepen, is geregistreerd, op zichzelf niet afdoende bewijs dat de betalingstransactie door de betaler is toegestaan of dat de betaler frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer van de verplichtingen uit hoofde van artikel 52 niet is nagekomen. De betalingsdienstaanbieder, daaronder in voorkomend geval de betalingsinitiatiedienstaanbieder begrepen, verstrekt ondersteunend bewijs om fraude of grove nalatigheid van de zijde van de betaler te bewijzen.

Artikel 56

Aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder wegens niet-toegestane betalingstransacties

1. Onverminderd artikel 54 betaalt de betalingsdienstaanbieder van de betaler, in geval van een niet-toegestane betalingstransactie, de betaler onmiddellijk het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug en in elk geval uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag, nadat hij zich rekenschap heeft gegeven van de niet-toegestane transactie of daarvan in kennis is gesteld, behalve indien de betalingsdienstaanbieder van de betaler redelijke gronden heeft om te vermoeden dat de betaler fraude heeft gepleegd en deze gronden schriftelijk aan de relevante nationale autoriteit meedeelt.

2. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler gegronde redenen had om aan te nemen dat de betaler fraude heeft gepleegd, neemt de betalingsdienstaanbieder van de betaler binnen tien werkdagen nadat hij zich rekenschap heeft gegeven van de transactie of daarvan in kennis is gesteld, een van de volgende maatregelen:

a) de betalingsdienstaanbieder van de betaler betaalt de betaler het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug indien hij na nader onderzoek tot de conclusie is gekomen dat de betaler geen fraude heeft gepleegd;

b) hij motiveert waarom de terugbetaling wordt geweigerd en vermeldt tot welke instanties de betaler zich overeenkomstig de artikelen 90, 91, 93, 94 en 95 kan wenden indien de betaler de aangevoerde redenen niet aanvaardt.

3. In voorkomend geval herstelt de betalingsdienstaanbieder van de betaler de betaalrekening die met dat bedrag is gedebiteerd in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden. De betalingsdienstaanbieder van de betaler zorgt er ook voor dat de valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler uiterlijk de datum is waarop het bedrag was gedebiteerd.

4. Indien de betalingstransactie via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geïnitieerd, betaalt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag, het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

5. Ingeval de betalingsinitiatiedienstaanbieder aansprakelijk is voor de niet-toegestane betalingstransactie, vergoedt de betalingsinitiatiedienstaanbieder de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder op diens verzoek onmiddellijk voor de geleden verliezen of voor naar aanleiding van het terugbetalen van de betaler betaalde bedragen, waaronder het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie. Overeenkomstig artikel 55, lid 1, is de betalingsinitiatiedienstaanbieder gehouden te bewijzen dat, binnen zijn bevoegdheid, de betalingstransactie is toegestaan, juist is geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de betalingsdienst waarmee hij is belast, is beïnvloed.

6. De betaler kan recht hebben op verdere financiële compensatie van de betalingsdienstaanbieder overeenkomstig het recht dat van toepassing is op de tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder gesloten overeenkomst of de tussen de betaler en de betalingsinitiatiedienstaanbieder gesloten overeenkomst, indien van toepassing.

Artikel 57

Aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de onjuiste toepassing van de matchingverificatiedienst

1. De betaler draagt bij een toegestane overmaking geen financiële verliezen wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler, in strijd met artikel 50, lid 1, de betaler niet in kennis heeft gesteld van een vastgestelde discrepantie tussen de unieke identificator en de naam van de begunstigde die door de betaler is verstrekt.

2. Binnen tien werkdagen nadat de betalingsdienstaanbieder zich rekenschap heeft gegeven van een overmakingstransactie die in de in lid 1 bedoelde omstandigheden is uitgevoerd of daarvan in kennis is gesteld, neemt hij een van de volgende maatregelen:

a) hij betaalt de betaler het volledige bedrag van de toegestane overmaking terug;

b) hij motiveert waarom de terugbetaling wordt geweigerd en vermelden tot welke instanties de betaler zich overeenkomstig de artikelen 90, 91, 93, 94 en 95 kan wenden indien de betaler de aangevoerde redenen niet aanvaardt.

3. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde verantwoordelijk is voor de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler begane inbreuk op artikel 50, lid 1, betaalt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler geleden financiële schade terug.

4. Het is aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler of, in het in lid 3 bedoelde geval, van de begunstigde om aan te tonen dat er geen inbreuk op artikel 50, lid 1, heeft plaatsgevonden.

5. De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing indien de betaler frauduleus heeft gehandeld of indien de betaler ervoor heeft gekozen de verificatiedienst overeenkomstig artikel 50, lid 4, niet te ontvangen.

6. Dit artikel is niet van toepassing op in euro luidende instantovermakingen die binnen het toepassingsgebied van Verordening XXX (IPR) vallen.

Artikel 58

Aansprakelijkheid van technischedienstaanbieders en exploitanten van betalingssystemen wegens het niet ondersteunen van de toepassing van sterke cliëntauthenticatie

Technischedienstaanbieders en exploitanten van betalingssystemen die hetzij diensten verlenen aan de begunstigde, hetzij aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde of van de betaler, zijn aansprakelijk voor alle financiële schade die wordt berokkend aan de begunstigde, aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde of van de betaler wegens het niet verlenen van de diensten die nodig zijn voor de toepassing van een sterke cliëntauthenticatie, binnen het kader van hun contractuele relatie.

Artikel 59

Aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor impersonatiefraude

1. Wanneer een betalingsdienstgebruiker die consument is, onrechtmatig is gemanipuleerd door een derde partij die zich uitgeeft voor een werknemer van de betalingsdienstaanbieder van de consument door de naam, het e-mailadres of het telefoonnummer van die betalingsdienstaanbieder onrechtmatig te gebruiken, en die manipulatie aanleiding heeft gegeven tot daaropvolgende frauduleuze toegestane betalingstransacties, betaalt de betalingsdienstaanbieder de consument het volledige bedrag van de frauduleuze toegestane betalingstransactie terug, op voorwaarde dat de consument de fraude onverwijld aan de politie heeft gemeld en zijn betalingsdienstaanbieder daarvan in kennis heeft gesteld.

2. Binnen tien werkdagen nadat de betalingsdienstaanbieder zich rekenschap heeft gegeven van de frauduleuze toegestane betalingstransactie of daarvan in kennis is gesteld, neemt hij een van de volgende maatregelen:

a) hij betaalt de consument het bedrag van de frauduleuze toegestane betalingstransactie terug;

b) indien de betalingsdienstaanbieder redelijke gronden heeft om te vermoeden dat er sprake is van fraude of grove nalatigheid van de consument, motiveert hij de weigering van terugbetaling en deelt hij de consument mee tot welke instanties deze zich overeenkomstig de artikelen 90, 91, 93, 94 en 95 kan wenden indien de consument de aangevoerde redenen niet aanvaardt.

3. Lid 1 is niet van toepassing indien de consument frauduleus of met grove nalatigheid heeft gehandeld.

4. Het is aan de betalingsdienstaanbieder van de consument om aan te tonen dat de consument frauduleus of met grove nalatigheid heeft gehandeld.

5. Wanneer aanbieders van elektronischecommunicatiediensten door een betalingsdienstaanbieder in kennis worden gesteld van het in lid 1 bedoelde soort fraude, werken zij nauw samen met betalingsdienstaanbieders en handelen zij snel om ervoor te zorgen dat passende organisatorische en technische maatregelen worden getroffen om de veiligheid en vertrouwelijkheid van de communicatie te waarborgen overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG, onder meer met betrekking tot identificatie van het oproepende nummer en het e-mailadres.

Artikel 60

Aansprakelijkheid van de betaler voor niet-toegestane betalingstransacties

1. In afwijking van artikel 56 kan de betaler worden verplicht om tot een bedrag van 50 EUR het verlies in verband met een niet-toegestane betalingstransactie te dragen dat uit het gebruik van een verloren of gestolen betaalinstrument of uit het onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument voortvloeit.

De eerste alinea is niet van toepassing wanneer zich een van de volgende situaties heeft voorgedaan:

a) het verlies, de diefstal of het onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument kon niet worden vastgesteld door de betaler voordat een betaling plaatsvond, tenzij de betaler zelf frauduleus heeft gehandeld; of

b) het verlies is veroorzaakt door het handelen of nalaten van een werknemer, agent of bijkantoor van een betalingsdienstaanbieder of van een entiteit waaraan diens activiteiten waren uitbesteed.

De betaler draagt alle verliezen in verband met niet-toegestane betalingstransacties indien de betaler deze verliezen heeft geleden doordat hij frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of door grove nalatigheid een of meer van de in artikel 52 genoemde verplichtingen niet is nagekomen. In die gevallen is het in de eerste alinea bedoelde maximumbedrag niet van toepassing.

Wanneer de betaler niet frauduleus heeft gehandeld, noch opzettelijk zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 52 heeft verzaakt, kunnen de nationale bevoegde autoriteiten of betalingsdienstaanbieders de in dit lid bedoelde aansprakelijkheid beperken, met name rekening houdend met de aard van de persoonlijke beveiligingsgegevens en met de specifieke omstandigheden waarin het betaalinstrument is verloren, gestolen of onrechtmatig is gebruikt.

2. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler niet voldoet aan de in artikel 85 vastgestelde verplichting om sterke cliëntauthenticatie te eisen, draagt de betaler geen financiële verliezen tenzij de betaler frauduleus heeft gehandeld. Hetzelfde geldt wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler of van de begunstigde een vrijstelling van de toepassing van sterke cliëntauthenticatie toepast. Indien de begunstigde of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde verzuimt de systemen, hardware en software te ontwikkelen of te wijzigen die nodig zijn voor een sterke cliëntauthenticatie, vergoedt de begunstigde of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde de aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler berokkende financiële schade.

3. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde een vrijstelling van de toepassing van sterke cliëntauthenticatie toepast, is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde jegens de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk voor alle door die laatste geleden financiële verliezen.

4. Na de kennisgeving overeenkomstig artikel 52, punt b), heeft het gebruik van het verloren, gestolen of wederrechtelijk toegeëigende betaalinstrument geen financiële gevolgen voor de betaler, tenzij deze frauduleus heeft gehandeld.

Indien de betalingsdienstaanbieder nalaat om overeenkomstig artikel 53, lid 1, punt c), passende middelen beschikbaar te stellen waarmee te allen tijde kennisgeving kan worden gedaan van verlies, diefstal of wederrechtelijke toe-eigening van een betaalinstrument, is de betaler niet aansprakelijk voor de financiële gevolgen die uit het gebruik van dat betaalinstrument voortvloeien, tenzij de betaler frauduleus heeft gehandeld.

Artikel 61

Betalingstransacties waarbij het transactiebedrag niet vooraf bekend is

1. Wanneer een betalingstransactie door of via de begunstigde in het kader van een op kaarten gebaseerde betalingstransactie wordt geïnitieerd, en het exacte toekomstige bedrag niet bekend is op het moment dat de betaler toestemming verleent om de betalingstransactie uit te voeren, kan de betalingsdienstaanbieder van de betaler slechts geldmiddelen op de betaalrekening van de betaler blokkeren indien de betaler toestemming heeft verleend voor dat precieze bedrag aan te blokkeren geldmiddelen.

2. Het bedrag van de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler geblokkeerde geldmiddelen is evenredig met het bedrag van de betalingstransactie dat redelijkerwijs door de betaler kan worden verwacht.

3. De begunstigde stelt zijn betalingsdienstaanbieder onmiddellijk na de levering van de dienst of goederen aan de betaler in kennis van het exacte bedrag van de betalingstransactie.

4. De betalingsdienstaanbieder van de betaler geeft de op de betaalrekening van de betaler geblokkeerde geldmiddelen onmiddellijk vrij na de ontvangst van de informatie over het exacte bedrag van de betalingstransactie.

Artikel 62

Terugbetalingen van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransacties

1. Een betaler heeft recht op terugbetaling door de betalingsdienstaanbieder van een toegestane betalingstransactie die door de betaler via een begunstigde is geïnitieerd en die reeds is uitgevoerd, indien beide volgende voorwaarden vervuld zijn:

a) bij het toestaan van de betalingstransactie is niet het precieze bedrag van de betalingstransactie gespecificeerd;

b) het bedrag van de betalingstransactie ligt hoger dan het bedrag dat de betaler, op grond van het eerdere uitgavenpatroon, de voorwaarden van de raamovereenkomst en relevante aspecten van de zaak, redelijkerwijs had kunnen verwachten.

Op verzoek van de betalingsdienstaanbieder toont de betaler aan dat aan deze voorwaarden is voldaan.

De terugbetaling bestaat in het volledige bedrag van de uitgevoerde betalingstransactie. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

Onverminderd lid 3 van dit artikel heeft de betaler, naast het in de eerste alinea van dit lid bedoelde recht, voor toegestane betalingstransacties die door een begunstigde zijn geïnitieerd, met inbegrip van automatische afschrijvingen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 260/2012, een onvoorwaardelijk recht op terugbetaling binnen de in artikel 63 van deze verordening vastgestelde termijnen.

2. Voor de toepassing van lid 1, eerste alinea, punt b), beroept de betaler zich niet op redenen in verband met mogelijke valutawisselkosten indien de referentiewisselkoers is toegepast die met zijn betalingsdienstaanbieder is overeengekomen overeenkomstig artikel 13, lid 1, punt e), en artikel 20, punt c), iii).

3. De betaler en de betalingsdienstaanbieder kunnen in een raamovereenkomst overeenkomen dat de betaler geen recht op terugbetaling heeft indien:

a) de betaler de uitvoering van de betalingstransactie rechtstreeks bij de betalingsdienstaanbieder heeft toegestaan;

b) er, in voorkomend geval, door de betalingsdienstaanbieder of door de begunstigde ten minste vier weken vóór de vervaldag op een overeengekomen wijze informatie betreffende de toekomstige betalingstransactie ten behoeve van de betaler was verstrekt of ter beschikking was gesteld.

4. Voor automatische afschrijvingen in andere munteenheden dan de euro kunnen betalingsdienstaanbieders gunstigere terugbetalingsrechten aanbieden overeenkomstig hun automatischeafschrijvingsregelingen, mits deze gunstiger zijn voor de betaler.

Artikel 63

Verzoeken om terugbetaling van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransacties

1. De betaler kan gedurende een periode van acht weken na de datum waarop de geldmiddelen zijn gedebiteerd, om de in artikel 62 bedoelde terugbetaling van een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransactie verzoeken.

2. Binnen tien werkdagen na ontvangst van een verzoek om terugbetaling neemt de betalingsdienstaanbieder een van de volgende maatregelen:

a) hij betaalt het volledige bedrag van de betalingstransactie terug;

b) hij motiveert waarom de terugbetaling wordt geweigerd en vermeldt tot welke instanties de betaler zich overeenkomstig de artikelen 90, 91, 93, 94 en 95 kan wenden indien de betaler de aangevoerde redenen niet aanvaardt.

Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde recht van de betalingsdienstaanbieder om de terugbetaling te weigeren, is niet van toepassing in het geval van artikel 62, lid 1, vierde alinea.

HOOFDSTUK 5

Uitvoering van betalingstransacties

Afdeling 1

Betalingsopdrachten en overgemaakte bedragen

Artikel 64

Ontvangst van betalingsopdrachten

1. Het tijdstip van ontvangst van een betalingsopdracht is het tijdstip waarop de betalingsdienstaanbieder van de betaler de betalingsopdracht ontvangt.

De rekening van de betaler wordt slechts na ontvangst van de betalingsopdracht gedebiteerd. Indien het tijdstip van ontvangst voor de betalingsdienstaanbieder niet op een werkdag valt, wordt de betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen. De betalingsdienstaanbieder kan een uiterste tijdstip aan het einde van een werkdag vaststellen, na welk tijdstip een ontvangen betalingsopdracht geacht wordt op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.

2. Indien de betalingsdienstgebruiker die een betalingsopdracht plaatst, en de betalingsdienstaanbieder overeenkomen dat de uitvoering van de betalingsopdracht aanvangt op een specifieke datum, aan het einde van een bepaalde termijn of op de dag waarop de betaler de geldmiddelen ter beschikking van de betalingsdienstaanbieder heeft gesteld, wordt het tijdstip van ontvangst van de opdracht voor de toepassing van artikel 69 geacht op de overeengekomen dag te vallen. Indien de overeengekomen dag geen werkdag is voor de betalingsdienstaanbieder, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.

3. Dit artikel is niet van toepassing op in euro luidende instantovermakingen die onder Verordening XXX (IPR) vallen.

Artikel 65

Weigering van betalingsopdrachten

1. Wanneer de betalingsdienstaanbieder weigert een betalingsopdracht uit te voeren of een betalingstransactie te initiëren, wordt de betalingsdienstgebruiker door de betalingsdienstaanbieder in kennis gesteld van deze weigering en, indien mogelijk, van de redenen daarvoor en van de procedure voor de correctie van eventuele feitelijke onjuistheden die tot de weigering hebben geleid, tenzij ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht dit verbiedt.

De betalingsdienstaanbieder verstrekt zo spoedig mogelijk de kennisgeving — of stelt deze ter beschikking — op de overeengekomen wijze, en in elk geval binnen de overeenkomstig artikel 69 vermelde termijnen.

In de raamovereenkomst kan de voorwaarde worden gesteld dat de betalingsdienstaanbieder voor die weigering een redelijke vergoeding mag aanrekenen indien de weigering objectief gerechtvaardigd is.

2. Indien alle in de raamovereenkomst van de betaler gestelde voorwaarden vervuld zijn, weigert de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler niet een toegestane betalingstransactie uit te voeren, ongeacht of de betalingsopdracht door een betaler zelf, onder meer via een betalingsinitiatiedienstaanbieder, dan wel door of via een begunstigde is geplaatst, tenzij ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht dit verbiedt.

3. Een betalingsopdracht waarvan de uitvoering is geweigerd, wordt geacht niet ontvangen te zijn voor de toepassing van de artikelen 69 en 75.

Artikel 66

Onherroepbaarheid van een betalingsopdracht

1. De betalingsdienstgebruiker kan een betalingsopdracht niet herroepen zodra die door de betalingsdienstaanbieder van de betaler is ontvangen, tenzij in dit artikel anders is bepaald.

2. Ingeval de betalingstransactie door een betalingsinitiatiedienstaanbieder dan wel door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, kan de betaler de betalingsopdracht niet meer herroepen nadat hij aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder toestemming heeft verleend om de betalingstransactie te initiëren, dan wel aan de begunstigde toestemming heeft verleend om de betalingstransactie uit te voeren.

3. In het geval van een automatische afschrijving en onverminderd de rechten inzake terugbetaling kan de betaler de betalingsopdracht herroepen, ten laatste aan het einde van de werkdag die voorafgaat aan de dag waarop de betaalrekening volgens afspraak wordt gedebiteerd.

4. In het in artikel 64, lid 2, bedoelde geval kan de betalingsdienstgebruiker een betalingsopdracht herroepen tot uiterlijk het einde van de werkdag die aan de overeengekomen dag voorafgaat.

5. Na de in de leden 1 tot en met 4 bepaalde termijnen kan de betalingsopdracht alleen worden herroepen indien zulks tussen de betalingsdienstgebruiker en de relevante betalingsdienstaanbieders is overeengekomen. In het in de leden 2 en 3 bedoelde geval is ook het akkoord van de begunstigde vereist. Indien zulks in de raamovereenkomst is overeengekomen, mag de relevante betalingsdienstaanbieder voor de herroeping kosten aanrekenen.

Artikel 67

Overgemaakte en ontvangen bedragen

1. De betalingsdienstaanbieder van de betaler, de betalingsdienstaanbieder(s) van de begunstigde en eventuele intermediairs van de betalingsdienstaanbieders maken het volledige bedrag van de betalingstransactie over en mogen op het overgemaakte bedrag geen kosten inhouden.

2. De begunstigde en de betalingsdienstaanbieder kunnen overeenkomen dat de relevante betalingsdienstaanbieder zijn kosten op het overgemaakte bedrag inhoudt voordat de rekening van de begunstigde daarmee wordt gecrediteerd. In dat geval worden het volledige bedrag van de betalingstransactie en de kosten afzonderlijk vermeld in de informatie die aan de begunstigde wordt verstrekt.

3. Indien andere kosten dan die bedoeld in lid 2 op het overgemaakte bedrag worden ingehouden, zorgt de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor dat de begunstigde het volledige bedrag van de door de betaler geïnitieerde betalingstransactie ontvangt. Wanneer de betalingstransactie door de begunstigde wordt geïnitieerd, zorgt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde ervoor dat het volledige bedrag van de betalingstransactie door de begunstigde wordt ontvangen.


Afdeling 2

Uitvoeringstermijn en valutadatum

Artikel 68

Toepassingsgebied

1. Deze afdeling is van toepassing op:

a) betalingstransacties in euro;

b) binnenlandse betalingstransacties in de valuta van de lidstaat buiten de eurozone;

c) betalingstransacties met slechts één valutawissel tussen de euro en de valuta van een lidstaat die de euro niet als munt heeft, mits de vereiste valutawissel wordt uitgevoerd in de betrokken lidstaat waar de euro niet de munteenheid is en, bij grensoverschrijdende betalingstransacties, de overmaking in euro geschiedt.

2. Deze afdeling is van toepassing op niet in lid 1 vermelde betalingstransacties, tenzij tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder anders is overeengekomen, met uitzondering van artikel 73, ten aanzien waarvan de partijen niet over enige vrijheid beschikken. Indien de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder evenwel een periode overeenkomen die langer is dan in artikel 69 is bepaald, mag die periode voor intra-uniale betalingstransacties niet langer zijn dan vier werkdagen na het tijdstip van ontvangst als bedoeld in artikel 64.

Artikel 69

Betalingstransacties op een betaalrekening

1. Onverminderd artikel 2, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 260/2012 zorgt de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor dat de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag na het tijdstip van ontvangst als bedoeld in artikel 64 voor het bedrag van de betalingstransactie zal worden gecrediteerd. Deze termijn kan voor betalingstransacties die op papier worden geïnitieerd, met nogmaals een werkdag worden verlengd.

2. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde valuteert het bedrag van de betalingstransactie en stelt het beschikbaar op de betaalrekening van de begunstigde zodra de betalingsdienstaanbieder het geld ontvangen heeft overeenkomstig artikel 73.

3. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zendt een door of via de begunstigde geplaatste betalingsopdracht toe aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler binnen de tussen de begunstigde en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen termijnen, zodat automatische debiteringen op de afgesproken datum kunnen plaatsvinden.

Artikel 70

De begunstigde heeft geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder

Wanneer de begunstigde geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder heeft, stelt de betalingsdienstaanbieder die de geldmiddelen voor de begunstigde ontvangt, de geldmiddelen binnen de in artikel 69, lid 1, vastgestelde termijn ter beschikking van de begunstigde.

Artikel 71

Op een betaalrekening gedeponeerde contanten

Wanneer een consument contanten op een betaalrekening bij een betalingsdienstaanbieder deponeert in de valuta van die betaalrekening, zorgt die betalingsdienstaanbieder ervoor dat het bedrag onmiddellijk na de ontvangst van de geldmiddelen beschikbaar wordt gesteld en wordt gevaluteerd. Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, wordt het bedrag uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de ontvangst van de geldmiddelen op de betaalrekening van de begunstigde beschikbaar gesteld en gevaluteerd.

Artikel 72

Binnenlandse betalingstransacties

Voor binnenlandse betalingstransacties kunnen de lidstaten voorzien in kortere maximale uitvoeringstermijnen dan die welke in deze afdeling zijn bepaald.

Artikel 73

Valutadatum en beschikbaarheid van geldmiddelen

1. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de begunstigde valt uiterlijk op de werkdag waarop het bedrag van de betalingstransactie op de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde wordt gecrediteerd.

2. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zorgt ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde komt zodra dat bedrag op de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is gecrediteerd, wanneer er, van de zijde van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde:

a) geen valutawissel is,

b) een valutawissel is tussen de euro en de valuta van een lidstaat, of tussen de valuta’s van twee lidstaten.

De in dit lid vervatte verplichting is ook van toepassing voor betalingen binnen één betalingsdienstaanbieder.

3. De valutadatum van de debitering van de betaalrekening van de betaler mag niet vroeger vallen dan het tijdstip waarop het bedrag van de betalingstransactie van die rekening is gedebiteerd.

Artikel 74

Onjuiste unieke identificatoren

1. Indien een betalingstransactie wordt uitgevoerd op basis van de unieke identificator, wordt de betalingstransactie geacht correct te zijn uitgevoerd wat de in de unieke identificator gespecificeerde begunstigde betreft.

2. Indien de door de betalingsdienstgebruiker verstrekte unieke identificator onjuist is, is de betalingsdienstaanbieder uit hoofde van artikel 75 niet aansprakelijk voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie.

3. De betalingsdienstaanbieder van de betaler levert redelijke inspanningen om de met de betalingstransactie gemoeide geldmiddelen terug te verkrijgen. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde werkt mee aan die inspanningen, mede door alle voor de te innen geldmiddelen relevante informatie aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler mee te delen.

Wanneer het innen van geldmiddelen uit hoofde van de eerste alinea niet mogelijk is, verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de betaler aan de betaler, op diens schriftelijk verzoek, alle voor de betalingsdienstaanbieder van de betaler beschikbare informatie die relevant is voor de betaler om een rechtsvordering in te stellen om de geldmiddelen terug te krijgen.

4. Wanneer zulks in de raamovereenkomst is overeengekomen, mag de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker voor het terugverkrijgen kosten aanrekenen.

5. Indien de betalingsdienstgebruiker informatie verstrekt naast de in artikel 13, lid 1, punt a), of artikel 20, punt b), ii), bedoelde informatie, is de betalingsdienstaanbieder alleen aansprakelijk voor de uitvoering van betalingstransacties overeenkomstig de door de betalingsdienstgebruiker verstrekte unieke identificator.

6. Indien de door de betalingsinitiatiedienstaanbieder verstrekte unieke identificator onjuist is, zijn betalingsdienstaanbieders aansprakelijk overeenkomstig artikel 76.

Artikel 75

Aansprakelijkheid van betalingsdienstaanbieders voor niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van betalingstransacties

1. Wanneer een betalingsopdracht door de betaler rechtstreeks wordt geplaatst, is de betalingsdienstaanbieder van de betaler, onverminderd artikel 54, artikel 74, leden 2 en 3, en artikel 79, jegens de betaler aansprakelijk voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie, tenzij hij tegenover de betaler en, voor zover relevant, tegenover de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde kan bewijzen dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen overeenkomstig artikel 69, lid 1. In dat geval is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde jegens de begunstigde aansprakelijk voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie.

Wanneer uit hoofde van de eerste alinea, de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk is, betaalt hij de betaler onmiddellijk het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij in voorkomend geval de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

Wanneer uit hoofde van de eerste alinea de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is, stelt hij onmiddellijk het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde en crediteert hij, voor zover van toepassing, de betaalrekening van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag.

De valutadatum voor de creditering van de betaalrekening van de begunstigde is uiterlijk de datum waarop het bedrag bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd overeenkomstig artikel 73.

Bij een niet-tijdige uitvoering van een betalingstransactie zorgt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde ervoor dat, op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de betaler die voor rekening van de betaler optreedt, de valutadatum voor de creditering van de betaalrekening van de begunstigde uiterlijk de datum is waarop het bedrag bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door de betaler was geplaatst, tracht de betalingsdienstaanbieder van de betaler, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit lid, desgevraagd en zonder de betaler kosten aan te rekenen, onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en brengt hij de betaler op de hoogte van de resultaten daarvan.

2. Wanneer een betalingsopdracht door of via de begunstigde wordt geplaatst, is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, onverminderd artikel 54, artikel 74, leden 2 en 3, en artikel 79, jegens de begunstigde aansprakelijk voor de juiste verzending van de betalingsopdracht aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler, overeenkomstig artikel 69, lid 3. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van deze alinea, geeft hij de betrokken betalingsopdracht onmiddellijk door aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler.

Ingeval een betalingsopdracht niet tijdig wordt verzonden, wordt het bedrag op de betaalrekening van de begunstigde gevaluteerd uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

Onverminderd artikel 54, artikel 74, leden 2 en 3, en artikel 79, is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde jegens de begunstigde aansprakelijk voor de afhandeling van de betalingstransactie overeenkomstig zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 73. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van de eerste alinea, zorgt deze ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie onmiddellijk ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld zodra de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag is gecrediteerd. Het bedrag wordt op de rekening van de begunstigde gevaluteerd uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

Bij een niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie waarvoor de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet aansprakelijk is uit hoofde van de eerste en de derde alinea, is de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk jegens de betaler. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler aldus aansprakelijk is, betaalt hij, in voorkomend geval, de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

De verplichting uit hoofde van de vierde alinea geldt niet voor de betalingsdienstaanbieder van de betaler wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler bewijst dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen, zelfs indien de uitvoering van de betalingstransactie louter vertraagd wordt. In dat geval valuteert de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag op de rekening van de begunstigde uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering zou zijn gevaluteerd.

Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door of via de begunstigde was geplaatst, tracht de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit lid, desgevraagd en zonder de begunstigde kosten aan te rekenen, onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en brengt hij de begunstigde op de hoogte van de resultaten daarvan.

3. Betalingsdienstaanbieders zijn aansprakelijk jegens hun respectieve betalingsdienstgebruikers voor de kosten waarvoor zij verantwoordelijk zijn en de interesten die de betalingsdienstgebruiker worden aangerekend wegens niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering, niet-tijdige uitvoering daaronder begrepen, van de betalingstransactie.

Artikel 76

Aansprakelijkheid in het geval van betalingsinitiatiediensten voor niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van betalingstransacties

1. Wanneer een betalingsopdracht door de betaler of door de begunstigde via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geplaatst, betaalt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de betaler, onverminderd artikel 54 en artikel 74, leden 2 en 3, het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkige betalingstransactie terug en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkige betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

Het bewijs dat de betalingsopdracht door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler werd ontvangen overeenkomstig artikel 64, en dat de betalingstransactie binnen de bevoegdheid van de betalingsinitiatiedienstaanbieder werd geauthenticeerd, correct werd geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de niet-uitvoering of de gebrekkige of niet-tijdige uitvoering van de transactie werd beïnvloed, wordt geleverd door de betalingsinitiatiedienstaanbieder.

2. Indien de betalingsinitiatiedienstaanbieder aansprakelijk is voor de niet-uitvoering of de gebrekkige of niet-tijdige uitvoering van de betalingstransactie, vergoedt hij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder op diens verzoek onmiddellijk voor de geleden verliezen of naar aanleiding van het terugbetalen van de betaler betaalde bedragen.

Artikel 77

Aanvullende financiële compensatie

Elke aanvullende financiële compensatie naast die waarin deze afdeling voorziet, kan worden vastgesteld overeenkomstig het recht dat van toepassing is op de tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder gesloten overeenkomst.

Artikel 78

Recht van regres

1. Wanneer de aansprakelijkheid van een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van de artikelen 56, 57, 59, 75 en 76 kan worden toegerekend aan een andere betalingsdienstaanbieder of een intermediair, vergoedt die betalingsdienstaanbieder of die intermediair eerstgenoemde betalingsdienstaanbieder voor alle geleden verliezen en/of de bedragen die zijn betaald uit hoofde van de artikelen 56, 57, 59, 75 en 76. Daartoe behoort een compensatie wanneer een van de betalingsdienstaanbieders geen sterke cliëntauthenticatie toepast.

2. Aanvullende financiële compensatie kan worden vastgesteld conform tussen de betalingsdienstaanbieders of intermediairs gesloten overeenkomsten en het recht dat van toepassing is op de tussen hen gesloten overeenkomst.

Artikel 79

Abnormale en onvoorziene omstandigheden

Er ontstaat geen aansprakelijkheid krachtens hoofdstuk 4 of hoofdstuk 5 in abnormale en onvoorziene omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van degene die zich erop beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden voorkomen, noch wanneer een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van Unierecht of nationaal recht andere wettelijke verplichtingen heeft.


HOOFDSTUK 6

Gegevensbescherming

Artikel 80

Gegevensbescherming

Betalingssystemen en betalingsdienstaanbieders mogen bijzondere categorieën persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 en artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 verwerken voor zover dit noodzakelijk is voor het aanbieden van betalingsdiensten en voor de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening, in het algemeen belang van de goede werking van de interne markt voor betalingsdiensten, met inachtneming van passende waarborgen voor de grondrechten en fundamentele vrijheden van natuurlijke personen, waaronder:

a) technische maatregelen ter waarborging van de naleving van de beginselen van doelbinding, minimale gegevensverwerking en opslagbeperking, zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2016/679, met inbegrip van technische beperkingen op het hergebruik van gegevens evenals het gebruik van geavanceerde beveiligings- en privacybeschermingsmaatregelen, met inbegrip van pseudonimisering, of versleuteling;

b) organisatorische maatregelen, waaronder opleiding over de verwerking van bijzondere categorieën gegevens, beperking van de toegang tot bijzondere categorieën gegevens en registratie van die toegang.


HOOFDSTUK 7

Operationele risico’s, beveiligingsrisico’s en authenticatie

Artikel 81

Beheersing van operationele risico’s en beveiligingsrisico’s

1. Betalingsdienstaanbieders treffen een regeling die voorziet in passende risicobeperkende maatregelen en controlemechanismen ter beheersing van de operationele en beveiligingsrisico’s die verbonden zijn aan de door hen aangeboden betalingsdiensten. Betalingsdienstaanbieders zorgen in het kader van deze regeling voor de vaststelling en handhaving van doelmatige procedures voor het beheersen van incidenten, waaronder detectie en classificatie van grote operationele incidenten en veiligheidsincidenten.

De eerste alinea doet geen afbreuk aan de toepassing van hoofdstuk II van Verordening (EU) 2022/2554 van het Europees Parlement en de Raad65 op:

a) betalingsdienstaanbieders als bedoeld in artikel 2, lid 1, punten a), b) en d), van deze verordening;

b) rekeninginformatiedienstaanbieders als bedoeld in artikel 36, lid 1, van Richtlijn (EU) (PSD3); en

c) uit hoofde van artikel 34, lid 1, van Richtlijn (EU) (PSD3) vrijgestelde betalingsinstellingen.

Betalingsdienstaanbieders verstrekken de krachtens Richtlijn (EU) XXX (PSD3) aangewezen bevoegde autoriteit jaarlijks, of met door die bevoegde autoriteit vastgestelde kortere intervallen, een geactualiseerde en uitgebreide beoordeling van zowel de operationele en beveiligingsrisico’s die aan de door hen aangeboden betalingsdiensten verbonden zijn, als van de toereikendheid van de in reactie op deze risico’s getroffen risicobeperkende maatregelen en ingevoerde controlemechanismen.

2. De EBA bevordert de samenwerking, met inbegrip van de gegevensuitwisseling, op het gebied van de aan betalingsdiensten verbonden operationele risico’s en beveiligingsrisico’s tussen de bevoegde autoriteiten onderling, en tussen de bevoegde autoriteiten en de ECB en, in voorkomend geval, het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging.


Artikel 82

Melding van fraude

1. Betalingsdienstaanbieders moeten hun bevoegde autoriteiten, ten minste jaarlijks, statistische gegevens over fraude met betrekking tot verschillende betaalmiddelen verstrekken. Die bevoegde autoriteiten verstrekken de EBA en de ECB dergelijke gegevens in geaggregeerde vorm.

2. De EBA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de ECB, ontwerpen van technische reguleringsnormen betreffende de overeenkomstig lid 1 te verstrekken statistische gegevens over de in lid 1 bedoelde meldingsvereisten voor fraude.

De EBA dient de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea genoemde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

3. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen tot vaststelling van de standaardformulieren en -templates voor de indiening van de gegevens over betalingsfraude door de bevoegde autoriteiten bij de EBA, als bedoeld in lid 1.

De EBA dient de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.


Artikel 83

Transactiemonitoringmechanismen en uitwisseling van fraudegegevens

1. Betalingsdienstaanbieders beschikken over transactiemonitoringmechanismen die:

a) de toepassing van sterke cliëntauthenticatie overeenkomstig artikel 85 ondersteunen;

b) vrijstelling verlenen voor de toepassing van sterke cliëntauthenticatie op basis van de criteria van artikel 85, lid 11, onder bepaalde en beperkte voorwaarden op basis van het betrokken risiconiveau, de soorten en details van de door de betalingsdienstaanbieder beoordeelde gegevens;

c) betalingsdienstaanbieders in staat stellen potentieel frauduleuze betalingstransacties, met inbegrip van transacties waarbij betalingsinitiatiediensten betrokken zijn, te voorkomen en op te sporen.

2. De transactiemonitoringmechanismen zijn gebaseerd op de analyse van eerdere betalingstransacties en van de onlinetoegang tot betaalrekeningen. De verwerking wordt beperkt tot de volgende gegevens die nodig zijn voor de in lid 1 genoemde doeleinden:

a) informatie over de betalingsdienstgebruiker, met inbegrip van de omgevings- en gedragskenmerken die typisch zijn voor de betalingsdienstgebruiker bij een normaal gebruik van de persoonlijke beveiligingsgegevens;

b) informatie over de betaalrekening, met inbegrip van de betalingstransactiehistoriek;

c) transactie-informatie, met inbegrip van het transactiebedrag en de unieke identificator van de begunstigde;

d) sessiegegevens, met inbegrip van het IP-adresbereik van het apparaat vanaf hetwelk de betaalrekening is geraadpleegd.

Betalingsdienstaanbieders slaan de in dit lid bedoelde gegevens niet langer op dan nodig is voor de in lid 1 genoemde doeleinden, en niet na de beëindiging van de cliëntrelatie. Betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat de transactiemonitoringmechanismen ten minste met elk van de volgende risicofactoren rekening houden:

a) lijsten van gecompromitteerde of gestolen authenticatie-elementen;

b) het bedrag van elke betalingstransactie;

c) bekende fraudescenario’s bij het verlenen van betalingsdiensten;

d) tekenen van malwarebesmetting tijdens sessies van de authenticatieprocedure;

e) ingeval de toegangsapparatuur of de software door de betalingsdienstaanbieder wordt verstrekt, een gebruikslog van de aan de betalingsgebruiker verstrekte toegangsapparatuur of software en het abnormale gebruik van de toegangsapparatuur of de software.

3. Voor zover nodig om te voldoen aan lid 1, punt c), kunnen betalingsdienstaanbieders de unieke identificator van een begunstigde uitwisselen met andere betalingsdienstaanbieders die onderworpen zijn aan regelingen voor het uitwisselen van informatie als bedoeld in lid 5, wanneer de betalingsdienstaanbieder over voldoende bewijs beschikt om aan te nemen dat er sprake is van een frauduleuze betalingstransactie. Er wordt aangenomen dat er voldoende bewijs is voor het uitwisselen van unieke identificatoren wanneer ten minste twee verschillende betalingsdienstgebruikers die cliënten van dezelfde betalingsdienstaanbieder zijn, hebben meegedeeld dat een unieke identificator van een begunstigde is gebruikt om een frauduleuze overmaking te verrichten. Betalingsdienstaanbieders bewaren unieke identificatoren die na het in dit lid en lid 5 bedoelde uitwisselen van informatie zijn verkregen, niet langer dan nodig is voor de in lid 1, punt c), genoemde doeleinden.

4. In deze regelingen voor de uitwisseling van informatie moeten details voor deelname worden vastgesteld en moeten de bijzonderheden over operationele elementen worden bepaald, met inbegrip van het gebruik van specifieke IT-platforms. Alvorens dergelijke regelingen te sluiten, voeren betalingsdienstaanbieders gezamenlijk een gegevensbeschermingseffectbeoordeling uit als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) 2016/679 en raadplegen zij, indien van toepassing, vooraf de toezichthoudende autoriteit als bedoeld in artikel 36 van die verordening.

5. Betalingsdienstaanbieders stellen de bevoegde autoriteiten in kennis van hun deelname aan de in lid 5 bedoelde regelingen voor het uitwisselen van informatie na validering van hun lidmaatschap door de deelnemers aan de regeling voor het uitwisselen van informatie of, in voorkomend geval, van de beëindiging van hun lidmaatschap, zodra die beëindiging van kracht wordt.

6. De verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig lid 4 mag niet leiden tot beëindiging van de contractuele relatie met de cliënt door de betalingsdienstaanbieder of gevolgen hebben voor zijn toekomstige aansluitprocedure bij een andere betalingsdienstaanbieder.


Artikel 84

Risico’s en trends op het gebied van betalingsfraude

1. Betalingsdienstaanbieders waarschuwen hun cliënten via alle passende middelen en media wanneer zich nieuwe vormen van betalingsfraude voordoen, rekening houdend met de behoeften van hun kwetsbaarste groepen cliënten. Betalingsdienstaanbieders verstrekken hun cliënten duidelijke aanwijzingen over de wijze waarop frauduleuze pogingen kunnen worden geïdentificeerd en informeren hen over de nodige maatregelen en voorzorgsmaatregelen die zij moeten treffen om te voorkomen dat zij het slachtoffer worden van frauduleuze acties die tegen hen zijn gericht. Betalingsdienstaanbieders informeren hun cliënten waar zij frauduleuze handelingen kunnen melden en snel fraudegerelateerde informatie kunnen verkrijgen.

2. Betalingsdienstaanbieders organiseren ten minste eenmaal per jaar opleidingsprogramma’s over risico’s en trends op het gebied van betalingsfraude voor hun werknemers en zorgen ervoor dat hun werknemers adequaat zijn opgeleid om hun taken en verantwoordelijkheden uit te voeren overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsbeleidslijnen en -procedures om het risico op betalingsfraude te beperken en te beheren.

3. Uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] vaardigt de EBA overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren uit met betrekking tot de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde programma’s inzake betalingsfrauderisico’s.

Artikel 85

Sterke cliëntauthenticatie

1. Een betalingsdienstaanbieder past sterke cliëntauthenticatie toe wanneer de betaler:

a) zich online toegang tot zijn betaalrekening verschaft;

b) zich toegang verschaft tot informatie over een betaalrekening;

c) een betalingsopdracht plaatst voor een elektronische betalingstransactie;

d) via een communicatiemiddel op afstand een handeling van eender welke aard uitvoert die een risico op betalingsfraude of andere vormen van misbruik met zich mee kan brengen.

2. Betalingstransacties die niet door de betaler maar uitsluitend door de begunstigde worden geïnitieerd, worden niet onderworpen aan sterke cliëntauthenticatie voor zover die transacties worden geïnitieerd zonder interactie of betrokkenheid van de betaler.

3. Wanneer de betaler de begunstigde een mandaat heeft gegeven om een betalingsopdracht voor een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties te plaatsen via een bepaald betaalinstrument dat door de betaler wordt uitgegeven om betalingsopdrachten voor de betalingstransacties te plaatsen, en indien het mandaat is gebaseerd op een overeenkomst tussen de betaler en de begunstigde voor de levering van producten of diensten, kunnen de betalingstransacties die de begunstigde vervolgens op basis van een dergelijk mandaat initieert, worden aangemerkt als door de begunstigde geïnitieerde transacties, op voorwaarde dat die transacties niet hoeven te worden voorafgegaan door een specifieke handeling van de betaler om de initiëring ervan door de begunstigde op gang te brengen.

4. Op betalingstransacties waarvoor door de begunstigde betalingsopdrachten worden geplaatst die gebaseerd zijn op het door de betaler gegeven mandaat, gelden de algemene bepalingen die van toepassing zijn op door een begunstigde geïnitieerde transacties als bedoeld in de artikelen 61, 62 en 63.

5. Wanneer het mandaat van de betaler aan de begunstigde om betalingsopdrachten voor de in lid 3 bedoelde transacties te plaatsen, wordt verstrekt via een kanaal op afstand met betrokkenheid van de betalingsdienstaanbieder, wordt het opzetten van een dergelijk mandaat onderworpen aan een sterke cliëntauthenticatie.

6. Voor automatische afschrijvingen wordt sterke cliëntauthenticatie toegepast wanneer het door de betaler aan de begunstigde verleende mandaat om een of meer automatische-afschrijvingstransacties te initiëren, wordt verleend via een kanaal op afstand met de rechtstreekse betrokkenheid van een betalingsdienstaanbieder bij het opzetten van een dergelijk mandaat.

7. Betalingstransacties waarvoor betalingsopdrachten door de betaler worden geplaatst met andere modaliteiten dan het gebruik van elektronische platforms of apparaten, zoals papieren betalingsopdrachten, aankopen per post of via de telefoon, worden niet onderworpen aan sterke cliëntauthenticatie, ongeacht of de uitvoering van de transactie langs elektronische weg plaatsvindt, mits de betalingsdienstaanbieder van de betaler in beveiligingsvereisten voorziet en controles uitvoert die een vorm van authenticatie van de betalingstransactie mogelijk maken.

8. Voor de plaatsing op afstand van een betalingsopdracht als bedoeld in lid 1, punt c), gebruiken betalingsdienstaanbieders sterke cliëntauthenticatie, met elementen die transacties op dynamische wijze aan een specifiek bedrag en een specifieke begunstigde verbinden.

9. Voor de plaatsing van een betalingsopdracht als bedoeld in lid 1, punt c), via een apparaat van een betaler dat gebruikmaakt van nabijheidstechnologie voor de uitwisseling van informatie met de infrastructuur van de begunstigde, waarvan de authenticatie het gebruik van internet op het apparaat van de betaler vereist, passen betalingsdienstaanbieders sterke cliëntauthenticatie toe die elementen omvat die transacties op dynamische wijze aan een specifiek bedrag en een specifieke begunstigde verbinden, of geharmoniseerde beveiligingsmaatregelen met hetzelfde effect, die de vertrouwelijkheid, authenticiteit en integriteit van het bedrag van de transactie en de begunstigde gedurende alle fasen van de initiëring waarborgen.

10. Voor de toepassing van lid 1 beschikken betalingsdienstaanbieders over passende beveiligingsmaatregelen om de vertrouwelijkheid en integriteit van de persoonlijke beveiligingsgegevens van betalingsdienstgebruikers te beschermen.

11. Vrijstellingen van de toepassing van sterke cliëntauthenticatie die overeenkomstig artikel 89 door de EBA moeten worden ontworpen, zijn gebaseerd op een of meer van de volgende criteria:

a) de omvang van het aan de aangeboden dienst verbonden risico;

b) het bedrag, de herhaaldelijkheid van een transactie, of beide;

c) het voor de uitvoering van een transactie gebruikte betalingskanaal.

12. De twee of meer elementen als bedoeld in artikel 3, punt 35, waarop sterke cliëntauthenticatie wordt gebaseerd, hoeven niet noodzakelijkerwijs tot verschillende categorieën te behoren, mits hun onafhankelijkheid ten volle wordt gewaarborgd.


Artikel 86

Sterke cliëntauthenticatie met betrekking tot betalingsinitiatie- en rekeninginformatiediensten

1. Artikel 85, lid 9, is tevens van toepassing op betalingen die via betalingsinitiatiedienstaanbieders worden geïnitieerd. Artikel 85, lid 10, is tevens van toepassing wanneer betalingen worden geïnitieerd via een betalingsinitiatiedienstaanbieder en wanneer de informatie via een rekeninginformatiedienstaanbieder wordt opgevraagd.

2. De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders staan de betalingsinitiatiedienstaanbieders en de rekeninginformatiedienstaanbieders toe dat zij zich baseren op de authenticatieprocedures die door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder ten behoeve van de betalingsdienstgebruiker worden geboden overeenkomstig artikel 85, leden 1 en 10, en, in geval van betrokkenheid van een betalingsinitiatiedienstaanbieder, overeenkomstig artikelen 85, leden 1, 8, 9, 10 en 11.

3. Onverminderd lid 2 past de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, wanneer een rekeninginformatiedienstaanbieder toegang heeft tot betaalrekeninginformatie, alleen sterke cliëntauthenticatie toe voor de eerste toegang tot betaalrekeninggegevens door een bepaalde rekeninginformatiedienstaanbieder, tenzij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder redelijke gronden heeft om fraude te vermoeden, maar niet voor de daaropvolgende toegang tot die betaalrekening door die rekeninginformatiedienstaanbieder.

4. Tenzij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder redelijke gronden heeft om fraude te vermoeden, passen rekeninginformatiedienstaanbieders hun eigen sterke cliëntauthenticatie toe wanneer de betalingsdienstgebruiker toegang heeft tot de door die rekeninginformatiedienstaanbieder opgevraagde betaalrekeninginformatie, ten minste 180 dagen nadat de sterke cliëntauthenticatie voor het laatst is toegepast.


Artikel 87

Uitbestedingsovereenkomsten voor de toepassing van sterke cliëntauthenticatie

De betalingsdienstaanbieder van de betaler sluit een uitbestedingsovereenkomst met zijn technischedienstaanbieder indien die technischedienstaanbieder de elementen van sterke cliëntauthenticatie verstrekt en verifieert. De betalingsdienstaanbieder van een betaler blijft op grond van een dergelijke overeenkomst volledig aansprakelijk voor elk verzuim om sterke cliëntauthenticatie toe te passen en heeft het recht om de beveiligingsbepalingen te auditen en te controleren.


Artikel 88

Toegankelijkheidseisen voor sterke cliëntauthenticatie

1. Onverminderd de toegankelijkheidseisen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2019/882 zorgen betalingsdienstaanbieders ervoor dat al hun cliënten, met inbegrip van personen met een handicap, ouderen, personen met lage digitale vaardigheden en personen die geen toegang hebben tot digitale kanalen of betaalinstrumenten, ten minste over een op hun specifieke situatie toegesneden middel beschikken dat hen in staat stelt sterke cliëntauthenticatie uit te voeren.

2. Betalingsdienstaanbieders maken de uitvoering van sterke cliëntauthenticatie niet afhankelijk van het exclusieve gebruik van één enkel authenticatiemiddel en maken de uitvoering van sterke cliëntauthenticatie niet expliciet of impliciet afhankelijk van het bezit van een smartphone. Betalingsdienstaanbieders ontwikkelen een verscheidenheid aan middelen voor de toepassing van sterke cliëntauthenticatie om rekening te houden met de specifieke situatie van al hun cliënten.


Artikel 89

Technische reguleringsnormen inzake authenticatie, communicatie en transactiemonitoringmechanismen

1. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:

a) de voorschriften van sterke cliëntauthenticatie als bedoeld in artikel 85;

b) de vrijstellingen van de toepassing van artikel 85, leden 1, 8 en 9, op basis van de criteria van artikel 85, lid 11;

c) de voorschriften waaraan beveiligingsmaatregelen overeenkomstig artikel 85, lid 10, moeten voldoen ter bescherming van de vertrouwelijkheid en de integriteit van de persoonlijke beveiligingsgegevens van betalingsdienstgebruikers;

d) de voorschriften die overeenkomstig artikel 87 van toepassing zijn op de uitbestedingsovereenkomsten tussen de betalingsdienstaanbieders van de betalers en de technischedienstaanbieders met betrekking tot de levering en verificatie van de elementen van sterke cliëntauthenticatie door technischedienstaanbieders;

e) de voorschriften uit hoofde van titel III, hoofdstuk 3 voor gemeenschappelijke en beveiligde open communicatienormen ten behoeve van identificatie, authenticatie, kennisgeving en informatieverstrekking, alsmede voor de uitvoering van beveiligingsmaatregelen, tussen rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders, betalingsinitiatiedienstaanbieders, rekeninginformatiedienstaanbieders, betalers, begunstigden en andere betalingsdienstaanbieders;

f) aanvullende bepalingen inzake veilige open communicatienormen met behulp van speciale interfaces;

g) de technische voorschriften voor de in artikel 83 bedoelde transactiemonitoringmechanismen.

Voor de toepassing van punt b), wat betreft de vrijstelling van de toepassing van sterke cliëntauthenticatie voor betalingstransacties, wordt in de ontwerpen van technische reguleringsnormen op basis van een transactierisicoanalyse onder meer het volgende bepaald:

i) de voorwaarden waaraan moet worden voldaan opdat een elektronische betalingstransactie op afstand wordt geacht een laag risiconiveau te vormen;

ii) de methoden en modellen voor de uitvoering van de transactierisicoanalyse;

iii) de criteria voor de berekening van fraudepercentages, met inbegrip van de toewijzing van fraudepercentages aan betalingsdienstaanbieders die uitgifte- en acceptatiediensten aanbieden, of bij betalingsdienstaanbieders die uitgifte- en acceptatiediensten aanbieden via één rechtspersoon;

iv) gedetailleerde en evenredige rapportage- en auditvereisten.

2. Bij het ontwikkelen van de in lid 1 bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen houdt de EBA rekening met:

a) de noodzaak aan passende beveiliging ten behoeve van betalingsdienstgebruikers en betalingsdienstaanbieders, middels de vaststelling van doeltreffende en risicogebaseerde eisen;

b) de noodzaak om de veiligheid van de geldmiddelen en persoonsgegevens van betalingsdienstgebruikers te waarborgen;

c) de noodzaak om eerlijke mededinging tussen alle betalingsdienstaanbieders te waarborgen en in stand te houden;

d) de noodzaak om technologie- en bedrijfsmodelneutraliteit te waarborgen;

e) de noodzaak om de ontwikkeling van gebruiksvriendelijke, toegankelijke en innovatieve betaalmiddelen mogelijk te maken.

De EBA dient de in lid 1 bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea genoemde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

3. Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 evalueert en actualiseert de EBA regelmatig de technische reguleringsnormen, onder meer om rekening te houden met innovatie en technologische ontwikkelingen, en met de bepalingen van hoofdstuk II van Verordening (EU) 2022/2554 en de Europese portemonnees voor digitale identiteit die in het kader van Verordening (EU) nr. 910/2014 worden uitgevoerd.


HOOFDSTUK 8

Handhavingsprocedures, bevoegde autoriteiten en sancties

Afdeling 1

Klachtenprocedures

Artikel 90

Klachten

1. De lidstaten stellen procedures in om betalingsdienstgebruikers en andere belanghebbende partijen, waaronder consumentenorganisaties, in staat te stellen klachten in te dienen bij de bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen om de handhaving van deze verordening te waarborgen, met betrekking tot vermeende inbreuken van betalingsdienstaanbieders op de bepalingen van deze verordening.

2. In voorkomend geval en onverminderd het recht om overeenkomstig het nationale procesrecht beroep in te stellen bij een rechtbank, stelt het in lid 1 bedoelde antwoord van de bevoegde autoriteiten op de klachten de klager in kennis van het bestaan van de overeenkomstig artikel 95 ingestelde alternatieve geschillenbeslechtingsprocedures (ADR).

Artikel 91

Bevoegde autoriteiten en onderzoeksbevoegdheden

1. De bevoegde autoriteiten oefenen hun bevoegdheden om mogelijke inbreuken op deze verordening te onderzoeken uit en leggen administratieve sancties en administratieve maatregelen op die overeenkomstig deze verordening in hun nationale rechtskaders zijn vastgelegd, op een van de volgende wijzen:

a) rechtstreeks;

b) in samenwerking met andere autoriteiten;

c) door bevoegdheden te delegeren aan andere autoriteiten of organen, met behoud van de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de gedelegeerde autoriteit of instantie;

d) door middel van een verzoek tot de bevoegde rechterlijke instanties.

Indien de bevoegde autoriteiten de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig punt c) aan andere autoriteiten of organen delegeren, worden in de bevoegdheidsdelegatie de gedelegeerde taken, de voorwaarden waaronder deze moeten worden uitgevoerd en de voorwaarden waaronder de bevoegdheidsdelegatie kan worden ingetrokken, gespecificeerd. De autoriteiten of organen waaraan de bevoegdheden worden gedelegeerd, worden zodanig georganiseerd dat belangenconflicten worden vermeden. De bevoegde autoriteiten houden toezicht op de werkzaamheden van de autoriteiten of organen waaraan de bevoegdheden zijn gedelegeerd.

2. De lidstaten wijzen bevoegde autoriteiten aan die een doeltreffende naleving van deze verordening waarborgen en monitoren. Die bevoegde autoriteiten nemen alle passende maatregelen om een dergelijke naleving te waarborgen.

De bevoegde autoriteiten zijn:

a) overheidsinstanties;

b) organen die bij nationaal recht of door bij nationaal recht uitdrukkelijk tot erkenning gemachtigde overheidsinstanties zijn, met inbegrip van nationale centrale banken.

De bevoegde autoriteiten zijn onafhankelijk van economische organisaties en vermijden belangenconflicten. Onverminderd lid 2, punt b), worden betalingsinstellingen, kredietinstellingen of postcheque- en girodiensten niet als bevoegde autoriteiten aangewezen.

3. De in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten beschikken over alle nodige onderzoeksbevoegdheden en toereikende middelen om hun taken te verrichten.

Daaronder zijn de volgende bevoegdheden begrepen:

a) in de loop van procedures om mogelijke inbreuken op deze verordening te onderzoeken, de bevoegdheid om van onder meer de volgende natuurlijke of rechtspersonen alle informatie te verlangen die nodig is om dat onderzoek uit te voeren:

i) betalingsdienstaanbieders;

ii) technischedienstaanbieders en exploitanten van betalingssystemen;

iii) exploitanten van geldautomaten die geen betaalrekeningen houden;

iv) aanbieders van elektronischecommunicatiediensten;

v) natuurlijke personen die behoren tot de in de punten i), ii) en iii) bedoelde entiteiten;

vi) derden aan wie de in de punten i), ii) en iii) bedoelde entiteiten operationele functies of activiteiten hebben uitbesteed;

vii) agenten en distributeurs van de in de punten i), ii) en iii) bedoelde entiteiten en hun in de betrokken lidstaat gevestigde bijkantoren;

b) de bevoegdheid om alle nodige onderzoeken uit te voeren naar de in punt a), i) tot en met vii), bedoelde personen die gevestigd zijn in de lidstaat van de bevoegde autoriteit of zich daar bevinden of daar diensten verlenen, indien dat nodig is om de taken van de bevoegde autoriteiten uit te voeren, met inbegrip van de bevoegdheid om:

i) de overlegging van documenten te verlangen;

ii) de boeken en bescheiden van de in punt a), i) tot en met vii), bedoelde personen te onderzoeken en kopieën of uittreksels van die boeken en bescheiden te maken;

iii) schriftelijke of mondelinge toelichting te krijgen van de in punt a), i) tot en met vii), bedoelde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden indien van toepassing;

iv) andere natuurlijke personen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;

c) de bevoegdheid om alle nodige inspecties uit te voeren in de bedrijfsruimten van de in punt a), i) tot en met vii), bedoelde rechtspersonen of natuurlijke personen, mits de betrokken bevoegde autoriteiten daarvan vooraf in kennis worden gesteld.

4. Wanneer het recht van een lidstaat overeenkomstig artikel 96, lid 2, voorziet in strafrechtelijke sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening, beschikt die lidstaat over de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen:

a) contacten te onderhouden met de bevoegde gerechtelijke autoriteiten om specifieke informatie te ontvangen over strafrechtelijke onderzoeken naar vermeende inbreuken op deze verordening, over strafrechtelijke procedures die met betrekking tot dergelijke vermeende inbreuken zijn ingeleid, en over de uitkomst van die procedures, met inbegrip van de definitieve beslissing;

b) dergelijke informatie aan andere bevoegde autoriteiten en de EBA te verstrekken om te voldoen aan hun verplichting om met elkaar en met de EBA samen te werken voor de toepassing van deze verordening.

5. De uitvoering en uitoefening van de in dit artikel vastgestelde bevoegdheden staan in verhouding tot en zijn in overeenstemming met het Unierecht en het nationaal recht, met inbegrip van de toepasselijke procedurele waarborgen en de beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De onderzoeks- en handhavingsmaatregelen die ter uitvoering van deze verordening worden vastgesteld, zijn afgestemd op de aard en de totale daadwerkelijke of potentiële schade van de inbreuk.

6. Uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = de datum van inwerkingtreding van deze verordening] vaardigt de EBA overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren uit over klachtenprocedures, met inbegrip van de kanalen voor het indienen van klachten, de van klagers gevraagde informatie en de openbaarmaking van de geaggregeerde analyse van klachten als bedoeld in artikel 90, lid 1.

Artikel 92

Beroepsgeheim

1. Alle personen die voor de bevoegde autoriteiten werkzaam zijn of zijn geweest, alsmede de deskundigen die namens de bevoegde autoriteiten handelen, zijn gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van de informatie die verband houdt met door de bevoegde autoriteiten verrichte onderzoeken, onverminderd de gevallen die onder het nationale strafrecht vallen.

2. De overeenkomstig artikel 93 uitgewisselde informatie is zowel door de autoriteit die de informatie deelt als door de ontvangende autoriteit gebonden aan het beroepsgeheim.


Artikel 93

Jurisdictie en samenwerking van bevoegde autoriteiten

1. In geval van inbreuk of vermoedelijke inbreuk op de titels II en III zijn de bevoegde autoriteiten die van de lidstaat van herkomst van de betalingsdienstaanbieder, behalve voor agenten en bijkantoren die werkzaamheden verrichten in het kader van het recht van vestiging, waarbij de bevoegde autoriteiten de autoriteiten van de lidstaat van ontvangst zijn.

2. In geval van inbreuken of vermoedelijke inbreuken op de titels II en III door technischedienstaanbieders, exploitanten van geldautomaten die geen betaalrekeningen houden, aanbieders van elektronischecommunicatiediensten of hun agenten of bijkantoren, zijn de bevoegde autoriteiten die van de lidstaat waar de betrokken dienst wordt verleend.

3. Bij de uitoefening van hun onderzoeks- en sanctiebevoegdheden, ook in grensoverschrijdende zaken, werken de bevoegde autoriteiten samen met elkaar en met andere autoriteiten van alle betrokken sectoren, voor zover van toepassing op elk geval en in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht, door onderling informatie uit te wisselen en te zorgen voor wederzijdse bijstand aan andere betrokken bevoegde autoriteiten, voor zover dat nodig is voor de doeltreffende handhaving van administratieve sancties en administratieve maatregelen.

4. De in lid 3 bedoelde autoriteiten van andere betrokken sectoren werken samen met de bevoegde autoriteiten voor de doeltreffende handhaving van administratieve sancties en administratieve maatregelen.

 


Afdeling 2

Geschillenbeslechtingsprocedures en sancties

Artikel 94

Geschillenbeslechting

1. De betalingsdienstaanbieders zetten adequate en effectieve klachtenprocedures op en passen deze toe voor de afhandeling van klachten van betalingsdienstgebruikers met betrekking tot de uit titels II en III voortvloeiende rechten en plichten. De bevoegde autoriteiten monitoren de prestaties van deze procedures.

Deze procedures gelden in alle lidstaten waar de betalingsdienstaanbieder de betalingsdiensten aanbiedt en zijn beschikbaar in een officiële taal van de betrokken lidstaat, of in een andere taal indien overeengekomen door de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker.

2. De betalingsdienstaanbieders leveren alle mogelijke inspanningen om schriftelijk of, indien overeengekomen tussen betalingsdienstaanbieder en betalingsdienstgebruiker, op een andere duurzame drager, te reageren op de klachten van de betalingsdienstgebruikers. In die reactie wordt op alle naar voren gebrachte punten ingegaan, binnen een passende termijn, doch uiterlijk binnen 15 werkdagen na ontvangst van de klacht. In uitzonderlijke situaties, waarin het om redenen die de betalingsdienstaanbieder niet verwijtbaar zijn, niet mogelijk is om binnen 15 werkdagen antwoord te geven, stuurt deze een bericht waarin om verlenging van de antwoordtermijn wordt verzocht, de redenen van de vertraging in de beantwoording van de klacht duidelijk worden vermeld en de termijn wordt genoemd waarbinnen de betalingsdienstgebruiker de definitieve reactie zal ontvangen. De termijn voor het ontvangen van de definitieve reactie mag in geen geval meer dan 35 werkdagen bedragen.

De lidstaten mogen voorschriften invoeren of handhaven inzake geschillenbeslechtingsprocedures die voordeliger zijn voor de betalingsdienstgebruiker dan die bedoeld in de eerste alinea. Indien de lidstaten dit doen, zijn die voorschriften van toepassing.

3. De betalingsdienstaanbieder stelt de betalingsdienstgebruiker op de hoogte van ten minste één ADR-entiteit die bevoegd is voor de behandeling van geschillen met betrekking tot de uit de titels II en III voortvloeiende rechten en plichten.

4. De betalingsdienstaanbieder stelt de in lid 3 bedoelde informatie op duidelijke, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke wijze ter beschikking op zijn website en op de respectieve mobiele applicatie, indien deze bestaan, in het bijkantoor en in de algemene voorwaarden van de tussen de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker gesloten overeenkomst. De betalingsdienstaanbieder geeft aan hoe er verdere informatie over de betrokken ADR-entiteit en over de voorwaarden voor de inschakeling ervan kan worden verkregen.


Artikel 95

ADR-procedures

1. De lidstaten stellen passende, onafhankelijke, onpartijdige, transparante en doeltreffende ADR-procedures vast voor de beslechting van geschillen tussen betalingsdienstgebruikers en betalingsdienstaanbieders met betrekking tot de rechten en verplichtingen uit hoofde van de titels II en III overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en nationale recht overeenkomstig de kwaliteitsvereisten van Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad66, waarbij in voorkomend geval wordt gebruikgemaakt van bestaande bevoegde instanties. ADR-procedures zijn van toepassing op betalingsdienstaanbieders.

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde organen werken doeltreffend samen bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot de uit titel II en titel III voortvloeiende rechten en plichten.

3. De lidstaten wijzen een bevoegde instantie aan om het kwaliteitsniveau van de ADR-entiteit of -entiteiten op hun grondgebied te accrediteren, te monitoren en bekend te maken voor de beslechting van geschillen betreffende rechten en verplichtingen uit hoofde van de titels II en III, overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2013/11/EU.

4. De in lid 3 bedoelde bevoegde instanties stellen de Commissie overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 2013/11/EU in kennis van de ADR-entiteit of -entiteiten op hun grondgebied met het oog op de beslechting van geschillen betreffende rechten en verplichtingen uit hoofde van de titels II en III.

5. De Commissie maakt een lijst van de ADR-entiteiten waarvan zij overeenkomstig lid 4 in kennis is gesteld, openbaar en werkt die lijst bij telkens wanneer wijzigingen worden meegedeeld.

Artikel 96

Administratieve sancties en administratieve maatregelen

1. Onverminderd de toezichtbevoegdheden van de krachtens Richtlijn (EU) XXX (PSD3) aangewezen bevoegde autoriteiten, overeenkomstig titel II, hoofdstuk 1, afdeling 3, van die richtlijn, en het recht van de lidstaten om strafrechtelijke sancties vast te stellen, stellen de lidstaten regels vast inzake administratieve sancties en administratieve maatregelen die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en zorgen zij ervoor dat deze worden toegepast. De administratieve sancties en administratieve maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

2. De lidstaten kunnen besluiten geen regels vast te stellen inzake administratieve sancties en administratieve maatregelen die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening waarvoor krachtens het nationale strafrecht sancties gelden. In dat geval stellen de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 103 in kennis van de relevante strafrechtelijke bepalingen en eventuele latere wijzigingen daarvan.

3. Indien de in lid 1 bedoelde nationale voorschriften van toepassing zijn op betalingsdienstaanbieders en andere rechtspersonen, zijn, in geval van inbreuken en onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, administratieve sancties en administratieve maatregelen van toepassing op de leden van het leidinggevend orgaan van die betalingsdienstaanbieders en rechtspersonen en op andere natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor een inbreuk op deze verordening.

4. De lidstaten kunnen overeenkomstig hun nationale recht regels vaststellen op grond waarvan hun bevoegde autoriteiten een onderzoek naar een vermeende inbreuk op deze verordening kunnen afsluiten na een schikkingsovereenkomst of een versnelde handhavingsprocedure.

De bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten om versnelde handhavingsprocedures af te wikkelen of te openen laat de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van lid 1 onverlet.


Artikel 97

Administratieve sancties en andere administratieve maatregelen voor specifieke inbreuken

1. Onverminderd artikel 96, lid 2, stellen de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen de in de leden 2 van dit artikel bedoelde administratieve sancties en andere administratieve maatregelen vast met betrekking tot de schending of omzeiling van de volgende bepalingen:

a) de in artikel 32 vastgestelde regels inzake de toegang tot bij een kredietinstelling aangehouden rekeningen;

b) de in titel III, hoofdstuk 3, vastgestelde regels voor beveiligde gegevenstoegang van hetzij rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, hetzij rekeninginformatiedienstaanbieders en betalingsinitiatiedienstaanbieders, onverminderd artikel 45;

c) de verplichting om fraudepreventiemechanismen te organiseren of uit te voeren, met inbegrip van sterke cliëntauthenticatie als bedoeld in de artikelen 85, 86 en 87;

d) de verplichting om te voldoen aan de transparantievereisten inzake vergoedingen door exploitanten van geldautomaten of andere distributeur van contanten, overeenkomstig artikel 20, punt c), ii);

e) het verzuim van betalingsdienstaanbieders om de in artikel 56, lid 2, artikel 57, lid 2, en artikel 59, lid 2, bedoelde periode voor de vergoeding van betalingsdienstgebruikers in acht te nemen.

2. In de in lid 1 bedoelde gevallen omvatten de toepasselijke administratieve sancties en administratieve maatregelen het volgende:

a) administratieve geldboeten;

i) in het geval van een rechtspersoon, een maximale administratieve geldboete van ten minste 10 % van de totale jaaromzet als omschreven in lid 3;

ii) in het geval van een natuurlijke persoon, maximale administratieve geldboeten van ten minste 5 000 000 EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, de overeenkomstige waarde in de nationale valuta op de datum van inwerkingtreding van deze verordening;

iii) een maximale administratieve geldboete van ten minste tweemaal het bedrag van de met de inbreuk behaalde winst, wanneer die winst kan worden bepaald.

b) een publieke verklaring waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden genoemd;

c) een bevel waarbij de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon wordt gelast de onrechtmatige gedraging te staken;

d) een tijdelijk verbod om een lid van het leidinggevend orgaan van de rechtspersoon of een andere natuurlijke persoon die voor de inbreuk aansprakelijk wordt gesteld, te beletten leidinggevende functies uit te oefenen.

3. De in lid 2, punt a), i), van dit artikel en in artikel 98, lid 1, van deze verordening bedoelde totale jaaromzet is gelijk aan de netto-omzet in de zin van artikel 2, punt 5, van Richtlijn 2013/34/EU volgens de jaarlijkse financiële overzichten die beschikbaar zijn op de laatste balansdatum, waarvoor de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van de rechtspersoon verantwoordelijk zijn.

Indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van een moederonderneming die overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2013/34/EU een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, is de relevante totale jaaromzet gelijk aan de netto-omzet of de inkomsten die overeenkomstig de desbetreffende standaarden voor jaarrekeningen moeten worden bepaald op basis van de geconsolideerde financiële overzichten van de uiteindelijke moederonderneming die beschikbaar zijn op de laatste balansdatum, waarvoor de leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend en toezichthoudend orgaan van de uiteindelijke onderneming verantwoordelijk zijn.

4. De lidstaten kunnen de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het nationale recht machtigen om naast de in lid 2 van dit artikel en artikel 98 bedoelde sancties andere soorten sancties en andere soorten sanctiebevoegdheden op te leggen met betrekking tot dwangsommen.


Artikel 98

Dwangsommen

1. De bevoegde autoriteiten hebben het recht dwangsommen op te leggen aan natuurlijke of rechtspersonen wegens niet-naleving van een overeenkomstig deze verordening vastgesteld besluit, bevel, voorlopige maatregel, verzoek, verplichting of andere maatregel.

De in de eerste alinea bedoelde dwangsom is doeltreffend en evenredig en bestaat uit een dagelijks bedrag dat moet worden betaald totdat de naleving is hersteld. Dwangsommen worden opgelegd voor een periode van ten hoogste zes maanden, te rekenen vanaf de datum die is vermeld in het besluit waarbij de dwangsommen worden opgelegd.

De bevoegde autoriteiten hebben het recht maximale dwangsommen op te leggen van ten minste:

a) 3 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het geval van een rechtspersoon;

b) 30 000 EUR in het geval van een natuurlijke persoon.

De gemiddelde dagelijkse omzet is de in artikel 97, lid 3, bedoelde totale jaaromzet, gedeeld door 365.

2. De lidstaten kunnen hogere geldboeten vaststellen dan die welke in lid 1 zijn vastgesteld.


Artikel 99

Elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van administratieve sancties en andere administratieve maatregelen

1. Bij het bepalen van de soort en omvang van de administratieve sancties of andere administratieve maatregelen houden de bevoegde autoriteiten rekening met alle relevante elementen en omstandigheden om evenredige sancties toe te passen, waaronder:

a) de ernst en de duur van de inbreuk;

b) de mate van aansprakelijkheid van de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon;

c) de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon, zoals deze bijvoorbeeld blijkt uit de totale jaaromzet van een rechtspersoon of het jaarinkomen van de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon;

d) de omvang van de door de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon behaalde winsten of vermeden verliezen, voor zover die zijn vast te stellen;

e) de verliezen die derden wegens de inbreuk hebben geleden, voor zover deze kunnen worden bepaald;

f) het nadeel dat voor de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon voortvloeit uit de cumulatie van strafrechtelijke en administratieve procedures en sancties voor dezelfde gedraging;

g) de gevolgen van de inbreuk voor de belangen van consumenten en andere betalingsdienstgebruikers;

h) alle daadwerkelijke of potentiële systemische negatieve gevolgen van de inbreuk;

i) de medeplichtigheid of deelname van meer dan een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan de inbreuk;

j) eerdere inbreuken die zijn gepleegd door de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;

k) de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon met de bevoegde autoriteit meewerkt;

l) corrigerende acties of maatregelen die door de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon worden genomen om herhaling ervan te voorkomen.

2. Bevoegde autoriteiten die gebruikmaken van schikkingsovereenkomsten of versnelde handhavingsprocedures overeenkomstig artikel 96, lid 4, passen de relevante administratieve sancties en administratieve maatregelen als bedoeld in de artikelen 96, 97 en 98 aan het betrokken geval aan om de evenredigheid ervan te waarborgen.

Artikel 100

Recht van beroep

1. Tegen de door de bevoegde autoriteiten uit hoofde van deze verordening genomen beslissingen kan beroep worden ingesteld bij de rechter.

2. Lid 1 is ook van toepassing in geval van nalatigheid.


Artikel 101

Bekendmaking van administratieve sancties en administratieve maatregelen

1. De bevoegde autoriteiten maken op hun website alle besluiten bekend waarbij een administratieve sanctie of administratieve maatregel wordt opgelegd aan natuurlijke en rechtspersonen wegens inbreuken op deze verordening en, indien van toepassing, alle schikkingsovereenkomsten. De bekendmaking omvat een korte beschrijving van de inbreuk, de opgelegde administratieve sanctie of andere administratieve maatregel of, in voorkomend geval, een verklaring over de schikkingsovereenkomst. De identiteit van de natuurlijke persoon op wie het besluit tot oplegging van een administratieve sanctie of administratieve maatregel van toepassing is, wordt niet bekendgemaakt.

De bevoegde autoriteiten maken het in de eerste alinea bedoelde besluit en de verklaring onmiddellijk bekend nadat de onder het besluit vallende rechtspersoon of natuurlijke persoon in kennis is gesteld van dat besluit of de schikkingsovereenkomst is ondertekend.

2. In afwijking van lid 1 kan de nationale bevoegde autoriteit, indien de bekendmaking van de identiteit of andere persoonsgegevens van natuurlijke personen door de nationale bevoegde autoriteit noodzakelijk wordt geacht om de stabiliteit van de financiële markten te beschermen of, met het oog op de doeltreffende handhaving van deze verordening, ook in het geval van publieke verklaringen als bedoeld in artikel 97, lid 2, punt b), of tijdelijke verboden als bedoeld in artikel 97, lid 2, punt d), ook de identiteit van de personen of persoonsgegevens bekendmaken, mits zij een dergelijk besluit rechtvaardigt en de bekendmaking beperkt blijft tot de persoonsgegevens die strikt noodzakelijk zijn om de stabiliteit van de financiële markten te beschermen of om de doeltreffende handhaving van deze verordening te waarborgen.

3. Indien tegen het besluit om een administratieve sanctie of een andere administratieve maatregel op te leggen, beroep kan worden ingesteld bij de betrokken rechterlijke of andere autoriteit, maken de bevoegde autoriteiten ook onverwijld op hun officiële website informatie bekend over het beroep en alle verdere informatie over de uitkomst van een dergelijk beroep, voor zover het rechtspersonen betreft. Indien het bestreden besluit betrekking heeft op een natuurlijke persoon en de afwijking uit hoofde van lid 2 niet wordt toegepast, maken de bevoegde autoriteiten de informatie over het beroep alleen in een geanonimiseerde versie bekend.

4. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle informatie die overeenkomstig dit artikel wordt bekendgemaakt, gedurende een periode van ten minste vijf jaar op hun officiële website blijft staan. Persoonsgegevens in de bekendmaking worden alleen op de officiële website van de bevoegde autoriteit bewaard indien uit een jaarlijkse evaluatie blijkt dat die gegevens nog steeds moeten worden bekendgemaakt om de stabiliteit van de financiële markten te beschermen of om de doeltreffende handhaving van deze verordening te waarborgen, en in ieder geval niet langer dan vijf jaar.

 


Artikel 102

Monitoring van procedures, sancties en maatregelen

1. De bevoegde autoriteiten rapporteren regelmatig aan de EBA op geanonimiseerde wijze en in geaggregeerde vorm:

a) de ingeleide, geschorste of beëindigde formele administratieve procedures die tot het opleggen van administratieve sancties hebben geleid;

b) de dwangsommen die overeenkomstig artikel 98 zijn opgelegd voor lopende inbreuken op deze verordening;

c) in voorkomend geval, de schikkingsovereenkomsten en versnelde handhavingsprocedures, en de uitkomst daarvan, ongeacht de bekendmaking ervan, overeenkomstig artikel 96, lid 4;

d) de strafrechtelijke procedures die leiden tot een veroordeling en daarmee verband houdende sancties waarvan de gerechtelijke autoriteiten overeenkomstig artikel 91, lid 4, punt a), melding hebben gemaakt;

e) de beroepen tegen besluiten tot oplegging van strafrechtelijke of administratieve sancties of administratieve maatregelen en de uitkomst van dergelijke beroepen.

2. Wanneer de bevoegde autoriteit een administratieve sanctie of een administratieve maatregel openbaar maakt, meldt zij deze gelijktijdig aan de EBA.

3. Binnen twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening en vervolgens om de twee jaar, dient de EBA bij de Commissie een verslag in over de toepassing van sancties door de bevoegde autoriteiten om de naleving van deze verordening te waarborgen.

Artikel 103

Kennisgeving van uitvoeringsmaatregelen

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in kennis van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij overeenkomstig dit hoofdstuk hebben vastgesteld, met inbegrip van alle relevante strafrechtelijke bepalingen. De lidstaten geven de Commissie onverwijld kennis van alle eventuele latere wijzigingen daarvan.


HOOFDSTUK 9

Productinterventiebevoegdheden van de EBA

Artikel 104

Tijdelijke interventiebevoegdheden van de EBA

1. Overeenkomstig artikel 9, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 kan de EBA, indien aan de voorwaarden van de leden 2 en 3 van dit artikel is voldaan, een bepaald type of een specifiek kenmerk van een betalingsdienst of -instrument of een elektronischgelddienst of -instrument in de Unie tijdelijk verbieden of beperken. Een verbod of beperking kan gelden in omstandigheden of gebonden zijn aan voorwaarden die door de EBA worden gespecificeerd.

2. De EBA neemt alleen een besluit op grond van lid 1 als aan alle hiernavolgende voorwaarden is voldaan:

a) de voorgestelde maatregel is gericht op een aanzienlijk aantal betalingsdienstgebruikers of gebruikers van elektronischgelddiensten of op een bedreiging voor de ordelijke werking van de markten voor betalingen of elektronisch geld en de integriteit van die markten of voor de stabiliteit van deze markten of een deel daarvan in de Unie;

b) de Unierechtelijke regelgevingsvereisten die van toepassing zijn op de betreffende betalingsdienst of elektronischgelddienst wenden de betrokken bedreiging niet af;

c) een bevoegde autoriteit heeft of bevoegde autoriteiten hebben geen maatregelen genomen om de bedreiging af te wenden of de maatregelen die zijn genomen wenden de bedreiging niet adequaat af.

Indien aan de voorwaarden van de eerste alinea wordt voldaan, kan de EBA het verbod of de beperking als bedoeld in lid 1 uit voorzorg opleggen voordat een betalingsdienst of een elektronischgelddienst aan betalingsdienstgebruikers is aangeboden of gedistribueerd.

3. Bij het nemen van maatregelen uit hoofde van dit artikel zorgt de EBA ervoor dat:

a) de maatregel geen nadelig effect heeft op de efficiëntie van de markt voor betalingen of elektronischgelddiensten of op aanbieders van betalingsdiensten of elektronischgelddiensten dat niet in verhouding staat tot de voordelen van de maatregel;

b) de maatregel niet het risico van reguleringsarbitrage oplevert; en

c) de maatregel is genomen na raadpleging van de relevante nationale bevoegde autoriteit.

4. Voordat zij besluit maatregelen te nemen op grond van dit artikel, stelt de EBA de bevoegde autoriteiten in kennis van de voorgenomen maatregel.

5. De EBA publiceert op haar website een kennisgeving van elk besluit tot het nemen van maatregelen op grond van dit artikel. De kennisgeving vermeldt de details van het verbod of de beperking en vermeldt een tijdstip na de bekendmaking van de kennisgeving met ingang waarvan de maatregelen van kracht worden, en zorgt er tevens voor dat kennisgevingen van dergelijke besluiten betreffende natuurlijke personen alleen in geanonimiseerde vorm worden gepubliceerd. Een verbod of beperking geldt alleen voor handelingen die zijn verricht na de inwerkingtreding van de maatregelen.

6. De EBA heroverweegt een verbod of beperking op grond van lid 1 na passende termijnen en ten minste elke drie maanden. Als het verbod of de beperking na die periode van drie maanden niet wordt verlengd, loopt het verbod of de beperking af.

7. Maatregelen die door de EBA worden genomen op grond van dit artikel krijgen voorrang boven eerdere maatregelen van een bevoegde autoriteit.

8. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 106 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de criteria en factoren waarmee de EBA rekening moet houden om te bepalen wanneer er sprake is van een significant aantal betalingsdienstgebruikers of elektronischgelddienstgebruikers dan wel van een bedreiging voor de ordelijke werking van de markten voor betalingen of elektronischgelddiensten, en van de integriteit van deze markten of van de stabiliteit van het geheel of een deel van deze markten in de Unie als bedoeld in lid 2, punt a).

Deze criteria en factoren omvatten:

a) de mate van complexiteit van een betalingsdienst of een betaalinstrument of een elektronischgelddienst of -instrument en de relatie met het soort gebruikers, met inbegrip van consumenten, aan wie zij worden aangeboden;

b) de mate van risicogevoeligheid, voor consumenten, van een betalingsdienst of een betaalinstrument of een elektronischgelddienst of -instrument;

c) het mogelijke gebruik door fraudeurs van de betalingsdienst of het betaalinstrument of de elektronischgelddienst of het elektronischgeldinstrument;

d) de omvang of de mate van gebruik van de betalingsdienst of het betaalinstrument of de elektronischgelddienst of het elektronischgeldinstrument;

e) de mate van innovatie van een betalingsdienst of een betaalinstrument of een elektronischgelddienst of -instrument.


TITEL IV

GEDELEGEERDE HANDELINGEN

Artikel 105

Gedelegeerde handelingen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 106 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening te wijzigen door de in artikel 58, lid 1, bedoelde bedragen bij te werken.

Artikel 106

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 105 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie voor onbepaalde tijd toegekend met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

3. De in artikel 105 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door de lidstaten aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 105 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. De termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.


TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 107

Gunstigere terugbetalingsrechten en strengere fraudepreventiemaatregelen

1. De lidstaten of betalingsdienstaanbieders kunnen betalingsdienstgebruikers gunstigere terugbetalingsrechten toekennen met betrekking tot toegestane overmakingen als bedoeld in de artikelen 57 en 59 en voorzien in strengere fraudepreventiemaatregelen die verder gaan dan die welke in artikel 83, lid 1, en artikel 84 zijn vastgesteld.

2. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in kennis van de bepalingen die zij krachtens lid 1 hebben vastgesteld. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen.


Artikel 108

Evaluatieclausule

1. Uiterlijk vijf jaar na de datum van toepassing van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, de ECB en het Europees Economisch en Sociaal Comité een rapport in over de toepassing en het effect van deze verordening, en met name over:

a) de geschiktheid van de regels inzake toegang tot betaalrekeninggegevens, inzake de zakelijke activiteiten van rekeninginformatiediensten en betalingsinitiatiediensten en het effect van die regels op de mededinging en het gebruik van open bankieren, en meer bepaald de geschiktheid van de regels inzake speciale interfaces en de respectieve afwijkingen daarvan overeenkomstig de artikelen 38 en 39 en het effect van die regels op de mededinging en het gebruik van open bankieren;

b) het effect van de regels op het ontbreken van verplichte contractuele regelingen en vergoedingen voor de toegang door rekeninginformatie- en betalingsinitiatiedienstaanbieders tot interfaces als bedoeld in artikel 34;

c) de geschiktheid en het effect van de regels voor de kosten, met inbegrip van de in artikel 28 vervatte regels inzake toeslagen;

d) de geschiktheid van de regels inzake preventie van en rechtsmiddelen bij fraude en het effect van die regels op zowel niet-toegestane als toegestane transacties.

De Commissie dient, in voorkomend geval, samen met haar verslag een wetgevingsvoorstel in.

2. De Commissie dient uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] bij het Europees Parlement, de Raad, de ECB en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over het toepassingsgebied van deze verordening, met name met betrekking tot betalingssystemen, betalingsregelingen en technischedienstaanbieders. De Commissie dient, in voorkomend geval, samen met dat verslag een wetgevingsvoorstel in.

Artikel 109

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1093/2010

Verordening (EU) nr. 1093/2010 wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 1, lid 2, wordt de eerste volzin vervangen door:

“De Autoriteit handelt overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/87/EG, Richtlijn 2008/48/EG (1), Richtlijn 2009/110/EG, Verordening (EU) nr. 575/2013 (2), Richtlijn 2013/36/EU (3), Richtlijn 2014/49/EU (4), Richtlijn 2014/92/EU (5), Richtlijn (EU) [...] (PSD3), Verordening (EU) [...] (PSR) van het Europees Parlement en de Raad, voor zover deze handelingen van toepassing zijn op kredietinstellingen en financiële instellingen alsook op de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, binnen de relevante onderdelen van Richtlijn 2002/65/EG, met inbegrip van alle op deze handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten en alle andere juridisch bindende handelingen van de Unie die taken aan de Autoriteit toewijzen.”;

2. Artikel 4, punt 2, wordt als volgt gewijzigd:

a) punt i) wordt vervangen door:

“bevoegde autoriteiten of toezichthoudende autoriteiten binnen het toepassingsgebied van de in artikel 1, lid 2, bedoelde sectorale handelingen, met inbegrip van de Europese Centrale Bank met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met de haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 opgedragen taken;”

b) de punten iii), vi), vii) en viii) worden geschrapt.


Artikel 110
Wijziging van Verordening (EU) nr. 2017/2394

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2017/2394 wordt het volgende punt toegevoegd:

“29. Verordening (EU) xxxx van het Europees Parlement en de Raad van xxxx betreffende betalingsdiensten in de interne markt en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010.”.

Artikel 111

Concordantietabel

Verwijzingen naar Richtlijn (EU) 2015/2366 en Richtlijn 2009/110/EG gelden als verwijzingen naar Richtlijn (EU) (PSD3) of naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 112

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [PB: gelieve de datum in te voegen = 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

De artikelen 50 en 57 zijn evenwel van toepassing met ingang van [PB: gelieve de datum in te voegen = 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.